direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Vennenweg Gastel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBG3017-VAST

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. tuinen, erven en verharding;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. het behoud en de bescherming van een beeldbepalende boom ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', vrijstaande woningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', twee-aaneen gebouwde woningen.

en daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het maximum aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden;'
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand';
    • 2. 'twee-aaneen';

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.

  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. het hoofdgebouw moet worden gesitueerd (met een gedeelte van) de voorgevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. In afwijking van het bepaalde in lid d, mag de voorgevel op maximaal 3 meter van de naar de weg gekeerde bouwgrens gesitueerd worden, uitsluitend indien een (gedeelte) van een bijbehorend bouwwerk is gelegen in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’;
  • g. het aantal bouwlagen boven de maximaal toegestane goothoogte mag maximaal 1 bedragen;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande bebouwing mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;
    • 2. twee-aaneen bebouwing mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 m bedragen en bij twee-aaneengebouwde woningen aan één zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de totale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 m²;
  • d. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder e geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m²;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • g. overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd;
    • 3. de overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn;
    • 4. voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd;
    • 5. Voor een carport geldt tevens dat deze tot maximaal 1 meter voor de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd mag worden, waarbij indien de carport buiten de bestemming 'Wonen' valt, het bepaalde in artikel 4.2.2 van toepassing is;
    • 6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 7. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m², met inachtname van lid c en d;
    • 8. de afstand van een overkapping tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m², met inachtname van artikel 6.2.2 lid c en d;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' zijn geen bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan, met uitsluiting van erf- en terreinafscheidingen, waarbij als voorwaarde geldt dat het behoud en de bescherming van de beeldbepalende boom niet in het geding mag komen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waarbij het als bijlage aan deze regels toegevoegde beeldkwaliteitsplan als toetsingskader geldt;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

6.4.2 Kantoren

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is een kantoor toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

6.4.3 Lichte bedrijvigheid in of bij een woning

De uitoefening van lichte bedrijvigheid in of bij een woning is niet toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.3voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie. Hierop zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden-beroep of lichte bedrijvigheid;
  • d. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, of naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met activiteiten in deze milieucategorieen, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • e. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden
6.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders een boom, ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom', te vellen of te rooien dan wel zodanig handelingen in de nabijheid van de boom te verrichten die de dood van of ernstige schade aan de boom veroorzaken.

6.6.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 6.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het vellen of rooien of door de andere handelingen dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende waarden van de boom en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

6.6.3 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 6.6.1 is niet vereist voor:

  • a. andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.