direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Bestemmingsplan Zwiggelte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.054302-VG01

Artikel 5 Bedrijf

 

5. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de catego­rieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplich­tige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

b.    het wonen ten dienste van de in sub a. genoemde functie;

met daaraan ondergeschikt

c.    groenvoorzieningen;

d.    infrastructurele voorzieningen;

e.    nutsvoorzieningen;

f.     waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

g.    tuinen, erven en terreinen;

h.    gebouwen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

5. 2.       Bouwregels

5. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende re­gels:

a.    de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden ge­bouwd;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.

5. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebou­wen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 80% van het oppervlak van de bedrijfswoning bedragen;

b.    de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouwd of aangebouwde overkapping naast de bedrijfswoning zal ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning bedragen, met een maximum van 7,50 m. Indien de bedrijfswoning in de voorgevel smaller is dan 7,00 m zal de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping ten hoogste 3,50 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van platte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 3,30 m bedragen dan wel ten hoogste de goothoogte van de bedrijfswoning;


e.    de bouwhoogte van aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 7,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;

f.     de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

g.    de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 7,00 m bedragen;

h.    een erker mag de bouwgrens / het bouwvlak of de voorgevelrooilijn overschrijden, mits:

-       de afstand van de erker tot de perceelgrens ten minste 3,50 m bedraagt;

i.      de breedte van een erker zal, buitenwerks gemeten, ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van de bedrijfswoning waarin de erker geplaatst wordt bedragen;

j.      de diepte van een erker zal, buitenwerks gemeten, ten hoogste 1,50 m bedragen;

k.    de bouwhoogte van een erker zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

l.      aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op de zijdelingse perceelgrens, dan wel op een afstand van ten minste 1,00 m hiervan te worden gebouwd;

m.   aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 1,00 achter het verlengde van de voorgevel en bij hoekwoningen bovendien op een afstand van ten minste 1,00 m achter het verlengde van de voorgevel van het naastliggende perceel, tenzij in het bestemmingsplan anders is aangegeven;

n.    bij vrijstaande bedrijfswoningen dienen de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zodanig te worden geplaatst dat aan één zijde een vrije strook overblijft met een breedte van ten minste 2,70, gerekend vanaf de zijdelingse perceelgrens.

5. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 7,00 m be­dragen;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoog­ste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.


5. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangren­zende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetin­gen van de bebouwing.

5. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, en de verkeersveiligheid ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 5.2.1. sub a., en toestaan dat een gebouw buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte van het gebouw buiten het bouwvlak ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak be­draagt;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet ho­ger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens­waarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

5. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

-       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2 onder de catego­rieën 1 en 2.

5. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

5. 6. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 5.4. en toestaan dat tevens bedrijven wor­den gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:

1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de be­drijven die wel zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2, of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval fei­telijke een lagere milieucategorie kunnen hebben;

2.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle in­richtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.