direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Buitengebied Bladel 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPG0001buitengeb-VAST

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden – Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij, een intensieve veehouderij;
  • d. op de gronden die gekoppeld zijn door middel van een relatieteken, is één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • e. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding bebouwingsconcentratie, een bebouwingsconcentratie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding beschermingszone natte natuur, een beschermingszone natte natuur;
  • h. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied, extensiveringsgebied;
  • i. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied, verwevingsgebied;
  • j. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - informatiecentrum/opslag voor natuurbeheer, een informatiecentrum/opslag voor natuurbeheer;
  • k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - woonboerderij, een woonboerderij;
  • l. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 100 m2;
  • m. tuinen direct grenzend aan het bouwvlak wonen tot maximaal 30 meter rondom het bouwvlak;
  • n. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • o. agrarisch natuurbeheer;
  • p. bestaande legale nevenactiviteiten;

met daaraan ondergeschikte:

  • q. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding beekdalsysteem zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met uitzondering van bebouwing binnen het bouwvlak.

5.2.1 Buiten bouwvlak

Hoge tunnels, lage tunnels en/of andere teeltvoorzieningen, mits:

  • a. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden);
  • b. op de gronden geen aanlegvergunning is vereist voor teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale hoogte 12 meter, met uitzondering van het gestelde onder b;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - informatiecentrum/opslag voor natuurbeheer geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale hoogte van 6,5 meter;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding glastuinbouw mogen er binnen het bouwvlak kassen worden opgericht;
  • e. binnen het bouwvlak mogen teeltondersteunende kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximum van 1000 m2,
  • f. de maximale goothoogte van kassen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter ter plaatse van de aanduiding glastuinbouw;
  • g. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

5.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • d. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter en de maximale hoogte 5,5 meter;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
  • a. de maximale hoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
  • b. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de maximale hoogte van een toren-/voedersilo's bedraagt 15 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

5.4.1 Vergroten bedrijfswoning

De bestaande bedrijfswoning mag worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving zoals bijvoorbeeld sloop van overtollige bebouwing of een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 850 m3 bedragen exclusief onderkeldering;
  • d. de maximale goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter en de hoogte 10 meter.

5.4.2 Oprichten bedrijfswoning

Het oprichten van een eerste of tweede bedrijfswoning is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning vanuit een doelmatige bedrijfsvoering in verband met toezicht moet aanwezig zijn;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
  • c. bij het oprichten van een tweede bedrijfswoning dient er sprake te zijn van een noodzaak voor permanent toezicht door twee bedrijfshoofden;
  • d. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden op grond van de wet geluidhinder;
  • e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB;
  • f. de bouwregels in artikel 5.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van de verkoop van streekeigen producten zoals bepaald in 5.1 sub j;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen
  • f. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • g. wonen in bijgebouwen;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • i. het oprichten van paardenbakken buiten het bouwvlak;
  • j. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid.

5.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

5.6.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw
  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • c. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    1. kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen in de vorm van:
      • een groepsaccommodatie tot maximaal 400 m2;
      • verblijfsrecreatie tot maximaal 25 kampeermiddelen, waarvan maximaal 5 trekkershutten, op maximaal 1 hectare aansluitend aan het bouwvlak;
      • kleinschalig logeren in bijgebouwen waarbinnen in totaal maximaal 5 kamers mogen worden ingericht voor maximaal 10 personen;
      • dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen tot maximaal 400 m²;

2. statische opslag tot maximaal 1000 m2;
3. caravanstalling tot maximaal 1000 m2;
4. kleinschalige horeca voor recreatieve doeleinden tot een maximum van 100 m2;
5. ambachtelijke be- en verwerking van eigen agrarische producten (bijvoorbeeld kaasmakerij,
imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij, wassen en/of snijden van groenten) tot een
maximum van 400 m2;

  • d. de hierboven genoemde nevenactiviteiten en verbrede landbouw zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;
  • e. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw, nevenactiviteiten dan wel een aan huis gebonden beroepen het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer mag gaan bedragen dan 1000 m²;
  • f. de bovenstaande nevenactiviteiten en verbrede landbouw mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • g. de agrarische functie van in de nabijheid gelegen, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • h. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • i. het parkeren dient binnen het desbetreffende bouwvlak plaats te vinden;
  • j. er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • k. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast.

5.6.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Huisvesting in woonunits indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
    • 3. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 4. de huisvesting vindt plaats in een of meer woonunits, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 30 m2 bedraagt;
    • 5. de hoogte van een woonunit bedraagt maximaal 3 meter;
    • 6. de woonunits worden geplaatst binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 7. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 8. de woonunits worden telkens na tijdelijk gebruik verwijderd;
    • 9. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf mag niet meer dan 6 m2 per persoon bedragen;
  • b. Huisvesting in stacaravans indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 4. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
    • 5. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 6. de huisvesting vindt plaats in een of meer stacaravans, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m2;
    • 7. de hoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 8. stacaravans worden geplaatst binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 9. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 10. de stacaravans worden telkens na het tijdelijke gebruik verwijderd;
    • 11. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf mag niet meer dan 6 m2 per persoon bedragen;
  • c. Huisvesting in bedrijfsgebouw indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
    • 4. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 5. de huisvesting vindt plaats in een bestaande of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf mag niet meer dan 6 m2 per persoon bedragen;
    • 6. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden.

5.6.3 Bewoning als afhankelijke woonruimte

Bewoning als afhankelijke woonruimte is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de ontheffing te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

5.7 Aanlegvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een aanlegvergunning verlenen, met uitzondering van werken en/of werkzaamheden waarvoor reeds een ontheffing van de Keur is verleend, met dien verstande dat voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak, het verharden van minder dan 100 m² buiten het bouwvlak of het aanleggen van kavelpaden met een maximale breedte van 3 meter buiten het bouwvlak geen aanlegvergunning nodig is:

5.7.1 Beschermingszone natte natuur
  • a. afgraven, ophogen, vergraven;
  • b. aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. rooien beplanting, opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt groter dan 1,5 meter, veranderen perceelsindeling, verharden oppervlak tot 100 m²;
  • d. aanleg teeltondersteunende voorzieningen, aanleg leidingen.

5.8 Wijzigingsbevoegdheden
5.8.1 Vormverandering ten behoeve van een grondgebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een grondgebonden bedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • e. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

5.8.2 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een grondgebonden bedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,5 ha;
  • c. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

5.8.3 Vormverandering ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij, te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • e. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

5.8.4 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij, te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot 1,25 x de bestaande omvang;
  • c. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

5.8.5 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een intensieve veehouderij, te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • e. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de gronden niet zijn gelegen binnen de nadere aanduiding reconstructiewetzone – extensiveringsgebied;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

5.8.6 Vergroting bouwvlak ten behoeve van dierwelzijn bij een intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak te vergroten ten behoeve van dierwelzijn bij een intensieve veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te worden aangetoond dat:
    • 1. de noodzaak tot uitbreiding rechtstreeks te herleiden is tot het motief van dierenwelzijn;
    • 2. het aantal dierplaatsen niet wordt vergroot;
    • 3. huisvesting van de dieren elders binnen gebouwen of uitbreiding van gebouwen binnen het bouwvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • c. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

5.8.7 Omschakeling van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar Agrarisch – Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een vrijkomend agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik zich beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Bij gebleken noodzaak kan de voormalige agrarische bedrijfslocatie worden uitgebreid tot een maximum van 1,5 hectare;
  • b. paardenbakken moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. maximaal 1 rijhal met een oppervlakte van maximaal 1000 m2;
  • d. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
  • e. de omschakeling milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistoristorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

5.8.8 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden ten behoeve van Wonen en woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen en het splitsen in twee wooneenheden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. indien op het perceel is aangegeven dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan, is een extra woning niet toegestaan;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • e. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • f. er dient een legale bedrijfswoning aanwezig te zijn. Deze woning wordt bestemd als 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
    • 2. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. ten aanzien van de splitsing geldt dat uitsluitend langgevelboerderijen gesplitst mogen worden;
    • 4. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
    • 5. de inhoud van beide woningen bedraagt na splitsing elk ten minste 350 m3;
    • 6. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistoristorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4;
  • g. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt.
    • 2. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m²;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 4. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de ontheffing en bouwvergunning worden verbonden;
  • h. er geen milieuhygiënische bezwaren optreden;
  • i. de wijziging is niet mogelijk voor gronden gelegen binnen een als duurzaam aan te merken locatie binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

5.8.9 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van een bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende typen bedrijven:
    • 1. agrarische loonwerkbedrijven tot een maximale oppervlakte van 1250 m2;
    • 2. agrarisch verwante bedrijven tot een maximale oppervlakte van 400 m2;
  • b. de gronden binnen de aanduiding bebouwingsconcentratie mogen ook worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m2;
    • 2. kleinschalige ambachtelijke bedrijven welke milieuhygiënisch aanvaardbaar is tot een maximale oppervlakte van 400 m2;
  • c. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • e. de agrarische bedrijfsgebouwen met een oppervlakte die groter is dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • g. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • h. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • i. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de bedrijven niet mee hebben gedaan met de RBV-regeling of indien gebruik is gemaakt van de Ruimte-voor-Ruimte regeling;
  • l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • m. de gronden niet zijn gelegen op een duurzame locatie binnen de nadere aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied.