direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - De Woerdt
Plan: Park Lingezegen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.53-VG01

Artikel 4 Agrarisch - De Woerdt

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - De Woerdt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt' uitsluitend hoogstam fruitteelt is toegestaan;
    • 2. glastuinbouwbedrijven uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
    • 3. een viskwekerij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'viskwekerij';
    • 4. niet-grondgebonden agrarische bedrijven anders dan bedoeld onder 1 en 2, niet zijn toegestaan.
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoningen, waarbij per bouwvlak inwoning is toegestaan in één van de bedrijfswoningen;
  • c. een landwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - landwinkel';
  • d. een dierenartspraktijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenartspraktijk';
  • e. kinderopvang ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' met dien verstande dat het vloeroppervlak ten behoeve van de kinderopvang maximaal 150 m2 mag bedragen;
  • f. een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • g. de ontwikkeling en het behoud van kleinschalige landschapselementen, waaronder houtwallen, houtsingels en kleinschalige waterelementen;
  • h. aan huis verbonden beroepsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 50 m2, dan wel het groter bestaand vloeroppervlak, mag worden gebruikt voor de activiteit;
    • 2. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden met dien verstande dat horeca niet is toegestaan.
  • i. bestaande publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • j. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
  • k. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • l. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;
  • m. de bestaande nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

4.2 bouwregels
4.2.1

Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van:
    • 1. kassen bedraagt maximaal de bestaande oppervlakte;
    • 2. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' maximaal de bestaande oppervlakte vermeerderd met 20%.
  • c. goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen maximaal 6 m;
  • d. bouwhoogte van:
    • 1. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' maximaal 10 m;
    • 2. hoge open teeltondersteunende voorzieningen maximaal 5 m;
    • 3. lage teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 m;
    • 4. overige bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
    • 5. bedrijfswoningen maximaal 10 m.
  • e. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 600 m3.
4.2.2

Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m2;
  • c. de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  • d. bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;
  • e. goothoogte maximaal 3 m;
  • f. bouwhoogte maximaal 5 m.
4.2.3

Bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal:
    • 1. hooibergen en voedersilo's 15 m;
    • 2. sleufsilo's en kuilvloerplaten 2 m;
    • 3. erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
  • b. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1m;
  • c. lichtmasten zijn niet toegestaan bij paardenbakken, met uitzondering van de bestaande lichtmasten bij bestaande paardenbakken.
4.3 afwijken van de bouwregels
4.3.1 tijdelijke hoge open teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor het bouwen van tijdelijke hoge open teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. situering binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
  • b. de voorzieningen noodzakelijk zijn in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  • c. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • d. de oppervlakte maximaal 3 ha bedraagt;
  • e. in de omgevingsvergunning wordt opgenomen dat teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan gedurende de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.4 specifieke gebruiksregels

De uitoefening van fruit- en boomteelt is niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. Dit zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid.

4.5 afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 bewerken en verwerken van agrarische producten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van het bewerken en/of verwerken van ter plaatse geproduceerde agrarische producten, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van deze functies niet meer dan 25% van de gezamenlijke bebouwde oppervlakte mag bedragen, tot een maximum van 350 m2;

4.5.2 mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan dat de bedrijfswoning of een bijgebouw bij de bedrijfswoning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. duidelijk is wie de zorgbehoevende is of zorgbehoevenden zijn;
  • c. de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
  • d. de oppervlakte maximaal 75 m2 bedraagt;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.5.3 publieksgerichte beroepsactiviteiten aan huis

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder h voor het toestaan van een publieksgerichte bedrijfsactiviteit aan huis, mits:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de activiteit;
  • b. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden.
4.5.4 paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder j voor het toestaan van paardenbakken, mits:

  • a. binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd dan wel aansluitend aan de gronden met de bestemming 'Wonen' met inachtneming van de volgende maten:
    • 1. minimaal 30 m uit de as van de weg;
    • 2. minimaal 30 m vanaf woningen van derden.
  • b. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen maximaal 2 m bedraagt.
4.5.5 recreatieve nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:

  • a. kleinschalig kampeerterrein op of aangrenzend aan het bouwvlak, mits:
    • 1. de afstand tot de bouwperceelgrens van het dichtstbijzijnde ander (kleinschalige) kampeerterrein minimaal 50 m bedraagt;
    • 2. de afstand tot de bouwperceelgrens van gronden met een (bedrijfs)woning van derden minimaal 50 m bedraagt;
    • 3. de (sanitaire) voorzieningen binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 m2;
    • 4. indien het gestelde onder 3 niet mogelijk is, de bebouwing ten behoeve van de (sanitaire) voorzieningen met een maximale oppervlakte van 50 m2, wordt opgericht binnen het bouwvlak;
    • 5. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
    • 6. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve voorziening maximaal 45 bedraagt;
    • 7. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 8. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;
    • 9. kamperen is uitsluitend toegestaan van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 10. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 11. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • b. bed & breakfast, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing en/of in maximaal één vrijstaand bijgebouw met een maximale oppervlakte van 50 m2 die nog niet bestaat op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 2. gezamenlijke oppervlakte maximaal 120 m2 bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m2 mag bedragen en er maximaal 10 slaapplaatsen worden gerealiseerd;
    • 3. er verder geen voorzieningen als speeltuin, stallingen, detailhandel e.d. worden opgericht;
    • 4. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve voorziening maximaal 45 bedraagt;
    • 5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • c. recreatiewoningen, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. maximaal 3 recreatiewoningen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 65 m2 per recreatiewoning;
    • 3. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve voorziening maximaal 45 bedraagt;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • d. groepsaccommodatie, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. de oppervlakte maximaal 350 m2 bedraagt;
    • 3. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve voorziening maximaal 45 bedraagt;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • e. kleinschalig boerderijterras, mits:
    • 1. ten behoeve van het boerderijterras mag maximaal 50 m2 binnenruimte en 50 m2buitenruimte worden gebruikt met dien verstande dat voor de binnenruimte uitsluitend de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing, mag worden gebruikt;
    • 2. het aantal aaneengesloten nachten gedurende welke gebruik gemaakt mag worden van de recreatieve voorziening maximaal 45 bedraagt;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. er sprake is van een landschappelijke inpassing van de buitenruimte;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.5.6 evenementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van tijdelijke evenementen, mits:

  • a. maximaal 10 evenementen als medegebruik per kalenderjaar worden gehouden, gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen per evenement inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
  • b. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.5.7 spuitzone

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.4 ten behoeve van het verkleinen van de in dat artikel opgenomen afstand van 50 m mits de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat of van het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.

4.5.8 stapeling

Bij een combinatie van twee of meer van de nevenactiviteiten uit artikel 4.5.5 onder a tot en met e geldt de hoogste toegestane oppervlakte als het totale toegestane maximum met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van een bepaalde nevenactiviteit nooit de voor die nevenactiviteit aangegeven maximum oppervlakte mag overschrijden..

4.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van watergangen;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van houtgewassen;
  • e. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
4.6.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de kleinschalige landschapselementen en de waterhuishoudkundige situatie en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
  • b. afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde in verband met de aanwezigheid van hoogstam fruitteelt ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt'.
4.6.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die de uitvoering van het Voorkeursalternatief als opgenomen in bijlage 3 betreffen.
4.7 wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 wijzigen en/of vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven, mits:

  • a. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het bouwvlak hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 1,5 ha;
  • c. er een compacte bouwvlak blijft bestaan;
  • d. uit een landschapsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
    gebruikers van omliggende gronden.
4.7.2 omschakeling van agrarisch bedrijf naar natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de omschakeling van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.7.3 omschakeling van agrarisch bedrijf naar recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Recreatie' ten behoeve van verblijfs- en/of dagrecreatie, mits:

  • a. maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande met een omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nieuwe bestemming tot een maximum van 1.000 m2;
  • b. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • d. er sprake is van een landschappelijke inpassing en versterking van de ruimtelijke structuur, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.7.4 omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat
    woningsplitsing in twee woningen is toegestaan, mits:
    • 1. de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
    • 2. de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen niet wordt vergroot.
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 75 m2 per woning;
  • c. de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  • d. bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;
  • e. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • h. uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor bewoning;
  • i. het aantal woningen mag, in afwijking van het bepaalde onder a, worden vermeerderd indien het een Rijks- of gemeentelijke monumenten betreft, dan wel een aantoonbaar cultuurhistorisch waardevol pand betreft. In dat geval is:
    • 1. splitsing in meerdere woningen toegestaan, dan wel;
    • 2. het toevoegen van een extra woning toegestaan, met dien verstande dat de extra woning uitsluitend mag worden gevestigd in een Rijks- of gemeentelijk monument;

waarbij de volgende extra voorwaarden gelden:

      • de woningtoevoeging noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
      • de bestaande inhoud van de woning c.q. het pand mag niet worden vergroot;
      • de woningen dienen na splitsing / toevoeging elk een inhoud te hebben van minimaal 400 m3;
      • per woning mogen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 75 m2;
    • 1. de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen bedraagt per nieuwe woning maximaal 75 m². Voor zover de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen meer bedraagt, zal aan deze wijziging slechts kunnen worden meegewerkt indien deze overmaat wordt gesloopt; sloop behoeft niet plaats te vinden voor zover het cultuurhistorische bebouwing betreft of wanneer slechts sprake is van één bijgebouw;
    • 2. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
  • j. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder.
4.7.5 wonen in bedrijfsgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwblok zonder de aanduiding 'glastuinbouw' in de bestemming 'Wonen', waarbij uitsluitend een karakteristiek bedrijfsgebouw mag worden hergebruikt voor wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de nieuw te realiseren woning(en) mag een inhoud hebben van minimaal 400 m3 en maximaal 600 m3;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.