direct naar inhoud van Artikel 20 Wonen – 3
Plan: Kern Gulpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.BPLKOM01000-VG01

Artikel 20 Wonen – 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van standplaatsen voor woonwagens of vrijstaande woningen (chalets),
  • b. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de tot 'Wonen – 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend:

  • a. woonwagens worden geplaatst;
  • b. vrijstaande woningen (chalets) worden gebouwd;
  • c. bijgebouwen worden gebouwd,
  • d. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 20.2.2 tot en met 20.2.3.

20.2.2 Regeling bouwvlak

Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. woonwagens dan wel woningen voor zover het betreft verplaatsbare, niet aan de grond verankerde bouw worden binnen het bouwvlak geplaatst/gebouwd;
  • b. in het bouwvlak zijn maximaal 7 woonwagens/woningen toegestaan;
  • c. het oppervlak van een woonwagen/woning bedraagt maximaal 105 m². Bij de berekening van het oppervlak worden bestaande, buiten het bouwvlak gelegen delen van de woonwagen meegeteld;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,50 m.
20.2.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 45 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 m.
20.3 Nadere eisen
20.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
20.3.2

De onder 20.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeernorm zoals bepaald in artikel 35.3;
  • d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond:

  • a. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en kampeermiddelen, anders dan de op de standplaats toelaatbare woonwagen/woning;
  • b. voor het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • c. voor het crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • d. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. voor opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, afval of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, dan wel al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen of producten.

20.4.2 Gebruik van de opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. afzonderlijke bewoning, indien het een vrijstaande bijgebouw betreft;
  • b. beroeps-, bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte waaronder begrepen de opslag van vuurwerk;
  • c. detailhandels-, groothandels- en andere handelsdoeleinden, alsmede horecadoeleinden.