Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Broekkant 37 en Broekkant ong. (ten noorden van nr. 37) te Budel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1706.BPBG3074-VAS1
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Broekkant 37 en Broekkant ong. (ten noorden van nr. 37) te Budel' met identificatienummer NL.IMRO.1706.BPBG3074-VAS1 van de gemeente Cranendonck;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aan huis verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 archeologische waarden
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
 
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.8 bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan logerende gasten;
 
1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals die aanwezig is of mag worden gebouwd op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge de Woningwet, dan wel krachtens een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
t.a.v. gebruik: het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
 
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, hieronder vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen;
 
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.16 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden toegelaten;
 
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.20 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.21 hoofdgebouw:
een (deel van een) gebouw dat gelet op de bestemming dan wel door zijn constructie en of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op het perceel valt aan te merken;
 
1.22 huishouden:
een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning (bijvoorbeeld een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep);
 
1.23 inpassings- en beeldkwaliteitplan:
het Inpassings- en beeldkwaliteitplan dat als Bijlage 1 bij deze regels is opgenomen;
 
1.24 lichte bedrijvigheid:
het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
 
1.25 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
 
1.26 overkapping:
een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
 
1.27 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en besteedbaar en afsluitbaar is;
 
1.28 perceel:
een aaneengesloten samenhangend stuk grond;
 
1.29 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.30 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
 
1.31 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
 
1.32 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
 
1.33 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
 
1.34 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
1.35 Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439) tot herziening van de woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de zijdelingse/voorste/achterste bouwperceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse/voorste/achterste perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
 
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
 
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.8 peil:
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein.
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid zoals bedoeld in 3.5.2
  3. tuinen, erven en parkeervoorzieningen
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Aantal woningen
Per aangeduid bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende bouwwerken toegestaan.
 
3.1.3 Paardenbakken
Binnen de bestemming zijn paardenbakken toegestaan. De oppervlakte van een nieuw op te richten paardenbak mag maximaal 1200 m2 bedragen.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.
 
3.2.2 Maatvoering
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, dient aan het volgende te worden voldaan.
 
Hierbij geldt dat, indien de bestaande (legale) afstand of goot- of bouwhoogte, voorzover opgericht in overeenstemming met de Woningwet, afwijkt van onderstaande maten, de bestaande afstand respectievelijk goot- of bouwhoogte als minimum/ maximum geldt.
 
 
3.2.3 Herbouw
Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:
  1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  4. het aantal woningen mag door de herbouw niet toenemen;
  5. het bepaalde in 3.3.2. wordt in acht genomen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Afwijken m.b.t. herbouw
Burgemeester en wethouders kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a. en/of b. en/of c. teneinde herbouw van bestaande woningen op hetzelfde perceel als de te slopen woning te kunnen toestaan buiten de bestaande fundamenten en de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn. Een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  2. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  3. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  4. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en van het perceel zelf niet onevenredig mogen worden beperkt;
  6. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  7. voldaan wordt aan de (overige) maatvoeringseisen als opgenomen in 3.3.2.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  2. gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan bedoeld in 3.5.2;
  3. gronden en/of bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  4. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  5. bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning.
3.5.2 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en van lichte bedrijvigheid is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid.
  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).
  5. De woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.
  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
3.5.3 Parkeren
Voorafgaand aan de ingebruikneming van de woning dient op eigen terrein in de parkeergelegenheid worden voorzien overeenkomstig de normering van 3,0 parkeerplaatsen.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.6.1 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat woningsplitsing van een bestaande woning kan worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";
  2. de bestaande woning betreft een voormalig boerderijgebouw;
  3. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  4. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  5. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  6. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij een in bijlage 2 opgenomen gemeentelijk monument, rijksmonument of beeldbepalend pand, alsmede bij woonboerderijen;
  7. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  8. de splitsing dient te passen binnen de toegestane woningbouwaantallen per stedelijke of landelijke regio;
  9. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  10. de oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 90 m2 per woning; 
  11. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een grotere oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd/ blijven bestaan, tot een totaal maximum aan bijgebouwen, zowel aangebouwd als vrijstaand, van 200 m2;
    2. sloop van de in bijlage 2 opgenomen beeldbepalende panden en monumentale panden is niet toegestaan;
    3. een grotere oppervlakte kan niet worden toegestaan, indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling "Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck", of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
    4. de gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  12. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  13. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  14. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
de regels van "Wonen" blijven na wijziging van overeenkomstige toepassing.
 
Artikel 4 Wonen - Ruimte voor Ruimte
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen - Ruimte voor Ruimte' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid zoals bedoeld in 4.3.4;
  3. tuinen, erven en parkeervoorzieningen
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Aantal woningen
Per aangeduid bouwvlak is maximaal één woning met bijbehorende bouwwerken toegestaan.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.
 
4.2.2 Maatvoering
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, dient aan het volgende te worden voldaan:
 
  
  
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit
Het is verboden de bouwwerken als bedoeld in 4.2.1 te gebruiken:
  1. indien de landschappelijke inpassing niet binnen 1,5 jaar na gereed komen van de woning is aangelegd conform het in Bijlage 1 opgenomen Inpassings- en beeldkwaliteitplan en in stand wordt gehouden;
4.3.2 Parkeren
Voorafgaand aan de ingebruikneming van de woning dient op eigen terrein in de parkeergelegenheid worden voorzien overeenkomstig de normering van 3,0 parkeerplaatsen.
 
4.3.3 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  2. gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  3. gronden en/of bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  4. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  5. bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning.
4.3.4 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en van lichte bedrijvigheid is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid;
  4. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  5. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;
  6. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.4.1 Afwijken voor bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor bed & breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is vier;
  3. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  4. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  5. aangetoond is dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;
  6. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van om- en aanwonenden.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
 
5.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a. indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Werken en werkzaamheden Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld en meer dan 250 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. welke het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
5.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
3 Algemene regels
   
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Afwijkende maatvoering
 
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan.
 
7.2 Hydrologisch neutraal ontwikkelen
 
Uitbreidingen van verhard oppervlak vinden plaats volgens het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Om de aard en omvang van de benodigde maatregelen vast te stellen, dient advies te worden ingewonnen bij Waterschap De Dommel.
 
7.3 Ondergrondse bouwwerken
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels: 
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het woonvlak;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  3. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is een zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen als bedoeld in 3.2.2 en 4.2.2 in acht wordt genomen;
    3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
  4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil.
  
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht gebruik
 
8.1.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
8.1.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.1.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
8.1.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 8.1.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
8.1.4 Uitzondering
Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan "'Broekkant 37 en Broekkant ong. (ten noorden van nr. 37) te Budel" van de gemeente Cranendonck.