Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in
artikel 10 lid 1 sub d tot een hoogte die ten hoogste gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.