Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Grensweg 55 te Budel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1706.BPBDL0014-VAST

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, mits de gevels aan de zijde van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel’ als dove gevel conform de Wet geluidhinder zijn uitgevoerd;
  2. aan-huis-verbonden beroepen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en verharding;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneengebouwd, zijn twee-aaneengebouwde woningen toegestaan. Het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal.
  2. De minimale dakhelling bedraagt 12° en de maximale dakhelling bedraagt 45°.
  3. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen.
  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  6. De inhoud van de woning mag maximaal 600 m3 bedragen.
3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  2. De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen) op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 90 m2.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  5. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de achtergevel van het hoofdgebouw, of verlengde daarvan, mag maximaal 15 m bedragen.
  6. De dakhelling dient tussen 12 en 45 graden te bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
  2. De bouwhoogte van overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  3. De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m2, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen) niet meer dan 90 m2 mag bedragen.
3.2.4 Herbouw
Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning
betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:
  1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaandefundamenten;
  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de teherbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijkewoning(en);
  4. het aantal woningen mag door de herbouw niet toenemen;
  5. het bepaalde in 3.2.1 wordt in acht genomen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

 
3.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  2. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
  3. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
  4. gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  5. (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
3.3.2 Aan-huis-verbonden beroepen
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2.
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1).
  5. De woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven.
  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 
3.4.1 Afwijken voor lichte bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:
  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2,
  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1) of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving,
  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner
3.4.2 Afwijken voor afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.3, sub 3.3.1 onder a en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg.
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en ()agrarische) bedrijven;
  3. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 90 m2;
  5. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 30 m van het hoofdgebouw;
  6. Burgemeester en wethouders trekken de afwijking voor de afhankelijke woonruimte in, indien de ten tijde van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.