direct naar inhoud van Artikel 9 Recreatie-Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied reparatie 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.BPLBUI01002-VG01

Artikel 9 Recreatie-Verblijfsrecreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-groepsaccommodatie';
  • b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van kamperen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • d. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van groepskamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen';
  • e. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een vakantiepark ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – vakantiepark';
  • f. dagrecreatie;
  • g. horeca, ondergeschikt en inherent aan de verblijfsrecreatieve functie;
  • h. wonen in bedrijfswoningen,

en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 30.2.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de tot ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-groepsaccommodatie' gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van het verblijf van groepen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is maximaal één vakantiewoning toegestaan tenzij:
      • bestaand reeds meerdere recreatiewoningen aanwezig zijn, of;
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn maximaal het aantal recreatiewoningen toegestaan zoals aangeduid;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van recreatie – vakantiepark' gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van recreatiewoningen en recreatieve voorzieningen;
  • b. één bedrijfswoning per bouwperceel uitsluitend daar waar deze in de bestaande situatie aanwezig is of maximaal het aantal bedrijfswoningen zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;

met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 9.2.2 tot en met 9.2.4.

9.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • c. de voorgevel van hoofdgebouwen zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
  • d. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • e. iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
  • f. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • g. de oppervlakte van gebouwen in gebruik voor horeca dient ondergeschikt te zijn aan de oppervlakte van gebouwen met een verblijfsrecreatieve functie;
  • h. een bedrijfswoning voldoet aan het bepaalde in artikel 12.2.
9.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gebouwd worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
  • d. het oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de woning behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
9.2.4 Overige regels

Voor het overige geldt de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 4.00 m bedragen. met uitzondering van:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van palen, masten en verlichting, welke ten hoogste 10.00 m mag bedragen.
  • b. er dient in voldoende mate op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
9.3 Nadere eisen
9.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

waarbij regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu in acht dienen te worden genomen.

9.3.2

De onder 9.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeerbehoefte;
  • d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het inpandig realiseren van extra recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder a lid 2 en meer recreatiewoningen toestaan, mits:

  • a. er sprake is van inpandig bouwen i.c. de recreatiewoningen zijn gelegen binnen de bestaande bebouwing;
  • b. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen onevenredige aantasting van het straatbeeld met zich meebrengt;
  • c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen niet in het geding komen;
  • d. geen onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
  • e. er geen verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
  • f. er geen negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detail- en/of groothandel;
  • c. kantoren;
  • d. dienstverlening;
  • e. groepsaccommodatie, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • f. recreatiewoningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • g. kampeerterrein, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen', toegelaten krachtens artikel 9.5.2;
  • h. camping;
  • i. bungalowpark, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding vakantiepark;
  • j. horeca, anders dan van ondergeschikte betekenis;
  • k. permanente bewoning, behoudens in een bedrijfswoning;
  • l. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
9.5.2 Kamperen

Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen de gronden gebruikt worden voor kamperen, met dien verstande dat:

  • a. kampeermiddelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
  • b. maximaal 15 kampeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
  • c. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november;
  • d. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • e. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
  • f. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein voldaan wordt aan de parkeerbehoefte.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen' mogen de gronden gebruikt worden voor kamperen in groepsverband, met dien verstande dat:

  • a. kampeermiddelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepskamperen' mogen worden opgericht;
  • b. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november;
  • c. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • d. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
  • e. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein voldaan wordt aan de parkeerbehoefte.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijziging in de bestemming Wonen-2

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2', mits:

  • a. de toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. het karakteristieke of monumentale bebouwing betreft;
  • c. er een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt waarbij de initiatiefnemer bij wijziging aan moet tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfuncties. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • d. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  • e. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • f. er sprake is van inpandig bouwen i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
  • g. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
  • h. de effecten op de omgeving, het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
  • i. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • j. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);

met dien verstande, dat:

  • 5. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
  • 6. de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;
  • 7. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, met uitzondering van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
  • 8. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13 van deze regels.
9.6.2 Procedure wijziging

Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de procedure als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.