direct naar inhoud van Planregels
Plan: Centrum Bladel 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPB1032CentrumBlad-VAST

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Centrum Bladel 2013 van de gemeente Bladel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1728.BPB1032CentrumBlad-VAST met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengesloten woningen:

twee of meer woningen met de hoofdgebouwen aaneengebouwd;

1.8 ambachtelijk bedrijf:

een met detailhandel vergelijkbare activiteit waarbij diensten worden verricht aan of ten behoeve van het publiek, zoals een kapsalon, schoenmaker, sleutelbar, printshop, edelsmid, zulks met uitsluiting van horecabedrijven, garagebedrijven en zelfstandige kantoorvestigingen;

1.9 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie,

1.10 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.11 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd monument.

1.12 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;

1.15 bed and breakfast:

een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning of woonschip en ondergeschikt is aan de woonfunctie;

1.16 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze planregels eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.17 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;

1.19 bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten - geen dienstverlening zijnde - en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk;

1.20 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw;

1.21 beroeps- c.q. bedrijfsvloeropper-vlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huisverbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 beroepsmatige activiteiten:

een beroep, of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgevoerd;

1.23 bestaand:

a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijbeborend bouwwerk

Bij het hoofdgebouw behorende bouwwerken dat leidt tot een uitbreiding van het bouwvolume van of bij een hoofdgebouw.

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 categorie:

een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;

1.35 culturele voorzieningen:

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.

1.36 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.37 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.39 dakopbouw:

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst;

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.41 dienstverlenend bedrijf:

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied;

1.42 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.43 eengezinswoning:

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneen gebouwd, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat;

1.44 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.45 erker:

een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw;

1.46 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.47 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige);

1.48 evenementen:

periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten;

1.49 garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

1.50 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.51 gestapelde woningen:

boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen;

1.52 halfvrijstaande of twee-onder-een-kap woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan één zijde is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;

1.53 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.54 horecabedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.55 horecacategorie:

categorie 1: een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrek en een horecabedrijf waarin maaltijden en logies worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, waaronder: ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, restaurants, hotels en pensions.

categorie 2: een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid bieden tot dansen, waaronder: cafés, bars, snackbars en cafetaria's.

categorie 3: een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak, ontspanning, entertainment en/of het geven van gelegenheid tot dansen en het geven van feesten al dan niet met live muziek en waarbij alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden versterkt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder: bardancings, zalencentra en discotheken.

1.56 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • c. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.57 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.58 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de bij de planregels behorende 'staat van bedrijven' (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.59 lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke, niet machinale, wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten voor zover deze qua uitstraling en hinder inpasbaar zijn in de woonomgeving, zoals een instrumentenatelier, poppenatelier, kledingatelier, kunstschildersatelier, reparatiebedrijf voor kleine huishoudelijke apparatuur, boekenrestauratiebedrijf, fotoatelier, sieradenatelier, fysiotherapeut;

1.60 luifel:

een uitstekend afdak aan een gebouw;

1.61 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.62 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.63 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis:

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.64 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A:

op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en bedrijfsmatig recreatief of hiermee gelijk te stellen gebied. Hiertoe behoort geen detailhandel en geen persoonlijke verzorging;

1.65 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie B:

op het gebied van persoonlijke verzorging, zoals een kapper en schoonheidssalon en dergelijke, met uitzondering van een seksinrichting, met dien verstande dat een eventuele detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;

1.66 onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie C:
  • een ambachtelijk, publiekverzorgend alsmede commercieel en medisch dienstverlenend bedrijf, niet bedoeld persoonlijke verzorging, dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, goudsmid, hakkenbar, kleermaker en dergelijke, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;
  • een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, niet bedoeld persoonlijke verzorging, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
  • het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
1.67 overkapping:

een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

1.68 peil:
  • a. het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • b. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van een bestemming verkeersdoeleinden, gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd;
  • c. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen aan de teen van de dijk, wordt de bovenkant van de weg als peil beschouwd;
  • d. in alle andere gevallen, waarin aan een dijk wordt gebouwd wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein;
1.69 praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.70 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.71 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.72 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.73 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.74 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.75 staat van bedrijfsinrichtingen:

de staat van bedrijfstypen behorende bij dit plan;

1.76 standplaats:
  • a. het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
  • b. onder standplaats wordt niet verstaan:
    • 1. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
    • 2. een vaste plaats op een evenement;
    • 3. een vaste plaats op een snuffelmarkt;
1.77 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.;

1.78 straatprostitutie:

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.79 tuin:

Gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen.

1.80 verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg.

1.81 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.82 vrijstaande woning:

woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;

1.83 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.84 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.85 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.86 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.87 zendmast:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

1.88 zolder:

een ruimte onder het dak van een gebouw die niet geschikt is voor verblijf, maar wel voor opslag.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

2.7 verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.8 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw;

2.9 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut waaronder energie- en warmtevoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. terreinen;
  • c. ontsluitingswegen en verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen zoals dit bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. detailhandel;
  • c. horecacategorie 1 en 2;
  • d. lichte bedrijvigheid, genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 1;
  • e. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. supermarkten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • g. praktijkruimte;
  • h. maatschappelijke voorzieningen;
  • i. dienstverlenende bedrijvigheid;
  • j. het behoud en/of het herstel van monumenten en/of cultuuhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • k. tuinen, erven en verhardingen;
  • l. voorzieningen voor verkeer en verblijf.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak, dan wel op een afstand van maximaal 2 m daarachter;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte', waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid; ;
  • f. de diepte van een woning bedraagt maximaal 13 m;
  • g. de afstand van vrijstaande woningen tot beide zijdelingse perceelsgrenzen en de afstand van halfvrijstaande woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. kleine bijbehorende bouwwerken, in de vorm van een portiek, berging en erker, mag voor de voorgevel van een woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning niet meer dan één portiek, berging en erker voor de voorgevel gebouwd mag worden;
    • 2. op het bouwperceel voor deze voorgevel een onbebouwde oppervlakte dient te resteren van niet minder dan 10 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 m;
    • 4. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m2;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor zover gelegen achter (het verlengde van) de achterste zijde van het bouwvlak mag niet meer dan 75% bedragen;
  • e. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van licht- en andere masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de hoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • e. de hoogte van pergola's en luifels mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. de in lid 4.1 onder c, d, e, f, g, h en i beschreven doeleinden zijn enkel toegestaan op de begane grond, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de activiteit is uitsluitend toegestaan op de begane grond van het hoofdgebouw;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in

  • a. lid 4.1 voor het toestaan van andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in bijlage 1 van deze regels, met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in lid 4.1 toegelaten milieucategorie 1;
  • b. lid 4.1 voor het toestaan van onderlinge functiewijzigingen van de in lid 4.1 onder c, d, e, f, g, h, i en j beschreven doeleinden, mits het totale aantal voorkomende functies binnen het plangebied gelijk blijft;
  • c. lid 4.1 voor het toestaan van kantoren.

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen zoals dit bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorieën A, B en C;
  • c. bestaande detailhandel;
  • d. supermarkten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • e. kantoor en praktijkruimte;
  • f. dienstverlenende bedrijvigheid;
  • g. bestaande horeca;
  • h. een onderdoorgang ten behoeve van fietsers en voetgangers ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • i. het behoud en/of het herstel van monumenten en/of cultuuhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • j. tuinen, erven en verhardingen;
  • k. voorzieningen voor verkeer en verblijf.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100%, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', waarbij het maximum aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • d. de voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak, dan wel op een afstand van maximaal 2 m daarachter;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte', waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • g. de diepte van een woning bedraagt maximaal 13 m;
  • h. de afstand van vrijstaande woningen tot beide zijdelingse perceelsgrenzen en de afstand van halfvrijstaande woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. kleine bijbehorende bouwwerken, in de vorm van een portiek, berging en erker, mag voor de voorgevel van een woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning niet meer dan één portiek, berging en erker voor de voorgevel gebouwd mag worden;
    • 2. op het bouwperceel voor deze voorgevel een onbebouwde oppervlakte dient te resteren van niet minder dan 10 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 m;
    • 4. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m2;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor zover gelegen achter (het verlengde van) de achterste zijde van het bouwvlak mag niet meer dan 75% bedragen;
  • e. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van licht- en andere masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de hoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • e. de hoogte van pergola's en luifels mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. binnen deze bestemming is de uitoefening van onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorieën A, B en C toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de (woon)omgeving;
    • 4. detailhandel is niet toegestaan;
    • 5. de activiteit wordt uitgeoefend door maximaal 1 bewoner;
  • b. de in lid 5.1 onder c, d en e beschreven doeleinden zijn enkel toegestaan op de begane grond, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de activiteit is uitsluitend toegestaan op de begane grond van het hoofdgebouw;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in

  • a. lid 5.1 voor het toestaan van andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in bijlage 1 van deze regels, met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met milieucategorie 1;
  • b. lid 5.1 voor het toestaan van onderlinge functiewijzigingen van de in lid 5.1 onder c, d, e, f, g en h beschreven doeleinden, mits het totale aantal voorkomende functies binnen het plangebied gelijk blijft.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, de bestemming, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen ten behoeve van het bouwen van nieuwe wooneenheden, met inachtneming van het volgende:

  • a. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan 8;
  • b. het maximaal toelaatbare netto winkelvloeroppervlakte bedraagt 250m2;
  • c. het aantal bouwlagen bedraagt maximaal 3 met kap /dakopbouw;
  • d. er voldoende parkeerplaatsen worden gecreëerd;
  • e. er milieutechnisch geen belemmeringen bestaan;
  • f. er op grond van archeologie geen belemmeringen bestaan.

Artikel 6 Centrum - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen zoals dit bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorieën A, B en C;
  • c. detailhandel, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4265 m2;
  • d. supermarkt, met dien verstande dat de oppervlakte van de supermarkt niet meer mag bedragen dan 1800 m2 verkoopvloeroppervlakte;
  • e. kantoor en praktijkruimte;
  • f. dienstverlenende bedrijvigheid, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 235 m2.
  • g. horeca, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 460 m2;
    • 2. de onbebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2;
  • h. het behoud en/of het herstel van monumenten en/of cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak, dan wel op een afstand van maximaal 2 m daarachter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouw- en goothoogte' geldt de aangeduide hoogte als maximale bouw- en goothoogte.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van licht- en andere masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de hoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • e. de hoogte van pergola's en luifels mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. binnen deze bestemming is de uitoefening van onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorieën A, B en C toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de (woon)omgeving;
    • 4. detailhandel is niet toegestaan;
    • 5. de activiteit wordt uitgeoefend door maximaal 1 bewoner;
  • b. de in lid 6.1 onder c, d en e beschreven doeleinden zijn enkel toegestaan op de begane grond, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de activiteit is uitsluitend toegestaan op de begane grond van het hoofdgebouw;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. de in lid 6.1 onder c, d, e, f en g genoemde functies zijn slechts toelaatbaar, indien voorzien is in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een parkeernorm van 3,8 parkeerplaatsen per 100m2 v.v.o. gehanteerd dient te worden.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in

  • a. lid 6.1 voor het toestaan van andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in bijlage 1 van deze regels, met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met milieucategorie 1;
  • b. lid 6.1 voor het toestaan van onderlinge functiewijzigingen van de in lid 6.1 onder c, d, e, f, en g beschreven doeleinden, mits het totale aantal voorkomende functies binnen het plangebied gelijk blijft.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterlopen en waterpartijen;
  • d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. inritten;
  • g. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • h. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bewegwijzeringen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,50 m.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven;
  • a. wonen zoals dit bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. parkeren;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is een woning niet toegestaan;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100%, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', waarbij het maximum aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • d. de voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte', waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. kleine bijbehorende bouwwerken, in de vorm van een portiek, berging en erker, mogen voor de voorgevel van een woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning niet meer dan één portiek, berging en erker voor de voorgevel gebouwd mag worden;
    • 2. op het bouwperceel voor deze voorgevel een onbebouwde oppervlakte dient te resteren van niet minder dan 10 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 m;
    • 4. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m2;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

8.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  • b. educatieve voorzieningen;
  • c. (para)medische doeleinden;
  • d. religieuze doeleinden;
  • e. kantoren;
  • f. praktijkruimte;
  • g. een begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • h. het behoud en/of het herstel van monumenten en/of cultuuhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • i. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • j. groenvoorzieningen en verhardingen;
  • k. bestaande dienstwoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100%, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', waarbij het maximum aangeduide bebouwingspercentage is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
9.2.3 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • d. standplaatsen;
  • e. evenementen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen en garageboxen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de bouw van garageboxen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
  • b. het aantal garageboxen bedraagt niet meer dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal parkeerplaatsen';
  • c. de goothoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • d. de nokhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de oppervlakte van nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • f. de hoogte van nutsgebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van terrasschermen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. de hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een bedrijf aan huis uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';
  • c. tuinen, erven en verharding.
  • d. het behoud en/of het herstel van monumenten en/of cultuuhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen dienen vrijstaand, twee-aaneen of aaneen gebouwd te worden, met uitsluiting van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' alwaar de woningen gestapeld dienen te worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel moet worden gesitueerd in de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak dan wel op een afstand van maximaal 2 m daarachter;
  • d. het aantal wooneenheden bedraagt niet meer dan het bestaande aantal op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • e. de inhoud per wooneenheid mag niet meer bedragen dan 350 m3;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan 2,50 m bedragen;
    • 2. halfvrijstaande woningen mag aan één zijde niet minder dan 2,50 m bedragen;
  • i. indien de bestaande afstand tot een zijdelingse perceelsgrens minder dan 3 m bedraagt, geldt deze bestaande afstand als de minimale afstand.

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw moeten worden gesitueerd;
  • b. overkappingen mogen worden gesitueerd maximaal 3 m voor de voorgevellijn, met dien verstande dat;
    • 1. de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3 m bedraagt;
    • 2. de overkapping voor de voorgevelrooilijn geen gesloten wanden heeft;
  • c. voor overkappingen voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag de afstand tot de grens met de openbare ruimte niet minder dan 1 m bedragen;
  • d. bij hoekwoningen mogen géén bijbehorende bouwwerken worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  • e. de voorgevelrooilijn en de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak mogen worden overschreden in de vorm van een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. per woning niet meer dan één portiek, berging en erker voor de voorgevel gebouwd mag worden;
    • 2. op het bouwperceel voor deze voorgevel een onbebouwde oppervlakte dient te resteren van niet minder dan 10 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 m;
    • 4. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m2;
    • 5. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
    • 6. de afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen;
    • 7. bij hoekwoningen mogen erkers niet worden gebouwd vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  • f. de gezamelijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 85 m2;
  • g. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 55% worden bebouwd;
  • h. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m2 mag de onder f geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerder met 10% van deze overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen van 115 m2;
  • i. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken van bijbehorende bouwwerken te blijven voor tenminste 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens en tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 m achter de achtergevelrooilijn;
  • j. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • k. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen van 5,5 m.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.
  • b. met betrekking tot het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. een overkapping mag voor de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 m. Bij rijenwoningen mag de overkapping uitsluitend in geval van een eindwoning vóór de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak en het verlengde daarvan worden gebouwd en uitsluitend aan de vrije zijde van de eindwoning en niet voor de voorgevel van die woning langs;
    • 2. de afstand tot de bestemminggrens mag niet minder bedragen dan 1 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
    • 4. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • d. in afwijking tot het bepaalde onder c mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte erfafscheiding (m)' niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • e. de hoogte van vrijstaande antennes mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. de hoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • g. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
11.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.1 onder b voor overschrijding van de achterste zijde van het bouwvlak, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, met dien verstande dat de totale diepte niet meer dan 15 m mag bedragen;
  • b. lid 11.2.2 onder e voor overschrijding van de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de afstand tot de weg niet minder dan 2 m bedraagt, en
    • 2. dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. lid 11.2.2 onder e sub 7, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen vóór het verlengde van de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het toestaan van de uitoefening van onder voorwaarden toegelaten bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A, met dien verstande dat:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m²;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
  • c. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving;
  • d. detailhandel niet is toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afwijkingen

Indien maten met betrekking tot afstanden, hoogten, oppervlakten en volumes van bestaande bouwwerken, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de bouwregels uit hoofdstuk 2 te boven gaan, mogen deze maten ter plaatse als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

14.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 14.1, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik voor bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning.
14.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van:

  • c. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
  • d. de regels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 20 m3 zal bedragen;
    • 2. de hoogte niet meer dan 4 m zal bedragen;
  • a. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m, uitsluitend voor zover het gronden betreft binnen de bestemmingen ‘Maatschappelijk’, 'Groen’ en 'Verkeer';
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • a. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  • a. de regels ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen 2,5 m.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan en van afwijkingen is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 17.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 17.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 17.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

18.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Centrum Bladel 2013.