direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij
Plan: Buitengebied Bladel 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPG0001buitengeb-VAST

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch - Paardenhouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een mensgerichte paardenhouderij, met daaraan ondergeschikt als nevenactiviteit het fokken en/of africhten van paarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding bebouwingsconcentratie, een bebouwingsconcentratie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied, extensiveringsgebied;
  • d. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied, verwevingsgebied;
  • e. rijbakken binnen het bouwvlak;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. recreatief medegebruik;
  • g. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 100 m2;
  • h. incidentele evenementen;

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. infrastructurele voorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.

4.2.1 Bedrijfswoning
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte en bouwhoogte mag maximaal 5,5 meter respectievelijk 10 meter bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • e. de maximale goot- respectievelijk nokhoogte bedraagt maximaal 3 meter respectievelijk 5,5 meter voor bijgebouwen;
  • f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen moet ten minste 5 meter bedragen;
  • g. bijgebouwen moeten worden opgericht op een afstand van ten minste 5 meter achter de gevellijn;
  • h. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de goot- en nokhoogte van de bedrijfsgebouwen mogen respectievelijk ten hoogste 7 meter en 12 meter bedragen;
  • b. de maximale oppervlakte van een rijhal bedraagt 1000 m²;
  • c. de maximale goothoogte van kassen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter ter plaatse van de aanduiding glastuinbouw;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen moet ten minste 5 meter bedragen;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
  • b. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

4.4.1 Vergroten bedrijfswoning

De bestaande bedrijfswoning mag worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving zoals bijvoorbeeld sloop van overtollige bebouwing of een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 850 m3 bedragen exclusief onderkeldering;
  • d. de maximale goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter en de hoogte 10 meter.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van de verkoop van streekeigen producten zoals bepaald in 4.1 sub i;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. wonen in bijgebouwen;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • i. het oprichten van paardenbakken buiten het bouwvlak;
  • j. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid.

4.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

4.6.1 Bewoning als afhankelijke woonruimte

Bewoning als afhankelijke woonruimte is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de ontheffing te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Vormverandering ten behoeve van een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een paardenhouderij te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • c. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • e. de verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

4.7.2 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor paardenhouderij te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak dient te worden aangetoond;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot 1,5 ha;
  • c. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

4.7.3 Omschakeling van Agrarisch - Paardenhouderij naar grondgebonden agrarisch bedrijf

Het omschakelen van een vrijkomende paardenhouderij naar de bestemming Agrarisch ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf is mogelijk, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de volwaardigheid dient te worden aangetoond met een advies van de AAB;
  • c. de noodzaak van de omschakeling middels een ondernemingsplan is aangetoond;
  • d. er dienen zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
  • e. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

4.7.4 Wijzigen bestemming Agrarisch-Paardenhouderij ten behoeve van een bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch-Paardenhouderij met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende typen bedrijven:
    • 1. agrarische loonwerkbedrijven tot een maximale oppervlakte van 1250 m2;
    • 2. agrarisch verwante bedrijven tot een maximale oppervlakte van 400 m2;
  • b. de gronden binnen de aanduiding bebouwingsconcentratie mogen ook worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m2;
    • 2. kleinschalige ambachtelijke bedrijven welke milieuhygiënisch aanvaardbaar is tot een maximale oppervlakte van 400 m2;
  • c. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • e. de agrarische bedrijfsgebouwen met een oppervlakte die groter is dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • g. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • h. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • i. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de bedrijven niet mee hebben gedaan met de RBV-regeling of indien gebruik is gemaakt van de Ruimte-voor-Ruimte regeling
  • l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • m. de gronden niet zijn gelegen op een duurzame locatie binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied.

4.7.5 Wijzigen bestemming Agrarisch - Paardenhouderij ten behoeve van Wonen en woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen en het splitsen in twee wooneenheden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. er dient een legale bedrijfswoning aanwezig te zijn. Deze woning wordt bestemd als 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
    • 2. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. ten aanzien van de splitsing geldt dat uitsluitend langgevelboerderijen gesplitst mogen worden;
    • 4. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
    • 5. de inhoud van beide woningen bedraagt na splitsing elk ten minste 350 m3;
    • 6. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistoristorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4;
  • f. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt;
    • 2. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m²;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 4. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de ontheffing en bouwvergunning worden verbonden;
  • g. er geen milieuhygiënische bezwaren optreden;
  • h. de gronden niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone – motorcrossterrein';
  • i. de wijziging is niet mogelijk voor gronden gelegen binnen een als duurzaam aan te merken locatie binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.