direct naar inhoud van Artikel 15 Maatschappelijk
Plan: kern Wijlre
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.BPLKOM02000-VG01

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke doeleinden van:

  • a. culturele aard;
  • b. educatieve aard;
  • c. sociaal-medische aard;
  • d. religieuze aard,
  • e. en voor evenementen.

en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit 34.2.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de tot 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 15.2.2 en 15.2.3.

15.2.2 Regeling bouwvlak

Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  • d. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
15.2.3 Overige regels

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 4.00 m bedragen, met uitzondering van:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen en
  • b. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken welke ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
15.3 Nadere eisen
15.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
15.3.2

De onder 15.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeernorm zoals bepaald in artikel 34.3;
  • d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
15.4 Ontheffing van de bouwregels
15.4.1 Ontheffing voor kunstwerken, kunstobjecten en speelvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels met betrekking tot de bebouwing ten behoeve van de oprichting van kunstwerken, kunstobjecten en speelvoorzieningen, mits:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen met een maximum oppervlakte van 10 m² per object;
  • b. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • c. de hoogte van een bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,25 meter uitgezonderd speelvoorzieningen waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 4,5 meter.
15.4.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 33.1gegeven procedure.

15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan gebruik van de grond anders dan voor en/of als:

  • a. parkeren;
  • b. groen en/of tuin;
  • c. opslag, overeenkomstig het toegelaten gebruik;
  • d. evenementen onder de voorwaarden dat:
    • 1. een evenement niet langer duurt dan 2 weken;
    • 2. een evenement niet vaker dan 6 maal per kalenderjaar plaatsvindt;
    • 3. een evenement dat vaker in het jaar plaatsvindt, in totaal niet langer dan 30 dagen duurt;
    • 4. de opbouw en afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van in totaal niet meer dan 30 dagen zoals bepaald onder punt 3;
    • 5. het evenement niet tot gevolg heeft dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor toegestane gebruik zoals bepaald onder 15.1 sub. a t/m d.
15.5.2 Gebruik van de bebouwing

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van bebouwing voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detail- en/of groothandel;
  • c. recreatie;
  • d. horeca;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.