direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Chaam 2015
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.BPKomChaam2015-OH01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kom Chaam 2015 van de gemeente Alphen-Chaam;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1723.BPKomChaam2015-OH01 met de daarbij behorende regels en bijbehorende bijlage;

1.3 aanbouw:

een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrische bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aaneengesloten woningen:

woningen die onderdeel uitmaken van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.6 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 administratieve dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven waarbij het rechtstreekse contact met het publiek een ondergeschikt onderdeel vormt;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een aanbouw of een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.10 afvalcontainer:

een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer;

1.11 antenne drager:

antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd;

1.12 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

een in de voorschriften en/of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak (bouwzone) of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; bij de berekening van het bebouwingspercentage worden eventuele ondergrondse bouwwerken betrokken;

1.15 bed and breakfast:

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat door zijn indeling en inrichting geschikt is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt voor het vervaardigen, bewerken, verwerken of opslaan van goederen;

1.17 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat:

  • op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens;

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelsgrens:
  • a. een grens van een bouwperceel;
    voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  • b. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste perceelsgrens;
  • c. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;
1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 brutovloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van horecagelegenheden, kantoren, winkels, bedrijven of instellingen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse, waaronder begrepen internetbedrijven waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;

1.29 erker:

een aan nader bepaalde maatvoeringeisen verbonden ondergeschikt aangebouwd gedeelte (aanbouw) van een woning aan een gevel in één bouwlaag, eventueel met een schuin kapje;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebouw van algemeen nut:

gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.32 grootschalige detailhandel:

vestiging van detailhandel op een locatie buiten de bestaande winkelgebieden waar ruimte is gereserveerd voor dergelijke volumineuze detailhandel (minimaal 1500 m² verkoop-vloeroppervlak per vestiging) waarbij de branchebeperkingen van de perifere detailhandelsvestiging (PDV) niet of niet volledig gelden;

1.33 handel:

elke vorm van handel dat wil zeggen het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen;

1.34 hoekperceel:

een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;

1.35 horecabedrijf:

een bedrijf dat tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening;

1.36 horecabedrijf, categorie 1:
  • een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels, alsmede:
  • een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend, alsmede:
  • een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren en/of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht;
1.37 horecabedrijf, categorie 2:

een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig gelegenheid van nachtverblijf wordt verstrekt al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden en alcoholhoudende dranken;

1.38 horecabedrijf, categorie 3:

een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, dancings en jongerencentra;

1.39 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren;

1.40 kantine:

een verblijflokaal als ondergeschikt onderdeel van een sportvoorziening, waar dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en verstrekt;

1.41 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.42 lawaaisport:

schietsporten en motorische sporten;

1.43 lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels;

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen van sociale, culturele, (para)medische, educatieve, levensbeschouwelijke aard dan wel ten behoeve van de openbare dienst;

1.45 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, alsmede het ontvangen van mantelzorg;

1.46 niet-publiek-gerichte dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven zonder een rechtstreeks contact met het publiek;

1.47 ondergeschikt bouwdeel:
  • een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak en/of;
  • ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil;
1.48 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.49 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m¹ onder peil;

1.50 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.51 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan van goederen, grondstoffen, andere stoffen en materialen;

1.52 parkeervoorziening:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar (voor iedereen) toegankelijk zijn;
  • b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet (voor iedereen) openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;
1.53 parkeren:

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

1.54 perceelsgrens:

grens van een perceel of bouwperceel;

1.55 pergola:
  • een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk, bestaande uit een constructie van verticaal geplaatste palen of kolommen, gekoppeld aan een bovenlegger met eventueel hierop onder een hoek van 90º geplaatste dwarsligger;
  • de pergola mag tot maximaal 1 m1 boven het maaiveld als een gesloten constructie worden uitgevoerd;
1.56 perifere detailhandel:

detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen en goederen, in auto's, motoren en boten, in grove bouwmaterialen, in keukens, in sanitair, tegels en parket, in woninginrichting, -meubilering, - decoratie, - verlichting en stoffering, in caravans, tenten, sport- outdoor- en kampeerartikelen, in gereedschap, alsmede bouwmarkten, tuincentra, waarvoor vanwege de omvang en aard van het gevoerde assortiment een groot oppervlak nodig is voor de uitstalling daarvan (en uit dien hoofde niet binnen de in de gemeente in het kader van haar ruimtelijke ordening aangewezen c.q. aan te wijzen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);

1.57 publiekgerichte dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening;

1.58 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond, waarbij permanente bewoning (jaarrond) expliciet niet is toegestaan;

1.59 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.60 seksuele dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.61 speeltoestel:

een speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen;

1.62 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.63 supermarkt:

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.64 volumineuze detailhandel:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft ten behoeve van uitstalling;

1.65 voorgevel:

de op weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;

1.66 voorgevelgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;

1.67 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.68 voorgevelrooilijn:
  • a. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen en/of;
  • b. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd tot aan de perceelsgrenzen;
1.69 voorzieningen van algemeen nut:

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.70 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.71 weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.72 werk:

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;

1.73 werken:

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

1.74 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.75 winkel:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;

1.76 winkelvloeroppervlak (wvo):

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd of gebruikt;

1.77 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden;

1.78 zijgevel:

een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;

1.79 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de perceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.8 lengte, breedte en diepte bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of harten van scheidsmuren;

2.9 oppervlak van bouwpercelen:

de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld kadastraal perceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw;

2.10 breedte van bouwpercelen:

tussen de zijdelingse perceelsgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;

2.11 bebouwd oppervlak:

de buitenmaats gemeten loodrechte projectie van de bebouwing op de ondergrond;

2.12 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. weiland en landbouwgrond;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden;
  • c. natuurontwikkeling;
  • d. instandhouding van voor natuurbehoud en -ontwikkeling bepalende grondwaterstanden;

met de daarbij behorende:

  • e. ontsluitingswegen en -paden;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 3.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde in 21.2.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de maatvoeringeisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
overige bouwwerken binnen het bouwvlak   3 meter  
terreinafscheidingen, overige bouwwerken buiten het bouwvlak   2 meter  

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor wonen, handel, dienstverlening en bedrijvigheid.

3.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. verblijfsrecreatie.

3.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 3.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid voor wat betreft de ecologische hoofdstructuur (EHS), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie in het gebied grenzend aan de Ecologische HoofdStructuur (EHS) of in het kader van het bestemmen van een landschappelijke inpassing;
  • b. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke verzorgende bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. groothandelsbedrijven die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. administratieve dienstverlening die ondergeschikt is en ten dienste staat van de doeleinden als bedoeld in sub a en sub b;
  • d. horecavoorzieningen (kantine) die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in sub a en sub b;
  • e. productiegebonden detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de bedrijven als genoemd in sub a en sub b, tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen met een maximum van één woning per aanduidingsvlak, tenzij specifiek anders aangeduid ;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel tot maximaal 100 m² brutovloeroppervlak toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - glashandel' een glashandel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats' een timmerwerkplaats;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loodgietersbedrijf' een loodgietersbedrijf;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf' een bouwbedrijf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' een installatiebedrijf;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' een garagebedrijf;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenhouwerij' een steenhouwerij;

met de daarbij behorende:

  • p. ontsluitingswegen en -paden;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. erven, tuinen en terreinen;
  • s. bouwwerken en voorzieningen;
  • t. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in lid 1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een aanduiding met een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen, niet zijnde een woning   Eis  
maximale goothoogte bedrijfsbebouwing   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte bedrijfsbebouwing   zie aanduiding  
Woning (uitsluitend vrijstaande dan wel met een bedrijfsgebouw verbonden woning)   Eis  
maximale diepte   14 meter  
maximale goothoogte   6 meter  
maximale bouwhoogte   10 meter  
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
Bestaande, legaal opgerichte inpandige woning   Eis  
maximale inhoud   750 m3  
   
Bijgebouwen bij woning   Eis  
maximale goothoogte   3 meter  
maximale bouwhoogte   5 meter  
maximaal gezamenlijk oppervlak   80 m²  
Voorzieningen van algemeen nut    
maximale bouwhoogte   3 meter  
maximaal oppervlak   25 m²  
   
Situeringseisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • d. in aanvulling op het bepaalde in sub c geldt dat de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gerealiseerd mag worden en georiënteerd dient te zijn op de openbare weg;
  • e. bedrijfsgebouwen dienen zoveel mogelijk achter de woning te worden gesitueerd;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens, voor zover legaal tot stand gekomen, als situeringsmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

4.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   2 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening/vestiging van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening (o.a. horecavoorziening) dan volgens het bepaalde in 4.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening/vestiging van geluidszoneringplichtige en MER-plichtige inrichtingen/bedrijven;
  • c. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 4.1, sub e;
  • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. de uitoefening/vestiging van een zelfbedieningsgroothandelsbedrijf;
  • f. bewoning, met uitzondering van de woningen als bedoeld in 4.1, sub g;
  • g. de uitoefening/vestiging van zelfstandige kantoren;
  • h. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting.

4.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. buitenopslag/open opslag van goederen en materialen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • e. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

4.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 4.5.2, sub c en sub d is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.1, sub a en sub b ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat, hoewel het gelijkwaardig is aan categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd, met dien verstande dat bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen, in die zin dat:

  • a. de Lijst van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • b. de aanduidingen als bedoeld in 4.1, sub g t/m o mogen worden verwijderd, indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit binnen een half jaar wordt voortgezet.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • b. ontsluitingswegen en -paden;
  • c. terreinen en bouwwerken;
  • d. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 5.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringeisen zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen   Eis  
maximale goothoogte   3 meter  
maximale bouwhoogte   5 meter  

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. voorzieningen anders dan van algemeen nut als bedoeld in 5.1, sub a;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. wonen.

5.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

5.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 5.1, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - wooninrichting' is perifere detailhandel in woninginrichting, meubilering, decoratie, verlichting en stoffering toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens voor wonen met een maximum van één woning per aanduidingsvlak, tenzij specifiek anders aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' tevens het behoud, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk monument;

met de daarbij behorende:

  • f. ontsluitingswegen en -paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. erven, tuinen en terreinen;
  • i. bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 6.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden mogen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij met een aanduiding een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen, niet zijnde een woning   Eis  
maximale goothoogte   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte   zie aanduiding  
Woning   Eis  
maximale diepte   14 meter  
maximale goothoogte   6 meter  
maximale bouwhoogte   10 meter  
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
Situeringseisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • d. in aanvulling op het bepaalde in 6.1, sub b geldt dat de woning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gerealiseerd mag worden en georiënteerd dient te zijn op de openbare weg;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens, voor zover legaal tot stand gekomen, als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

6.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   2 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, - geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 6.1 is toegestaan;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • c. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • d. het wonen, met uitzondering van het bepaalde als bedoeld in 6.1, sub c;
  • e. de uitoefening/vestiging van een supermarkt;
  • f. autoshowrooms, met uitzondering van het bepaalde als bedoeld in 6.1, sub b.

6.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

6.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 6.5.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. publiekgerichte dienstverlening;
  • b. detailhandel, met dien verstande dat die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de onder sub a genoemde bestemmingsomschrijving met een maximale oppervlakte van 25% van het totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 250 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen met een maximum van één woning per aanduidingsvlak, tenzij specifiek anders aangeduid in de verbeelding;

met de daarbij behorende:

  • d. ontsluitingswegen en -paden;
  • e. erven, tuinen en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. bouwwerken en voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 7.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden mogen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij met een aanduiding een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen, niet zijnde een woning   Eis  
maximale goothoogte   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte   zie aanduiding  
Woning   Eis  
maximale diepte   14 meter  
maximale goothoogte   6 meter  
maximale bouwhoogte   10 meter  
minimale afstand tot zijdelingse
perceelsgrens  
3 meter  
Situeringseisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • d. in aanvulling op het bepaalde in 7.1 onder c geldt dat de woning uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding gerealiseerd mag worden en georiënteerd dient te zijn op de openbare weg;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

7.2.3 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   2 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in lid 1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • d. zelfstandige kantoordoeleinden;
  • e. wonen, met uitzondering van het bepaalde in 7.1 sub c.

7.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

7.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 7.5.3, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met inbegrip van volumineuze detailhandel en publiekgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond, waarbij geldt dat ondergeschikte functies ook op de verdieping zijn toegestaan, met dien verstande dat supermarkten zijn uitgesloten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horecabedrijven 1 en 2, uitsluitend op de begane grond, waarbij geldt dat ondergeschikte functies op de verdieping ook zijn toegestaan;
  • c. kantoren;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. het wonen in maximaal een woning, uitsluitend op de verdiepingen, met aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning met een maximum van 50 m², waarbij geldt dat toegangen en bergingen ook op de begane grond zijn toegestaan;


met daarbij behorende:

  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. tuinen en erven;
  • i. ontsluitingswegen en -paden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 8.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de hoofdgebouwen dienen te worden afgerond met een kap;
  • d. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Hoofdgebouwen   Eis  
maximale goothoogte   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte   zie aanduiding  
Situeringseisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
 
1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

8.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. de oppervlakte van bijgebouwen mag per perceel niet meer bedragen dan 50 m², vermeerderd met 10% van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • e. de diepte van een bijgebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • f. de diepte van een aangebouwd bijgebouw aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 8 m, gemeten vanaf de zijgevel;
  • g. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot een hoofdgebouw bedraagt minimaal 2 m;
  • h. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, - geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 8.1 is toegestaan;
  • b. het wonen, anders dan bedoeld in 8.1 sub e;
  • c. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor, anders dan ten behoeve van de bestemmingsomschrijving als genoemd in 8.1, sub b;
  • d. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • e. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG).

8.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

8.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 8.4.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 onder b. onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en hiervoor een positief advies is afgegeven door een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke instantie;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw niet mogelijk is;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet mogelijk is;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. er nog geen omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van mantelzorg voor hetzelfde bouwperceel;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning bij de toetsing rekening worden gehouden met de aspecten stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en woon- en leefklimaat;
  • h. de omgevingsvergunning in wordt getrokken indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

8.5.2 Aan huis gebonden beroepen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 ten behoeve van aan huis gebonden beroepen in het hoofdgebouw en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft. Dit betekent onder andere dat het medegebruik van de woning en daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor aan-huis-verbonden beroepen beperkt is tot ten hoogste 30 % van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het totale oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m².

8.5.3 Aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk magdoen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • b. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • d. het gebruik niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. er geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. plantsoenen en groenstroken;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. in- en uitritten;
  • f. ontsluitingswegen en -paden;
  • g. voorzieningen van beeldende kunst;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een corridor toegestaan ter verbinding van twee massadelen;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken en voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 9.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een corridor is toegestaan met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde  
Maximale
bouwhoogte  
Maximale
oppervlakte  
speeltoestellen   3 meter   -  
afvalcontainers   2 meter   4 m², indien bovengronds geplaatst  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter   -  
kunstobjecten   5 meter   -  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter    
overige bouwwerken   1 meter   -  

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. voorzieningen anders dan van algemeen nut als bedoeld in 9.1, sub h;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

9.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. parkeervoorzieningen.

9.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 9.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Groen' wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen onder de voorwaarde dat bij de wijziging in deze bestemming het bepaalde in artikel 17 van toepassing is.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven, categorie 1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen met een maximum van één woning per aanduidingsvlak, tenzij specifiek anders aangeduid;

met de daarbij behorende:

  • c. ontsluitingswegen en -paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. erven, tuinen en terreinen;
  • f. bouwwerken en voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 10.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij op de plankaart een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen, niet zijnde een woning   Eis  
maximale goothoogte   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte   zie aanduiding  
Woning   Eis  
maximale diepte   14 meter  
maximale goothoogte   6 meter  
maximale bouwhoogte   10 meter  
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
Situeringseisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • d. in aanvulling op het bepaalde in 10.1 onder b geldt dat de woning uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding gerealiseerd mag worden en georiënteerd dient te zijn op de openbare weg;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens, voor zover legaal tot stand gekomen, als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-plan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

10.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   3 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 10.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor;
  • c. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • d. de uitoefening/vestiging van een gokhal;
  • e. wonen, met uitzondering van het bepaalde in 10.1 sub c.

10.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

10.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 10.5.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 10.1, sub a, ten behoeve van een horecabedrijf, categorie 2, mits er vanuit milieukwaliteit geen bezwaren bestaan tegen de omgevingsvergunning voor afwijken.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Wijzigingsbevoegdheid horeca

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van een horecabedrijf, categorie 3, mits er vanuit milieukwaliteit geen bezwaren bestaan tegen de wijziging.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-publieksgerichte administratieve dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' het behoud, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden van het rijksmonument;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen met een maximum van één woning per aanduidingsvlak, tenzij specifiek anders aangeduid;

met de daarbij behorende:

  • d. ontsluitingswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. erven, tuinen en terreinen;
  • g. bouwwerken en voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 11.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

11.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij met een aanduiding een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen, niet zijnde een woning   Eis  
maximale goothoogte   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte   zie aanduiding  
Woning   Eis  
maximale diepte   14 meter  
maximale goothoogte   6 meter  
maximale bouwhoogte   10 meter  
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
Situeringseisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • d. in aanvulling op het bepaalde in 11.1, sub b geldt dat de woning uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding gerealiseerd mag worden en georiënteerd dient te zijn op de openbare weg;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens, voor zover legaal tot stand gekomen, als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

11.2.3 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   2 meter  
overige bouwwerken   2 meter  
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 11.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • d. wonen, met uitzondering van het bepaalde in 11.1 sub b.

11.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

11.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 11.5.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de plankaart aangewezen als 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' het behoud, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden van het rijksmonument;
  • c. wonen voor zover op de plankaart de aanduiding 'woning' is opgenomen, met een maximum van één woning binnen het bouwvlak, tenzij specifiek anders aangeduid;
  • d. een school, uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding 'onderwijs' op de plankaart.

met de daarbij behorende:

  • e. ontsluitingswegen en -paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. erven, tuinen en terreinen;
  • h. bouwwerken en voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 12.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden mogen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij met een aanduiding een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen, niet zijnde een woning   Eis  
maximale goothoogte   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte   zie aanduiding  
Woning   Eis  
maximale diepte   14 meter  
maximale goothoogte   6 meter  
maximale bouwhoogte   10 meter  
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
Situeringseisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • d. in aanvulling op het bepaalde in 12.1, sub b geldt dat de woning uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding gerealiseerd mag worden en georiënteerd dient te zijn op de openbare weg;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens, voor zover legaal tot stand gekomen, als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

12.2.3 Buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   3 meter  
overige bouwwerken   2 meter  
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 12.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • d. zelfstandige kantoordoeleinden;
  • e. wonen, met uitzondering van 12.1 sub b.

12.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

12.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 12.5.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. ontsluitingswegen en -paden;
  • f. bouwwerken en voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
  • a. Op de in 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd;
  • b. de maximale oppervlakte van de totale bebouwing bedraagt ten hoogste met een aanduiding aangegeven bebouwingspercentage, waarvan ten hoogste 250 m² ten behoeve van een kantine.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ten aanzien van het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het bouwvlak gelden de aanduidingen;
  • c. ten aanzien van de maximale goothoogte en bouwhoogte van gebouwen gelden de aanduidingen.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze moeten voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte   Maximale oppervlakte  
ballenvangers   12 meter   -  
lichtmasten   12 meter   -  
afvalcontainers   2 meter   4 m², indien bovengronds geplaatst  
hekwerken   2 meter   -  
overige bouwwerken   5 meter   -  
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het wonen;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. lawaaisporten.

13.4.2 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 13.4.1, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 14 Tuin - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;

met de daarbij behorende:

  • b. in- en uitritten;
  • c. ontsluitingswegen en -paden;
  • d. waterpartijen;
  • e. terrassen;
  • f. bouwwerken.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 14.1 bedoelde gronden bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving, met uitzondering van speeltoestellen, alsmede toegestaan zijn erkers behorende bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
pergola's   2,5 meter  
overige bouwwerken   1,5 meter  

14.2.3 Erkers

Erkers moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Erker   Eis  
diepte   niet meer dan 50% van de diepte van de tuin, gemeten ten opzichte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, met een maximum van 1,5 meter  
bouwhoogte   één bouwlaag eventueel met schuin kapje  
breedte   ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw  
maximaal oppervlak   5 m²  
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

14.4.2 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 14.4.1, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 15 Tuin - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    • 1. 45 m²;
    • 2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
    • 3. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn garageboxen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • d. in- en uitritten;
  • e. ontsluitingswegen en -paden;
  • f. waterpartijen;
  • g. terrassen;
  • h. bouwwerken.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
  • a. Op de in 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend aanbouwen en bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen' gebouwd worden;
  • b. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt 60.

15.2.2 Bijgebouwen en aanbouwen
  • a. Voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen geldt dat deze moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema, met inachtneming van het bepaalde in 15.2.1, sub b:

Maatvoering   Eis  
totale maximale oppervlakte aan bijgebouwen:    
bouwpercelen tot en met 300 m²
 
- 50 m²  
bouwpercelen groter dan 300 m²   - 50 m², vermeerderd met 10 % van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m² tot een maximum van 150 m²  
maximale goothoogte aanbouwen en bijgebouwen   3 meter  
maximale bouwhoogte aanbouwen en bijgebouwen   5 meter  
maximale diepte aanbouw   5 meter  
maximale diepte aanbouw aan de zijgevel   5 meter (gemeten vanaf de achtergevel)  
   
Situering   Eis  
minimale afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw   2 meter  
minimale afstand van een aanbouw achter de voorgevellijn   3 meter  
minimale afstand van aanbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens op hoekpercelen   0 meter, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden  

  • b. in aanvulling op bovenstaande tabel geldt dat, indien bij een vrijstaande woning wordt aangebouwd aan beide zijgevels, de afstand van een aanbouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 1 meter dient te bedragen.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoek-percelen, vóór de voorgevellijn en tot 3 meter achter de voorgevellijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij hoek-percelen, vanaf 3 meter achter de voorgevellijn   2 meter  
pergola's   2,5 meter  
speeltoestellen   3 meter  
overige bouwwerken   1,5 meter  
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van (detail)handel of dienstverlening, met uitzondering van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in 15.1, sub b;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in 15.5.1;
  • d. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen.

15.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

15.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 15.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 15.4.1 sub c onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg waarvan de behoefte met een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • d. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 19.5.1 of anderszins reeds een afwijkingsvergunning ten behoeve van mantelzorg is verleend;
  • e. burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning voor afwijken als bedoeld in dit artikel intrekken, indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

15.5.2 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 15.4.1, sub d voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat uitsluitend een omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor activiteiten die voorkomen in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijven en dat geen omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
  • h. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 19.5.2.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een overwegende stroomfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. bermsloten;
  • h. voorzieningen van beeldende kunst;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken en voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 16.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

16.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend gebouwen van algemeen nut toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen   Eis  
maximale bouwhoogte   3 meter  
maximale oppervlakte   15 m²  

16.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde  
Maximale
bouwhoogte  
Maximale
oppervlakte  
speeltoestellen   3 meter   -  
afvalcontainers   2 meter   4 m², indien bovengronds geplaatst  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter   -  
kunstobjecten   5 meter   -  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter    
overige bouwwerken   1 meter   -  
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. voorzieningen anders dan van algemeen nut als bedoeld in 16.1, sub i;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

16.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

16.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 16.4.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. paden en wegen;
  • b. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeervoorzieningen toegestaan zijn;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. voorzieningen van beeldende kunst;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. evenementen;
  • i. terrassen;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken en voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 17.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

17.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend gebouwen van algemeen nut toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaand schema:

Gebouwen   Eis  
maximale bouwhoogte   3 meter  
maximale oppervlakte   15 m²  

17.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde  
Maximale
bouwhoogte  
Maximale
oppervlakte  
speeltoestellen   3 meter   -  
afvalcontainers   2 meter   4 m², indien bovengronds geplaatst  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter   -  
kunstobjecten   5 meter   -  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter    
overige bouwwerken   1 meter   -  
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. voorzieningen anders dan van algemeen nut als bedoeld in 17.1, sub g;
  • b. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

17.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

17.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 17.4.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

 

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. oeverbeplanting;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor de inrichting en instandhouding van een (natte) ecologische verbindingszone;

met de daarbij behorende:

  • f. kunstwerken, bouwwerken en voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen.

18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

18.3.2 Geen strijdig gebruik

Het bepaalde in 18.3.1 is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. woningen overeenkomstig de aanduidingen zoals genoemd in onderstaand schema. Indien geen aanduiding opgenomen is, zijn alle hieronder genoemde woningtypen toegestaan:

vrijstaand   vrijstaande woning(en)  
twee-aaneen   halfvrijstaande woningen  
aaneengebouwd   aaneengesloten woningen  
gestapeld   appartementen  
specifieke bouwaanduiding - geschakeld   geschakelde woning(en)  

  • c. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    • 1. 45 m²;
    • 2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
    • 3. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' dat er een aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteit op de eerste bouwlaag of boven deze bouwlaag toegestaan is;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', een aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit op de eerste bouwlaag of boven deze bouwlaag;
  • f. bed and breakfast;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzonder woongebouw' bewoning door en/of verzorging van ouderen en/of mindervaliden, met de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen:
    • 1. medische en welzijnsvoorzieningen;
    • 2. horecavoorziening;
    • 3. publieksgerichte dienstverlening;
    • 4. detailhandel met een maximaal oppervlak van 75 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is tevens dienstverlening toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' het behoud, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk monument;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend een garage behorende bij de naastgelegen woning;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', uitsluitend een recreatiewoning;

met de daarbij behorende:

  • m. ontsluitingswegen en -paden;
  • n. berg- en stallingsruimten ten dienste van de woning;
  • o. erven en tuinen;
  • p. bouwwerken.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
  • a. Op de in 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt 60;
  • c. het bestemmingsvlak mag geheel volgebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in sub b;
  • d. er is maximaal 1 woning per bouwperceel toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het betreffende aantal wooneenheden als maximum geldt, gemeten over het aanduidingsvlak;
  • e. in afwijking van het bepaalde in 23.1 geldt voor de woningen gelegen aan de Baroniestraat, de Langstraat, de Kempenstraat, de Heerenbeemd en de Brabander, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', dat het bouwen van ruimten die geheel of gedeeltelijk beneden peil zijn gelegen, zoals kelders en kruipruimtes, niet is toegestaan.

19.2.2 Hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de bij dit artikel behorende tabel, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

Maatvoeringseisen:
hoofdgebouwen  
Vrijstaande woning   Halfvrij- staande
woning  
Aaneengesloten woning   Apparte-menten   Gescha- kelde woning   Recreatiewoning  
maximale goothoogte   7 meter   7 meter   7 meter   7 meter   7 m¹   3 m¹  
maximale bouwhoogte    10 meter   10 meter   10 meter   11 meter   10 m¹   5 m¹  
maximale ondergrondse bouwdiepte   3 meter   3 meter   3 meter   3 meter   3 m¹   0 m¹  
verplichte kapafdekking   ja   ja   ja   ja   ja   nee  
maximale dakhelling   65°   65°   65°   65°   65°   65°  
minimale dakhelling   15°   15°   15°   15°   15°   0°  
Maatvoeringseisen:
bijgebouwen en aanbouwen  
       
maximale goothoogte   3 meter   3 meter   3 meter   3 meter   3 m¹   3 m¹  
maximale bouwhoogte   5 meter   5 meter   5 meter   5 meter   5 m¹   5 m¹  

  • b. in aanvulling op het bepaalde in sub a geldt dat minimaal 60% van de breedte van de voorgevel dient te worden gebouwd in de aangeduide bouwgrens die naar de gronden met de bestemming 'Tuin - 1' dan wel direct naar de weg is toegekeerd, uitgezonderd voor vrijstaande woningen. Indien bij een hoekperceel twee bouwgrenzen naar de gronden met de bestemming 'Tuin - 1' dan wel naar de weg zijn gekeerd, dan dient de voorgevel te worden gebouwd in de bouwgrens, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen percelen heeft;
  • c. indien niet in de betreffende bouwgrens gebouwd wordt, dient een afstand van minimaal 2 meter uit de bouwgrens aangehouden te worden;
  • d. bovenstaande geldt tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van het plan afwijkend is, in dat geval geldt de feitelijke afstand van de voorgevel tot de bouwgrens als maximum afstand van de voorgevel tot de bouwgrens, voor zover legaal tot stand gekomen;
  • e. aanbouwen en bijgebouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens gerealiseerd worden, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen en de bouwhoogte maximaal 8 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een plat dak is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende dakopbouw' de bouw van een dakopbouw op een hoofdgebouw toegestaan is, mits:
    • 1. de dakopbouw over de gehele breedte van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de voorzijde van de dakopbouw op tenminste 2 meter achter de bouwgrens wordt gebouwd;
    • 3. de dakopbouw van een plat dak wordt voorzien;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van de dakopbouw niet meer dan 9 meter bedragen.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   2 meter  
pergola's   2,5 meter  
speeltoestellen   3 meter  
overige bouwwerken   2 meter  

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van (detail)handel of dienstverlening;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in 19.5.1;
  • d. permanent wonen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • e. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen.

19.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

19.4.3 Geen strijdig gebruik van bouwwerken en gronden

Het bepaalde in 19.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 19.4.1, sub c onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg waarvan de behoefte met een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • d. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 15.5.1 of anderszins reeds een afwijkingsvergunning ten behoeve van mantelzorg is verleend;
  • e. burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning voor afwijken als bedoeld in dit artikel intrekken, indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

19.5.2 Bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 19.4.1, sub d voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat uitsluitend een omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor activiteiten die voorkomen in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijven en dat geen omgevingsvergunning voor afwijken wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
  • h. er nog geen omgevingsvergunning voor afwijken is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 15.5.2.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 100 m²;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 30 cm.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

20.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om bouwvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

20.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in 20.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door de regioarcheoloog.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • d. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 20.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

20.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 20.1 genoemde doeleinden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de regioarcheoloog.

20.4.4 Kabels en leidingen

In afwijking van het bepaalde in 20.4.1, 20.4.2 en 20.4.3 kan er in het geval van werken of werkzaamheden ten behoeve van kabels en/of leidingen, dieper dan 30 cm, een verzoek om instemming gedaan worden aan het bevoegd gezag. Hiertoe dient een Klic-melding aan het verzoek toegevoegd te worden.

Indien uit de Klic-melding blijkt dat er nog geen kabels en/of leidingen dieper dan 30 cm in het gewenste traject aanwezig zijn dan dient een gecertificeerd archeologisch onderzoeksbureau een archeologisch vooronderzoek, bestaande uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek, uit te voeren. Het bevoegd gezag zal de regioarcheoloog om advies vragen. Hieruit kan blijken dat vervolgonderzoeken zoals proefsleuven onderzoek en/of definitieve opgravingen noodzakelijk zijn.

Wanneer naar oordeel van de gemeente de archeologische waarden voldoende zijn onderzocht dan kan via www.omgevingsloket.nl een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.5.1 Verbod
  • a. Het is verboden voor de als 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 100 m2 en niet dieper gaat dan 30 cm onder maaiveld;
  • b. aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

20.5.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 20.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

20.5.3 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 20.5.1 onder a, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' van de verbeelding wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

20.6.2 Advies

Alvorens de in 20.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan de regioarcheoloog.

Artikel 21 Waarde - Ecologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige ecologische waarden:

  • a. Waarde - Ecologie 1: ecologische hoofdstructuur;
  • b. Waarde - Ecologie 2: monumentale boom;
  • c. Waarde - Ecologie 3: beeldbepalende boom;
  • d. Waarde - Ecologie 4: groenblauwe mantel.

21.2 Bouwregels

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de natuurwaarde en/of ecologische waarde als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen dan prevaleert de bestemming 'Waarde – Ecologie'.

Op de gronden als bedoeld in 21.1 gelden in principe geen beperkingen ten aanzien van bouwen, uitgezonderd 'Waarde - Ecologie 1', en 'Waarde - Ecologie 4' waarbinnen niet gebouwd mag worden, anders dan bestaande bouwwerken en bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie 1' en 'Waarde - Ecologie 4' .

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie 1' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
    • 2. het vellen en rooien van houtgewas;
    • 3. het ophogen, het afgraven of ontgronden van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen;
    • 5. het graven of dempen van sloten en greppels;
  • b. het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie 2 en 3' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van verhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan 10 m²;
    • 2. het rooien en/of vellen van de ter plaatse aanwezige monumentale boom of bomen;
  • c. het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie 4' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,5 m¹, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;
    • 2. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    • 3. het verwijderen van landschapselementen;
    • 4. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 5. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m².

21.4 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 21.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

21.5 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 21.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. blijkt dat de werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van beheer van de gronden en daarmee geen aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied (Waarde-Ecologie 1)
  • b. door die werken en werkzaamheden dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de beeldbepalende dan wel monumentale boom (Waarde-Ecologie 2 en 3);
  • c. de (verkeers)veiligheid in het geding komt door het behoud van de monumentale of beeldbepalende boom (Waarde-Ecologie 2 en 3);
  • d. zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden (Waarde-Ecologie 4).

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Algemene bepalingen met betrekking tot ondergronds bouwen
23.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in de regels van hoofdstuk 2 opgenomen uitzonderingen (artikelen 20 en 21), geen beperkingen.

23.1.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in de regels van hoofdstuk 2 opgenomen uitzonderingen op ondergrondse bouwwerken (zoals artikel 19.2.1 onder e), de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil.

23.1.3 Afwijken ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 23.1.2, sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • c. bij het berekenen van de blijkens de aanduidingen of deze regels geldende bebouwingspercentages, het maximaal te bebouwen oppervlak en/of voorgeschreven inhoudsmaat, wordt de maatvoering van ondergrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen.

23.2 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • c. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen, reclametoestellen en draag-constructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg;
    • 2. 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  • f. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • g. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 m 1 kunnen overschrijden.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 Veiligheidszone - LPG

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' mag geen bebouwing als bedoeld in bijlage 2 worden opgericht, welke niet voldoet aan de afstandsnormen, zoals deze zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regels. De toetsing wordt verricht aan de hand van het gemeentelijk stappenplan voor externe veiligheidstoetsing, waarvan de uitkomsten indien nodig voorgelegd worden aan het college voor B&W.

24.2 Vrijwaringszone - watergang
24.2.1 Voorrangsregeling

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - watergang' zijn de gronden primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse en bovengrondse watergangen. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de natuurwaarde en/of ecologische waarde als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert het belang van de watergang.

24.2.2 Bouwregel

Ter plaatse van deze aanduiding mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de watergang.

24.2.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 24.2.2 voor de bouw van bouwwerken, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterhuishouding. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

24.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - watergang' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de waterhuishouding in gevaar kunnen brengen.

Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor afwijken verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor overschrijding van de in het plan voorgeschreven maatvoerings- en situeringseisen met ten hoogste 10% onder de voorwaarde dat de verhoging/ overschrijding geen onevenredige aantasting tot gevolg mag hebben van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • b. de milieukwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. het woon- en leefklimaat.

25.2 Antenne installatie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor afwijken verlenen van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het oprichten van een antenne-installatie onder de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, bedraagt niet meer dan 30 meter;
  • b. de antenne-installatie wordt niet opgericht op een gebouw waar langdurig personen verblijven;
  • c. gebleken is dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van een reeds bestaande antennedrager;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie niet onevenredig worden aangetast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

25.3 Minimale afwijking

Indien niet op grond van de voorgaande regels een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. geringe wijzigingen/verschuivingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen en differentiatiegrenzen tot ten hoogste 2 meter, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan c.q. de feitelijke situatie, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitale verbeelding;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, onder- en bovengrondse afvalcontainers, en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 4 meter, en geen grotere oppervlakte hebben dan 15 m²;
  • c. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  • d. het plaatsen van vrijstaande reclame (zuilen) met een maximale bouwhoogte van 7 meter;

indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de milieukwaliteit;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. het woon- en leefklimaat.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

26.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitale verbeelding;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken/bouwgrenzen en/of differentiatievlakken/differentiatiegrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd, mits aangetoond wordt dat het bouwwerk niet anderszins gerealiseerd kan worden;
  • c. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en ander nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 27 Algemeen toetsingskader

27.1 Functie

De in dit lid genoemde criteria gelden in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen en het wijzigen van het plan.

27.2 Stedenbouwkundige en beeldkwaliteit

Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
  • c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
  • d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.

27.3 Milieukwaliteit

Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de mate van hinder voor de omliggende functies;
  • b. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen (groepsrisico en plaatsgebonden risico);
  • c. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
  • d. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
  • e. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.

27.4 Verkeersveiligheid

Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
  • b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
  • c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
  • d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.

27.5 Sociale veiligheid

Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
  • b. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.

27.6 Brandveiligheid en rampenbestrijding

Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de aanwezigheid van vluchtwegen;
  • b. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
  • c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.

27.7 Woon- en leefklimaat

Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  • a. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
  • b. overlast door geluid, stank en/of trillingen;
  • c. de bezonning;
  • d. het uitzicht;
  • e. privacy.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%;
  • c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

28.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig 28.2 in het plan opgenomen "overgangsrecht gebruik" zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan 'Kom Chaam 2015'.