direct naar inhoud van Artikel 12 Gemengd - Beschermd stadsgezicht
Plan: Vollenhove en Blokzijl
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.VollenBlokBP-VA01

Artikel 12 Gemengd - Beschermd stadsgezicht

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een congrescentrum en huwelijksvoltrekkingen;
  • b. het verstrekken van recreatief nachtverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - overnachting';
  • c. een restaurant en koffie- en theeschenkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - restaurant';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. horeca-activiteiten;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. terrassen;
    • 4. parkeervoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 69.1.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 12.2.2 tot en met 12.2.3).

12.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;
  • b. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de gevels worden in de aangegeven bouwgrenzen geplaatst, met dien verstande dat de voorgevel wordt geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. gebouwen worden met een kap van minimaal 45° en maximaal 65° afgedekt, met dien verstande dat de kapvorm, zoals opgenomen in de kappenkaart (Bijlage 8 bij deze regels) wordt toegepast;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' aangeduide goothoogte of minimaal 0,25 meter minder dan of maximaal 0,25 meter meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' aangeduide goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte of minimaal 0,25 meter minder dan of maximaal 0,25 meter meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;
  • g. voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 12.2.3.
12.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - tuinmuur' de bouwhoogte van de tuinmuur minimaal 1,80 meter en maximaal 2,80 meter bedraagt.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 68.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
12.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 12.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 12.1;
  • b. gebouwen voor recreatieve bewoning, anders dan bedoeld in artikel 12.1;
  • c. horeca, anders dan bedoeld in artikel 12.1;
  • d. wonen, anders dan in de bedrijfswoning;
  • e. mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;
  • f. detailhandel;
  • g. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • h. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 12.1.
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Gemengd - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige tuinmuur geheel of gedeeltelijk te slopen en/of gevelopeningen aan te brengen.

12.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 12.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
12.5.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.5.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan de muur kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.