Plan: | Bestemmingsplan De Pompers |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1706.BPSRD6003-VAST |
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 vervalt het Streekplan Noord-Brabant 2002. In verband hiermee hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant op 27 juni 2008 de "Interimstructuurvisie Noord-Brabant" vastgesteld. De hierin opgenomen hoofdlijnen van beleid komen goeddeels overeen met die van het streekplan. De op basis van het vervallen streekplan opgestelde regionale uitwerkingsplannen dienen thans te worden beschouwd als uitwerkingsplannen van de Interimstructuurvisie. Het streven van Brabant blijft gericht op het verder ontwikkelen tot een aantrekkelijk woon-, werk-, en leefgebied met respect voor de natuurlijke leefomgeving waarin de landschappelijke en cultuurhistorische rijkdom centraal staan en waarin het eigen karakter, de specifieke kwaliteiten en contrasten van Brabant duidelijk herkenbaar zijn. Het ruimtelijk beleid moet bijdragen aan een balans tussen het economische, het ecologische en het sociaal-culturele kapitaal van Brabant.
Het provinciaal ruimtelijk beleid blijft gebaseerd op vijf leidende principes:
Op het gebied van water geldt voor bestaande stedelijke functies dat met name wordt ingezet op het verbeteren van de huidige situatie door de kansen te benutten die er zijn om beter aan te sluiten op het bodem- en watersysteem, bijvoorbeeld als gevolg van herstructurering en renovatie. Stedelijke functies behoren wat inrichting en beheer betreft te voldoen aan de volgende regels:
De kern Soerendonk zelf en de direct aangrenzende gebieden, inclusief het plangebied, zijn gelegen op de grens van het gebied met aanduiding 'AHS-landbouw' en 'Bestaand stedelijk gebied provincie Noord-Brabant (2004)'. Onder 'AHS-landbouw' wordt verstaan dat landbouw in beginsel de ruimte krijgt, om zich in de door haar gewenste richting te ontwikkelen, zonder dat daarbij in het kader van de provinciale ruimtelijke ordening een voorkeur geldt voor bepaalde vormen van landbouw (figuur 2.1).
Het plangebied is niet gelegen in een zoekgebied voor regionale waterberging en evenmin in een beschermingszone voor grondwaterwinning.
Figuur 2.1: Uitsnede Interimstructuurvisie, ruimtelijke hoofdstructuur, plangebied rood omcirkeld
Ingevolge de Paraplunota Ruimtelijke Ordening, door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 1 juli 2008, vormt het 'Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven (RSP) annex Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant' de uitwerking van het provinciaal beleid. Dit plan dient voor zover nodig gelezen te worden naar de bedoeling en de werking van de Wet ruimtelijke ordening en als een uitwerking van de in de Interimstructuurvisie Noord-Brabant opgenomen hoofdzaken van het provinciaal beleid.
Het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven is op 7 december 2004 vastgesteld door de regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE); het Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant is op 8 maart 2005 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Beide hebben grotendeels dezelfde inhoud.
Het regionaal structuurplan voor de stedelijke regio Eindhoven-Helmond bestaat uit ruimte voor werken, wonen, water, groen en voorzieningen (recreatie). Het regionaal structuurplan voor de subregio Heeze – Leende - Cranendonck bestaat uitsluitend uit ruimte voor werken en wonen. De overige ruimte in de landelijke regio's wordt in het reconstructieplan ingevuld. In het regionaal structuurplan wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de landelijke regio zoveel mogelijk gespaard moet blijven van verstedelijking en er alleen gebouwd mag worden voor de eigen behoefte.
Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld
In het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) worden de ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken van een gebied in een structuur vastgelegd aan de hand van een lagenbenadering.
De lagenbenadering omvat drie lagen:
In het DRS heeft het plangebied de aanduiding 'Landschapsbeheer'. Het beleid is hier gericht op beheer en behoud van de bestaande landschappelijke verschijningsvorm. Het beleid krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied.
Ruimtelijke ontwikkeling subregio Heeze Leende Cranendonck
Verstedelijking is mogelijk op locaties waar geen cultuurhistorische waarden van grote betekenis worden aangetast. De Groene Hoofdstructuur (GHS) en Ecologische Hoofdstructuur (EHS) moeten zoveel mogelijk gevrijwaard zijn van stedelijke ontwikkeling.
De kernen in de gemeente Cranendonck, waaronder Soerendonk, kennen een historisch herkenbare en waardevolle structuur. Het afronden van de komranden en invulling van kleine resterende restruimten biedt voldoende ruimte voor de komende jaren, waardoor de historische structuur hiermee behouden kan blijven.
Het plangebied is gelegen aan de dorpsrand en wordt omgeven door bestaande bebouwing aan de west- en noordzijde en (agrarische) bedrijven aan de oost- en zuidzijde. Met het stedenbouwkundig ontwerp voor onderhavige woningbouwontwikkeling vindt een duurzame afronding van de komrand plaats en blijft de historische structuur behouden.
Landschappelijk raamwerk subregio Heeze Leende Cranendonck
Met het landschappelijk raamwerk zijn groene en blauwe kwaliteiten van het gebied aangegeven, die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen stedelijke functies gesitueerd worden.
Figuur 2.2: uitsnede Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant, plangebied rood omcirkeld
In het uitwerkingsplan maken het plangebied en de directe omgeving grotendeels onderdeel uit van het landschappelijk raamwerk met aanduiding 'landschapsbeheer' (figuur 2.2). Het beleid is hierbinnen gericht op het beheer en behoud van de bestaande landschappelijke verschijningsvorm. Eventuele stedelijke ontwikkelingen in een dergelijk gebied vallen onder het zogeheten 'nee-tenzij'-principe. Onder stedelijke ontwikkelingen worden ontwikkelingen verstaan, die samenhangen met wonen, werken en voorzieningen. 'Ruimte voor Ruimte'-woningen betreffen ook een stedelijke ontwikkeling, wanneer deze plaatsvindt in de vorm van een planmatige uitbreiding van het stedelijk gebied. Woningbouw is dan alleen toelaatbaar als daar grote maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen en onderzoek heeft aangetoond dat er geen reële alternatieve locaties voorhanden zijn. Daarnaast moet het verlies aan waarden zoveel mogelijk worden beperkt. Voor de voorgenomen ontwikkeling geldt het 'nee-tenzij'-principe. Dit betekent dat gemotiveerd moet worden waarom woningbouw op onderhavige locatie plaatsvindt. In hoofdstuk 3 is dit verder uitgewerkt.
Het reconstructieplan van Boven-Dommel werd, samen met de overige reconstructie- en gebiedsplannen in Noord-Brabant, op 22 april 2005 door Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgesteld. Deze plannen zijn op 5 juli 2005 goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat. Het plan geeft in een integrale visie aan hoe het landelijk gebied van Boven-Dommel zich de komende 12 jaar moet gaan ontwikkelen. Het gebied Boven-Dommel omvat de gemeenten Bergeijk, Cranendonck, Heeze-Leende Valkenswaard, Veldhoven, Waalre en gedeeltelijk Eindhoven en Geldrop-Mierlo (alleen Geldrop). Op 16 mei 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen tegen het in april 2005 vastgestelde reconstructieplan Boven Dommel. Naar aanleiding van de uitspraak is een correctieve herziening opgesteld. Hierin zijn de wijzigingen van het reconstructieplan Boven Dommel opgenomen die naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State noodzakelijk zijn.
In het Reconstructieplan/ Milieueffectrapport Boven-Dommel behoort het plangebied tot deelgebied X 'dekzanddal met dorpenlint'. Het plangebied ligt binnen 'overig extensiveringsgebied'. In dit gebied is uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk of wordt in het kader van de reconstructie onmogelijk gemaakt. De verweving van functies en het grote aantal dorpen in het gebied levert voor de landbouw beperkingen op. Daarom zijn in dit deelgebied geen landbouwontwikkelingsgebieden aangewezen.
De kern Soerendonk is met een aantal andere kernen in Brabant aangewezen als aandachtskern. Dit wil zeggen dat Soerendonk relatief ver van de hoofdkern verwijderd is. In verband hiermee is het wenselijk voor de komende jaren de aandacht op het behoud van de leefbaarheid te richten, bijvoorbeeld door middel van het opstellen van een dorpsontwikkelingsprogramma. Het realiseren van extra woningbouw levert hieraan een positieve bijdrage.
Het plangebied heeft in het Reconstructieplan verder geen bijzondere aanduidingen of bescherming toegekend gekregen voor de aspecten 'water', 'natuur' en 'landschap'.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het Reconstructieplan. De situering van extensieve woningbouw op onderhavige locatie zorgt voor een duurzame afronding van de kern en een geleidelijke overgang naar het landelijk gebied.
In het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken komen veel stallen leeg te staan. Omdat dit tot ongewenste activiteiten kan leiden, wordt door middel van subsidie de sloop hiervan bevorderd. Om de sloopsubsidies te kunnen financieren, is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop de toegekende reguliere bouwtitels, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te financieren. Aan de sloop van de stallen zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht en de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd.
De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in de provincie Noord-Brabant 3.000 extra woningen mogen worden gerealiseerd boven op de reguliere aantallen.
Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het 'Ruimte voor Ruimte'- beginsel. Tevens is op 3 december 2004 het toenmalige Streekplan 2002 hiervoor gedeeltelijke herzien.
Provincie Noord-Brabant heeft de voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling verbonden dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Zo mag voor de sloop van 1.000 m² staloppervlak één kavel worden ontwikkeld.
Om aan te tonen dat er daadwerkelijk per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stal oppervlak is gesloopt, stelt de provincie conform afspraken met de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR) dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling. Het totale plan omvat 26 kavels. In onderstaande tabel is af te lezen wie als initiator optreedt en hoe de verdeling is tussen 'Ruimte voor Ruimte'-titels en reguliere bouwtitels.
Plan | RvR-plandeel | |
Aantal kavels | 26 (6 t.b.v. derden) | 20 |
Aantal RvR-titels 1e tranche | 16 (incl. 2 via een derde partij) | 14 |
Reguliere titels (gemeentelijk contingent) | 10 (waarvan 4 t.b.v derden) | 6 |
Tabel 2.1: verdeling kavels Ruimte voor Ruimte en reguliere bouwtitels
Uit dit overzicht blijkt, dat 20 kavels door ORR worden ontwikkeld, waarvan 14 op basis van 'Ruimte voor Ruimte'-bouwtitels en 6 op basis van reguliere bouwtitels. De benodigde dossiernummers voor het plangebied zijn opgenomen in tabel 2.2. Het betreft dossiernummers voor in totaal 17 'Ruimte voor Ruimte'-bouwtitels, waarvoor 17.000 m² stallen zijn gesloopt. Van deze 17 'Ruimte voor Ruimte'-bouwtitels, worden 14 woningen gerealiseerd binnen het plan De Pompers en 3 elders in de gemeente.
AANVRAAGNUMMER |
MESTNUMMER | SLOOP M2 | TOEGEKENDE SLOOP M2 |
4528724 | 111042666 | 3.314 | 247 |
4528728 | 114009724 | 2.106 | 2.106 |
4528734 | 114009716 | 928 | 928 |
4528778 | 115000798 | 1.468 | 1.468 |
4528781 | 111008530 | 1.044 | 1.044 |
4528798 | 111012643 | 2.668 | 2.668 |
4528801 | 113006586 | 1.084 | 1.084 |
4528803 | 113029306 | 2.198 | 2.198 |
4528806 | 110187147 | 2.078 | 2.078 |
4528809 | 112056148 | 1.150 | 1.150 |
4528816 | 111057477 | 2.151 | 1.500 |
4528843 | 114051062 | 1.087 | 529 |
Totaal ingebrachte m2 sloop | 17.000 |
Tabel 2.2: RBV-dossiernummers
Daarnaast ontwikkelt een derde partij op zijn perceel 5 kavels, waarvan 2 in relatie met de sloop van zijn stallen en 3 op basis van reguliere bouwtitels. De dossiernummers ten behoeve van deze 2 bouwtitels zijn opgenomen in tabel 2.3.
AANVRAAGNUMMER |
MESTNUMMER | SLOOP M2 | TOEGEKENDE SLOOP M2 |
4530818 | 111008069 | 2.239 | 2.000 |
Totaal ingebrachte m2 sloop 2.000 |
Tabel 2.2: RBV-dossiernummers t.b.v. derde partij
Onderhavig plangebied is aan de provincie voorgelegd ten behoeve van een planologische voortoets om de haalbaarheid van het plangebied te beoordelen. Het plangebied is op basis van deze provinciale ambtelijke beoordeling haalbaar bevonden. Dit is bevestigd in een memo d.d. 13 mei 2004 van de Provincie Noord-Brabant.
In de Interimstructuurvisie geeft de provincie Noord-Brabant aan dat uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied zoveel mogelijk moet worden voorkomen.
Wanneer uitbreiding van stedelijke ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, dient deze gecompenseerd te worden met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied of kernrandzones. De Rood-met-groen koppeling is in onderhavig bestemmingsplan van toepassing op zeven kavels waarvoor een reguliere bouwtitel wordt ingezet. De compensatie vindt plaats binnen het plan, aan de rand van het plangebied (aansluitend aan de kernrandzone c.q. buitengebied). Hier is een groenbuffer opgenomen van circa 4.000 m2, waarvan circa 1.600 m2 wordt ingevuld voor compensatie in het kader van de Rood-met-groenregeling en circa 2.400 m2 voor waterberging. Dit komt neer op een bijdrage in de Rood-met-groenregeling van circa € 5,- per m2 voor de 10 kavels met een gemiddelde oppervlakte van 1.000 m2 .