direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Bollemeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.bpBollemeer-VS01

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Grondgebonden woningen;


met daarbij behorende:

  • b. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven;
  • f. ontsluitingswegen en -paden.

6.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met in achtneming van de onderstaande regels.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden en dienen de woningtypen overeenkomstig de onderstaande bouwaanduidingen gebouwd te worden;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee aaneengebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
    • 4. daar waar meerdere aanduidingen gelden zijn meerdere woningtypen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij:
    • 1. twee aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': aan één zijde minimaal 3 m;
    • 2. vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': aan twee zijden minimaal 3 m;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 7 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • f. hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen in het achtererfgebied gerealiseerd te worden, met uitzondering van de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van een twee-onder-één-kap woning met dien verstande dat het bijbehorend bouwwerk op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw gesitueerd is;
  • b. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag per perceel niet meer bedragen dan 50 m², vermeerderd met 10% van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • e. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag, gemeten vanaf (het verlengde van) de achterste bouwgrens, niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel mag, gemeten vanaf (het verlengde van) de achterste bouwgrens, niet meer bedragen dan 5 m, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • g. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot een hoofdgebouw bedraagt minimaal 2 m;
  • h. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m.
  • i. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a. geldt dat voor de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een aangebouwd bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of entreeportaal mag worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouw- en goothoogte mogen maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedragen;
    • 2. de diepte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag maximaal 1 m bedragen;
    • 3. de breedte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag maximaal 50% van de voorgevelbreedte bedragen.

6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

  • a. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze bestemming, voorzover van toepassing, en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing met aandacht voor:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa's en gevelbeelden;
    • 2. de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
    • 4. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken van wegen;
  • d. de sociale veiligheid: ter waarborging van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.4.3 onder e;
  • b. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken als onafhankelijke woonruimte.

6.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen

De uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen in het hoofdgebouw en vrijstaande bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft. Dit betekent onder andere dat het medegebruik van de woning en daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor aan-huis-verbonden beroepen beperkt is tot ten hoogste 30 % van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het totale oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m².

6.4.3 Aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten

Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • b. het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming;
  • c. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • d. het gebruik niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 onder b. en c. onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en hiervoor een positief advies is afgegeven door een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke instantie;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw niet mogelijk is;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet mogelijk is;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. er nog geen omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van mantelzorg voor hetzelfde bouwperceel;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning bij de toetsing rekening worden gehouden met de aspecten stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en woon- en leefklimaat;
  • h. de omgevingsvergunning in wordt getrokken indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.