direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Kom Aardenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.012bpabg10-VG01

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen inzake zorg en welzijn, openbare dienstverlening, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, onderwijs en bibliotheken en voorzieningen inzake religie;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' voorzieningen voor cultuur en ontspanning;
  • e. ondergeschikte horeca;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losruimten, groenvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide percentage als maximaal te bebouwen oppervlakte. Indien geen maximumbebouwingspercentage is opgenomen, mag het bouwvlak volldedig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' is de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd. Indien de aanduiding 'gevellijn' niet aanwezig op een bouwperceel, geldt deze bepaling niet;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' geldt de aangegeven maatvoering als maximale goothoogte;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter meer dan de maximale goothoogte;
  • f. de afstand van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;

11.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 7 meter;
  • d. de minimale afstand tussen het hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt 1 meter.
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. op gronden buiten het bouwvlak mag tot maximaal 40% worden bebouwd met bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen met een maximum van 60 m²;
  • g. indien de toelaatbare bebouwing ingevolge het het bepaalde in sub f minder zou bedragen dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' bedraagt het maximale gezamenlijke grondoppervlak van gebouwen en overkappingen 50 m².

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevellijn bedraagt 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van pergola's en overkappingen bedraagt 2,75 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van vrijstaande antennes bedraagt 15 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 3 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van lichtmasten en overige masten bedraagt 10 meter;
  • g. de maximale bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt 2 meter;
  • h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 meter.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:

  • a. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • b. de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrenzen en ten opzichte van elkaar;
  • c. de plaatsing en afmeting van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • d. de in sub a t/m c gestelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden zouden worden geschaad- of afbreuk zou worden gedaan aan de doeleinden van het plan met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.3tot een bouwhoogte die ten hoogste gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte.

11.4.2 Afwijken maximum bebouwd oppervlak buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2sub f om een groter oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen toe te staan buiten het bouwvlak, met dien verstande dat per bouwperceel:

  • a. een groter oppervlakte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. ten hoogste 40% mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 75 m².

11.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning mag niet worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.