direct naar inhoud van Artikel 15 Recreatie
Plan: Buitengebied Bladel 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPG0001buitengeb-VAST

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein, een parkeerterrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding volkstuin, een volkstuin;
  • c. ter plaatse van de aanduiding zwembad, een zwembad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie, een groepsaccommodatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - gildeterrein, een gildeterrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie – fiets- en tandem verhuurbedrijf, een fiets- en tandem verhuurbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - minicamping, een minicamping met maximaal 15 standplaatsen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie – speelboerderij, een speelboerderij;
  • i. ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning, een recreatiewoning;
  • j. ter plaatse van de aanduiding bebouwingsconcentratie, een bebouwingsconcentratie;
  • k. ter plaatse van de aanduiding beekdalsysteem, een beekdalsysteem;
  • l. ter plaatse van de aanduiding beschermingszone natte natuur, een beschermingszone natte natuur;
  • m. ter plaatse van de aanduiding historisch landschappelijk gebied, een historisch landschappelijk gebied;
  • n. ter plaatse van de aanduiding intensief recreatief gebied, een intensief recreatief gebied;
  • o. ter plaatse van de aanduiding leefgebied van amfibieën en reptielen, een leefgebied voor amfibieën en reptielen;
  • p. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied, extensiveringsgebied;
  • q. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied, landbouwontwikkelingsgebied;
  • r. ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied, verwevingsgebied;
  • s. ter plaatse van de aanduiding waterbergingsgebied (in te richten), een waterbergingsgebied (in te richten);
  • t. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • u. tuinen, erven en terreinen;
  • v. parkeervoorzieningen;
  • w. groenvoorzieningen;
  • x. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels
  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding beekdalsysteem zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met uitzondering van bebouwing binnen het bouwvlak.

15.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen als is aangeduid, rekening houdend met de volgende oppervlaktes ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - speelboerderij:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de speelboerderij bedraagt 1.865 m²;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen bedraagt 247 m²;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de educatieruimte bedraagt 245 m²;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

15.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning, waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale hoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 100 m2bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter en de maximale hoogte 5,5 meter;
  • h. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • i. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

15.2.3 Recreatiewoning en bijgebouwen algemeen
  • a. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen zoals legaal aanwezig op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. bij nieuwbouw is een maximale inhoud van 340 m3 toegestaan, waarbij de goothoogte maximaal 3 meter en de nokhoogte maximaal 5,5 meter mag bedragen;
  • c. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 10 m2;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter en de maximale hoogte 5 meter;
  • e. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning mag niet meer dan 30 meter bedragen;
  • f. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel, dan wel het verlengde daarvan worden opgericht;
  • g. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • h. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

15.2.4 Stacaravan
  • a. de maximale oppervlakte per stacaravan bedraagt 70 m2;
  • b. de maximale hoogte bedraagt 3,5 meter;
  • c. de onderlinge afstand dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter.

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 15.1 sub v;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. wonen in bijgebouwen;
  • f. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

15.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

15.5.1 Bewoning als afhankelijke woonruimte

Bewoning als afhankelijke woonruimte is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de ontheffing te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

15.6 Aanlegvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een aanlegvergunning verlenen, met uitzondering van werken en/of werkzaamheden waarvoor reeds een ontheffing van de Keur is verleend, met dien verstande dat voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak, het verharden van minder dan 100 m² buiten het bouwvlak of het aanleggen van kavelpaden met een maximale breedte van 3 meter buiten het bouwvlak geen aanlegvergunning nodig is:

15.6.1 Historisch landschappelijk gebied
  • a. afgraven, ophogen, indrijven;
  • b. onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. opplanten;
  • d. verharden oppervlak.

15.6.2 Beekdalsysteem
  • a. afgraven, vergraven, ophogen;
  • b. aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen;
  • c. opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt boven 1,5 meter;
  • d. aanleg leidingen.

15.6.3 Beschermingszone natte natuur
  • a. afgraven, ophogen, vergraven;
  • b. aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. rooien beplanting, opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt groter dan 1,5 meter, veranderen perceelsindeling, verharden oppervlak tot 100 m²;
  • d. aanleg leidingen.

15.6.4 Leefgebied van amfibieën en reptielen
  • a. afgraven, vergraven, ophogen;
  • b. aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. rooien beplanting.

15.6.5 Waterbergingsgebied (in te richten)
  • a. afgraven, vergraven, ophogen, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. draineren, graven sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing, aanleg dammen, aanleg stuwen, dempen sloten, dempen poelen;
  • c. opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt, veranderen perceelsindeling.

15.7 Wijzigingsbevoegdheden
15.7.1 Wijzigen bestemming Recreatie naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie te wijzigen in wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer mogelijk is;
  • b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistoristorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4;
  • g. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt;
    • 2. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m²;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 4. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de ontheffing en bouwvergunning worden verbonden;
  • h. de wijziging is niet mogelijk voor gronden gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

15.7.2 Wijzigen bestemming Recreatie naar andere vorm van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding binnen de bestemming Recreatie te wijzigen ten behoeve van een ander type recreatiebedrijf of intern de recreatieve functies, die binnen een bouwvlak zijn aangeduid, uit te wisselen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. omliggende agrarische bedrijven niet worden belemmerd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet worden vergroot;
  • c. indien de oppervlakte van een van functies vergroot wordt, dient de oppervlakte van de andere functie(s) te worden verkleind;
  • d. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • e. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet worden vergroot en de parkeerbehoefte dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • h. de ontwikkeling milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • i. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

15.7.3 Omschakeling van de bestemming Recreatie naar bestemming Agrarisch ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie te wijzigen in de bestemming Agrarisch ten behoeve van een grondgebonden veehouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de noodzaak van de omschakeling middels een ondernemingsplan is aangetoond, en
  • c. er dienen zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt, behoudens voor zover deze cultuurhistorische waarden bezit;
  • e. de inpassing van de bebouwing en het erf in het landschap plaatsvindt aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
  • 1. een kwalitatief hoogwaardige inpassing in het omringende landschap;
  • 2. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • 3. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en – kwaliteit ter plaatse;
  • f. advies wordt ingewonnen bij de AAB;
  • g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.

15.7.4 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie te wijzigen om binnen aaneengesloten bebouwing van een bestaande woning, een tweede woning toe te staan, mits:

  • a. de bestaande woning aangeduid is als specifieke vorm van wonen – woonboerderij;
  • b. indien op het perceel is aangegeven dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan, is extra woning niet toegestaan;
  • c. een goede landschappelijk inpassing verzekerd is;
  • d. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
  • e. de inhoud van beide woningen na splitsing elk ten minste 350 m3 bedraagt;
  • f. voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt tot oppervlakte van maximaal 100 m2resteert per woning;
  • g. er geen milieuhygiënische bezwaren optreden;
  • h. er geen nadelige gevolgen optreden voor ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • j. de aanwezige cultuurhistorische waarden behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.