direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: BP Zuidelijke kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.ZuidelijkekernenBP-VA01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven;
  • b. de ruitersport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. recreatief medegebruik;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 48.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning per bedrijf, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. een paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenbak';
  • d. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (4.2.2 tot en met 4.2.5).

4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' de aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar het water gekeerd bouwgrens;
  • d. bedrijfsgebouwen zullen met een kap van minimaal 10° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • g. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 4.2.3;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 4.2.4;
  • i. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 4.2.5 .
4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.
4.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige bedrijfswoning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports bedraagt maximaal 75 m²;
  • c. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.
4.2.5 Overige regels
  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van mestsilo's maximaal 4,00 meter bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van voersilo's maximaal 8,00 meter bedraagt.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. instandhouding van omliggende waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca;
  • e. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • f. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 4.4.2;
  • g. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • h. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • i. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik, met uitzondering van mestbassins;
  • j. buitenopslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
4.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);
  • c. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • d. er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4, ten behoeve van de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsfunctie:

  • a. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, tot maximaal van 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • b. statische opslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • c. hoogwaardige recreatieve voorzieningen welke qua ruimtebelast en arbeidsproductiviteit ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsfunctie;
  • d. groepsaccommodaties, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 30 slaapplekken;
  • e. complementaire daghoreca (inclusief terras), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 100 m²;
  • f. logiesverstrekking en bed & breakfast met een maximum van 10 slaapplaatsen;
  • g. toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 150 m²;
  • h. boerderijkamers, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 15 slaapplaatsen;

met dien verstande dat:

    • 1. maximaal in totaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt gebruikt ten behoeve van de onder a t/m h genoemde nevenactiviteiten tezamen;
    • 2. de functies worden gevestigd in de bestaande bebouwing;
    • 3. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 6. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
    • 7. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 8. omliggende functies niet worden gehinderd.
4.5.2 Afwijken van gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. voor mantelzorg in de woning de volgende regels gelden:
    • 1. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning bedraagt maximaal 75 m²;
    • 2. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • b. voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;
    • 1. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in bestaande vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m²;
    • 2. het vrijstaande bijgebouw binnen een afstand van 25 meter van de woning dient te zijn gesitueerd;
    • 3. realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;
    • 4. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 5. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van watergangen.
4.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 4.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
4.6.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 4.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

4.6.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging in de bestemming 'Gemengd - 2'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2', overeenkomstig Bijlage 4 bij de regels, ten behoeve van wonen, wellness en daaraan ondergeschikte activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Gemengd - 2' voldaan wordt aan het bepaalde zoals opgenomen in Bijlage 4 bij de regels.
4.7.2 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van lichte bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels), en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.7.3 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.7.4 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen, zoals wellness- en relaxvoorzieningen, dagrecreatieve activiteiten voor groepen of routeondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
4.7.5 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 van deze regels.
4.7.6 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten op het gebied van logiesverstrekking en dagrecreatie, zoals bed en breakfast, complementaire daghoreca, toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten en educatie, al dan niet in combinatie met elkaar, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • d. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 en/of 19 van deze regels.
4.7.7 Wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van zorggerelateerde activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • e. er geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13 van deze regels.
4.7.8 Wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3' ten behoeve van wonen;

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de toevoeging van extra woningen past binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van de woningvoorraad;
  • d. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop en tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing.
  • e. er een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt door een goede landschappelijke inpassing van de (nieuwe) bebouwing;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - 3' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 26, 27 en/of 28 van deze regels.