Plan: | Ballemanseweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1723.BPBallemanseweg-VS01 |
Om een goed leefklimaat te verzekeren dient ook gekeken te worden naar de externe veiligheid in het plangebied. Geïnventariseerd is of er inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen in (de nabijheid van) het plangebied aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen op het gebied van externe veiligheid.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en woningen een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Gemeenten en provincies hebben een verantwoordingsplicht bij besluiten die de kans op een ramp en de mogelijke omvang van een ramp beïnvloeden. In de verantwoording moeten de overheden onder andere aandacht besteden aan zelfredzaamheid en mogelijkheden voor hulpverlening.
Het plangebied valt binnen de invloedssfeer van twee buisleidingen van de Gasunie aan de zuidzijde van het plangebied. Het betreft aardgasleidingen van type NEN 3650 en transportroutedeel A-657 en A-532. Het plangebied ligt op circa 175 meter afstand tot de dichtstbijzijnde buisleiding. Verder zijn geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen nabij het plangebied gelegen die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar, dat een onbeschermd persoon overlijdt als rechtsreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De risicocontour (ofwel het plaatsgebonden risico) van 10-6/jr. van het meest noordelijk gelegen transportroutedeel ligt op circa 110 afstand tot de meest zuidelijk gelegen woning binnen het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen de 10-6/jr. contour en voldoet aan de gestelde grens- en richtwaarde.
Het groepsrisico wordt bepaald door het invloedsgebied van de risicobron en het risico gelijk is aan de kans x effect, waarbij geldt dat hoe groter de afstand tot de risicobron, des te lager het risico is. Dit invloedsgebied wordt, tenzij anders bepaald, begrensd door de 1% letaliteitsgrens. Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden als gevolg van een calamiteit.
Het plangebied ligt volgens onderstaande risicokaart binnen het invloedsgebied van de aardgasleidingen (zie figuur 3.2). Gezien de afstand tussen het plangebied en de buisleiding neemt, door de realisatie van het plangebied, de personendichtheid niet significant toe. De zeer geringe stijging van de personendichtheid, in het plangebied op circa 175 meter afstand van de buisleiding, bij de realisatie van het plangebied, heeft vrijwel geen effect op de externe veiligheid, veroorzaakt door de aardgasleidingen.
De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. De mogelijkheden van de zelfredzaamheid hangt grotendeels af van het type scenario dat zich afspeelt en de ligging van de risicobron ten opzichte van het plangebied. Daarbij geldt: hoe groter de afstand tussen de calamiteit en het plan, des te meer tijd hebben aanwezigen om zichzelf in veiligheid te brengen. Gezien de afstand tot de verschillende risicobronnen is bij een calamiteit zo snel mogelijk schuilen in een gebouw het voorkeursscenario. Mensen op grotere afstand van de risicobron kunnen bij een tijdige waarschuwing het gebied op tijd ontvluchten. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en duren sluiten is dus van belang. Het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS: de sirene) speelt hierbij een belangrijke rol om aanwezigen te alarmeren.
Om effectief en efficiënt hulp te kunnen verlenen ten tijde van een incident dienen de hulpverleningsdiensten voldoende capaciteit te hebben om alle effecten binnen een kort tijdbestek te kunnen bestrijden. Tevens dient de bereikbaarheid van het terrein gegarandeerd te zijn. Daarnaast dient in de directe omgeving voldoende primair (60 m3/uur) en secundair (90 m3/uur)bluswater beschikbaar te zijn.
Aan de volgende maatregelen kan worden gedacht om het restrisico zo klein mogelijk te houden:
Het groepsrisico verandert gering als gevolg van de bestemmingsplanwijziging, en het bevoegd gezag dient een verantwoording af te leggen waarbij een bestuurlijke afweging wordt gemaakt. De risico's waaraan het plangebied en/of de omgeving zijn blootgesteld worden daarbij afgezet tegen de maatschappelijke baten van het plangebied en/of de risicovolle activiteit. Het bevoegd gezag accepteert bij de vaststelling van het bestemmingsplan, met inachtneming van de niet significante wijziging van het groepsrisico en de grote afstand tussen het plangebied en de risicobronnen, het restrisico wat overblijft na het nemen van de mogelijke maatregelen en het garanderen van voldoende WAS-dekking.
Figuur 3.2: Uitsnede risicokaart (inzet: vergroting omgeving plangebied)