9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-groepsaccommodatie';
-
b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
-
c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van kamperen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
-
d. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepskamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen';
-
e. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een vakantiepark ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – vakantiepark';
-
f. dagrecreatie;
-
g. horeca, ondergeschikt en inherent aan de verblijfsrecreatieve functie;
-
h. wonen in bedrijfswoningen,
en de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 30.2.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de tot ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. gebouwen, geen woning zijnde ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik waarbij geldt dat:
-
1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-groepsaccommodatie' gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van het verblijf van groepen;
-
2. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is maximaal één vakantiewoning toegestaan tenzij:
- bestaand reeds meerdere recreatiewoningen aanwezig zijn, of;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn maximaal het aantal recreatiewoningen toegestaan zoals aangeduid;
-
3. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van recreatie – vakantiepark' gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van recreatiewoningen en recreatieve voorzieningen;
-
b. één bedrijfswoning per bouwperceel uitsluitend daar waar deze in de bestaande situatie aanwezig is of maximaal het aantal bedrijfswoningen zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
-
c. bijgebouwen;
-
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 9.2.2 tot en met 9.2.4.
9.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'
Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
-
a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
-
c. de voorgevel van hoofdgebouwen zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
-
d. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd;
-
e. iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
-
f. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
-
g. de oppervlakte van gebouwen in gebruik voor horeca dient ondergeschikt te zijn aan de oppervlakte van gebouwen met een verblijfsrecreatieve functie;
-
h. een bedrijfswoning voldoet aan het bepaalde in artikel 12.2.
9.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gebouwd worden;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
c. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
-
d. het oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de woning behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
9.2.4 Overige regels
Voor het overige geldt de volgende regels:
-
a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 4.00 m bedragen. met uitzondering van:
-
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
-
2. de hoogte van palen, masten en verlichting, welke ten hoogste 10.00 m mag bedragen.
-
b. er dient in voldoende mate op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
-
a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
-
b. detail- en/of groothandel;
-
c. kantoren;
-
d. dienstverlening;
-
e. groepsaccommodatie, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
-
f. recreatiewoningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
-
g. kampeerterrein, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen', toegelaten krachtens artikel 9.5.2;
-
h. camping;
-
i. bungalowpark, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding vakantiepark;
-
j. horeca, anders dan van ondergeschikte betekenis;
-
k. permanente bewoning, behoudens in een bedrijfswoning;
-
l. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
9.5.2 Kamperen
Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen de gronden gebruikt worden voor kamperen, met dien verstande dat:
-
a. kampeermiddelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
-
b. maximaal 15 kampeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
-
c. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november;
-
d. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
e. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
-
f. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein voldaan wordt aan de parkeerbehoefte.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen' mogen de gronden gebruikt worden voor kamperen in groepsverband, met dien verstande dat:
-
a. kampeermiddelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen' mogen worden opgericht;
-
b. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november;
-
c. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
d. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
-
e. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein voldaan wordt aan de parkeerbehoefte.