direct naar inhoud van Artikel 10 Natuur
Plan: Kern Slenaken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.BPLKOM08000-VG01

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. extensief recreatief medegebruik.Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 1.50 m mag bedragen.
10.3 Nadere eisen
10.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • b. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek.
10.3.2

De in artikel 10.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de aanleg van bouwwerken met het oog op natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken noodzakelijk met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut of observatiepost, en andere bouwwerken ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande, dat:

  • a. de hoogte ten hoogste 4.00 m mag bedragen.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. parkeerterrein;
  • c. sport- en wedstrijdterrein, ligplaats, speelweide, paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;
  • d. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • f. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. het winnen van bosstrooisel en mos;
  • h. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen en voorzover het bestaande openbare wegen en paden betreft;
  • i. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het opslaan van mest(stoffen);
  • l. het opslaan van hooi- en strobalen;
  • m. het oprichten van boogkassen, hagelnetten en teeltondersteunende voorzieningen;
  • n. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • o. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschroeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • f. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
  • g. het bebossen van gronden ten behoeve van de houtproductie;
  • h. het verrichten van exploratieboringen ten behoeve van de winning van de delfstoffen olie en gas;
  • i. het bemalen, draineren van gronden en het winnen van water of anderszins verlegen van de grondwaterstand.
10.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 10.6.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend vanuit de Natuurbeschermingswet;
  • f. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van een Beheerplan Natura 2000.
10.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 10.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Wijziging in de bestemming 'Water'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water - Primair water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, mits:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
10.7.2 Procedure

Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de procedure als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.