direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal- en regionaal beleid
Plan: Bedrijventerreinen actualisatie 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.94-VG01

3.3 Provinciaal- en regionaal beleid

Structuurvisie Gelderland 2005

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Het Streekplan Gelderland 2005 is op 29 juni 2005 door Provinciale Staten vastgesteld en in september 2005 in werking getreden. Het Streekplan is na 2005 aangevuld met een aantal uitwerkingen, bijvoorbeeld van de kernkwaliteiten natuur en landschap, van regionale waterberging en van zoekzones voor stedelijke functies (uitbreidingsruimte rond kernen). Uitgangspunt van de Structuurvisie is dat deze niet méér regelt dan strikt nodig is. De provincie zet in op zorgvuldig, zuinig en duurzaam (meervoudig) ruimtegebruik.

Voor de gebiedsgerichte beleidskeuzes is de zogenaamde lagenbenadering als uitgangspunt genomen, waarin water en bodem als ordenende basisprincipes worden gehanteerd en ruimtelijke keuzes meer op mobiliteit en infrastructuur worden afgestemd. De gemeente Lingewaard is hoofdzakelijk gelegen binnen de zonering 'multifunctioneel gebied'. In het provinciaal planologisch beleid is op deze zone geen expliciete provinciale sturing gericht. De vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan samenwerkende gemeenten.

Ruimtelijke Verordening Gelderland (2010)

In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De Ruimtelijke Verordening is op 15 december 2010 vastgesteld. De verordening bevat instructies ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen en de toelichting daarbij. Deze instructies zijn gericht aan het gemeentebestuur en vormen een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid.

Relevant voor onderhavig bestemmingsplan is dat in de verordening een regel omtrent grootschalige detailhandel is opgenomen. Deze bepaald dat in een bestemmingsplan vestiging van grootschalige detailhandelsvoorzieningen (bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m²) alleen binnenstedelijk of perifeer wordt toegestaan. In aanvulling daarop is aangegeven dat grootschalige detailhandelsvoorzieningen slechts op perifere locaties kunnen worden toegestaan, indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen – volumineuze goederen – en veiligheidseisen, binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn. Ten slotte mag in een bestemmingsplan de vestiging van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen op perifere locaties niet worden toegestaan.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijventerreinen dan wel nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen mogelijk gemaakt.

Omgevingsverordening Gelderland (Ontwerp 14-05-2013)

De ontwerpomgevingsverordening heeft gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan

'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' ter inzage gelegen. In deze provinciale verordening zijn voor het bestemmingsplan de volgende relevante artikelen opgenomen:

Artikel 2.3.7.1 Detailhandel

Lid 1: In een bestemmingsplan worden geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk gemaakt die ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur.

Lid 2: Voor zover er voor het betreffende gebied een regionale afspraak is gemaakt over de programmering van detailhandel (RPD) is de bestemming detailhandel in een bestemmingsplan alleen mogelijk als deze ontwikkeling niet in strijdt is met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van detailhandel (RPD).

Lid 3: In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe een nieuwe detailhandelsontwikkeling zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid en een eventuele intergemeentelijke samenwerking ter zake van detailhandel.

Artikel 2.3.7.2 Grootschalige detailhandel

Lid 1: In een bestemmingsplan wordt vestiging van grootschalige detailhandelsvoorzieningen alleen binnenstedelijk of perifeer, buiten bestaande dan wel bestemde winkelgebieden toegestaan.

Lid 2: Grootschalige detailhandelsvoorzieningen kunnen slechts op perifere locaties worden toegestaan, indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen – volumineuze goederen – en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn.

Lid 3: In een bestemmingsplan wordt vestiging van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen op perifere locaties niet toegestaan.

Lid 4: In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid zijn grootschalige detailhandelsvoorzieningen met een bovenlokale functie niet toegestaan als hierover geen regionale afstemming heeft plaatsgevonden.

Omgevingsvisie Gelderland (Ontwerp 14-05-2013)

In de nieuwe omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland twee doelen gedefinieerd. Doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. Deze doelen zijn:

  • 1. een duurzame economische structuurversterking;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

De provincie en haar partners streven samen naar behoud en verdere economische ontwikkeling van Gelderland tot een krachtige, duurzame, innovatieve en internationaal concurrerende regio. Een regio die passende werkgelegenheid beidt voor iedereen die wil en kan werken. De opgaven die zij hierbij zien zijn:

  • een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt;
  • arbeidsparticipatie van de Gelderse beroepsbevolking optimaliseren;
  • een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt;
  • bereikbaar werk voor iedereen.

Kantoren

De provincie en haar partners streven samen naar een gezonde ontwikkeling van de kantorenmarkt waarbij vraag en aanbod in evenwicht zijn, en naar kantoren die op een duurzame locatie worden gebouwd. De opgave die zich aandient is:

  • 1. overcapaciteit op de kantorenmarkt terugdringen;
  • 2. het benutten van mogelijkheden voor (her)gebruik van leegstaande kantoorpanden.

In de meeste stedelijke gebieden zijn geen nieuwe kantoren meer gewenst. Zelfstandige kantoorvestiging wordt niet toegestaan op bedrijventerreinen, tenzij deze nabij een treinstation liggen. Kantoren met meer dan 1.500 m² bruto vloeroppervlakte kunnen, behalve in de nabijheid van de stationslocaties, ook in elke gemeente worden gerealiseerd indien het onderstaande kantoren betreft:

  • kantoren met een lokaal vestigingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen;
  • functiegebonden kantoren, zoals haven- en veilinggebonden kantoren;
  • uitbreiding van bestaande kantoren;
  • opleidings-, congres- en vergaderaccommodaties die als hoofdfunctie worden gebruikt.

Grootschalige en perifere detailhandel

De provincie ziet voor zichzelf een rol om (boven)regionale afstemming te faciliteren en desgevraagd te regisseren. Daarnaast wil de provincie normeren: de provincie houdt de rem op nieuwe plannen voor grootschalige perifere locaties en zet de verordening in om deze ontwikkeling tegen te houden. Grootschalige detailhandel buiten stadscentra is alleen mogelijk op een beperkt aantal locaties waarover regionale afspraken zijn gemaakt.

Bedrijventerreinen

De provincie en haar partners voeren de in de zes regio's en in de Regionale Programma's voor Bedrijventerreinen (RPB's) vastgelegde afspraken (2011 en 2012) uit. Bij de aanpak voor het behoud en verbeteren van kwaliteit op bedrijventerreinen kiest de provincie voor een ondernemersgerichte benadering, in aansluiting op de provinciale economische doelen. De uitgangspunten voor bedrijventerreinen zijn als volgt:

  • 1. De ondernemer staat centraal. Om aan de slag te gaan met kwaliteitsverbetering moeten er kansen of knelpunten zijn bij het Gelderse midden- en kleinbedrijf, de maakindustrie of andere topsectoren met een aantoonbare economische urgentie. Zowel voor bedrijfsverplaatsing als herstructurering. De provincie werkt vraag gestuurd.
  • 2. Werken in partnerschap. Publieke en private investeringen versterken elkaar. De gemeente heeft primair de verantwoordelijkheid voor de openbare ruimte. Eigenaren en gebruikers hebben de verantwoordelijkheid voor de private ruimte. De provincie verbindt de publieke en private opgave aan elkaar om te komen tot een grotere toegevoegde waarde. De provincie begeleidt het proces en ondersteunt ondernemers via een 'rode loper'-benadering. Beheer en zorg voor de juiste kwaliteit op terreinen moeten meer aandacht krijgen van gebruikers, ontwikkelaars en lokale overheden.
  • 3. Revolverende inzet van middelen. Waar mogelijk wil de provincie provinciaal geld revolverend inzetten. In eerste instantie door het benutten van reeds bestaande fondsen. Als dit onvoldoende blijkt dan speelt de provincie daarop in. Bij de herstructurering van bedrijventerreinen bestaan echter ook knelpunten van ondernemers in de openbare ruimte. Het subsidie-instrument blijft bestaan. De provincie wil investeren, mits de partners hun verantwoordelijkheid nemen. Met gerichte investeringen geeft de provincie het benodigde zetje om gebiedsontwikkeling met een grote toegevoegde waarde op gang te brengen.

Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties (2010)

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.

De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk afneemt. Vanaf 2025 is er zelfs sprake van krimp;
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerreinen op de juiste plek.

Uitgangspunt van het beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020

Het Regionaal Plan (RP) 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op 27 februari 2007 goedgekeurd. Met het RP wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Met het Regionaal Plan zet de stadsregio in op het gezamenlijk uitvoeren van tien strategische projecten die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de regio.

Deze Top 10 vormt de agenda voor de stadsregio voor de komende jaren:

  • 1. de (inter)nationale positie van de stadsregio versterken door verbetering van de aansluiting op Europese infrastructuurnetwerken (weg, spoor en water);
  • 2. het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren door bus, trein en aanvullend openbaar vervoer optimaal op elkaar af te stemmen;
  • 3. stedelijke ontwikkeling stimuleren rond plekken waar meerdere vormen van (openbaar) vervoer bij elkaar komen, dat wil zeggen daar waar overstap- en verblijfsmomenten ontstaan;
  • 4. het regionale vestigingsklimaat stimuleren door herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen;
  • 5. het regionale vestigingsklimaat versterken door het stimuleren van innovatieve, creatieve economische activiteiten;
  • 6. het profileren van de regio in (inter)nationaal verband door het versterken van het grootstedelijk klimaat van de steden Arnhem en Nijmegen;
  • 7. de eigenheid en identiteit van dorpen versterken door de ontwikkeling van dorpen te laten aansluiten op de karakteristieken van de historisch gegroeide dorpsstructuur;
  • 8. de ontwikkeling van een regionaal landschapspark, met daar doorheen een fijnmazig regionaal netwerk van recreatieve routes;
  • 9. de kwaliteit van de grote natuurgebieden in de regio verbeteren en het tot stand brengen van ecologische verbindingen tussen die gebieden. Daarnaast het aanleggen van een aantal specifieke groengebieden in en rondom de steden;
  • 10. de relicten en monumenten uit het cultuurhistorische verleden van de regio zichtbaar en beleefbaar maken.

In het Regionaal Plan heeft de stadsregio ruimte opgenomen voor de uitbreiding van regionale bedrijventerreinen (zie punt 4) die ontwikkeld dienen te worden op basis van de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. Het bestemmingsplan voorziet echter in een consoliderende regeling waarbij uitsluitend de bestaande (vergunde) situatie is vastgelegd. Hierdoor is het plan in overeenstemming met het Regionaal Plan.

Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO)

In het kader van de voorbereiding van de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties heeft de Provincie Gelderland elke regio gevraagd een Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO) op te stellen. De Regio's spelen namelijk een belangrijke rol bij het vaststellen en realiseren van de doelen uit de structuurvisie. Hierin worden afspraken omtrent (her)ontwikkeling en programmering van bedrijventerreinen in de regio vastgelegd.

De stadsregio heeft een hoge economische ambitie, die zich in de komende jaren zal uitwerken in de regionale economie en van invloed zal zijn op de toekomstige vraag naar bedrijventerreinen. De stadsregio gaat ervan uit dat er sprake is van extra ruimtevraag omdat:

  • de stadsregio economisch kerngebied van Gelderland is;
  • de stadsregio groeit, ook in bevolkingsaantal, nog door tot 2020 (dit in tegenstelling tot enkele andere Gelderse regio's);
  • extra bedrijvigheid en extra werkgelegenheid ontstaat door doortrekking A15 tot aan de A12 bij Zevenaar;
  • de regio een overloopfunctie heeft vanuit de Randstad;
  • de stadsregio wordt erkend als logistieke hotspot;
  • er extra (beleidsmatige- en acquisitie-)inspanningen en investeringen worden gedaan in kansrijke clusters vanuit de economische agenda van de stadsregio;
  • er bovenregionale marketing en acquisitie-inspanningen plaatsvinden;
  • er extra ruimtevraag is door thematische bedrijventerreinen;
  • er een forse transformatieopgave bekend is voor de regio.

Als gevolg van de hoge economische ambitie heeft de stadsregio de verwachting dat de vraag naar ruimte in de komende jaren zal uitstijgen boven de vraagraming van het transatlantic Market (TM) scenario zoals dat door de provincie wordt gehanteerd. De stadsregio gaat daarom uit van het 'TM+ scenario'. De stadsregio wil de planningsopgave die voortkomt uit het TM+ scenario vooral gebruiken als een leidraad en benadrukt dat gemeenten en stadsregio sturen op het aanbieden van voldoende ruimte van de juiste kwaliteit om te kunnen ondernemen (dit is immers niet voor elk bedrijf hetzelfde). Dat wil zeggen dat de stadsregio het te voorbarig vindt om nu al plannen te schrappen, maar zeer zeker wel van mening is dat overaanbod voorkomen dient te worden. De stadsregio wil dan ook de ontwikkelingen van vraag en aanbod blijvend monitoren en de resultaten daarvan gebruiken bij het faseren van zachte plannen.

Dit bestemmingsplan voorziet in een consoliderende bestemmingsregeling en is dus niet van invloed op het EPO.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB)

In december 2011 is het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) van de stadsregio vastgesteld door de gemeenteraad. In het RPB gaat het om de afstemming tussen vraag en aanbod, zorgvuldig ruimtegebruik, intensivering, fasering, profilering/segmentering, kwaliteit en de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. Aangezien voorliggend bestemmingsplan voorziet in een consoliderende regeling waarbij uitsluitend de bestaande situatie is vastgelegd staat het RPB de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.