Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Grensweg 55 te Budel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1706.BPBDL0014-VAST

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem;

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden
liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft
met een oppervlakte van maximaal 100 m2; bouwplannen met een grotere oppervlakte
kunnen uitsluitend - zonder afwijken - worden gebouwd, indien:
  1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken,waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordtbenut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  2. gebouwen tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht.

4.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van
de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien
uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige
archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
 
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk
in de grond (in situ) worden behouden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 
4.4.1 Afwijkingen voor bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in
4.2.1. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden
liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is
aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de
archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of
kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan het afwijken in
ieder geval de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.2 Toetsing archeologische waarden
Het afwijken als bedoeld in artikel 4.4.1. wordt niet verleend dan nadat door de
aanvrager is aangetoond dat er geen sprake is van archeologische waarden ter plaatse dan wel een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 
4.4.3 Advies archeologisch deskundige
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het afwijken als bedoeld
artikel 4.4.1. winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het afwijken geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.5.1 Omgevingsvergunning-plicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in dit artikel bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen,egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven,verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen vandrainage;
  3. bodem verlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. omzetten van gras- of akkerland, waarbij grond wordt afgevoerd;
  5. het verlagen van het waterpeil;
  6. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  7. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  8. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  9. aanplanten van diepwortelende beplanting;
  10. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  11. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, oftelecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,installaties of apparatuur.
4.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het onder 4.5.1. vervatte verbod geldt niet:
  1. voor gronden, gelegen binnen de bouwvlakken;
  2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 40 cmonder het bestaande maaiveld;
  3. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximaleoppervlakte van 100 m2;
  4. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand vanmaximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  5. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, metinbegrip van de reguliere agrarische werkzaamheden en onderhouds- envervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnenbestaande tracé van kabels en leidingen; 
  6. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van hetvan kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader isverleend;
  7. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen methet afwijken op grond van het bepaalde in 4.4.1.
4.5.3 Regels aan omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.5.4 Advies archeologisch deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 
4.6.1 Wijziging t.b.v. verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat, als gevolg van de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" deels wordt verwijderd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het (ten dele) verwijderen van de dubbelbestemming betreft uitsluitend gronden, die ingevolge een vastgestelde gemeentelijke archeologische waardenkaart, geen of slechts beperkte archeologische waarden (meer) bevatten;
  2. het wijzigingsplan geeft de gronden aan, waarvoor uitsluitend de onderliggende bestemming van toepassing is.