direct naar inhoud van 4.9 Water
Plan: Woonwijken Zevenbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.wonenzevenbergen15-0401

4.9 Water

Waterbeheer en watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het waterbeheer in het plangebied wordt gevoerd door het Waterschap Brabantse Delta. In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van het Waterschap Brabantse Delta verwerkt in het plan.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Rijksbeleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

De Nationale Handreiking Watertoets 3 is in juli 2009 vastgesteld. Door de komst van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening klopte de informatie in handreiking 2 niet meer. Deze handreiking is, ten opzichte van de Handreiking Watertoets 2, aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) en het ontwerp Nationaal Waterplan. De Handreiking Watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en beleidsafspraken.

Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet verontreiniging oppervlaktewater, Wet Verontreiniging Zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast wordt de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen dienen nader uitgewerkt te worden in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.

Provinciaal beleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van Waterschap Brabantse Delta. Knelpunten in het watersysteem zullen samen met gemeenten worden aangepakt en er zullen afspraken worden gemaakt om water te bergen en overstroming te voorkomen. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

In de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden geeft het Waterschap aan hoe het dagelijks bestuur omgaat met zijn bevoegdheid als waterbeheerder hydraulische normen te stellen aan ingrepen die effecten hebben op het watersysteem. In de beleidsregel zijn de technische voorwaarden vastgelegd die worden gehanteerd bij de beoordeling van ingrepen in het watersysteem. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld: voldoende hoeveelheid berging om het water niet versneld af te voeren, voldoende afmetingen van sloten om wateroverlast te voorkomen, nadere definiëring van het begrip 'water neutraal bouwen' en dergelijke. Hierbij is eveneens aansluiting gezocht bij de beginselen uit het NBW.

Waterschapsbeleid

De Keur (2005) maakt het mogelijk dat het Waterschap Brabantse Delta haar taken als waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met regelgeving (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit toch te mogen uitvoeren. Als het Waterschap daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 is op 9 december 2009 vastgesteld. In dit plan staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Het Waterschap werkt aan een beter watersysteem, voor mensen en voor flora en fauna. Het watersysteem moet robuuster worden: veiliger, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Deze thema's pakt het Waterschap in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde oplevert voor het resultaat. In het waterbeheerplan staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen. Bij de keuze daarvan heeft het Waterschap een afweging gemaakt tussen belangen van boeren, bedrijven, burgers, natuurbeheerders en andere partijen.

Gemeentelijk beleid

De visie van het Waterplan Moerdijk 2009-2015 luidt: 'een robuust watersysteem van voldoende kwaliteit en veiligheid dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Moerdijkse grondgebied en dat nu en in de toekomst voldoet aan de wettelijke verplichtingen en beleidsregels'.

Verdeeld over een aantal thema's is in dit waterplan de visie op het toekomstig watersysteem in Moerdijk uitgewerkt. Per thema is een toekomstbeeld geformuleerd. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn dat:

  • water geen gevaar oplevert;
  • het watersysteem geschikt is voor de functies die het moet vervullen;
  • alle elementen van het watersysteem in samenhang worden beschouwd;
  • water een grotere rol krijgt in ruimtelijke ontwikkelingen;
  • iedereen zijn steentje bijdraagt.

Huidige situatie

Het plangebied wordt gevormd door het westelijke deel van de kern Zevenbergen, het betreft met name de woonwijken Krooswijk, Torenveld, Molengors en Bosselaar. De maaiveldhoogte varieert tussen NAP -0,5 m en NAP +2,5 m. De oorspronkelijke bodem in het plangebied bestaat uit zavel (kleihoudend zand) en lichte klei. Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature tussen 0,4 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

In en langs het plangebied bevinden zich diverse oppervlaktewateren. Rondom de wijken Krooswijk en Torenveld ligt 'De Knip'. Centraal in de wijk Molengors ligt de 'Molengorsche Vliet'. De noordzijde van de wijk Bosselaar wordt begrensd door het 'Zwanengat'. Ten westen van de wijk Bosselaar ligt de 'Roode Vaart'. De Roode Vaart is een boezemwater, het boezempeil bedraagt NAP +0,1 m. Verder bevindt zich in het plangebied een aantal kleinere watergangen, met name langs de randen van de wijken Molengors en Bosselaar. Langs de Roode Vaart ligt een boezemkade (waterkering) en langs de Roode Vaart-Noord een regionale waterkering.

Ten oosten van de Roode Vaart ligt het stedelijk peilgebied Bosselaar, met een jaarrond vast peil van NAP -1,5 m. Ten westen van de Roode Vaart maakt het plangebied onderdeel uit van de Noordt-, Toren-, Oost- en West-Meerenpolder. In dit gedeelte van het plangebied geldt een zomerpeil van NAP -1,6 m en een winterpeil van NAP -1,8 m.

Het hele plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie

In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Het biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden, dan is het in dat geval van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het Waterschap Brabantse Delta, daar waar mogelijk toe te passen.

Concreet is het belangrijk om toekomstige ontwikkelingen hydrologisch neutraal uit te voeren. Bij eventuele ontwikkelingen dienen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast te worden (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Daarbij dient afstromend hemelwater van schone oppervlakken te worden gescheiden van afvalwater en te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Verder dienen toenames van het verhard oppervlak gecompenseerd te worden in de vorm van open water (780m³ per hectare verharding voor vrij afwaterend zandgebied, 604m³ per hectare verharding voor kleigebied, overeenkomend met een bui T=100). Dempingen van bestaand water dienen volledig (100%) gecompenseerd te worden.

Keur

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur' (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Bij de leggerwatergangen dient rekening gehouden te worden met een obstakelvrije zone met een breedte van 4 m en een bebouwingsvrije strook met een breedte van 5 m (geen gebouwen hoger dan 1,2 m en geen boomgroepen die het onderhoud kunnen belemmeren).

Water en waterkeringen in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de watergangen bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, namelijk de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Naast het profiel van vrije ruimte is nog een buitenbeschermingszone aanwezig. Deze is niet bestemd op de plankaart, maar hieraan zijn wel voorschriften verbonden vanuit de Keur van het Waterschap Brabantse Delta.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan, gezien het consoliderende karakter, geen (negatieve) gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishouding.