Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01 |
Met de Nota Ruimte (2005) is op landelijk niveau een nieuwe koers ingezet in de ruimtelijke ordening. Deze koers is door de provincie overgenomen en vertaald in het Omgevingsplan Zeeland (2006). Veel meer dan in het verleden wordt door rijk en provincie een ontwikkelingsgerichte benadering gekozen: ontwikkelingsplanologie (denken in kansen) in plaats van toelatingsplanologie (denken in bedreigingen). Voor het buitengebied staat daarbij centraal om kansen te benutten voor het vergroten van de economische vitaliteit, in samenhang met het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, uitgaande van de kenmerkende eigenheid van het gebied (omgevingskwaliteiten). Dit vereist zowel inzicht in de ruimtelijke kwaliteiten als visie op de (economische) ontwikkelingsmogelijkheden van het buitengebied. Voor het buitengebied van Sluis zijn inzicht en visie al in belangrijke mate beschikbaar met het Gebiedsplan West Zeeuws - Vlaanderen, Natuurlijk Vitaal en de nota Beleid (voormalige) agrarische bedrijven.
Nota Ruimte
In de Nota Ruimte is Zuid West Zeeland opgenomen als onderdeel van de landelijke Ecologische Hoofdstructuur en aangemerkt als Nationaal Landschap. Rijk, provincie en gemeente zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van dit gebied.
Om de ruimtelijke samenhang binnen de landelijke Ecologische Hoofdstructuur te verbeteren realiseert het rijk samen met de provincies voorts twaalf robuuste ecologische verbindingen. Eén van deze robuuste verbindingen betreft de natte as Lauwersmeer - Het Zwin, waarvan het plangebied deel uitmaakt.
Zuid West Zeeland
West Zeeuws Vlaanderen (de gemeente Sluis) maakt onderdeel uit van Zuid West Zeeland, een van de 20 Nationale Landschappen die in de Nota Ruimte zijn aangewezen.
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch - recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom "behoud door ontwikkeling" het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt.
Het Nationale Landschap Zuidwest Zeeland bestaat uit drie afzonderlijke gebieden: Walcheren, de Zak van Zuid - Beveland en het westelijk deel van Zeeuws - Vlaanderen. Elk gebied heeft zijn eigen karakter, maar de verschillende deelgebieden hebben ook gemeenschappelijke kenmerken. De strijd tegen het water is daarbij de belangrijkste overeenkomst. De Westerschelde, hoewel geen onderdeel van Nationale Landschap, draagt bij aan het weidse karakter van Nationale Landschap Zuidwest Zeeland.
Het gedeelte Nationale Landschap - westelijk deel van Zeeuws - Vlaanderen wordt begrensd door twee kreekrestanten: de Braakman in het oosten en het Zwin in het westen. Enkele langgerekte polders verraden de oorspronkelijke loop van deze en andere kreken, zoals de Zwinpolder bij Sluis en de Passageulepolder bij Oostburg. De vele dijken die verdwenen kreken begeleiden zijn met dubbele bomenrijen beplant, wat het landschap een besloten karakter geeft. Overal staan voorbeelden van de typische Zeeuwse boerenschuur: zwart geteerd met witte randen ter markering van deuren en ramen.
Verschillende plaatsen herinneren aan de 80 - jarige Oorlog, zoals Retranchement en Sluis. Ook Aardenburg heeft een omwalling, maar die stamt al uit de middeleeuwen, terwijl in het stratenpatroon nog de Romeinse versterking is te herkennen. Voorts zijn er nog de typische dorpen, gebouwd volgens het principe van 'de kerk in het midden'. Sint Kruis is daarvan een mooi voorbeeld.
De definitieve begrenzing van Nationaal Landschap Zuid West Zeeland is een taak van de provincie; de begrenzing is in het Omgevingsplan Zeeland 2006 - 2012 opgenomen. Er worden geen planologische consequenties verbonden aan de begrenzing van het nationale landschap; voor dit bestemmingsplan zijn de actuele cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden uitgangspunt.
Omgevingsplan Zeeland
Hoofddoelstellingen van het Omgevingsplan Zeeland zijn, in het verlengde van de Nota Ruimte:
Om de hoofddoelstellingen te bereiken kiest de provincie voor een ontwikkelingsgerichte benadering. Het Omgevingsplan geeft kaders en randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen in de provincie plaats kunnen vinden. Het Omgevingsplan is daarmee vooral richtinggevend.
Ontwikkelingsfilosofie provincie "Faciliteren van nieuwe ontwikkelingen, en daarmee het genereren van nieuwe dynamiek, vormt één van de hoofddoelstellingen van het Omgevingsplan. Nieuwe initiatieven doen zich voor in zeer verschillende vormen en maten. Daarom is het niet logisch te kiezen voor een plan dat exact aangeeft wat op welke plaats wel en niet kan. Flexibiliteit is noodzakelijk om op nieuwe ontwikkelingen vanuit de maatschappij te kunnen inspelen. Tegelijkertijd geldt dat die nieuwe initiatieven niet ten koste mogen gaan van de waardevolle omgeving. Daarom is in dit plan gekozen voor een afwegingskader waarin de omgevingskwaliteiten expliciet worden benoemd en op basis van die kwaliteiten richting wordt gegeven aan de inpasbaarheid van nieuwe ontwikkelingen." (Omgevingsplan Zeeland, paragraaf 4.2.1.). |
De kerngedachte van het Omgevingsplan is dat ontwikkelingen de ruimte moeten krijgen, maar wel met kwaliteit. Het Omgevingsplan biedt voor het buitengebied twee strategieën:
De strategie "Ruimte voor nadere afweging" geldt voor nagenoeg het totale buitengebied van Sluis, met uitzondering van bestaande natuurgebieden. Binnen deze strategie is sprake van "onderhandelbare schaarste": afhankelijk van de omgevingskwaliteiten is de ruimte voor nieuwe ontwikkelingen kleiner of groter. In alle gevallen worden creatieve oplossingen gevraagd. In de gebieden met de strategie "Beschermen" is het provinciaal beleid gericht op het handhaven van de bestaande kwaliteiten.
Voor de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen worden in het Omgevingsplan de volgende aspecten genoemd:
Het provinciaal beleid gaat uit van een integrale afweging van alle genoemde aspecten en de aan de orde zijnde omgevingskwaliteiten. Een initiatief kan niet alleen op grond van één aspect zonder meer worden afgewezen.
Omgevingskwaliteiten
De omgevingskwaliteiten zijn op basis van het Omgevingsplan richtinggevend voor nieuwe ontwikkelingen. In relatie tot het bestemmingsplan zijn daarbij met name van belang:
Leefomgevingskwaliteiten
De aspecten geluid en stilte, luchtkwaliteit, duisternis, stank en externe veiligheid bepalen in belangrijke mate de leefomgevingskwaliteit. Voor Sluis worden in het Omgevingsplan de volgende leefomgevingskwaliteiten benoemd:
Op basis van deze milieukwaliteiten wordt in het Omgevingsplan de volgende strategie benoemd:
Natuur, landschap en cultuurhistorie
In Sluis hangen de natuurwaarden, landschappelijke kwaliteiten en cultuurhistorische waarden sterk samen met de ontstaansgeschiedenis van bedijkingen, verzanding van oude zeearmen en kreekrestanten, verdedigingslinies, inundaties en inpolderingen.
Functionele ontwikkelingsmogelijkheden
In het Omgevingsplan worden voor diverse functies de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden afgebakend. Deze ontwikkelingsmogelijkheden zijn maatgevend voor het bestemmingsplan. Voor een aantal specifieke functies geeft de provincie in het Omgevingsplan vervolgens aan hoe zij het beleid hiervoor naar de sectorale beleidsvelden heeft vertaald. Hieronder wordt deze vertaling naar de, voor het buitengebied meest relevante, beleidsvelden toegelicht.
Aan de grondgebonden landbouw worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden, inclusief (onder voorwaarden) mogelijkheden voor teeltondersteunende voorzieningen, aquacultuur, energie - opwekking, niet - grondgebonden neventakken en niet - agrarische nevenactiviteiten in de vorm van Nieuwe Economische Dragers. Daarbij is van belang dat nieuwe agrarische bedrijven in beginsel niet worden toegestaan, tenzij daarmee bestaande ruimtelijke of milieuknelpunten worden opgelost. Een voorbeeld daarvan zijn bedrijven die verplaatst moeten worden in het kader van een gebiedsgerichte aanpak.
Het beleid voor de niet - grondgebonden landbouw is gericht op het bevestigen van de bestaande situatie, waarbij bestaande hoofdberoepsbedrijven begrensde ontwikkelingsmogelijkheden krijgen. Ook de ontwikkeling van nevenberoepsbedrijven is begrensd.
Bestaande niet - agrarische bedrijven worden 20% uitbreidingsmogelijkheden geboden (van de oppervlakte bedrijfsgebouwen en bedrijfsperceel), onder de voorwaarde van verevening.
Met betrekking tot de recreatie is het provinciaal beleid gericht op het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij gelijktijdige investeringen in recreatie en omgevingskwaliteiten nodig zijn. Grootschalige (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen moeten worden geconcentreerd in de recreatieconcentraties langs de kust. Voor bestaande bedrijven is het beleid met name gericht op kwaliteitsverbetering. Daarnaast wordt ruimte geboden voor nieuwvestiging, van voor Zeeland unieke producten / formules, waaronder hotels en groepsaccommodaties. Plattelandstoerisme wordt gestimuleerd, in de vorm van kleinschalig kamperen, landschapscampings en Nieuwe Economische Dragers.
Wat betreft het wonen in het landelijk gebied is het volgende van belang. Bestaande woningen mogen worden uitgebreid tot 750 m³.
In het Omgevingsplan geeft de provincie aan dat de woonfunctie in het buitengebied een belangrijke kostendrager kan zijn om daar andere ontwikkelingen mogelijk te maken. Randvoorwaarde daarbij is dat bestaande agrarische bedrijvigheid niet in de knel mag komen door een toename van het aantal burgerwoningen. Hoofddoelstelling van de provincie is dat landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het landelijk gebied met behulp van woningbouw kunnen worden behouden of versterkt.
Onder voorwaarden zijn nieuwe landgoederen mogelijk. In landelijke bebouwingsconcentraties mogen onder voorwaarden nieuwe woningen worden toegevoegd. Het provinciaal beleid biedt verder verschillende mogelijkheden voor nieuwbouw van woningen ter vervanging van bestaande (agrarische en niet - agrarische bedrijfs)bebouwing, in de vorm van nieuwe woonparken en vervanging van bestaande (niet waardevolle) bedrijfsgebouwen door één of enkele woningen. In bestaande beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle vrijkomende gebouwen mogen ten behoeve van de instandhouding van de betreffende gebouwen, meerdere woningen worden ondergebracht. Verder biedt het provinciaal beleid ruimte voor de vestiging van kleinschalige woonzorginstellingen in het landelijk gebied.
Verevening
Het vereveningsprincipe is een belangrijke hoeksteen in de nieuwe ontwikkelingsgerichte benadering in het Omgevingsplan. Verevening wil zeggen dat een "rode" ontwikkeling (nieuwe bebouwing of nieuwe "stedelijke" functies) gepaard moet gaan met een gelijktijdige investering in de omgevingskwaliteiten, publieke voorzieningen of de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat daarbij om een fysiek - ruimtelijke ontwikkeling die aantoonbaar een zo direct mogelijke relatie heeft met het initiatief of project. Verevening geldt als aanvulling op het afwegingskader van de inpasbaarheid van nieuwe ontwikkelingen. Het principe is in het buitengebied van toepassing bij de ontwikkeling van nieuwe functies en uitbreiding van bestaande rode functies op locaties die tot dan toe een andere bestemming hadden (recreatieve ontwikkelingen, wonen, niet - agrarische bedrijvigheid en niet - grondgebonden agrarische bedrijvigheid). Verevening is niet aan de orde bij ontwikkeling van grondgebonden agrarische bedrijvigheid.
Algemene voorwaarde is dat de dubbelinvestering aantoonbaar en afdwingbaar geregeld wordt. In aanvulling op regeling in het kader van het bestemmingsplan is een privaatrechtelijke overeenkomst een middel om aan deze voorwaarde te voldoen. Er zijn twee hoofdvormen van verevening:
Door de provincie is voor de toepassing van het vereveningsprincipe een handreiking opgesteld. Deze handreiking biedt gemeenten de mogelijkheid om maatwerk te leveren. In dit bestemmingsplan zijn de regels voor verevening opgenomen, conform de uitgangspunten van de provinciale handreiking.
Nationaal Landschap
De aanwijzing van Nationaal Landschap Zuidwest Zeeland vloeit voort uit rijksbeleid maar valt voor de uitvoering onder verantwoordelijkheid van de provincie. Met het Omgevingsplan Zeeland heeft de provincie de begrenzing en kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap vast gesteld. Deze kernkwaliteiten zijn als volgt samen te vatten.
Kernkwaliteiten landschap | Plaatsbepaling en beschrijving van de kernkwaliteit |
groen recreatielandschap | groene duingebieden aan de kust met uitgebreide recreatieve voorzieningen; goede ontsluiting van het achterland |
dijkenlandschap | beeldbepalend agrarische karakter met voornamelijk akkerbouw; afwisselende verkavelingstructuur, van kleinschalig in het oudland tot relatief grootschalig landinwaarts; karakteristieke, veelal beplante binnendijken |
dekzandlandschap | besloten, kleinschalige zandgebieden ten zuiden van Aardenburg |
natuurlandschap | uitgebreide natte natuurgebieden in en aansluitend aan (voormalige) kreken en geulen; bijzondere natuurwaarden in het Zwin en het Groote Gat ten zuiden van Oostburg |
Kernkwaliteiten cultuurhistorie | Plaatsbepaling en beschrijving van de kernkwaliteit |
strandwallenlandschap | kustlandschap met typerende afwisseling tussen dijken en duingebied, paalhoofden langs de kust, verdronken gebieden en zeearmen |
oudland | Middeleeuwse nederzettingspatronen en sporen van bewoning in de Romeinse tijd op het dekzandgebied bij Aardenbrug |
dekzandgebied | besloten, kleinschalig landschap met voormalig Romeins castellum Aardenburg |
geulen en kreekresten | uitgebreid grotendeels goed herkenbaar geulensysteem rond voormalige eilanden en tussen het Zwin en de Braakman |
vestigingssteden | vier historische vestingsteden: Retranchement, Sluis, Aardenburg en IJzendijke |
Staats - Spaanse Linies | In oost - west richting lopende, meer of minder herkenbare restanten van de verdedigingslinies uit de 80 - jarige oorlog; een groot aantal voormalige forten en schansen is goed herkenbaar in het landschap |
bijzondere bouwwerken | historische boerderijen, molens en monumentale bebouwing in de kernen en dorpsgezichten |
De provincie heeft daarnaast de opdracht gekregen het beleid voor het Nationaal Landschap verder uit te werken en een inschatting te maken van het bedrag dat voor de uitvoering nodig is. Het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap 2006 - 2013 is de optelsom van wensen, ideeën en initiatieven van alle deelnemers.
Naast de gezamenlijke visie is er in ieder deelgebied van het Nationaal Landschap een regionaal bestuurlijk overleg dat beoordeelt of projecten bijdragen aan het verbeteren van het Nationaal Landschap. Voor die projecten kan de provincie subsidie verlenen. Het is niet alleen een zaak van provincie, waterschap en gemeenten om projecten te realiseren. De meeste projecten zullen worden uitgevoerd door samenwerkende particulieren, stichtingen en overheden.
Op dit moment (medio 2009) zijn er zeventien projecten in uitvoering, variërend van het beplanten van boerenerven en dijken tot restauratie van forten en de aanleg van wandelpaden.
Figuur 3.1. Nationaal Landschap
Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)
De PRV stelt regels ten aanzien van:
Voor het bestemmingplan Buitengebied is met name het beleid ten aanzien van de intensieve veehouderij, agrarische bebouwing op bouwvlakken, het bufferbeleid ten aanzien van agrarische activiteiten, het beleid ten aanzien van verblijfsrecreatie, de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur en de molenbiotopen van belang. Voor de PRV wordt een eerste wijziging voorbereidt die onder andere betrekking heeft op de ontwikkelingsmogelijkheden en verduurzaming van de intensieve veehouderij; deze wijziging wordt in het bestemmingsplan betrokken.