direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Brouwershoeve, Nistelrode
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In Nistelrode aan het Raadhuisplein heeft tot 2005 Partycentrum De Brouwershoeve gestaan. Dit gebouw, een monumentale boerderij uit de achttiende eeuw met rieten kap, is door een blikseminslag afgebrand. Op het achterliggende terrein staan de voormalige bedrijfspanden van Kling van Dinther. Aan de Kromstraat is Cafetaria 't Tramplein gevestigd.

Het voornemen bestaat om dit gehele terrein te herontwikkelen naar een woonlocatie hoofdzakelijk bestaande uit twee appartementengebouwen met aan het Raadhuisplein een centrumfunctie in de plint. Op het achterliggende terrein wordt in eerste instantie een parkeerterrein gerealiseerd ten behoeve van de parkeerbehoefte van de ontwikkeling. Aan de randen van dit parkeerterrein komen tevens drie patiowoningen. Een deel van het parkeerterrein wordt voorzien van een wijzigingsbevoegdheid zodat in de toekomst hier ook, onder voorwaarden, woningbouw op gerealiseerd kan worden. Tot slot krijgt Eetcafé 't Pumpke een beperkte mogelijkheid om uit te breiden. De bestaande mogelijkheid om de verdieping van Eetcafé 't Pumpke ook ten behoeve van horeca te gebruiken komt te vervallen.

De beoogde ontwikkeling past niet binnen de kaders van de huidige beheersverordening 'Centrum Nistelrode'. De gemeente Bernheze heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het opstellen van een nieuw juridisch-planologisch kader voor het betreffende terrein. Met het voorliggend bestemmingsplan wordt de bestemming ter plaatse herzien en wordt onderbouwd dat de ontwikkeling toelaatbaar en uitvoerbaar is.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in de kern Nistelrode, aan de zuidkant van het centrum op de hoek van de Laar/Raadhuisplein en de Kromstraat. Het plangebied wordt begrensd door woningen in het oosten en het zuiden en het Rainbow Centre en de bedrijfsgebouwen van het Kruidvat in het noorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (Luchtfoto Kadaster, 2017)

1.3 Geldende beheersverordening

Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling geldt de beheersverordening 'Centrum Nistelrode', vastgesteld op 28 september 2017. Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden bestemd als 'Horeca' en 'Bedrijf', zoals zichtbaar in figuur 1.2. Daarnaast geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en is aan de noordzijde de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aanwezig.

De geldende beheersverordening biedt geen mogelijkheden om de beoogde ontwikkeling te realiseren. Binnen beide bestemmingen zijn reguliere woningen niet toegestaan. Enkel horeca in de lichte en middelzware categorie zijn toelaatbaar ter plaatse van de bestemming 'Horeca'. Ook de bouwmogelijkheden zijn niet toereikend voor de voorgenomen ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede beheersverordening 'Centrum Nistelrode' (Croonenburo5, 2017)

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in en rond het plangebied en geeft inzicht in de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Bernheze. Hoofdstuk 4 omvat de toets aan de sectorale milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de procedure.

Hoofdstuk 2 Omschrijving plangebied

2.1 Gebiedsbeschrijving

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Nistelrode is rond de 13e eeuw ontstaan als gemeenschap rondom de Sint-Lambertuskerk. Vanaf deze periode heeft Nistelrode zich tot een zelfstandige bestuurlijke gemeenschap ontwikkeld met overwegend agrarische activiteiten. Vanaf de 18e eeuw vormde de linnenweverij een belangrijke nevenactiviteit die vanaf de 19e eeuw door de toenemende automatisering ondergebracht werd in fabrieken. Halverwege de 18e eeuw is de eerste verharde weg aangelegd die de verschillende dorpskernen uit de omgeving (Uden, Nistelrode en Heesch) met elkaar verbond. Niet veel later werd de verbinding tussen deze dorpen verder versterkt door de aanleg van een stoomtramverbinding.

Als gevolg van de aanleg van de infrastructuur kon langs deze weg lintbebouwing ontstaan welke zich concentreert rondom de Sint Lambertuskerk en de tramhalte. Deze bebouwing vormt nog altijd de hoofdstraat door Nistelrode. Door de jaren heeft de kern zich kunnen verdichten tussen de verschillende ontsluitingswegen met overwegend woonbebouwing. De Laar vormt nu nog altijd het dorpscentrum van Nistelrode, met typische functies zoals detailhandel en horeca.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Nistelrode omstreeks 1900 (bron: Kadaster)

2.1.2 Ruimtelijke opbouw

De gemeente Bernheze is gelegen op de overgang van de Peelhorst naar de dekzandvlakte met dekzandruggen. De kernen zijn ontstaan op de overgang van hoog naar laag en van droog naar nat. De zuidgrens van de gemeente wordt gevormd door de beekdalen van de Leigraaf en de Aa. Door verbindingen tussen de kernen worden lijnen gevormd waarlangs lintvormige bebouwingsstructuren zijn ontstaan.

De ruimtelijke structuur van Nistelrode wordt van oudsher bepaald door lintbebouwing in een noord-zuidrichting, evenwijdig aan de Peelrandbreuk. Diverse zijstraten vanuit de woongebieden monden uit op deze hoofdstraat. Het centrum heeft een historisch karakter. Dit is in de huidige situatie onder andere nog te merken aan de typische lintbebouwing en doorgangswegen, de aanwezige historische bebouwing rondom het Raadhuisplein en voormalig agrarische bouwwerken aan het lint. De voormalig monumentale boerderij waar Partycentrum De Brouwershoeve in gevestigd was, was onderdeel van deze historische agrarische bouwwerken.

Gezien vanaf de Weijen richting de Laar krijgt de omgeving meer het karakter van een dorpscentrum waarbij de bebouwing hoger en moderner wordt. Het Raadhuisplein is een driehoekig plein met wederom een historisch karakter als gevolg van de klinkerbestrating en historische bebouwing. De bebouwing wordt kleinschaliger en er is sprake van meer ruimte tussen de gebouwen.

2.1.3 Functionele opbouw

Het centrum van Nistelrode kent een grote diversiteit aan functies. Langs de Laar ligt het detailhandelshart van het dorp met onder andere de diverse zaken van Van Tilburg Mode & Sport en Marya Schoenmode. In het zuidelijk gedeelte, rondom het Raadhuisplein, bevindt zich overwegend horeca zoals Eetcafé 't Pumpke. Ook bevindt zich hier de Wereldwinkel en Cultureel Centrum Nesterlé met daarachter de Jumbo.

2.2 Huidige situatie

In de huidige situatie kan het plangebied opgedeeld worden in drie delen. In het noordoosten staat de bedrijfsbebouwing van de voormalige vestiging van Kling van Dinther. Deze gebouwen staan al enkele jaren grotendeels leeg. Het terrein is bereikbaar via het Toniesplein en afgesloten met een hekwerk. Aan de zuidwestzijde ligt het terrein van het voormalige Partycentrum De Brouwershoeve, dat in 2005 is afgebrand. Sinds die tijd ligt het terrein braak en wordt het in de zomer onder andere gebruikt als beachvolleybalveld. Tenslotte zijn in het zuiden van het plangebied Cafetaria 't Tramplein en Eetcafé 't Pumpke gesitueerd met aan de Kromstraat en Raadhuisplein een terras.

In de onderstaande figuur worden een aantal foto's weergegeven van het plangebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0005.jpg"

Figuur 2.2. Huidige situatie plangebied gezien vanaf het Toniesplein, de Kromstraat en het Raadhuisplein

2.3 Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling bestaat uit verschillende onderdelen. Aan de zuid- en westkant van het plangebied worden twee appartementengebouwen gerealiseerd. Eén gebouw krijgt een centrumfunctie in de plint met daarboven woningen, het andere appartementengebouw wordt volledig ingericht ten behoeve van het wonen. Op het achterliggende terrein wordt een parkeerterrein gerealiseerd met aan de randen drie patiowoningen. In totaal worden er 23 woningen gerealiseerd. Tot slot krijgt Eetcafé 't Pumpke een beperkte mogelijkheid om aan de voorzijde een orangerie te realiseren. De bestaande mogelijkheid om de verdieping van Eetcafé 't Pumpke ook ten behoeve van horeca te gebruiken komt te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0006.jpg" Figuur 2.3 Totaaloverzicht ontwikkeling met het Raadhuisplein in het zuiden (bron: architectenbureau Visser en Bouwman bv)

Gebouw A

Ten noorden van Eetcafé 't Pumpke wordt een nieuw gebouw gerealiseerd ten behoeve van 8 appartementen op de verdiepingen en een centrumfunctie (zoals horeca, detailhandel of dienstverlening) en enkele bergingen in de plint. Eén van de appartementen wordt uitgevoerd als penthouse en krijgt op de begane grond een eigen parkeergarage voor 2 auto's. Dit appartementengebouw is georiënteerd op het Raadhuisplein en bestaat hoofdzakelijk uit twee lagen plus een kap, waardoor het nieuwe gebouw hoger wordt dan de naast gelegen gebouwen, maar qua maat en schaal aansluit bij het tegenover gelegen Oude Raadhuis en de woningen aan de overzijde van de Laar. Door de gevelverspringingen en de verschillende kleurstellingen oogt het nieuwe complex kleinschaliger en vult deze het afwisselende beeld aan het Raadshuisplein aan. Het ontwerp van dit gebouw is in overleg met de monumentencommissie tot stand gekomen.

Tussen gebouw A en Eetcafé 't Pumpke is een kleinschalige uitbreiding van het eetcafé voorzien. Deze uitbreiding past richting het Raadhuisplein niet binnen de regels van de vigerende beheersverordening en is derhalve meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0008.jpg"

Figuur 2.4 Voorlopige impressie gevels Gebouw A (Architectenbureau Visser en Bouwman bv, 10 januari 2019)

Gebouw B

Gebouw B in het zuiden van het plangebied en ten oosten van Eetcafé 't Pumpke, wordt geheel ontwikkeld voor wonen. Hier worden in totaal 12 appartementen ontwikkeld. Dit gebouw is georiënteerd op de kruising van het Tramplein, de Kromstraat en de Tramstraat. Het nieuwe gebouw bestaat uit twee lagen en een kap, met twee kopgevels richting het Tramplein. Ten oosten van het beoogde nieuwe appartementengebouw worden bergingen gerealiseerd voor de appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0010.jpg"

Figuur 2.5 Voorlopige impressie gevels Gebouw B (Architectenbureau Visser en Bouwman bv, 10 januari 2019)

Patiowoningen

In het noordelijkste deel van het plangebied worden drie patiowoningen ontwikkeld. De patiowoningen ontsluiten via het parkeerterrein en daarmee niet langs de bestaande woningen aan het Toniesplein. De patiowoningen krijgen eigen parkeergelegenheid voor de deur. Qua maat en schaal sluiten de beoogde patiowoningen goed aan op de woningen in de omgeving aan het Toniesplein. De woningen zullen bestaan uit één laag plus een kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0011.jpg"

Figuur 2.6 Voorlopige impressie gevels patiowoningen (Architectenbureau Visser en Bouwman bv, 10 januari 2019)

Parkeren

Het middengedeelte van het plangebied, achter de huidige en beoogde bebouwing aan de Laar/Raadhuisplein en de Kromstraat/Tramplein wordt voornamelijk ingevuld met ruimte voor parkeren. Dit nieuwe parkeerterrein wordt ontsloten via de Laar ten noorden van gebouw A. Een deel van deze parkeerplaatsen zal uitsluitend bestemd zijn voor de bewoners van de nieuwe appartementen en ook in eigendom zijn van de kopers. Het overige gedeelte wordt ingezet ten behoeve van de beoogde functie in de plint van gebouw A en de overige woningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is door de minister van Infrastructuur en Milieu het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het hoofdthema van de SVIR is: "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen opgenomen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.

Toetsing

De SVIR wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau en heeft geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekend dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.

Toetsing

Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening en ladder voor duurzame verstedelijking

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Wel of geen stedelijke ontwikkeling

In het plangebied worden twee appartementengebouwen gerealiseerd (aan de Laar en de Kromstraat). Op de begane grond van het gebouw aan de Laar worden centrumfuncties mogelijk gemaakt. Het bruto vloeroppervlak in de plint van het nieuwe appartementengebouw wat voor deze centrumfuncties beschikbaar is, is 456 m2. Aan de noordzijde van het plangebied komen drie patiowoningen. Een deel van het parkeerterrein wordt voorzien van een wijzigingsbevoegdheid zodat in de toekomst hier ook, onder voorwaarden, grondgebonden woningen gerealiseerd kunnen worden. Bij de horecavestiging (Eetcafé 't Pumpke) op het Raadhuisplein wordt een kleine uitbreiding mogelijk gemaakt. Dit is circa 30 m2 aan de voorzijde. Hiervoor komt wel de mogelijkheid tot horeca op de verdieping te vervallen (circa 150 m2). Tot slot wordt het binnenterrein ingericht als parkeerplaats ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling.


De grens van een stedelijke ontwikkeling ligt bij woningen op basis van jurisprudentie op circa 11 woningen. Wonen is niet mogelijk op basis van de geldende beheersverordening 'Centrum Nistelrode' (vastgesteld op 28 september 2017). Hierdoor is voor deze functie sprake van een stedelijke ontwikkeling conform artikel 3.1.6 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling voor de centrumfunctie in gebouw A wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. De ondergrens ligt 'in beginsel' bij een bruto vloeroppervlakte van 500 m². Rekening houdend met de aard (in het centrum en voormalig gebruik is horeca) en omvang (456 m² bruto vloeroppervlak) van de centrumfunctie wordt de ontwikkeling niet aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', zoals bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. De mogelijkheden voor horeca in het plangebied worden daarnaast per saldo verminderd, ook rekening houdend met een kleine uitbreidingen van Eetcafé 't Pumpke. Parkeerplaatsen worden niet gezien als stedelijke ontwikkeling.

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk gerealiseerd moeten worden binnen het 'bestaand stedelijk gebied'. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven.

Beschrijving behoefte

Kwantitatieve en kwalitatieve behoefte woningen

De relevante regio voor wonen is de subregio 's-Hertogenbosch e.o. binnen de regio Noordoost Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0012.jpg"

Figuur 3.1 Woonregio's (Bron: Brabantse Agenda Wonen, september 2017)

In de Regionale Agenda Wonen (december 2016) zijn de ontwikkelingen op de woningmarkt in Noord-Brabant beschreven. Ook is de regionale plancapaciteit in beeld gebracht. De gemeente Bernheze heeft een woningbouwopgave van ruim 1.900 woningen in de periode 2016-2026. Per 1 januari 2016 was slechts 35% van de 985 woningen in plannen onderdeel van de harde plancapaciteit. Er is daarom behoefte aan nieuwe harde plancapaciteit.

De behoefte aan extra woningen is herbevestigd in de bevolkings- en woningbehoefteramingen die de provincie Noord-Brabant begin juni 2017 naar buiten heeft gebracht. Voor Bernheze is de woningbehoefte in de periode 2017-2029 bepaald op 1.625 woningen (exclusief de opgave door sloop van woningen).

Uit de Brabantse Agenda Wonen 2017 blijkt dat de provincie in lijn met de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking ruim baan wil geven bij herontwikkeling. Plannen voor herbestemming van leegstaande gebouwen of plannen voor inbreiding krijgen voorrang op uitbreidingslocaties.

Gezien de demografische ontwikkelingen, sociaal-maatschappelijke trends en de veranderende woningmarktomstandigheden zal de realisatie van woonruimte in het middensegment op de woningmarkt – betaalbare koop en middeldure huur – extra inspanningen blijven vragen.

Om voor de middeninkomens de kloof tussen sociale huur en koop te dichten, zal er meer geïnvesteerd moeten worden in het huursegment (direct) boven de liberalisatiegrens, tot 1.000 euro per maand. De woningmarkt schiet op dit punt nog altijd tekort. Het plan gaat deels uit van middeldure huur. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de gestelde woondoelen.

In de gemeentelijke woonvisie 2016-2021 is aangegeven dat in de periode 2016-2021 900 woningen aan de voorraad worden toegevoegd, exclusief de taakstelling voor statushouders. Er wordt gebouwd voor diverse doelgroepen en in diverse prijsklassen. Daarmee wordt ook een bijdrage geleverd aan de gemeentelijke woondoelen.

Kwantitatieve en kwalitatieve behoefte centrumfunctie

In Nistelrode is behoefte aan een compact en levendig centrum. Dit wordt mogelijk gemaakt door het toestaan van functies die passen bij een gemengd centrumgebied. Met de beoogde herontwikkeling ter plaatse van de voormalige Brouwershoeve wordt het centrumgebied van Nistelrode voorzien van een kwalitatieve impuls. Enerzijds door een braakliggend terrein te herontwikkelen. Anderzijds door een hoogwaardige en moderne centrumfunctie te realiseren. De horecafunctie wordt per saldo verkleind ten gunste van de woonfunctie en in een deel van het gebied wordt de horecafunctie (voormalige Brouwershoeve) verbreed naar een flexibele invulling voor centrumfuncties. Naast horeca, dienstverlening en detailhandel wordt op de begane grond van het appartementengebouw aan de Laar ook kantoren en maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. De totale plint heeft een oppervlakte van 456 m2 bruto vloeroppervlak.

Ondanks dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel van belang te voorkomen dat er leegstand elders ontstaat door toevoeging van de beoogde centrumfunctie. Momenteel omvat de totale leegstand (detailhandel en horeca) in Nistelrode 943 m2 winkelvloeroppervlak (wvo), verdeeld over 5 verkooppunten. De gemiddelde leegstand per verkooppunt omvat circa 189 m2 wvo. De leegstand is overwegend kleinschalig. Daarbij wordt geconcludeerd dat de leegstand in Nistelrode benedengemiddeld is ten opzichte van het provinciale – en gemeentelijke gemiddelde, maar ook ten opzichte van het gemiddelde van alle Nederlandse kernen met een inwonertal tussen de 5.000 en 7.500. Een leegstandspercentage van 4% wordt in een 'gezonde' marktsituatie veelal aangeduid als frictieleegstand. Conform Locatus is dit kortdurende leegstand van maximaal één jaar. Deze leegstand is vaak het gevolg van het vertrek van een huurder en dat er dan geen aansluitende verhuur plaatsvindt. Frictieleegstand is nodig om een markt goed te laten functioneren. Het zorgt er namelijk voor dat mensen en bedrijven die ruimte zoeken niet nodeloos hoeven te wachten, maar meteen in de gelegenheid worden gesteld om in hun ruimtebehoefte te voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0013.jpg"

Figuur 3.2 Leegstandsanalyse Nistelrode (bron: Locatus, februari 2019)

Ter illustratie worden momenteel slechts twee winkelpanden aangeboden in het centrum van Nistelrode: Laar 29 en Laar 29b (Funda in Business, per 20 februari 2019). In het vigerende bestemmingsplan zijn beide locaties bestemd voor gemengde doeleinden. De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandelsbedrijven, dienstverlenende bedrijven, kantoren en maatschappelijke doeleinden. Rekening houdend met de relatief lage (frictie)leegstand in het centrum van Nistelrode worden verwacht dat beide panden relatief snel zullen worden ingevuld. Dergelijke locaties zijn schaars. Bij deze marktomstandigheden worden als gevolg van de beoogde (her)ontwikkeling geen onaanvaardbare effecten verwacht op het woon- en leefklimaat in Nistelrode. De ontwikkeling vindt plaats binnen het centrumgebied en is daarmee beleidsmatig gewenst.

3.1.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen, bijvoorbeeld voor defensie en waterveiligheid, de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Naar aanleiding van een advies van de Raad van State voorziet het Barro ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro).

Toetsing

Het plangebied ligt vanuit de Rarro in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt in dat, teneinde het ongestoord functioneren van radarcommunicatieapparatuur op de vliegbasis te waarborgen, er rond de vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (= 27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 65 meter +NAP, te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Het plangebied is gelegen op een hoogte van ongeveer 12 meter +NAP. De toegestane bouwhoogte is maximaal 11 meter. De grootste bouwhoogte bedraagt dus 23 meter +NAP. Binnen het plangebied worden daarmee geen objecten gerealiseerd met een hoogte van 65 meter +NAP. Het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel wordt door het plan derhalve niet belemmerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0014.jpg"

Figuur 3.3 Radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel (Bijlage 8.4. bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening – Staatscourant 2012 nr. 18324 7 september 2012)

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

Stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herbestemmen wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren. De beoogde ontwikkeling draagt hieraan bij.

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

Ruimtelijke kwaliteit en zorgvuldig ruimtegebruik

De Verordening ruimte Noord-Brabant heeft wel een doorwerking naar gemeentelijke besluitvorming. De verordening bevat concrete regels die de provinciale belangen veilig stellen. Ingevolge de Verordening dient bij een ruimtelijk plan of besluit dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording te worden opgenomen waaruit blijkt dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Toepassing moet worden gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Toetsing

Het plangebied is vanuit de Verordening ruimte Noord-Brabant onderdeel van het 'bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. De provincie Noord-Brabant heeft de ambitie zich te ontwikkelen tot een top kennis- en innovatieregio op Europees niveau. Daarvoor is agglomeratie kracht en zijn sterke stedelijke gebieden nodig. Om niet uit te groeien tot een klassieke metropool, vindt de provincie het van belang dat er verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied, de zogenaamde mozaïekstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0015.jpg"

Figuur 3.4 Uitsnede provinciale themakaart stedelijke ontwikkeling met plangebied in rood (bron: provincie Noord-Brabant)

Hoofdregel van het beleid is dat stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestaand stedelijk gebied, wat bestaat uit het stedelijk concentratiegebied en de kernen in het landelijk gebied. In en rondom de kernen in het landelijk gebied staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal.

Concentratie van verstedelijking

In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen dienen gericht te zijn op de eigen behoefte. Om de leefomgeving aantrekkelijk te houden, verplaatsen bedrijven die hier qua aard, schaal en functie niet meer bij passen naar werklocaties rond de steden. Leefbaarheid en het op peil houden van het voorzieningenniveau is daarbij een belangrijk aandachtspunt.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen.

Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit

De provincie wil dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden. Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie met het omliggende landschap.

In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied. De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het

principe van 'migratiesaldo-nul'. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen en werken.

De beoogde ontwikkeling voorziet in ruimte voor wonen voor inwoners van de gemeente Bernheze zelf. De centrumvoorziening in de plint van gebouw A zal daarnaast hoofdzakelijk een lokale verzorgingsfunctie hebben. Dit geldt ook voor de uitbreiding ter plaatse van Eetcafé 't Pumpke. De beoogde ontwikkeling voorziet tot slot in het herbenutten van gronden gelegen in bestaand stedelijk gebied ten behoeve van een ontwikkeling die voor wat betreft functie, stedenbouw en architectuur aansluit bij het karakter en kwaliteit van de plek.

Wonen

Voor deze kernen geldt over het algemeen dat nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. De afspraken zoals vastgelegd in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) zijn hiervoor nog steeds leidend. Voor de onderbouwing van nieuwe woningen is het tevens nodig een relatie te leggen naar de bestaande harde plancapaciteit. Als er elders binnen de gemeente nog voldoende capaciteit bestaat om in de behoefte te voorzien, is er mede gelet op zorgvuldige ruimtegebruik geen nieuwe capaciteit voor de bouw van woningen nodig.

In dit bestemmingsplan worden 23 woningen bij recht toegevoegd en enkele woningen met een wijzigingsbevoegdheid. Het toevoegen van deze woningen past binnen de woningbouwafspraken zoals vastgelegd in het Regionaal Ruimtelijk Overleg en binnen de harde plancapaciteit van de gemeente Bernheze (zie paragraaf 3.1.3 en 3.3.1).

Centrumvoorzieningen en horeca

Juist met het oog op de aantrekkelijkheid van Brabant vindt de provincie een vitale en toekomstbestendige voorzieningenstructuur van groot belang. Voor het optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied ligt het accent op zorgvuldig ruimtegebruik, inbreiden en herstructureren. In de Verordening ruimte Noord-Brabant is vastgelegd dat in het Regionaal Ruimtelijk Overleg alleen afspraken gemaakt moeten worden over detailhandelsinitiatieven en leisurevoorzieningen (ten behoeve van entertainment, cultuur, sport of recreatie) indien er mogelijk sprake is van een bovenregionale voorziening. Van een bovenregionale voorziening is sprake als meer dan 20% van de bezoekers afkomstig is buiten een straal van 35 kilometer van de ontwikkeling of als het aantal te verwachten bezoekers meer bedraagt dan 2.500.000 per jaar bij detailhandel of 750.000 per jaar bij een leisurevoorziening.

De beoogde centrumfunctie zal niet leiden tot een nieuwe bovenregionale detailhandelslocatie of leisurevoorziening. Op de uitbreiding van Eetcafé 't Pumpke is geen provinciale regelgeving van toepassing.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het provinciaal beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Brabantse Agenda Wonen

De provincie Noord-Brabant telt verscheidene regionale woningmarkten, elk met hun eigen regiospecifieke en gemeentelijke karakteristieken, kwaliteiten, ontwikkelingen en opgaven. Dit hangt onder meer samen met de economische dynamiek in de regio en de positie van de regio in het grotere geheel van nationale en internationale netwerken. Ook regionale en gemeentelijke verschillen in groei of krimp van de bevolking en veranderingen in de leeftijds- en huishoudenssamenstelling spelen een belangrijke rol.

De provincie kent een flinke woningbouwopgave heeft, met een sterk accent op de eerstkomende 10 tot 15 jaar. Tot 2013 moeten er nog 120.000 woningen bijgebouwd worden. Hierbij gaat het niet alleen om het wonen 'sec'; het voorzien in de behoefte van huishoudens aan voldoende en geschikte woonruimte. Meer en meer gaat het ook om de meerwaarde van het wonen als een van de drijvende krachten achter tal van sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-kwalitatieve (transitie) opgaven zoals leegstand, economische structuurversterking, mobiliteit en bereikbaarheid, duurzaamheid en energie, klimaatadaptatie, sociale veerkracht en erfgoed.

Met de Brabantse Agenda Wonen, vastgesteld in september 2017, wil de provincie gemeenten en andere betrokken partijen uitnodigen om samen versneld de benodigde woningbouwopgave aan te pakken. Zorgvuldig ruimtegebruik en duurzame verstedelijking staan daarbij nog steeds centraal net als vraaggericht bouwen waarbij rekening gehouden wordt met de groeiende behoefte voor woningen in het middensegment en levensloopbestendige en nieuwe woonvormen.

Binnen de vier RRO-gebieden in de provincie worden al jaren kwantitatieve en kwalitatieve afspraken gemaakt over de woningbouw. Voor de komende jaren gaat het hierbij niet primair meer om 'de aantallen'. Doel is een goed functionerende regionale woningmarkt, waarbij het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de (ruimtelijke) kwaliteiten van de regio en daarmee aan de aantrekkelijkheid van het regionale woon-, leef- en vestigingsklimaat. Om het 'accent op de aantallen' verder te verminderen en de focus meer te leggen op ruimtelijk-kwalitatieve afspraken en de urgentie rond tal van opgaven op de regionale woningmarkt, wil de provincie de komende tijd ervaring opdoen met een werkwijze die niet zozeer gericht is op het jaarlijks maken van regionale kwantitatieve woningbouwafspraken, maar waarbij wordt aangesloten op 'het ritme' van actualiseren van de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose per drie jaar. Regionale en gemeentelijke woningbouwontwikkelingen zullen wel worden gemonitord.

Regionale afspraken woningbouw

In de Regionale Agenda Wonen 2016 is een beeld geschetst van enkele actuele ontwikkelingen op de woningmarkt in Noordoost-Brabant. Naast de regionale plancapaciteit komt ook een aantal vraagstukken en opgaven rond de aansluiting van vraag en aanbod op de regionale woningmarkt in dit stuk aan bod. Uit de regionale agenda blijkt dat voor de komende jaren de groei van de woningvoorraad met ca 1.000 woningen per jaar achter blijft bij de benodigde groei om te kunnen voorzien in de woningbehoefte. Omdat naar aanleiding van de Brabantse Agenda Wonen nog een eerste 'regionaal perspectief op bouwen en wonen' moet worden vastgesteld, wordt vooralsnog getoetst aan de Regionale Agenda Wonen 2016.

Toetsing

In de gemeente Bernheze is de komende jaren behoefte aan de toevoeging van circa 1.785 woningen. Tevens is de verwachting dat er rond de 140 woningen worden gesloopt. Hiermee komt de benodigde woningbouwcapaciteit boven de 1.900 woningen. Er liggen al diverse plannen, waarmee voor circa 51% in de benodigde vraag kan worden voorzien. Circa 35% van deze plannen behoorde in 2016 tot de harde plancapaciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0017.jpg"

Figuur 3.5 Woningbouwcapaciteit en regionale woningbouwafspraken (bron: Regionale Agenda Wonen 2016)

De verwachting dat Noord-Brabant blijft groeien is wederom bevestigd in de bevolkings- en woningbehoefteramingen die de provincie Noord-Brabant begin juni 2017 naar buiten heeft gebracht. Om de bevolkingsgroei van de gehele provincie te kunnen opvangen moet de Brabantse woningvoorraad tot 2030 nog met 120.000 woningen groeien. Voor Bernheze is de woningbehoefte in de periode 2017-2029 bepaald op 1.625 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0018.jpg"

Figuur 3.6 Woningbehoefte 2017-2029

Met de toevoeging van woningen wordt een bijdrage geleverd aan de groeiende woningbehoefte.

3.3.2 Regionale Detailhandelsvisie

In december 2015 is ingestemd met een nieuwe Regionale Detailhandelsvisie. Het doel van deze regionale visie is het formuleren van een gedeelde ambitie en visie over de gewenste ontwikkelingsstructuur van de detailhandel in de regio Noordoost-Brabant. De inzet van de regionale visie is gericht op het in goede banen leiden van de veranderingen ten behoeve van een goede consumentenverzorging nu en op langere termijn, maar ook om zorg te dragen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering van de winkelstructuur en de winkelomgeving. De focus ligt daarbij op de kansrijke bestaande winkelgebieden en hergebruik van gebouwen. De omvang en samenstelling van het winkelaanbod en de leegstand in Noordoost-Brabant wijkt niet sterk af van het landelijke of provinciale beeld.

In de nabije toekomst is minder behoefte aan fysieke winkelruimte en er is nu al sprake van druk op het middensegment van het aanbod. Ondanks dat er teveel winkelaanbod aanwezig is en in de toekomst minder detailhandelsmeters nodig zijn in de regio, moet voorkomen worden dat ontwikkelingen op slot worden gezet. Vernieuwing en kwaliteitsimpulsen zijn nodig om te kunnen blijven voorzien in de veranderende consumentenbehoefte. Kwaliteitsimpulsen staan voorop in plaats van kwantitatieve uitbreiding van winkelaanbod.

Winkelgebieden zullen zich daarnaast meer moeten onderscheiden, helder positioneren en zich moeten aanpassen aan de toekomstige verzorgingsfunctie. Clustering resulteert in meer bezoekers, beperking van het aantal verkeersbewegingen en gaat versnippering tegen.

Toetsing

Vanuit de regionale detailhandelsstructuur is Nistelrode aangewezen als een kern met een lokaal verzorgingsgebied. De diverse zaken van Van Tilburg Mode & Sport zijn in de visie aangemerkt als bijzondere winkels met een bovenregionale uitstraling.

In kernen met een lokale verzorgingsfunctie is met name behoud van de supermarkt (in het centrum) belangrijk voor het voortbestaan van ander aanbod in de detailhandel. Supermarkten zijn namelijk belangrijke trekkers in deze kernen. Profilering moet gericht zijn op het winkelgebied als gemakscentra in een historische omgeving waar aspecten zoals bereikbaarheid en parkeren belangrijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0019.jpg"

Figuur 3.7 Verzorgingsgebieden (bron: Regionale Detailhandelsvisie)

De aard en omvang van nieuwe initiatieven ten aanzien van detailhandel moeten worden afgewogen in relatie tot het verzorgingsniveau van het winkelgebied waarin het initiatief wordt beoogd. Daarbij wordt voor een kwantitatief criterium gekozen, omdat de omvang van de detailhandel en de omvang van de reeds bekende plannen en initiatieven een knelpunt in de regio is. Initiatieven in winkelgebieden met een lokaal verzorgingsgebied dienen regionaal afgestemd te worden vanaf 500 m2 winkelvloeroppervlak. Initiatieven onder de drempelwaarde worden geacht passend te zijn bij het verzorgingsniveau van het winkelgebied.

De voorziene ruimte voor de centrumfunctie is 456 m2 bedrijfsvloeroppervlak. Hiervan is slechts een kleiner deel in te zetten als winkelvloeroppervlak. Regionale afstemming is om deze reden niet noodzakelijk.

Naast kwantiteit staat ook kwaliteit centraal. Beoogd wordt een hoogwaardige kwalitatieve invulling te krijgen die, mocht dit detailhandel betreffen, passend is bij de uitstraling zoals de diverse zaken van Van Tilburg Mode & Sport.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het regionaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Bernheze

De gemeenteraad van de gemeente Bernheze heeft op 1 februari 2010 de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen van de hele gemeente.

De gemeente Bernheze kan gezien worden als een landelijke enclave tussen de stedelijke regio's. De toekomstige ontwikkeling van de gemeente Bernheze vindt haar basis in twee kwaliteiten: enerzijds haar groene kwaliteiten, zowel in het grote middengebied, als in en rondom de kernen; anderzijds haar woonkwaliteiten, met een gevarieerd aanbod vanuit de vijf kernen. Deze visie is vooral gericht op het behoud van het bestaande, het karakteristieke landschap, de cultuurhistorische waardevolle elementen en het relatief grote voorzieningenaanbod dat zo kenmerkend is voor de gemeente. De bestaande kwaliteiten vormen het uitgangspunt voor veranderingen.

Onderdeel van de Structuurvisie Bernheze 2010 is het Ruimtelijk Casco. Het Ruimtelijk Casco betreft het ontwikkelingskader voor de gemeente Bernheze en vormt een casco voor concrete projecten en plannen. Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en toelichting. Deze zijn nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De gemeente Bernheze heeft de kwaliteiten binnen de gemeente geformuleerd. De gemeente Bernheze wil een gemeente met een dorpse uitstraling blijven. Kleinschalige verstedelijking wil de gemeente niet uitsluiten, maar deze verstedelijking dient groen ingepast te zijn. Het landelijk wonen nabij een verstedelijkte omgeving is een kwaliteit van de gemeente.

Toetsing

Het plangebied wordt in de Structuurvisie Bernheze aangeduid als centrumgebied. Voor Nistelrode geldt, samen met Heesch en Heeswijk-Dinther, dat dit centrumgebied zich onderscheidt wat betreft omvang en voorzieningenniveau van de kleinere kernen. Nistelrode richt zich hierbij zowel op Heesch als Oss, maar ook op Uden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0020.jpg"

Figuur 3.8 Uitsnede kaart Ruimtelijk Casco – Structuurvisie Bernheze met plangebied in rood (bron: gemeente Bernheze)

De strategie voor het centrum is gericht op handhaving en waar mogelijk versterking van de functiemenging. Het centrum moet herkenbaar zijn en blijven als plek waar functies samenkomen en een grote mate van dynamiek ontstaat. Gestreefd wordt naar een zo compact mogelijk centrum met veel voorzieningen op korte afstand van elkaar. Uitgangspunt is dat de commerciële voorzieningen in principe op de begane grond gesitueerd worden, waardoor de beoogde horeca enkel op de begane grond wordt gesitueerd.

Niet-woonfuncties kunnen getransformeerd worden naar wonen, indien de te transformeren functie overbodig is geworden en er geen sprake is van belemmeringen voor bestaande functies. Voldoende parkeervoorzieningen op korte afstand is van belang. Er dient ook aandacht besteed te worden aan de verblijfskwaliteit in het centrum. Door de huidige mix van wonen en centrumfuncties, moet van beide kanten reeds rekening worden gehouden met eventuele overlast van functies. In paragraaf 4.11 wordt hier verder op ingegaan.

Binnen het centrumgebied is een hogere bebouwingsdichtheid mogelijk dan elders binnen de kern. De bebouwing dient qua maat en schaal echter wel passend te zijn in de omgeving. Hierop is reeds ingegaan in paragraaf 2.3. De kern Nistelrode ontwikkelt zich voornamelijk als ‘natuurlijk en toeristisch-recreatief centrum’, als springplank naar de Maashorst. Door de beoogde centrumvoorziening wordt de toeristisch-recreatieve functie van het centrum versterkt.

3.4.2 Woonvisie 2016-2021

De woningmarkt is de afgelopen jaren grondig veranderd. De spelende trends en ontwikkelingen hebben consequenties voor de woningvraag, de woningvoorraad en de woonomgeving. Het is zaak voor de gemeente Bernheze om met beleid hierop in te spelen. Daarom heeft de gemeente een nieuwe Woonvisie opgesteld: 'creatief op weg naar een nieuw evenwicht'. In de Woonvisie 2016-2021,welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 14 juli 2016, komt naar voren dat het aantal huishouders de komende jaren naar verwachting toeneemt.

Door de diverse veranderingen sluit de vraag niet altijd aan bij het woningaanbod in Bernheze. De gemeente streeft daarom de komende jaren naar een nieuw evenwicht, waarbij woningen toegevoegd en aangepast worden, aan de hand van de wensen die er zijn. Om dit te bereiken zal soms gebotst worden tegen belemmeringen vanuit de markt of (Rijks)beleid. De gemeente gaat daarom geregeld op zoek (samen met partners in het wonen, o.a. corporaties, particuliere woningbezitters, zorgaanbieders, ontwikkelaars) naar creatieve oplossingen om het wonen in Bernheze nog aantrekkelijker te maken. Met andere woorden: Bernheze gaat creatief op weg naar een nieuw evenwicht in onze woningmarkt. Om dit te bewerkstelligen heeft de gemeente een viertal speerpunten opgesteld:

  • 1. Inspelen op woonwensen;
  • 2. Betaalbaar wonen voor wie dat nodig heeft;
  • 3. Onbezorgd wonen;
  • 4. Een duurzame woningvoorraad.

In de gemeentelijke woonvisie is aangegeven dat in de periode 2016-2021 maximaal 900 woningen aan de voorraad worden toegevoegd, exclusief de taakstelling voor statushouders. Er wordt gebouwd voor diverse doelgroepen, nader uitgewerkt in onderstaand woningbouwkader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0021.jpg"

Figuur 3.9 Woningbouwkader

Voor de periode 2021-2026 gaat de gemeente in gesprek met ontwikkelaars om de plancapaciteit te verhogen en aan te laten sluiten op de verwachte behoefte.

Accenten per dorp

De woonvisie heeft betrekking op de gemeente Bernheze, maar de situatie van onze dorpen is heel verschillend, qua inwoners, woningen, woonomgeving en toekomstige opgaven. In de basis ligt de visie voor de verschillende dorpen in de lijn van de gemeentelijke visie, maar waar nodig zet de gemeente hier enkele accenten per dorp. Accenten voor Nistelrode zijn:

  • Vergroten voorraad met 185 woningen (excl. statushouders) tussen 2016 en 2021
  • Locaties voor (C)PO-projecten aanwijzen en onder aandacht brengen
  • Nieuwbouw van 40 sociale huurwoningen
  • Kleinschalige vormen wonen met zorg bij zorglocaties
  • Vergroten aantal levensloopgeschikte woningen (huur en koop)

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0022.jpg"

Figuur 3.10 Accenten woningbouw Nistelrode

Toetsing

Onderhavig plan past in het beleid van de Woonvisie 2016-2021. Door de voorgenomen ontwikkeling worden 23 woningen toegevoegd aan de bestaande voorraad die de komende 5 jaar met ten minste 900 woningen moet worden uitgebreid. Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nog een aanvullend aantal woningen. Bij opstellen van het wijzigingsplan dat hiervoor benodigd is, zal wederom getoetst worden of de uitgangspunten (zoals aantal en type woningen) passen binnen de kaders van de dan geldende woonvisie.

3.4.3 Welstandsnota Bernheze

De Welstandsnota Bernheze is opgesteld naar aanleiding van de wens om de regeldruk voor inwoners en bedrijven in de gemeente Bernheze te verminderen. Hier is invulling gegeven door de welstandstoets voor grote delen van de gemeente af te schaffen. De nota regelt uitsluitend hetgeen wat noodzakelijk wordt geacht. In de gemeente Bernheze zijn veel gebieden om deze reden welstandsvrij. Voor enkele locaties blijft welstandstoezicht wel van toepassing. Dit geldt voor cultuurhistorische waardevolle gebieden die het bijzondere karakter van Bernheze bepalen.

Toetsing

Een toets aan het vigerende welstandsbeleid is opgenomen in paragraaf 4.5.

3.4.4 Duurzaam bouwen 2013-2016

De gemeente Bernheze streeft bij nieuwe bouwplannen naar "duurzaam bouwen". Dit houdt in dat het volledige bouwproces zodanig wordt ingericht, dat de directe en indirecte schadelijke gevolgen voor het milieu zo beperkt mogelijk blijven. Voorts betekent het, dat de mogelijkheden voor milieu- en energiebesparende activiteiten zo breed mogelijk blijven. Duurzaamheid betekent dat een bouwplan voldoende ruimte biedt om, ook op de langere termijn, tegemoet te komen aan eventuele toekomstige woonwensen.

De gemeente Bernheze wil in 2030 energieneutraal zijn. Dat wil zeggen dat alle energie die binnen de grenzen van de gemeente wordt gebruikt, duurzaam wordt opgewekt. Duurzaam opwekken kan bijvoorbeeld met zonnepanelen of door gebruik te maken van energie uit de bodem.

Toetsing

De nieuwbouw wordt conform de huidige eisen gasloos uitgevoerd en zal voldoen aan de geldende EPC-norm. De toets vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Normstelling en beleid
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van 23 woningen en een centrumfunctie van 456 m2. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld (zie bijlage 1). Op basis van deze m.e.r-beoordelingsnotitie heeft het bevoegd gezag bij het ontwerpbestemmingsplan besloten dat geen milieueffectrapportage voor de voorgenomen planontwikkeling noodzakelijk is.

4.3 Bodem

Normstelling en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

In 2012 is door Milon voor een groot deel van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2. Ten behoeve van het onderzoek is het plangebied opgedeeld in twee deelgebieden. Onderstaand zijn de resultaten per deelgebied beschreven.

Deellocatie Raadhuisplein

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de boven- en ondergrond resten puin, baksteendeeltjes en baksteenresten waargenomen die duiden op een mogelijke verontreiniging in de bodem en het grondwater. Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde concentraties lood, zink, PAK en PCB aangetroffen.

Deellocatie Toniesplein

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de boven- en ondergrond puinresten, baksteendeeltjes, baksteenresten en resten hout waargenomen die duiden op een mogelijke verontreiniging in de bodem en het grondwater. Er is asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde concentraties koper, zink en PCB aangetroffen.

Vervolgonderzoek naar de aangetroffen lichte verontreinigingen werd niet zinvol geacht.

Conform het bodembeleid welke door de gemeente Bernheze wordt gehanteerd is een bodemonderzoek maximaal 5 jaar geldig met een verlengingstermijn van 5 jaar nadat een onderzoek van de bovengrond inderdaad heeft uitgewezen dat de locatie in de afgelopen 5 jaar niet is verontreinigd. Aanvullend onderzoek naar de ondergrond en het grondwater kan dan (meestal) achterwege blijven. Omdat het bodemonderzoek ouder is dan 5 jaar, is een nieuw verkennend bodemonderzoek naar de bovengrond uitgevoerd. Omdat in het verleden resten puin en asbestverdacht materiaal zijn aangetroffen is er tevens een verkennend onderzoek naar asbest in de bodem uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 3.

Tijdens dit onderzoek zijn in de bovengrond lichte verontreinigingen met lood, zink en PCB aangetroffen. Vervolgonderzoek naar deze lichte verontreinigingen is niet noodzakelijk. Op het maaiveld zijn enkele asbestverdachte materialen aangetroffen. Geadviseerd wordt deze handmatig te verwijderen. Analytisch zijn geen dusdanig verhoogde gehaltes asbest in de bovengrond aangetroffen dat nader onderzoek noodzakelijk is.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Water

Normstelling en beleid

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid provincie Noord-Brabant

Het provinciaal beleid is onder andere verwoord in het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016- 2021. Het plan staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het document vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Het Waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaatveranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbend (water)partijen in Brabant.

Beleid waterschap Aa en Maas

Het waterschap Aa en Maas is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om onderhavig plangebied in de gemeente Bernheze. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de Keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van waterschap Aa en Maas. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast. Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist is, is dit ook een taak van het waterschap.

In het Waterbeheerplan 2016-2021 staan de doelen die het waterschap wil bereiken, hoe ze dat willen doen en met welke partners. Dit zijn gemeenten, industriële en agrarische ondernemers, natuurverenigingen, de provincie en het Rijk. De hoogste prioriteit van het waterschap is om vanuit hun verantwoordelijkheid bij te dragen aan de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de inwoners in de regio. Daarnaast staan zij voor innovatief en duurzaam waterbeheer. Bij dit waterbeheer laat het waterschap zich continu leiden door zijn missie: "Het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde, robuuste en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid is gewaarborgd en met oog voor economische aspecten". Naast de bijdrage aan een duurzame leefomgeving met de aanwezigheid van een goed functionerend watersysteem, draagt het waterschap ook bij aan bredere maatschappelijke thema's:

  • water in bebouwd gebied;
  • kennisontwikkeling en innovatie;
  • energiegebruik en grondstofvoorziening;
  • internationale samenwerking;
  • water en ruimte.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s c.q. speerpunten uit het waterbeheerplan en heeft het waterschap een verordening; de Keur en de Legger. De Brabantse waterschappen hebben een gezamenlijke Keur opgesteld, genaamd de Brabantkeur. Deze bevat zoals reeds vermeld gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De Legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. In de Brabantkeur staat weergegeven dat het verboden is om zonder vergunning van het waterschap hemelwater, afkomstig van verhard oppervlak met een totaal oppervlakte van 2.000 m² of meer, op het oppervlaktewater te lozen. Het waterschap toetst een waterparagraaf op onder andere op onderstaande punten:

  • 1. voorkomen van vervuiling;
  • 2. wateroverlastvrij bestemmen;
  • 3. hydrologisch neutraal Ontwikkelen (HNO);
  • 4. vuil water en hemelwater scheiden;
  • 5. afvoer schoon hemelwater volgens de stappen: hergebruik > infiltratie > buffering > afvoer.

Keur waterschap Aa en Maas 2015

De ‘Keur Waterschap Aa en Maas 2015’ bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater, die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van waterschap Aa en Maas. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunningverlening. De Keur van het waterschap is onder andere van toepassing wanneer direct of indirect wordt geloosd naar een oppervlaktelichaam.

De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m². Wanneer de toename van het verhard oppervlak minder is dan 2.000 m² is er vanuit het waterschap geen compensatieverplichting. In deze gevallen is de gemeente het bevoegd gezag.

Gemeentelijk beleid

Het doel van het integrale waterplan Bernheze luidt als volgt: “het ontwikkelen van een integrale visie in de omgang met water in de breedste zin van het woord”. Het integrale aspect betekent dat het gehele systeem van grond- en oppervlaktewater centraal staat, inclusief aan- en afvoer van water. De keten van drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering wordt in de visie betrokken daar waar deze het watersysteem beïnvloedt. Als algemeen streefbeeld voor de gemeente voor 2030 is gesteld: “Het hebben en houden van een veilige, kwalitatief hoogwaardig leefbare gemeente, waarin een gezond en veerkrachtig watersysteem aanwezig is en duurzaam met water wordt omgegaan. Daarnaast versterken de Aa, Leijgraaf en Groote Wetering, als herkenbare beeksystemen met een natuurlijk karakter, enerzijds de leefbaarheid en identiteit en anderzijds de (water)recreatieve en toeristische positie van Bernheze”. De volgende thema's zijn in het waterplan gehanteerd:

  • schoon water. Hierbij geldt de voorkeurstrits: voorkomen - scheiden - zuiveren;
  • zuinig met water;
  • water in de bebouwde omgeving. Hier geldt de voorkeurstrits: vasthouden - bergen - afvoeren;
  • boeiend water;
  • samenwerking.

Planologisch relevant stelt het gemeentelijk beleid dat bij de berekening van de watercompensatie de bebouwing die gesloopt wordt ten gevolge van de ontwikkeling als onverhard gebied beschouwd dient te worden.

Onderzoek

Bodemopbouw en grondwater

Het plangebied is niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. De gronden in de omgeving van het plangebied bestaan hoofdzakelijk uit enkeerdgronden. Uit het bodemonderzoek (zie bijlage 2) blijkt dat de bodem vanaf maaiveld tot circa 20 meter onder maaiveld bestaat uit middel fijn tot uiterst fijn zand met enige leemlagen. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel.

Onder deze deklaag tot circa 70 meter onder maaiveld bevindt zich het eerste watervoerende pakket dat voornamelijk bestaat uit uiterst grof tot en met middel grof zand. Deze afzettingen behoren geologisch gezien tot de Formatie van Sterksel en Veghel.

De stromingsrichting van het grondwater is naar verwachting noordwestelijk gericht, maar zal beïnvloed worden door de nabijgelegen Peelrandbreuk. De grondwaterstand ligt tussen de 1,6 en 2 meter onder maaiveld. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) wordt nog in beeld gebracht middels een geohydrologisch onderzoek. Het plangebied heeft een hoogteligging van circa 11,8 m +NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0023.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede bodemkaart van Nederland met plangebied in rood (bron: Bodemdata)

Oppervlaktewater en waterkeringen

Er zijn in de directe omgeving van het plangebied geen watergangen aanwezig. Het plangebied ligt ook niet in de kern- /beschermingszone van een primaire of regionale waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0024.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede legger oppervlaktewater (bron: Waterschap Aa en Maas)

Verhard oppervlak

In de huidige situatie is een groot deel van het plangebied reeds verhard. In de onderstaande tabel is het verschil in verharding tussen de huidige en toekomstige situatie weergegeven.

Functie   Huidige situatie   Toekomstige situatie  
Dakoppervlak gebouwen   3.506 m2   1.645 m2  
Verharding   1.157 m2 (inclusief afwijking inmeting luchtfoto)   3.314 m2  
Totaal verhard oppervlak   4.663 m2   4.959 m2  
Onverhard   446 m2   150 m2 (aanname groenstroken en plantvakken)  
Totaal oppervlak   5.109 m2   5.109 m2  

Tabel 4.1 Verharding

In de toekomstige situatie neemt het verhard oppervlak met 296 m2 toe. Omdat de toename minder is dan 2.000 m2 is in principe watercompensatie niet noodzakelijk. Conform het beleid van zowel gemeente als waterschap dient de gehele ontwikkeling echter hydrologisch neutraal te zijn. De te bergen hoeveelheid hemelwater dient conform de Brabantbrede Keur 2015 te worden berekend met de rekenregel: benodigde compensatie (m³) = toename verhard oppervlak (m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (m). In voorliggende situatie wordt niet alleen gerekend met de toename van het verhard oppervlak, maar met het geheel aan verharding in de toekomstige situatie.

Voor voorliggende ontwikkeling is er om deze reden sprake van een compensatieplicht van afgerond 297,5 m3. Deze is als volgt berekend. Daarbij is zoals rekening gehouden met een gevoeligheidsfactor van 1 zoals vastgelegd voor deze locatie in de Keur van het waterschap.

5.109 m2 x 1 x 0,06 = 297,5 m3 

De hoogte van het plangebied zal worden afgestemd op de hoogte van de omliggende pleinen en wegen. Naar verwachting zal de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) hoger staan dan gemiddeld gezien de aanwezige wijstgronden. Indien er sprake is van een dergelijk hoge grondwaterstand zal worden gezocht naar een oplossing die het regenwater zeer ondiep in de bodem infiltreert. Een mogelijke oplossing is het realiseren van een waterbergende fundering onder de rijbaan met toepassing van straatkolken en infiltratieboxen. De kolken lozen het regenwater door middel van infiltratieboxen in de waterbergende fundering. De oppervlakte van de rijbaan is 1.200 m2 en uitgaande van 40% holle ruimte in de waterbergende fundering betekent dit dat er een waterbergende fundering benodigd is van 60 cm dik om een waterbergend vermogen van circa 300 m3 te verkrijgen. Indien het wenselijk blijkt kan dit pakket dunner worden uitgevoerd door ook onder de parkeerplaatsen een dergelijke waterbergende fundering aan te brengen. Het een en ander zal in overleg met de gemeente nader worden uitgewerkt en waar nodig worden mogelijke alternatieven bekeken.

Afvalwaterketen en riolering

Voor nieuwbouw is het gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,

De nieuwbouw zal aangesloten worden op een gescheiden rioleringsstelsel. Het afvalwater en het regenwater (vanaf daken en straten) worden door twee aparte stelsels afgevoerd (RWA en DWA). Daarnaast zal hemelwater zoveel mogelijk vastgehouden worden voor herbenutting. Een overstort wordt mogelijk op het gemeentelijk regenwaterafvoerriool (RWA) nabij de Laar.

Conclusie

Het planvoornemen voldoet aan de eisen van het waterschap. Alleen in het kader van hydrologisch neutraal bouwen geldt een compensatieplicht van 297,5 m3. Deze compensatieplicht wordt mogelijk ingevuld door toepassing van een waterbergende fundering onder de rijbaan. Het een en ander zal in overleg met de gemeente nader worden uitgewerkt en waar nodig worden mogelijke alternatieven bekeken.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Normstelling en beleid

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Onderzoek

Archeologie

Het plangebied kent, conform de archeologische verwachtingswaardekaart van de gemeente Bernheze (2011), een hoge archeologische verwachting en valt het deels binnen de zone 'historisch element'. Voor de hoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0025.jpg"

Figuur 4.3 Uitsnede archeologische verwachtingswaardekaart (bron: gemeente Bernheze)

In 2012 is door BAAC reeds een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat voor een deel van de gronden nader onderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk is als de verstoringsdiepte van de nieuwe bebouwing dieper en qua oppervlakte groter is dan de diepte en het oppervlak van de reeds verstoorde gronden. Het gaat om de gebieden die in onderstaande figuur zijn aangeduid met een hoge archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0026.jpg"

Figuur 4.4 Gespecificeerde archeologische verwachting voor plangebied (bron: BAAC)

Ter hoogte van de gebieden met een hoge archeologische verwachting worden gebouw A, gebouw B en enkele bergingen gerealiseerd. Er wordt er daarnaast vanuit gegaan dat ook ter hoogte van Eetcafé 't Pumpke sprake zal zijn van een hoge verwachtingswaarde. De gebouwen worden grotendeels gebouwd ter hoogte van de voormalige bebouwing van de Brouwershoeve en de bestaande bebouwing van Cafetaria 't Tramplein waar reeds funderingen van circa 80 cm diep aanwezig zijn en waar uit onderzoek is gebleken dat de gronden tot maximaal 90 cm in het verleden ontgraven zijn. Er wordt voor de nieuwe gebouwen geen gebruik gemaakt van deze bestaande funderingen. Er zullen nieuwe funderingen aangelegd worden met eveneens een diepte van circa 80 cm. De uitbreiding van Eetcafé 't Pumpke is daarnaast derhalve beperkt dat hier geen onderzoeksplicht uit vloeit.

Omdat de gronden ter plaatse van de nieuwbouw of een lage archeologisch verwachtingswaarde hebben of reeds tot diepte geroerd zijn, wordt nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Cultuurhistorie

Het plangebied grenst in het zuiden en westen aan het Tramplein en het Raadhuisplein. Deze zijn beide volgens de gemeentelijke welstandsnota aangemerkt als 'Het historisch dorpscentrum - Nistelrode centrum'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0027.jpg"

Figuur 4.5 Uitsnede welstandskaart met plangebied in rood (bron: gemeente Bernheze)

De historische centrumfunctie van het Raadhuisplein en de omringende straten is herkenbaar aan de diversiteit aan historische bebouwingstypologieën. De gebouwen dateren zowel uit de 19e als uit de 20e eeuw. Passend bij de locatie in een dorpscentrum is sprake van een rijke detaillering van de woningen en zijn er diverse tweelaagse woonhuizen aanwezig. Over het algemeen zijn de gebouwen gaaf behouden of is historische karakteristiek nog duidelijk herkenbaar gebleven. De gebouwen zijn nagenoeg alle vrijstaand en dicht op de straat geplaatst en hebben een bescheiden kavel. Enkele kenmerkende objecten zoals een kiosk en een waterpomp zijn nog aanwezig.

Voor het historische dorpscentrum gelden verschillende welstandscriteria als het gaat om type bebouwing, plaatsing, situering, oriëntatie, gevelopbouw, materiaalgebruik, en kleurgebruik.

Omdat het plangebied grenst aan een cultuurhistorisch waardevol gebied is vooraf overleg gevoerd over het voorgenomen ontwerp voor de nieuwbouw. De uitbreiding ter plaatse van Eetcafé 't Pumpke wordt pas later verder vormgegeven en was geen onderdeel van dit overleg. Met een gecombineerde welstands- en monumentencommissie is in de vergadering van 31 mei 2018 het ontwerp besproken. De commissie heeft het plan geaccordeerd en daarmee bevestigd dat het ontwerp voldoet. Dit heeft deze commissie bevestigd bij brief van 12 juni 2018. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde eisen in het kader van welstand en cultuurhistorie.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Kabels en (hoogspannings)leidingen

Normstelling en beleid

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • c. defensiebrandstoffen;
  • d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

Binnen en in de omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen aanwezig. Tevens zijn geen relevante hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Verkeer en parkeren

Normstelling en beleid

De verkeersgeneratie van een ontwikkeling wordt bepaald op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Uitgangspunten hierbij zijn een ligging binnen een weinig stedelijke gemeente in het centrum van de kern Nistelrode. Op basis van het autobezit in de gemeente Bernheze dient het gemiddelde binnen de bandbreedte te worden aangehouden.

De parkeersituatie dient te voldoen aan de gemeentelijke parkeernormen, zoals is opgenomen in de Parkeernormennota gemeente Bernheze (vastgesteld 9 juli 2015).

Onderzoek

Ontsluiting plangebied

Het plangebied wordt grotendeels ontsloten op de Laar, een erftoegangsweg dat het noorden van de kern via het centrum verbind met het zuidelijk deel van de kern. De weg heeft daarmee een ontsluitende functie voor het centrum, de maximum snelheid bedraagt 30 km/u. In noordelijke richting kan via de Heescheweg de kern Heesch worden bereikt. Via de Noorderbaan wordt ontsloten op de A50. In zuidelijke richting is via Delst en de Udenseweg de stad Uden te bereiken en wordt via de Maxend ontsloten naar overige kernen als Heeswijk Dinther. Fietsers maken op de Laar gebruik van de fietssuggestiestroken. Voor voetgangers zijn de omliggende wegen voorzien van trottoirs.

In principe zullen voetgangers en fietsers in de toekomstige situatie via de Kromstraat en het Toniesplein het plangebied betreden en verlaten. Bij calamiteiten kunnen auto's ook via het Toniesplein en de Julianastraat het plangebied verlaten.

Het plangebied is ook te bereiken met het openbaar vervoer. Een bushalte is gelegen aan de Laar ter hoogte van het plangebied. Hier ontsluit ieder uur een bus richting Eindhoven en Oss.

Parkeren

De parkeerbehoefte wordt in principe bepaald aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen. De parkeerbehoefte wordt berekend voor het programma wat bestaat uit 8 appartementen (gebouw A), 12 appartementen (gebouw B), 3 patiowoningen, 456 m2 aan centrumfunctie en 30 m2 uitbreiding bij Eetcafé 't Pumpke. Aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen is de normatieve parkeerbehoefte in tabel 4.2 weergeven. Daarbij is tevens rekening gehouden met de functies die in de toekomst komen te vervallen. Voor de centrumfunctie is uitgegaan van een invulling met horeca op basis van een restaurant aangezien voor deze functie de hoogste parkeernorm geldt.

Deze functies hebben echter op verschillende dagdelen in de week een maatgevende parkeerdruk, waardoor een aantal parkeerplaatsen ook dubbel kunnen worden gebruikt. Dit geldt niet voor de parkeerplaatsen die worden toegewezen aan de woningen. Voor de appartementen aan het Raadhuisplein en aan de Kromstraat betreft dit in totaal 19 parkeerplaatsen, voor de patiowoningen zijn dit 2 parkeerplaatsen per woning (0,6 parkeerplaatsen meer dan volgens de norm benodigd). Het penthouse in gebouw A krijgt op de begane grond een eigen parkeergarage voor 2 auto's.

Aan de hand van aanwezigheidspercentages uit het gemeentelijk beleid kan de normatieve parkeerbehoefte hierdoor worden bijgesteld. In tabel 4.2 is daarom ook rekening gehouden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen.

Functie   Aantal   Eenheid   Norm   Normatieve parkeer
behoefte  
Vast toegewezen aan appartementen  
Appartementen Raadhuisplein   7   woningen   1,8 per woning   12,6   7 (op parkeerterrein)  
Penthouse Raadhuisplein   1   woningen   1,8 per woning   1,8   2 (in gebouw)  
Appartementen Kromstraat   12   woningen   1,8 per woning   21,6   12 (op parkeerterrein)  
Patiowoningen   3   woningen   2,0 per woning   6   6 (bij woningen)  
Parkeerplaatsen voor losse verkoop   2   -   -   2   2 (op parkeerterrein)  
Centrumfunctie (uitgaande van horeca, specifiek een restaurant)   456   m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)   10 per 100 m2 bvo   45,6   -  
Toevoegen orangerie Eetcafé 't Pumpke   30   m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)   10 per 100 m2 bvo   3   -  
Vervallen m2 horeca verdieping Eetcafé 't Pumpke   150   m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)   10 per 100 m2 bvo   -15   -  
Sanering snackbar         -17,4   -  
Sanering Kling van Dinther         - 19   -  
           
Totaal         41,4    

Functie   Normatief   Werkdag   Werkdag   Koop   Zaterdag  
      middag   vroege avond   avond   middag  
Appartementen Raadhuisplein (niet toegewezen)   5,6   50%   2,8   75%   4,2   90%   5   60%   3,4  
Appartementen Raadhuisplein (toegewezen)   7   100%   7   100%   7   100%   7   100%   7  
Penthouse Raadhuisplein (toegewezen)   2   100%   2   100%   2   100%   2   100%   2  
Appartementen Kromstraat (niet toegewezen)   9,6   50%   4,8   75%   7,2   90%   8,6   60%   5,8  
Appartementen Kromstraat (toegewezen)   12   100%   12   100%   12   100%   12   100%   12  
Patiowoningen (toegewezen)   6   100%   6   100%   6   100%   6   100%   6  
Parkeerplaatsen voor losse verkoop (toegewezen)   2   100%   2   100%   2   100%   2   100%   2  
Centrumfunctie (uitgaande van horeca, specifiek een restaurant)   45,6   10%   4,6   90%   41   40%   18,2   10%   4,6  
Toevoegen orangerie Eetcafé 't Pumpke   3   10%   0,3   90%   2,7   40%   1,2   10%   0,3  
Vervallen m2 horeca verdieping Eetcafé 't Pumpke   -15   10%   -1,5   90%   -13,5   40%   -6   10%   -1,5  
Sanering snackbar   -17,4   40%   -7   90%   -15,7   40%   -7   40%   -7  
Sanering Kling van Dinther   -19   60%   -11,4   0%   0   100%   -19   100%   -19  
Totaal   41,4   21,6   55   30   15,6  

Tabel 4.2 Parkeerbalans

Op basis van tabel 4.2 blijkt dat op een werkdagavond de parkeervraag het hoogst is. Op dit maatgevende moment bedraagt de parkeerbehoefte 55 parkeerplaatsen. Omdat voor het penthouse 2 parkeerplaatsen op de begane grond in gebouw A worden gerealiseerd bedraagt de maatgevende parkeerbehoefte voor de buitenruimte 53 parkeerplaatsen. In het plangebied worden 94 parkeerplaatsen gerealiseerd. Geconcludeerd wordt dat er genoeg parkeerplaatsen worden voorzien.

Indien gebruik wordt gemaakt van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid zal een aantal parkeerplaatsen op het binnenterrein komen te vervallen. Op basis van de regels in dit bestemmingsplan is geborgd dat er voldoende parkeerplaatsen in stand gehouden moeten worden voor de op dat moment al aanwezige woningen en overige centrumfunctie. Voor de woningen die met de wijzigingsbevoegdheid worden toegevoegd is tevens geborgd dat er voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid.

Verkeersgeneratie en -afwikkeling

De verkeersgeneratie wordt berekend met kencijfers van het CROW. Per functie is de verkeersgeneratie bepaald, de te saneren functies leiden tot een verkeersafname, welke ook zijn meegenomen. In tabel 4.3 is de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling weergeven in motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde weekdag. Van enkele functies zijn geen kencijfers bekend, hiervoor zijn aannames gedaan naar de turnover (hoe vaak een parkeerplaats van de functie per etmaal wordt gebruikt).

Functie   CROW benaming   Aantal of m2   Kencijfer   Eenheid   mvt/etmaal  
Appartementen Raadhuisplein   etage, midden/duur   8   5,8   per woning   46,4  
Appartmenten Kromstraat   etage, midden/duur   12   5,8   per woning   69,6  
Patiowoningen   koop, twee-onder-een-kap   3   7,6   per woning   22,8  
Centrumfunctie (uitgaande van horeca)   * geen kencijfer bekend         365  
Toevoegen orangerie Eetcafé 't Pumpke   * geen kencijfer bekend         24  
Vervallen m2 horeca verdieping Eetcafé 't Pumpke   * geen kencijfer bekend         -120  
Sanering snackbar   ** geen kencijfer bekend               -174  
Sanering Kling van Dinther   *** geen kencijfer bekend               -114  
Totaal                   119,8  

* als aanname wordt een turnover van 4 per parkeerplaats aangehouden

** als aanname wordt een turnover van 5 per parkeerplaats aangehouden

*** als aanname wordt een turnover van 3 per parkeerplaats aangehouden

Tabel 4.3 Verkeerstoename ontwikkeling in mvt/etmaal

De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling bedraagt circa 120 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld op een gemiddelde werkdag. De verkeersgeneratie wordt hiervoor vermenigvuldigd met de factor 1,1. Op een gemiddelde werkdag bedraagt de verkeersgeneratie dan circa 132 mvt/etmaal. Alle parkeerplaatsen worden ontsloten via de Laar. Dit betekent voor de woningen aan het Toniesplein een afname van de verkeersbewegingen van 114 mvt/etmaal naar 0 mvt/etmaal.

Naar verwachting ontsluit het merendeel van het verkeer in noordelijke richting op de Laar (circa 2/3). De verkeerstoename op het noordelijk wegvak van de Laar bedraagt hierdoor 88 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. In een maatgevend spitsuur wordt circa 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Deze circa 9 motorvoertuigen kunnen merkbaar zijn op de Laar maar zullen niet tot knelpunten leiden in de verkeersafwikkeling. De verkeerstoename in zuidelijke richting van de Laar is minder met circa 44 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag en circa 4 motorvoertuigen in het drukste uur. Verwacht kan worden dat dit aantal zal opgaan in het heersende verkeersbeeld.

Sinds 2005 is er door de brand bij Partycentrum De Brouwershoeve geen verkeersgeneratie meer vanuit dit deel van het plangebied. Ondanks dat het planologisch gezien mogelijk is direct een nieuwe horecafunctie te beginnen op deze locatie, is met het vervallen danwel ontbreken van deze verkeersstromen in de huidige situatie geen rekening gehouden in tabel 4.3. Wanneer dit wel gebeurt, zal er geen sprake meer zijn van een verkeerstoename.

Samen met de gemeente wordt gekeken hoe de ontsluiting op de Laar in combinatie met een mogelijke herinrichting van het Raadhuisplein het best vormgegeven kan worden.

Fietsparkeren

Alle woningen krijgen een berging op de begane grond waarin fietsen geparkeerd kunnen worden. Voor de centrumfunctie zal aan de voorzijde van het plein voorzien worden in fietsparkeerplaatsen.

Conclusie

Het plangebied heeft een goede ontsluiting voor de verschillende vervoerswijzen. Er worden voldoende parkeerplaatsen voorzien volgens het gemeentelijk parkeerbeleid. De verkeerstoename kan merkbaar zijn maar zal niet tot knelpunten leiden in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer en parkeren staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente Bernheze beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (2008). Hierin wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke omgang met externe veiligheid. De beleidsvisie bevat geen gebiedstypering of uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden voor de verantwoording van het groepsrisico.

Overige wet- en regelgeving

Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit en effectafstanden uit de 'Circulaire effectafstanden LPG- tankstations'.

Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, is circa 570 meter ten zuidwesten van het plangebied een LPG-tankstation aanwezig. Zowel de PR 10-6 risicocontouren als invloedsgebied van het groepsrisico bereiken niet het plangebied (zie figuur 4.6).

Circa 730 meter ten oosten van het plangebied ligt de A50 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De weg heeft geen PR 10-6 risicocontour. Het maatgevende invloedsgebied is 880 meter vanwege de stofcategorie LT2. Vanwege de ligging van het plangebied binnen dit invloedsgebied is een beperkte verantwoording groepsrisico opgenomen.

Verder worden in en nabij het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het water, spoor of door buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0028.jpg"

Figuur 4.6 Uitsnede professionele risicokaart plangebied (rode cirkel) en omgeving

Beknopte verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied wordt ontsloten via de Laar, de Kromstraat en het Raadhuisplein. Richting het Toniesplein is tevens eens ontsluiting aanwezig met neerklapbare paaltjes die alleen bij noodzaak neergehaald worden. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via verschillende straten van de bron af worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling voorziet in de toevoeging van 23 woningen, 456 m2 aan centrumfuncties en aanvullende woningen via een wijzigingsbevoegdheid. De aanwezige personen in de beoogde woningen zullen naar alle waarschijnlijkheid zelfredzame volwassenen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden.

Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A50 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vanwege de omvang van de beoogde ontwikkeling en ruime afstand tot de weg zal het groepsrisico niet merkbaar toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Normstelling en beleid

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • a. Natura-2000 gebieden;
  • b. Bijzondere nationale natuurgebieden;
  • c. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bijzondere nationale natuurgebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. De provincie Noord Brabant hanteert daarvoor het begrip Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • c. de bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant

In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek en bevindt zich op circa 17,5 kilometer ten westen van het plangebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) of een ecologische verbindingszone. De afstand tot NNB-gebied bedraagt circa 600 meter.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de geringe ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Tevens genereert de beoogde ontwikkeling vanwege deze redenen qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Noord-Brabant staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0029.jpg"

Figuur 4.7 Uitsnede themakaart natuur en landschap Verordening ruimte Noord-Brabant (bron: provincie Noord-Brabant)

Soortenbescherming

In het kader van voorliggende ontwikkeling is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar mogelijk aanwezige beschermde plant- en diersoorten ter hoogte van het plangebied. Deze inventarisatie is bijgevoegd in bijlage 6. Uit de inventarisatie blijkt dat er geen beschermde plantsoorten ter hoogte van het plangebied aanwezig zijn. Het plangebied bezit tevens geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Noord- Brabant. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.10 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft de toevoeging van 23 woningen, ruimte voor een centrumfunctie in de plint en een uitbreiding bij Eetcafé 't Pumpke. De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt 120 mvt/etmaal (zie paragraaf 4.7) Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 0,09 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,02 µg/m³. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0030.jpg"

Figuur 4.8 Resultaten NIBM-tool

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Laar. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0031.jpg"

Figuur 4.9 Uitsnede NSL-monitoringstool met plangebied in rood (bron: Rijksoverheid)

4.11 Bedrijf en milieuzonering

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Het plangebied bevindt zich in het centrum van Nistelrode waardoor sprake is van een gemengd gebied.

Parkeerterrein

Ter plaatse van het plangebied wordt een parkeerterrein gerealiseerd. Voor een parkeerterrein geldt conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt niet voldaan. Daarom is akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5).

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus

Het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vanwege het parkeerterrein bedraagt maximaal 52-55 dB(A) invallend op de gevels van de nieuwe appartementengebouwen en patiowoningen die naar het parkeerterrein zijn gericht. Ter plaatse van bestaande woningen bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ten hoogste 50 dB(A), overeenkomend met de richtwaarde volgens de VNG-brochure.

De geluidsniveaus ter plaatse van de nieuwe woningen zijn hoger dan de algemene richtwaarde van 50 dB(A). Deze richtwaarden hebben geen wettelijke status, maar zijn algemeen aanvaarde waarden. Het is mogelijk om op basis van een bestuurlijke afweging af te wijken van deze richtwaarden. De VNG-brochure biedt hiervoor een stappenplan. Dit stappenplan is gericht op inrichtingslawaai. Een openbaar toegankelijk parkeerterrein kan daarmee worden vergeleken, maar de geluidemissie is tevens vergelijkbaar met wegverkeerslawaai op 30 km/u wegen. Omdat de berekende geluidsniveaus niet meer bedragen dan 55 dB(A) worden deze als aanvaardbaar geacht (overeenkomend met de stap 3 geluidsniveaus uit de VNG-brochure).

Maximale geluidsniveaus

Het parkeerterrein in het plangebied heeft een openbaar karakter, met een aantal privé parkeerplaatsen. Vanwege de aard van het parkeerterrein is het gebruik gedurende 24 uur per dag toegestaan en gezien de korte afstand tot met name de nieuw te realiseren woningen, zijn de te verwachten maximale geluidsniveaus relatief hoog, afgezet tegen een toetsingskader dat is gebaseerd op inrichtingslawaai.

In de overweging om deze ontwikkeling als toelaatbaar te achten, kan worden meegenomen dat het geluid vanwege het parkeerterrein ook kan worden gezien als wegverkeerslawaai. Maximale geluidsniveaus worden in de beoordeling van wegverkeerslawaai niet meegenomen.

Daarnaast zal in het algemeen de parkeerdruk in de avond- en nachtperiode significant minder zijn dan in de dagperiode. Gezien de ligging in het centrum en de hoogte van de appartementengebouwen, zijn afschermende voorzieningen ten behoeve van de nieuwe woningen niet mogelijk. Mogelijke maatregelen t.b.v. het akoestisch klimaat kunnen worden gevonden in de geluidwering van de gevels. In het kader van wegverkeerslawaai is voor de hoogste geluidbelaste gevels een geluidwering nodig van ten minste GA;k = 34 dB(A).

Voorgesteld wordt om voor alle nieuwe woningen in het plan de gevelgeluidwering op een vergelijkbaar niveau te brengen, zodat aan de algemene binnenwaarde voor maximale geluidsniveaus van 45 dB(A) in de nachtperiode kan worden voldaan.

Voor bestaande woningen zijn gevelmaatregelen niet mogelijk. Het hoogst berekende maximale geluidsniveau bedraagt LAmax = 65 dB(A). Uitgaande van een minimaal aanwezige geluidwering van 20 dB(A) wordt nog aan de binnenwaarde van 45 dB(A) voldaan. Daarbij dient tevens vermeld te worden dat er in de huidige situatie ook een parkeerterrein aanwezig is voor Kling van Dinther met de daarbij behorende geluidsbelasting. In de toekomstige situatie worden er nog patiowoningen tussen geplaatst.

Horeca

In het plan is op de begane grond van appartementengebouw A voorzien in het realiseren van horeca (of een andere centrumfunctie). In het ontwerp wordt voorzien in voldoende lucht- en contactgeluidsisolatie, zodanig dat hinder in de bovengelegen appartementen wordt voorkomen en wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Aan de voorzijde is tevens een terras voorzien. Het stemgeluid vanwege bezoekers wordt in het kader van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing gelaten. Gezien het karakter van de centrumomgeving is de eventuele geluidemissie van dit terras gebiedseigen. Gezien de geluidwering die benodigd is ten behoeve van het wegverkeerslawaai, kan hinder binnen de woningen worden voorkomen. Voor bestaande woningen in de omgeving is de geluidemissie vergelijkbaar met het terras van Eetcafé 't Pumpke en zal dit niet leiden tot aantasting van het woon- en leefklimaat.

Milieuhinderlijke functies omgeving plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn diverse centrumgerelateerde functies aanwezig, waaronder:

  • Rainbow Centre
  • Eetcafé 't Pumpke
  • Kruidvat

Het Rainbow Centre is een bowlingcentrum en bevindt zich ten noorden van het plangebied. Voor een bowlingcentrum geldt een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De afstand tot de dichtstbijzijnde beoogde woningen (gebouw A) bedraagt circa 10 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan.

Het Kruidvat betreft detailhandel waarvoor een richtafstand geldt van 0 meter in gemengd gebied. Ook voor 't Pumpke geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied.

In 2012 is ten behoeve van de eerdere planvorming akoestisch onderzoek uitgevoerd (kenmerk 20120745-04). In dit onderzoek is Eetcafé 't Pumpke en Rainbow Centre (voorheen Bowling Nistelrode) onderzocht. Daaruit blijkt dat ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving, na het treffen van voorzieningen zoals een scherm, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ondanks dat het voorliggend plan afwijkt van eerdere plannen, blijven de conclusies van toepassing voor wat betreft de bestaande horeca. De horecamogelijkheden op de verdieping van Eetcafé 't Pumpke komen daar tevens te vervallen en de installaties van de koeling op het platte dak zullen worden verplaatst of worden voorzien van een geluidsscherm.

Het bowlingcentrum en eetcafé zijn destijds ook ten aanzien van het aspect geur onderzocht (kenmerk: 20120745-03). In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. In de bijlage van dit onderzoek zijn de geurcontouren van de bestaande bedrijven te zien. De geurcontouren vanuit het Rainbow Centre reiken niet tot aan de nieuwe woningbouw. De geurcontour vanuit Eetcafé 't Pumpke wel. Omdat dit slechts voor een zeer klein gedeelte van het plangebied geldt en omdat in het ontwerp wordt voorzien in voldoende lucht- en contactgeluidsisolatie, zodanig dat hinder in de daar aanwezige appartementen wordt voorkomen, vormt het aspect geur geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0032.jpg"

Figuur 4.10 Geurcontouren Rainbow Centre (35A) en Eetcafé 't Pumpke (7A) (bron: geuronderzoek Brouwershoeve te Nistelrode (2012)).

Ter plaatse van Kromstraat 3 is in de huidige situatie een woning aanwezig. Ter plaatse geldt een bedrijfsbestemming waar bedrijvigheid is toegestaan t/m maximaal milieucategorie 1. Hiervoor geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied.

De overige centrumgerelateerde voorzieningen bevinden zich op ruime afstand (> 10 meter) van het plangebied en vormen gelet op deze afstand en ligging in gemengd gebied geen milieuhinder ter plaatse van het plangebied.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omliggende bedrijven worden niet in de eigen bedrijfsvoering beperkt. Daarnaast zal het beoogde parkeerterrein en horeca niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van omliggende woningen.

4.12 Milieuhinder agrarische bedrijven

Normstelling en beleid

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in tabel 4.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0033.jpg"

Tabel 4.5. Overzicht geurnormen Wgv

Voor alle stallen gelden minimumafstanden tussen de buitenzijde van het dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object (artikel 5 Wgv). Voor buiten de bebouwde kom gelegen geurgevoelige objecten geldt een minimumafstand van 25 meter en voor binnen de bebouwde kom gelegen geurgevoelige objecten geldt een minimumafstand van 50 meter.

Activiteitenbesluit milieubeheer

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Verordening Geurhinder en Veehouderij gemeente Bernheze 2013

De gemeente Bernheze heeft bij raadsbesluit van 12 december 2013 de ‘Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Bernheze 2013' vastgesteld. Er geldt een geurnorm van 3 ouE/m³ voor bestaande woongebieden. De gemeenteraad heeft een geurnorm van 8 ouE/m³ vastgesteld voor bestaande bedrijventerreinen in de bebouwde kom, extensiveringsgebieden rondom kernen, extensiveringsgebieden natuur en woonwerkontwikkelingsgebieden. Voor overige gebieden geldt een geurnorm van 10 ouE/m³. In artikel 4 van de gemeentelijke verordening is opgenomen dat een vaste afstand in acht moet worden genomen van 50 meter binnen de bebouwde kom en 25 meter buiten de bebouwde kom.

Onderzoek

Geur

De toekomstige woningen zijn aan te merken als geurgevoelige objecten gelegen binnen de bebouwde kom. Binnen de vaste afstand van 50 meter zijn geen veehouderijen aanwezig. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op circa 450 meter afstand. Een nadere berekening naar de voorgrondbelasting is om deze reden niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0034.jpg"

Figuur 4.11 Achtergrondbelasting geur en locatie veehouderijen met plangebied in rood (bron: ODBN)

De achtergrondbelasting ligt tussen de 8 en 13 ouE/m³. Omdat er sprake is van een 'overig gebied' op basis van de gemeentelijke verordening geldt een geurnorm van 10 ouE/m³. Omdat het plangebied in het centrum van Nistelrode ligt, wordt naar verwachting aan deze norm voldaan vanwege de afschermende bebouwing. Nader geuronderzoek is om deze reden niet noodzakelijk. Omliggende agrarische bedrijven worden niet beperkt in hun bedrijfsvoering. Daarnaast is voor het aspect geur sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde woningen.

Volksgezondheid

Op basis van het 'Endotoxine toetsingskader 1.0' kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. Het plangebied ligt buiten de risicoafstanden die aangehouden moeten worden rondom de varkens- en pluimveehouderijen in de omgeving. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

Uit het VGO-2 onderzoek is gebleken dat zich in een straal van circa 2 km rond geitenbedrijven een verhoogd aantal gevallen van longontsteking voordoet. Er liggen geen geitenhouderijen binnen 2 km van het plangebied. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPBrouwershoeve-vg01_0035.jpg"

Figuur 4.12 Locatie geitenhouderijen met 2 km contour met plangebied in oranje (bron: gemeente Bernheze)

Spuitzones gewasbeschermingsmiddelen

Het plangebied ligt in het centrum van Nistelrode. De omliggende gronden hebben geen agrarische bestemming met specifieke aanduidingen voor bomen-, fruit- of vollegrondsteelt of teeltondersteunende voorzieningen. Daarnaast is sinds 1 januari 2018 een driftreductie van 75% verplicht op basis van het Activiteitenbesluit. Gezien de ruime afstand tot de dichtstbijzijnde gronden die voor de teelt bestemd zijn en de voorwaarden uit het Activiteitenbesluit zal dit aspect niet leiden tot belemmeringen voor bedrijven en zijn er geen gezondheidsrisico's ter plaatse van de beoogde woningen.

Conclusie

Met betrekking tot milieuhinder van agrarische bedrijven is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen. De omliggende agrarische bedrijven worden daarnaast niet beperkt in hun bedrijfsvoering.

4.13 Wegverkeerslawaai

Normstelling en beleid

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. Woningen zijn geluidgevoelige functies waarvoor, indien gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen, het akoestisch leefklimaat aannemelijk dient te worden gemaakt. De Wet geluidhinder is voor voorliggend plan niet van toepassing. Rondom het plangebied liggen alleen 30 km/u wegen.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

30 km/u-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager op basis van de Wet geluidhinder niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wet geluidhinder hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Onderzoek

Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van een aantal 30 km/u wegen zoals de Laar en het Raadhuisplein. het kader van de Wgh is akoestisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk. In het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' is wel akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 5.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de hoogst berekende geluidbelasting gemeten wordt op de gevels van gebouw A, namelijk 62 dB. Ter hoogte van de gevels van gebouw B bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 61 dB. Dit is hoger dan de algemene voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar lager dan de maximale grenswaarde van 63 dB (in het geval dat de Wgh van toepassing zou zijn). Het plangebied ligt in het centrum van Nistelrode. Het plaatsen van geluidschermen is vanwege de ligging niet mogelijk/wenselijk en bronmaatregelen zijn in het onderhavige geval niet van toepassing (verkeersmaatregelen en aanpassen wegdek liggen niet binnen de mogelijkheden van het plan). Vanuit het perspectief van de Wgh is er in het kader van verkeerslawaai dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Om te voldoen aan de binnenwaarden uit het Bouwbesluit dient rekening te worden gehouden met de

berekende geluidsbelasting exclusief de aftrek in het kader van art. 110g Wgh. De minimaal te realiseren geluidwering van de hoogst geluidbelaste appartementen dient op grond van het Bouwbesluit 2012 dan ook GA;k = 67 - 33 = 34 dB(A) te bedragen.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van onderhavige bestemmingpslantoelichting met bijlagen.

5.2 Toelichting op de verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

5.3 Toelichting op de regels

De planregels zijn verdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 geeft de inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsplanregels weergegeven. In dit hoofdstuk worden de op de verbeelding opgenomen bestemmingen geregeld. In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen waaronder de antidubbeltelbepaling en algemene bouwregels. In hoofdstuk 4 zijn de overgangsregels en is de slotregel opgenomen. Hierna volgt een toelichting per hoofdstuk.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn de bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemene spraakgebruik onvoldoende vast gedefinieerd zijn en waarbij derhalve verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels voor kan komen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken en percelen gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De regels in een bestemming zijn conform de SVBP2012 (indien van toepassing) als volgt opgebouwd en benoemd:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • 9. Wijzigingsbevoegdheid.

Een bestemmingsregel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit verschilt per bestemming. In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien er sprake is van andere aan de grond toegekende functies, worden deze daarna omschreven. In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen (hoofdgebouwen), bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor een toetsing van de aanvraag om omgevingsvergunning overzichtelijk is.

Artikel 3 Centrum - 1

De bestemming 'Centrum – 1' is gegeven aan de beoogde locatie van gebouw A inclusief de bij de appartementen behorende parkeerplaatsen. Deze bestemming wordt binnen de gemeente gebruikt voor het winkelconcentratiegebied van Nistelrode en is om deze reden ook opgenomen voor deze locatie. Op de begane grond is ruimte voor detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen of lichte en middelzware horeca. Op de verdieping is het toegestaan te wonen. Ter plaatse mogen maximaal 8 wooneenheden aanwezig zijn. De toegestane goot- en bouwhoogte worden geregeld via de verbeelding van het bestemmingsplan.

Artikel 4 Horeca

Eetcafé 't Pumpke is als geheel onderdeel van dit bestemmingsplan inclusief de uitbreiding aan de voorzijde. Laden en lossen is aan de achterzijde uitgesloten zodat geen onevenredige hinder naar de omgeving ontstaat. Voor de regeling binnen deze bestemming is aangesloten bij de vigerende regeling voor Eetcafé 't Pumpke zoals opgenomen in de beheersverordening. Aanvullend is horeca op de verdieping uitgesloten, hier is alleen een bedrijfswoning toegestaan.

Artikel 5 Verkeer

De beoogde ontsluitingswegen en het openbare parkeerterrein zijn bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding de bestemming, onder voorwaarden, te wijzigen in de bestemming 'Wonen'.

Artikel 6 Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de beoogde locatie van gebouw B en de patiowoningen. Woningen zijn toegestaan evenals de daarbij behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen, tuinen en erven. Zowel de goothoogte, bouwhoogte als het maximaal aantal woningen is per locatie vastgelegd. Om te borgen dat de patiowoningen ook als zodanig gerealiseerd worden geldt op deze locatie de 'specifieke bouwaanduiding - patio'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelbepaling

In dit artikel zijn regels opgenomen om te voorkomen dat bij het beoordelen van het ene plan gronden worden meegeteld die al bij een vorig plan waren meegeteld. Gronden kunnen maar één keer worden meegeteld bij het beoordelen van een bouwplan. Gronden kunnen maar één keer worden meegeteld bij het beoordelen van een bouwplan.

Artikel 8 Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een verbod voor het gebruik van de gronden in strijd met de bestemming opgenomen.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is nader ingegaan op de regels die gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In artikel 11 zijn regels gegeven voor het toepassen van algemene afwijkingsregels voor geringe afwijkingen zoals beschreven in de regels. Ook is hier een regeling opgenomen om, onder voorwaarden, meer woningen mogelijk te maken binnen het plangebied.

Artikel 12 Overige regels

In dit artikel is verwezen naar de 'werking wettelijke regelingen' en is een parkeerregeling opgenomen. Tevens geldt een algemene regel inzake waterberging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

In artikel 13 wordt omschreven hoe wordt omgegaan met het bestaand gebruik en met de bestaande bebouwing ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Artikel 14 Slotregel

In dit artikel wordt de naam van de regels vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Omwonenden en belanghebbenden

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn alle direct en indirect omwonenden aangeschreven per brief. Vervolgens is door de ontwikkelaar met alle direct omwonenden een persoonlijke afspraak gemaakt. In deze gesprekken zijn de plannen toegelicht en is samen gesproken over de voorgenomen ontwikkeling. In sommige gevallen heeft dit geleid tot aanpassing van de plannen. Overige belanghebbenden die niet direct aan het plangebied grenzen, is getracht per brief te informeren. In deze brief heeft de ontwikkelaar aangegeven voor een persoonlijk gesprek open te staan indien daar behoefte aan is. Daarnaast wordt per adres nog gekeken wat de gevolgen zijn van de sloop voor de bestaande bebouwing van omwonenden en hun perceel.

6.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Bernheze. Zowel de provincie Noord-Brabant als het Waterschap Aa en Maas hebben een reactie gegeven op het concept-ontwerpbestemmingsplan. De reacties zijn hieronder samengevat en van beantwoording voorzien.

Provincie Noord-Brabant

De provincie heeft geen nadere opmerkingen op het plan vanuit het onderdeel wonen. Voor wat betreft de toevoeging aan detailhandel is de provincie van mening dat de onderbouwing met betrekking tot toevoeging van extra winkelvloeroppervlak summier is. In het kader van een leefbaar centrum dient leegstand te worden voorkomen en het toevoegen van extra meters lijkt de provincie dan ook niet gewenst. Raadpleging leert dat er al leegstand is in Nistelrode. Daarnaast ligt er ook een ander voorontwerpbestemmingsplan aan de rand van Nistelrode waar kantoorruimte en een sportschool worden toegevoegd. De plannen zijn lastig los van elkaar te zien.

Verder wordt geconstateerd dat vanuit de regionale detailhandelsvisie ingezet wordt op kwaliteit. Dit punt wordt niet terug gezien in de toelichting.

Reactie

De gemeente is net als de provincie van mening dat leegstand voorkomen moet worden om een leefbaar centrum te behouden. In paragraaf 3.1.3. is hier nader op ingegaan. De gemeente is van mening dat juist door toevoeging van functies die passen bij een gemengd centrumgebied levendigheid kan worden bevorderd. Momenteel omvat de totale leegstand (detailhandel en horeca) in Nistelrode 943 m2 winkelvloeroppervlak (wvo), verdeeld over 5 verkooppunten. De gemiddelde leegstand per verkooppunt omvat circa 189 m2 wvo. De leegstand is overwegend kleinschalig. Daarbij wordt geconcludeerd dat de leegstand in Nistelrode benedengemiddeld is ten opzichte van het provinciale – en gemeentelijke gemiddelde, maar ook ten opzichte van het gemiddelde van alle Nederlandse kernen met een inwonertal tussen de 5.000 en 7.500. Een leegstandspercentage van 4% wordt in een 'gezonde' marktsituatie veelal aangeduid als frictieleegstand. Conform Locatus is dit kortdurende leegstand van maximaal één jaar. Deze leegstand is vaak het gevolg van het vertrek van een huurder en dat er dan geen aansluitende verhuur plaatsvindt. Frictieleegstand is nodig om een markt goed te laten functioneren. Het zorgt er namelijk voor dat mensen en bedrijven die ruimte zoeken niet nodeloos hoeven te wachten, maar meteen in de gelegenheid worden gesteld om in hun ruimtebehoefte te voorzien.

Met de beoogde herontwikkeling ter plaatse van de voormalige Brouwershoeve wordt het centrumgebied van Nistelrode voorzien van een kwalitatieve impuls. Enerzijds door een braakliggend terrein te herontwikkelen. Anderzijds door een hoogwaardige en moderne centrumfunctie te realiseren. Mocht dit detailhandel betreffen, dan wordt gezocht naar een uitstraling die passend is bij de uitstraling zoals de diverse zaken van Van Tilburg Mode & Sport.

Waterschap Aa en Maas

Hoewel er geen sprake is van toename van verhard oppervlakte, wordt in de toelichting beschreven dat er 297,5 m3 compensatie aangelegd gaat worden. Het waterschap geeft aan dit een positieve ontwikkeling te vinden. Gezien de huidige ontwikkelingen bij Molenerf en de maximale capaciteit van onze A-watergangen, verneemt het waterschap graag hoe dit vormgegeven gaat worden.

Reactie

In paragraaf 4.4 is nader ingegaan op hoe de waterberging vormgegeven gaat worden. Een mogelijke oplossing is het realiseren van een waterbergende fundering onder de rijbaan met toepassing van straatkolken en infiltratieboxen. De kolken lozen het regenwater door middel van infiltratieboxen in de waterbergende fundering. De oppervlakte van de rijbaan is 1.200 m2 en uitgaande van 40% holle ruimte in de waterbergende fundering betekent dit dat er een waterbergende fundering benodigd is van 60 cm dik om een waterbergend vermogen van circa 300 m3 te verkrijgen. Indien het wenselijk blijkt kan dit pakket dunner worden uitgevoerd door ook onder de parkeerplaatsen een dergelijke waterbergende fundering aan te brengen. Het een en ander zal in overleg met de gemeente nader worden uitgewerkt en ter toetsing aan het waterschap worden voorgelegd.

6.1.3 Zienswijzen

Overeenkomstig de wettelijke vereisten heeft het ontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegen, van 18 april 2019 t/m 29 mei 2019. Gedurende deze termijn heeft eenieder de mogelijkheid gekregen zienswijzen over dit ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

Het voorliggende plan betreft een particulier initiatief. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de bijbehoren leges zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan onderhavig plan geen financiële consequenties verbonden.

De gemeente heeft een anterieure overeenkomst met de betreffende initiatiefnemer gesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.