direct naar inhoud van 6.6 Externe veiligheid
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01

6.6 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

In ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water of door leidingen.

In het plangebied zijn diverse risicobronnen aanwezig (LPG - tankstation, vervoer gevaarlijke stoffen). Daarnaast bevinden zich buiten het plangebied eveneens enkele risicobronnen die mogelijk relevant kunnen zijn bij eventuele ontwikkelingen in het plangebied.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan.

Een LPG - tankstation is een categoriale inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. LPG - tankstations zijn aangewezen als categorieën van gevallen waarop de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) van toepassing is. Opslag van propaan in hoeveelheden groter dan 13 m² valt eveneens onder de werking van het Bevi. Inrichtingen waar ten hoogste 13 m³ propaan in ten hoogste twee bovengrondse opslagtanks wordt opgeslagen vallen binnen de werkingsfeer van het Besluit algemene inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.

Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (de nota RNVGS). Dit beleid is verder geoperationaliseerd en verduidelijkt in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (hierna CRNVGS). Een wettelijk kader ontbreekt vooralsnog. Momenteel is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) in voorbereiding waarin het aspect externe veiligheid langs transportroutes voor gevaarlijke stoffen wordt geregeld. Het huidige beleid uit de CRNVGS wordt in de nieuwe AMvB wettelijk verankerd.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico of een toename van het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen gelden.

Onderzoek

LPG en Propaan

Binnen het plangebied liggen twee tankstations met een vulpunt voor LPG (locaties Rijksweg 55a, Eede en Middenweg 2, IJzendijke). In de onderstaande tabel staan de voor de betreffende bedrijven relevante informatie en bijbehorende afstanden vermeld, zoals genoemd in het Bevi en de bijbehorende Regeling exterene veiligheid inrichtingen.

Tabel 6.2. LPG tankstations

bedrijf   opgegeven doorzet van het bedrijf (in m³/jaar)   aanwezig
heid bovengronds reservoir  
10-6-contour plaatsgebon-den risico (vanaf reservoir in m)   10-6-contour plaatsgebonden risico (vanaf vulpunt in m)   invloedsgebied groepsrisico (vanaf vulpunt in m)  
Rijksweg 55 a   500 - 1.000   nee   25   35   150  
Middenweg 2   1.000 - 1.500   nee   25   40   150  

Voor de beoordeling van de gevolgen van het Bevi voor de tankstations is de doorzet van LPG van betekenis en de aanwezigheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de directe omgeving. Aan de hand van deze gegevens kan het invloedsgebied van de tankstations worden bepaald.

In het bestemmingsplan is voor de LPG - tankstations een juridisch - planologische regeling opgenomen. Binnen het PR en het invloedsgebied voor het GR van de LPG - tankstations worden in het kader van voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

Daarnaast is in het plangebied een aantal opslagplaatsen voor propaan aanwezig. Wanneer de aan te houden afstanden voor het PR buiten de perceelsgrenzen van de inrichtingen vallen, zijn ze relevant voor voorliggend bestemmingsplan.

Overige bedrijven

Behalve de LPG - tankstations bevinden zich in het plangebied en de omgeving nog een bedrijf dat uit het oogpunt van externe veiligheid relevant is voor dit bestemmingsplan, te weten Van Overloop Gewasbeschermingsmiddelen B.V. (Beekmanstraat, aan de rand van Aardenburg). Het bedrijf heeft een opslag voor bestrijdingsmiddelen. Op dit moment vindt er overleg plaats tussen het bedrijf en de gemeente, over het aanpassen van de milieuvergunning. De risicocontouren zijn daarom thans nog niet bekend. De gemeente streeft ernaar risicocontouren in het ontwerpbestemmingsplan op te nemen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Door het buitengebied van Sluis lopen verschillende transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Rijksweg N58 en N61

De Rijkswegen N58 en N61 zijn aangewezen als transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Uit een in opdracht van de provincie Zeeland uitgevoerde risico - inventarisatie voor het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland blijkt dat dit transport in de huidige situatie geen aanleiding geeft tot risicoknelpunten (Risico - inventarisatie wegtransport gevaarlijke stoffen Zeeland, Adviesgroep AVIV BV, project 05822, februari 2006).

Gelet op het feit dat de voorliggende bestemmingsplan niet voorziet in de realisering van nieuwe ontwikkelingen, kan worden geconcludeerd dat het transport van gevaarlijke stoffen over genoemde wegen geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

Vaarwegen

Westerschelde

Over de Westerschelde worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze vaarweg ligt deels binnen het plangebied. Om de risico's van de Westerschelde inzichtelijk te maken is een risicoanalyse uitgevoerd (Definitief ontwerp basisnet water; Rijkswaterstaat 2008). Uit de risicoberekeningen is gebleken dat het plaatsgebonden risico van 10-6 niet tot de oever reikt. Het plaatsgebonden risico is daarmee geen belemmering ten aanzien van eventuele kleinschalige ontwikkelingen binnen het plangebied.

In 2007 is een analyse uitgevoerd met betrekking tot het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde (TNO, rapport 2007 - A - R0562/B eenmalig afweging groepsrisico Westerschelde). Uit deze risicoanalyse is gebleken dat het invloedsgebied van de Westerschelde zich uitstrekt tot over de oevers (de bebouwde en ongebouwde gebieden langs de Westerschelde; zie figuur 6.2). Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op de onderstaande figuur. Aangezien het bestemmingsplan geen ontwikkelingsmogelijkheden biedt waardoor de personendichtheid in relevante mate kan toenemen, zijn met het vaststellen van dit bestemmingsplan geen gevolgen te verwachten voor een toename van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven.

Het transport van gevaarlijke stoffen zal derhalve geen belemmering vormen voor de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01_0016.jpg"

Figuur 6.2. Globale ligging invloedsgebied Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007 - A - R0562/B, eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)

Buisleidingen

Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt in het plangebied tevens plaats door buisleidingen.

Voor planologisch hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen zijn planologisch relevant. Ook niet - hoofdtransportleidingen, met een relevante veiligheidscontour, zijn planologisch relevant. In dit bestemmingsplan buitengebied worden als planologisch relevante leidingen aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:

  • hoogspanning van 50 kV en hoger;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen met een diameter van 4" en hoger;
  • giftige stoffen.

Daarnaast zijn buisleidingen met een diameter van 400 mm en hoger buiten de bebouwde kom en buisleidingen voor het transport van afvalwater met een diameter van 400 mm en hoger (hoofdleidingen van en naar de afvalwaterzuiveringsinrichting) als planologisch relevant beschouwd.

Niet planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming / regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

In tabel 6.3 zijn de aanwezige planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen in het plangebied vermeld. Deze vermelding is gespecificeerd naar soort leiding (welke soort stof wordt getransporteerd), naar druk, spanning en diameter, naar in acht te nemen veiligheids- en / of toetsingsafstand externe veiligheid en naar leidingbeheerder.

Tabel 6.3. Overzicht planologisch relevante (solitaire) leidingen

product   diameter, druk / spanning   leiding -
beheerder  
veiligheids -
afstand of minimale bebouwings -
afstand* tot zgn. kwetsbare bestemmingen  
toetsings -
afstand  
hoogspanningsleiding   50 kV   Delta   35 m   nvt  
aardgasleiding (Z-551-03)   6 inch, 40 bar   Gasunie   4 m   20 m  
aardgasleiding
(Z551-07)  
6 inch, 40 bar   Gasunie   4 m   20 m  
aardgasleiding (Z-551-08)   8 inch, 40 bar   Gasunie   4 m   20 m  
rioolleiding   > 40 cm   waterschap Zeeuws Vlaanderen   nvt   nvt  
hoofdwatertransportleiding   > 40 cm   Delta   nvt   nvt  

* Veiligheidsafstand wordt ook wel minimale bebouwingsafstand genoemd (met name bij aardgasleidingen).

Nieuwe regelgeving buisleidingen

Door het ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zoneringsregeling, ter vervanging van de thans vigerende circulaire "Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984. De in de circulaire opgenomen deterministische afstanden worden in de nieuwe regeling vervangen door een risicobeleid. Dit beleid zal naar verwachting op 1 januari 2011 in werking treden middels de AMvB Buisleidingen. Hierin zal met name het (PR) plaatsgebonden- en (GR) groepsrisico een prominente rol gaan spelen.

Plaatsgebonden risicocontour:

De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour en richtwaarde. Tussen 10-5 en 10-6 contour mogen zich gemotiveerd beperkt kwetsbare bestemmingen bevinden. Uit informatie van de leidingbeheerder van de aardgasleidingen blijkt dat bij de leidingen in Sluis de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 op nul meter van de leidingen is gelegen.

Groepsrisico:

In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico juist een eigenschap van de leiding en de omgeving van die leiding. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken.

Uitgaande van het nieuwe externe veiligheidsbeleid gelden de volgende veiligheidsafstanden voor gasleidingen:

Tabel 6.4. Veiligheidsafstanden voor gasleidingen

diameter   ontwerpdruk   1% letaliteitsgrens*)   100% letaliteitsgrens*)  
6 inch   40 bar   70 meter   50 meter  
6 inch   40 bar   70 meter   50 meter  
8 inch   40 bar   95 meter   50 meter  

*) Inventarisatieafstand = letaliteitsafstand

Toelichting 1% letaliteitsgrens (9,8 kW / m² - contour)

De 1% is de uiterste grens waarbinnen beïnvloeding van het GR mogelijk is. Dit kan door een toename van bebouwing inclusief bewoning, maar ook door bijvoorbeeld een wijziging van een bestaande bestemming in een nieuwe waardoor meer bemensing mogelijk is. Bijvoorbeeld een oud pakhuis wordt omgebouwd tot een appartementencomplex, dus toename van bewoning.

Toelichting 100% letaliteitsgrens (35 kW / m² - contour)

Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat toename van bebouwing en bewoning binnen deze afstand sterk bijdraagt aan een verhoging van het GR.

Consequenties voor bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen met consequenties voor de externe veiligheid. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan.

Om te voorkomen dat binnen de PR 10-6 van LPG/Propaan (veiligheidszone) kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd, is in de voorschriften opgenomen dat nieuwe kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone LPG/Propaan niet zijn toegestaan.

Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen ten behoeve van andere functies zal rekening moeten worden gehouden met de belemmeringsstrook en met de veiligheidsafstand van de genoemde leidingen. De toekomstige realisatie van (agrarische) bedrijfswoningen kan op grond van economische argumenten binnen de toetsingsafstand aanvaardbaar worden geacht.

Het Bevi en het beleid ten aanzien van externe veiligheid staan de uitvoering van het bestemmingsplan echter niet in de weg. Het bestemmingsplan voldoet vanuit het oogpunt van externe veiligheid aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.