Plan: | Bestemmingsplan De Pompers |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1706.BPSRD6003-VAST |
In het kader van het huidige overheidsbeleid (4e nota Waterhuishouding) en het beleid van Waterschap de Dommel, verwoord in het Waterbeheerplan II 2001-2004 en de beleidsnota stedelijk water, dient invulling te worden gegeven aan “duurzaam stedelijk waterbeheer”.
Dit betekent dat het actuele grondwater- en oppervlaktewaterregime gehandhaafd moet blijven oftewel er moet hydrologisch neutraal gebouwd worden. Dit heeft tot gevolg dat het gebiedseigen hemelwater vastgehouden moet worden, ofwel een afwateringssysteem met maximale afkoppeling. Volgens dit principe wordt 'schoon' hemelwater niet naar een rioolwaterzuivering afgevoerd, maar via een alternatief systeem opgevangen en afgevoerd naar het grond- dan wel oppervlaktewater. Voor de verwerking van hemelwater dienen de afwegingsstappen hergebruik -vasthouden – bergen - afvoeren als uitgangspunt te worden gehanteerd. Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt de reeks: schoon houden- scheiden –zuiveren.
In overleg met Waterschap de Dommel en de gemeente Cranendonk zijn voor het ontwerp van het duurzaam watersysteem de volgende (algemene) uitgangspunten gehanteerd:
De locatie is niet gelegen in een verordeningsgebied (Verordening Waterhuishouding Provincie Noord-Brabant, 2005) of in een grondwaterbeschermingsgebied (Provinciale milieuverordening, Provincie Noord-Brabant, 2004).
Voor de verwerking van het hemelwater is een duurzaam gescheiden watersysteem ontwikkeld. Dit betekent onder andere dat het gebiedseigen hemelwater zoveel mogelijk binnen het gebied wordt vastgehouden. Gezien de goede doorlatendheid van de ondergrond (infiltratiecapaciteit tussen de 1 en 5 m/dag), het waterschapsbeleid en wensen van de gemeente, wordt het hemelwater via infiltratie verwerkt.
Het hemelwater afkomstig van daken en wegen wordt via een IT (infiltratie transport) stelsel verzameld en vervolgens naar een infiltratieveld getransporteerd, gelegen aan de oostzijde van het plangebied. Vanuit het IT-riool en het infiltratieveld infiltreert het hemelwater naar het grondwater.
Bij zeer extreme buien (buien met een herhalingstijd van minder vaak dan 1 keer in de 10 jaar) kan de berging vol raken. Om deze reden wordt het infiltratieveld dusdanig aangelegd dat het overtollige water op de naastgelegen sloot overstort. Op deze wijze wordt eventuele wateroverlast voorkomen. Voorts worden alle binnen het plangebied gelegen sloten gehandhaafd. Het gaat daarbij om twee sloten. Eén vormt de oostelijke begrenzing van het plangebied. De andere loopt van west naar oost door het gebied, waar het langgerekt zuidelijk deel van het plangebied aansluit op de rest van het gebied.
Het waterschap hanteert de norm dat een bui met een herhalingstijd van 10 jaar geborgen moet kunnen worden. Het waterschap hanteert hiervoor een neerslaghoeveelheid van 40 mm. De berging dient boven de GHG aangelegd te worden. Dit ter voorkoming van de eventuele afvoer van grondwater of minder beschikbare hemelwaterberging bij hoge grondwaterstanden.
Voor het dimensioneren van het duurzaam watersysteem is het toekomstig verhard oppervlak van belang. Bij het bepalen van het verhard oppervlak zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Op basis van bovenstaande uitgangspunten bedraagt de benodigde bergingscapaciteit 480 m3(1,2 ha x 40 mm). Voor het berekenen van de afmetingen van het infiltratieveld zijn de navolgende randvoorwaarden gehanteerd:
Met het binnen het stedenbouwkundige ontwerp opgenomen oppervlak aan infiltratiezone en het in figuur 7.5 opgenomen profiel van de zone wordt voldaan aan de genoemde randvoorwaarden en de benodigde bergingscapaciteit. Bij een peilstijging van 0,35 m is in de infiltratiezone 535 m3waterberging beschikbaar. Het infiltratieveld is dusdanig vormgegeven dat het onderhoud van het infiltratieveld en de naastgelegen sloot vanuit het infiltratieveld kan plaatsvinden.
Aan de oostzijde wordt op het talud van de sloot aangesloten, op een niveau dat circa 0,05 m lager ligt dan de westelijke insteek van het infiltratieveld. Ten opzichte van de aanliggende
kavels van het plangebied ligt de oostelijke insteek circa 0,25 m lager. Op deze wijze ontstaat een natuurlijk vormgegeven noodoverlaat op de naastgelegen sloot. In figuur 7.6 is het technisch profiel met bijbehorende afmetingen weergegeven.
Figuur 7.5: profiel wadi
Figuur 7.6: profiel wadi
Het transport van het hemelwater afkomstig van de verharding van de wegen en de kavels wordt verzorgd door een IT-riool. Het IT-riool is gelegen onder de GHG waardoor de berging in het IT-riool niet meegerekend wordt. Echter, gedurende een gedeelte van het jaar is het IT-riool gelegen boven het grondwater, waarbij het hemelwater vanuit de leiding kan infiltreren.
Het IT-riool wordt met behulp van twee uitstroomleidingen en twee welputten aangesloten op het infiltratieveld. De uitstroomhoogte van de putten ligt op NAP +27,75 m, dat overeenkomt met 0,10 m boven de bodemhoogte van het infiltratieveld. Hiermee ligt de uitstroomhoogte van de put circa 0,80 m boven de bodemhoogte van het IT-riool en fungeert de put als overstortdrempel van het IT-riool. Met de hoogte van NAP +27,75 m ligt de drempel 0,35 m boven de GHG, die zich gemiddeld op circa NAP +27,40 m bevindt. Wanneer het riool volledig gevuld is, stroomt het regenwater via de putten in het infiltratieveld.
Het vuilwater afkomstig van de locatie wordt via een dwa-riolering verzameld en geloosd in het bestaande rioleringssysteem om vervolgens te worden afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).
Door Royal Haskoning is de mogelijkheid om het vrijkomende vuilwater onder vrij verval naar het vrijvervalstelsel ten noordwesten of ten zuidoosten van het plangebied te leiden, onderzocht (Notitie met kenmerk 9T0365.A0/N001/NKOO/EJA/Nijm). Uit de studie blijkt dat de drukhoogten in het bestaande rioolstelsel bij een maatgevende regenbui in de huidige situatie reeds oplopen tot aan het bestaande maaiveld. Aansluiting van het dwa-stelsel onder vrij verval wordt op grond daarvan en op grond van de verwachte aanleghoogte van de uitbreidingslocatie niet geadviseerd. De kans op luchtinsluiting in het dwa-stelsel en bijbehorende problemen in huizen is veel te groot.
Derhalve is een systeem uitgewerkt waarbij het vuilwater onder vrij verval wordt verzameld en middels een gemaal met persleiding wordt verpompt in het bestaande stelsel van de kern Soerendonk.
In de door Royal Haskoning uitgevoerde studie is voorgesteld om de vuilwaterafvoer aan te sluiten op put 1613007, gelegen ter plaatse van de aansluiting van weg De Pompers op de Heuvel. In overleg met de gemeente Cranendonk is besloten om het injectiepunt inderdaad op deze put aan te sluiten.
In totaal worden in het plangebied 26 woningen gerealiseerd. Uitgaande van een woningbezettin van 2,7 inwoners per woning en een waterverbruik van 12 l/h per inwoner, bedraagt de maximale afvoer uit het plangebied 0,85 m3/h of 0,23 l/s.
Om water- en/of vochtoverlast ter plaatse van de nieuwbouw te voorkomen is een minimale ontwatering van 0,7 m -mv boven de hoogst voorkomende grondwaterstanden (GHG) noodzakelijk. Ter plaatse van de tuinen kan worden volstaan met een ontwateringsniveau van 0,5 m -mv. Op grond van de ontwerpgrondwaterstand van circa NAP +27,50 m, voldoet de ontwatering binnen het gehele plangebied. Maatregelen voor een voldoende ontwateringsniveau zijn derhalve niet noodzakelijk.
Bij het bepalen van de aanleghoogten van de woningen en tuinen moet rekening worden gehouden met de bestaande maaiveldhoogten van het omliggende gebied. Hierbij moet met name worden gelet op het ontstaan van knelpunten ten aanzien van de afwatering van de (aangrenzende) percelen.
Op de bestemmingsplanprocedure is de watertoets van toepassing. De watertoets is een verplichting voor de initiatiefnemer om in de planvorming het advies en oordeel van de waterbeheerder te betrekken. Het doel van de watertoets is tweeledig:
In eerste instantie is bij de gemeente geïnformeerd naar de beschikbare informatie. Vervolgens is bij het waterschap geïnformeerd naar haar eisen voor verwerking van water en de beschikbare informatie. Op basis van de algemene uitgangspunten van het waterschap en de gemeente is invulling gegeven aan het mogelijke watersysteem voor deze locatie.
De uitgangspunten en invulling van het watersysteem zijn opgenomen het duurzaam watersysteem van de planbeschrijving en het advies waterhuishouding en bouwrijp maken (kenmerk: 163766.ehv.219.R001versie02; datum: 16 juni 2009).
Op 22 juli 2009 heeft het waterschap De Dommel ingestemd met het advies waterhuishouding en bouwrijp maken: het advies beschrijft een waterhuishoudkundig systeem dat als hydrologisch neutraal gekarakteriseerd kan worden. Ook heeft het waterschap op 17 juli 2009 de keurontheffing verleend voor de te realiseren toekomstige waterhuishouding.
De instemming met het advies waterhuishouding en bouwrijp maken impliceert dat het waterschap ook instemt met het onder het advies liggende duurzaam watersysteem uit de planbeschrijving.