direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen – 2
Plan: Kern Gulpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.BPLKOM01000-VG01

Artikel 19 Wonen – 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen, mantelzorg en agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis mits geen sprake is van een zodanig gebruik dat bij uitbreiding van het aantal woningen:
    • 1. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen in het geding komen;
    • 2. een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
    • 3. er verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
    • 4. er een negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.

waarbij monumentale en karakteristieke gebouwen mede gebruikt mogen worden voor:

  • b. verblijfsrecreatieve doeleinden onder de voorwaarde dat op het bouwperceel onverkort een woning aanwezig is;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wellness;
  • d. culturele, educatieve en sociale doeleinden;

en bij het medegebruik qua aard of omvang in overwegende mate geen sprake mag zijn van zodanig gebruik dat:

    • 1. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen in het geding komen;
    • 2. een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
    • 3. er een verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
    • 4. de parkeernomen zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (d.d. 16-12-2008) in het geding komen;
    • 5. er negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op de tot 'Wonen – 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 19.2.2 tot en met 19.2.4.

19.2.2 Regeling bouwvlak

Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitgezonderd ter plaatse van de monumentale of karakteristieke gebouwen;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. de voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
  • e. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • f. de hoogte van iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
  • g. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt.
19.2.3 Regeling bijgebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen eveneens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. bij vrijstaande woningen dient één zijerf onbebouwd te blijven;
  • c. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
  • e. het oppervlakte aan bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
19.2.4 Overige regels
  • a. Binnen het bestemmingsvlak mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2.60 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
19.3 Nadere eisen
19.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
19.3.2

De onder 19.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeernorm zoals bepaald in artikel 35.3;
  • d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan gebruik van de grond anders dan voor en/of als:

  • a. parkeren;
  • b. groen en/of tuin;
  • c. opslag, overeenkomstig het toegelaten gebruik.
19.4.2 Gebruik van de bebouwing

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van bebouwing voor en/of als:

  • a. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, behoudens voor mantelzorg waarbij geen zelfstandige woning mag ontstaan;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, behoudens voor aan-huis-gebonden beroepen, waarbij:
    • 1. maximaal 100 m² bebouwd oppervlak gebuikt wordt als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte;
    • 2. door dit gebruik de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    • 3. dit gebruik geen ernstige of onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 4. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 5. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, ander dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik
  • c. detail- en/of groothandel;
  • d. dagrecreatie;
  • e. verblijfsrecreatie, behoudens in monumentale en karakteristieke gebouwen;
  • f. horeca, anders dan van ondergeschikte betekenis aan de verblijfsrecreatieve functie;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
19.5 Ontheffing van de gebruiksregels
19.5.1 Toestaan consumentverzorgende en/of ambachtelijke doeleinden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.4.2, ten behoeve van de uitoefening van consumentverzorgende en/of ambachtelijke doeleinden, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. deze doeleinden geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. vaststaat dat de doeleinden een kleinschalig karakter hebben en die ter plaatse zullen behouden;
  • d. de doeleinden naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreffen;
  • e. de doeleinden de woonfunctie ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de doeleinden in de woning uitoefent, tevens de gebruiker van de woning is;
  • f. op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 35.3;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van een beperkte verkoop in het klein in verband met de bedrijfsmatige activiteit in of bij de woning,

met dien verstande, dat:

  • 1. ten hoogste 100 m² van de bebouwing voor consumentverzorgende en/of ambachtelijke doeleinden mag worden gebruikt.
19.5.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 34.1 gegeven procedure.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Wijziging realisatie nieuwe woning in een monumentaal of karakteristiek bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen het gebruik wijzigen en in monumentale of karakteristieke bijgebouwen een nieuwe (zelfstandige) woning toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woning wordt gerealiseerd binnen het bestaande bijgebouw dat aangemerkt is als monument of karakteristieke bebouwing;
  • b. geen (gedeeltelijke) sloop van monumentale en/of karakteristieke bebouwing plaatsvindt;
  • c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen niet in het geding komen;
  • d. een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
  • e. het bestaande oppervlakte aan bijgebouwen niet mag toenemen;
  • f. geen verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
  • i. zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde onder 19.2 van deze regels.
19.6.2 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de procedure zoals vervat in artikel 3.9a Wro.