direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerreinen Veegplan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.130-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 27 juni 2013 is het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' door de gemeenteraad vastgesteld. Dit bestemmingsplan betreft een actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Gendt - Bemmel, Houtakker I, Agropark I, Pannenhuis I en Looveer. Dit bestemmingsplan is een consoliderend plan in "enge zin" waardoor vrijwel geen nieuwe ontwikkelingsruimte is geboden aan bedrijven.

Vanwege de korte periode die beschikbaar was voor het opstellen van dit bestemmingsplan en het doorlopen van de procedure is ervoor gekozen om hierna een bestemmingsplan op te stellen waarin de gewenste ontwikkelingen die beleidsmatig, ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar zijn, kunnen worden meegenomen, ook wel een 'Veegplan' genoemd.

Onderzoek ODRA

Voordat met het opstellen van het veegplan is gestart heeft het college van burgemeester en wethouders aan de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) opdracht verleend om een inventarisatie uit te voeren waarbij onderzocht is hoe de bedrijfswoningen in het plangebied in gebruik zijn: als 'echte' bedrijfswoning of als burgerwoning. Hierbij is tevens onderzocht of het wenselijk danwel mogelijk is om bedrijfswoningen om te zetten naar burgerwoningen zonder dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven daar onder lijdt. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan.

Beroep Raad van State

Tegen het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 18 juni 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan waarbij het beroep niet ontvankelijk is verklaard.

Door de uitspraak van de Raad van State is het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Actualisatie 2013' onherroepelijk in werking getreden. Dit bestemmingsplan voorziet in een aantal 'witte vlekken'. Deze witte vlekken betreffen percelen die bij de vaststelling door de raad uit het plangebied zijn geknipt, als gevolg van ingediende zienswijzen. Ook is een aantal bedrijfswoningen op de verschillende bedrijventerreinen buiten het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Actualisatie 2013' gelaten.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de invulling van een groot deel van deze witte vlekken. Daarnaast wordt de bestemming van bestaande bedrijfswoningen vastgelegd. Tenslotte zijn in dit bestemmingsplan enkele correcties met betrekking tot het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' doorgevoerd. Het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Veegplan' is vanaf 23 februari 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegd.

Houtakker I

Uit de inspraakreacties die zijn ingediend op het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Veegplan' is gebleken dat op het bedrijventerrein Houtakker een andere problematiek speelt dan voor de overige bedrijventerreinen. Op de bedrijventerreinen Pannenhuis en Gendt-Bemmel speelt de problematiek van particuliere bewoning van bedrijfswoningen. Voor de Houtakker geldt dat vanuit ruimtelijk c.q. stedenbouwkundig oogpunt het omzetten van enkele bedrijfswoningen naar burgerwoningen aanvaardbaar wordt geacht gelet op de overwegend omliggende woonbebouwing en de logische afronding van de kom Bemmel. Ook doen zich op het bedrijventerrein Houtakker geen overgangsrechtelijke situaties voor, die wel op de andere bedrijventerreinen spelen. Vanwege deze specifieke situatie is besloten voor dit bedrijventerrein een aparte procedure te doorlopen. Voorliggend 'Bedrijventerreinen Veegplan' heeft daarom enkel betrekking op de bedrijventerreinen Pannenhuis en Gendt-Bemmel. Voor bedrijventerrein Houtakker I is een afzonderlijk veegplan opgesteld, 'Bedrijventerreinen Veegplan, Houtakker'. Dit plan omvat o.a. de ontwikkelingen die in het Veegplan voor dit bedrijventerrein waren opgenomen en doorloopt een aparte procedure.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit 39 op zichzelf staande locaties en de daaraan grenzende percelen die vanwege de nieuwe bestemmingslegging een aangepaste milieuzonering/regeling hebben gekregen. Daarnaast zijn enkele kleine correcties meegenomen die de bestaande situatie vastleggen. In onderstaande figuur is een overzicht van de verschillende locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.130-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de locaties vigeren diverse bestemmingsplannen. In onderstaande tabel is voor elke locatie opgenomen welk bestemmingsplan geldt. De genoemde locaties betreffen uitsluitend de te wijzigen locaties. De aangrenzende percelen waarvan de milieuzonering wijzigt als gevolg van de bestemmingswijziging zijn niet in onderstaande lijst opgenomen. Ook wijzigingen die meerdere percelen betreffen zijn niet in deze lijst opgenomen zoals aanpassing van de begrenzing van de vrijwaringszones van het Waterschap en het opnemen van de beschermingszone van de rioolwaterpersleiding. Per bedrijventerrein onderscheid gemaakt tussen de locaties waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd en de locaties waar een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Naast onderstaande wijzingen zijn enkele kleine correcties meegenomen langs de randen van het plangebied van bedrijventerrein Gendt - Bemmel.

Bedrijventerrein Pannenhuis I - Agropark I

Bestemmen bestaande situatie

  Locatie   Bestemmingsplan   Vastgesteld d.d.  
1   Handelstraat 6   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
2   Handelstraat 13   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
3   Kamervoort 177 en 179   Bedrijventerreinen Karstraat 1990   12 februari 1992  
4   Kamervoort 181   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
5   Kamervoort 185   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
6   Kamervoort 183   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
7   Nijverheidsstraat 1   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
8   Nijverheidsstraat 1a   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
9   Nijverheidsstraat 3   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
10   Nijverheidsstraat 5a   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
11   Nijverheidsstraat 7   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
12   Nijverheidsstraat 11   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
13   Nijverheidsstraat 33   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
14   Nijverheidstraat 67   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
15   Nijverheidstraat 68   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
16   Veilingweg 8 en 10, Handelstraat 5, 7, 8b en 11   Bedrijventerreinen Karstraat 1990   12 februari 1992  
 
Bestemmen ontwikkelingen  
17   Karstraat 80a/b   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
18   Nijverheidstraat 40   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
19   Nijverheidstraat 71   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
20   Nijverheidstraat 75   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
21   Weteringseweg 4   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  

Bedrijventerrein Gendt - Bemmel

Bestemmen bestaande situatie

  Locatie   Bestemmingsplan   Vastgesteld d.d.  
22   Biezenkamp 4 en 6   Bedrijventerrein Gendt/Bemmel   28 januari 1986  
23   Galgendaal 6   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
24   Galgendaal 16 (ter hoogte van - smalle strook openbare weg/stoep)   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
25   Galgendaal 26/28 (ter hoogte van - smalle strook openbare weg)   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
26   Henri Dunantstraat 1   Bedrijventerrein Gendt/Bemmel   28 januari 1986  
27   Henri Dunantstraat 7   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
28   Henri Dunantstraat 8   Bedrijventerrein Gendt/Bemmel   28 januari 1986  
29   Henri Dunantstraat 25   Bedrijventerrein Gendt/Bemmel   28 januari 1986  
30   Huigensstraat 6-12 (terrein achter dit pand)   --   --  
31   Langstraat 267 en 271   Bedrijventerrein Gendt/Bemmel   28 januari 1986  
32   Nijverheidsweg 3/3a   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
33   Nijverheidsweg 7/7a   Bedrijventerrein Gendt/Bemmel   28 januari 1986  
34   Nijverheidsweg 9/9a   Bedrijventerrein Gendt/Bemmel   28 januari 1986  
35   Willem Alexanderstraat 1-23 (watergang achter deze percelen langs de oostelijke begrenzing van het plangebied)   Buitengebied Lingewaard   31 oktober 2013  
36   Willem Alexanderstraat 7a/7b   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
37   Willem Alexanderstraat 15a   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
 
Bestemmen ontwikkelingen  
38   Galgendaal 30   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  
39   Nijverheidsweg 15   Bedrijventerreinen actualisatie 2013   27 juni 2013  

1.4 Leeswijzer

In deze toelichting worden, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 de verschillende locaties beschreven waar wijzigingen plaatsvinden, waarbij in een tabel de inhoud en juridische vertaling per plangebied uiteen wordt gezet. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader en in hoofdstuk 4 worden de milieuaspecten bij het plan toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan uitgewerkt en is in hoofdstuk 6 de juridische planbeschrijving opgenomen.

Hoofdstuk 2 Locaties

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing/ontwikkeling beschreven. Vervolgens is beschreven wat de reden hiervan is. Op enkele plaatsen wordt verwezen naar een onderzoek van de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) naar het gebruik van bedrijfswoningen.

Onderzoek ODRA (bedrijfs)woningen

Om een inzicht te krijgen in het aantal woningen dat op de bedrijventerreinen Pannenhuis I - Agropark I en Gendt - Bemmel in de gemeente Lingewaard aanwezig is en hoe deze worden gebruikt is door ODRA een onderzoek uitgevoerd.

Omzetting van bedrijfs- naar burgerwoning

In de verschillende vigerende bestemmingsplannen zijn deze woningen aangeduid als bedrijfswoningen. In het huidige beleid ten aanzien van bedrijventerreinen worden deze bedrijfswoningen echter ontmoedigd.

ODRA heeft daarom onderzocht welke bestaande bedrijfswoningen kunnen worden omgezet naar een burgerwoning. Het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning betekent namelijk beperkingen voor omliggende bedrijven. Concreet betekent dit dat een dergelijke omzetting een beperking geeft in zowel de gebruiks- als de uitbreidingsmogelijkheden van de bedrijven. Door de genoemde omzetting naar een burgerwoning dient de milieucategorie-indeling van de bedrijven te worden verlaagd. Deze bijstelling van de milieucategorie kan de nodige planschade met zich mee brengen, waardoor de omzetting naar burgerwoning in de meeste gevallen niet uitvoerbaar is.

Nieuwe bedrijfswoningen

Op een aantal percelen op bedrijventerrein Gendt - Bemmel is op basis van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Gendt/Bemmel' de mogelijkheid tot realisatie van een bedrijfswoning opgenomen. Van deze mogelijkheid is in veel gevallen geen gebruik gemaakt.

Op basis van de Beleidslijn 'Wonen op bedrijventerreinen' (zie ook paragraaf 3.4) kunnen geen nieuwe bedrijfswoningen in dit Veegplan worden opgenomen. Derhalve zijn uitsluitend de reeds bestaande en vergunde bedrijfswoningen voorzien van een aanduiding 'bedrijfswoning'.

Overgangsrecht

Enkele bedrijfswoningen worden al jarenlang als gewone burgerwoning gebruikt. De duur van deze burgerbewoning heeft echter geen relatie met eventuele overgangsrechtelijke bescherming. Overgangsrechtelijke bescherming kan aan de orde zijn, indien de burgerbewoning al plaatsvond ten tijde van het vaststellen van het hiervoor geldende bestemmingsplan. Indien ten tijde van het vaststellen van het voorgaande bestemmingsplan sprake was van burgerbewoning, die onder het overgangsrecht is gebracht van dat plan, is het de gemeente niet toegestaan om deze burgerbewoning nogmaals onder het overgangsrecht te brengen. In paragraaf 2.2 zijn verschillende percelen opgenomen waar bij legaal gebruik onder het overgangsrecht een uitsterfregeling (hierna: locatiegebonden overgangsregeling) toegepast wordt op basis waarvan het huidige gebruik zowel door de huidige bewoners als eventuele opvolgende bewoners kan worden voortgezet.

2.2 Beschrijving locaties

In onderstaande tabel zijn de in het veegplan opgenomen locaties beschreven. Hierbij is per bedrijventerrein onderscheid gemaakt tussen de locaties waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd en de locaties waar een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De wijzigingen die betrekking hebben op meerdere percelen (dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool' en 'Waterstaat - Waterkering' met bijbehorende vrijwaringszones) zijn niet in deze tabel opgenomen.

2.2.1 Pannenhuis I - Agropark I

Bestemmen bestaande situatie

Nr.   Locatie   Aanpassing   Motivatie  
1   Handelstraat 6   De bedrijfswoning is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.   Ter plaatse is met een omgevingsvergunning een bedrijfswoning gebouwd die ook als zodanig wordt gebruikt. In het nu geldende bestemmingsplan mist deze woning de aanduiding 'bedrijfswoning'.  
2   Handelstraat 13   Aan het perceel is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' toegekend.   Ter plaatse is een burgerwoning aanwezig. De bewoners hebben aangetoond dat het gebruik als burgerwoning overgangsrechtelijke bescherming geniet.  
3   Kamervoort 177 en 179   Aan de percelen Kamervoort 177 en 179 is de aanduiding 'bedrijfswoning' toegekend.   Op basis van de resultaten uit het onderzoek van ODRA naar de aanwezigheid van bedrijfs- en burgerwoningen wordt aan de percelen Kamervoort 177 en 179 de aanduiding voor bedrijfswoningen toegekend. Deze percelen zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' uit het plan geknipt. Het huidige bestemmingsplan 'Karstraat 1990' voorziet reeds in de aanduiding 'bedrijfswoning'.  
4   Kamervoort 181   Aan het perceel is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' toegekend.   Ter plaatse is een burgerwoning aanwezig. De bewoners hebben aangetoond dat het gebruik als burgerwoning overgangsrechtelijke bescherming geniet.  
5   Kamervoort 183   Aan het perceel is de bestemming 'Wonen' toegekend.   De woning is in het nu geldende bestemmingsplan abusievelijk als bedrijfswoning aangemerkt. Voor de bouw van deze woning is in 1990 een separate bestemmingsplanprocedure gevoerd waarbij al een woonbestemming aan dit perceel was toegekend.  
6   Kamervoort 185   Aan het perceel is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' toegekend.   Ter plaatse is een burgerwoning aanwezig. De bewoners hebben aangetoond dat het gebruik als burgerwoning overgangsrechtelijke bescherming geniet.  
7   Nijverheidsstraat 1   De aanduidingen voor verkoop van LPG zijn verwijderd.   De rechten voor de verkoop van LPG zijn ingetrokken. De aanduidingen hiervoor zijn dan ook niet meer van toepassing.  
8   Nijverheidsstraat 1a
 
De bedrijfswoning is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.   Ter plaatse is een bedrijfswoning aanwezig die ook is vergund. In het nu geldende bestemmingsplan mist deze woning de aanduiding 'bedrijfswoning'.  
9   Nijverheidsstraat 3   Aan het perceel is de aanduiding 'detailhandel grootschalig' toegekend.   De bestemmingsaanduiding 4 (Meubels) uit het bestemmingsplan 'Karstraat 1990' is abusievelijk niet verwerkt in de Actualisatie. Het huidige gebruik is nu alsnog positief bestemd.  
10   Nijverheidsstraat 5a   De bedrijfswoning is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.   De bedrijfswoning is vergund als bedrijfswoning. In het nu geldende bestemmingsplan mist deze woning de aanduiding 'bedrijfswoning'.  
11   Nijverheidsstraat 7   Aan het perceel is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' toegekend.   Ter plaatse is een burgerwoning aanwezig. De bewoners hebben aangetoond dat het gebruik als burgerwoning overgangsrechtelijke bescherming geniet.  
12   Nijverheidsstraat 11   Aan het perceel is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' toegekend.   Ter plaatse is een burgerwoning aanwezig. De bewoners hebben aangetoond dat het gebruik als burgerwoning overgangsrechtelijke bescherming geniet.  
13   Nijverheidsstraat 33   Aan het perceel is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' toegekend.   Ter plaatse is een burgerwoning aanwezig. De bewoners hebben aangetoond dat het gebruik als burgerwoning overgangsrechtelijke bescherming geniet.  
14   Nijverheidstraat 67   De bedrijfswoning is komen te vervallen.   Uit onderzoek is gebleken dat de bedrijfswoning enige tijd niet in gebruik is geweest als bedrijfswoning.
Het bestemmen/handhaven van deze bedrijfswoning brengt belemmeringen met zich mee voor omliggende bedrijven waardoor de milieucategorie hiervan naar beneden bijgesteld is. Bestaande bedrijven kunnen niet uitbreiden omdat de bedrijfswoning dat vanwege milieuwetgeving belet. Nieuwe bedrijven c.q. activiteiten dienen vanwege de aanwezigheid van de bedrijfswoning aan strengere normen te voldoen. Mogelijk ondervinden bewoners van de bedrijfswoning vanwege de korte afstanden overlast van de bedrijfsactiviteiten van omliggende bedrijven. Op basis van het voorgaande en de Beleidslijn 'Wonen op
bedrijventerreinen' (zie ook paragraaf 3.4) is een belangenafweging gemaakt waarbij deze bedrijfswoning is wegbestemd in het kader van dit veegplan. Als gevolg van het wegbestemmen van de bedrijfswoning is een hogere milieucategorie van 4.1 i.p.v. 3.1 toegekend aan het bedrijfsperceel. Van de aangrenzende percelen wordt de milieuzonering gewijzigd als gevolg van de bestemmingswijziging.  
15   Nijverheidstraat 68   Het perceel is van de bestemming 'Bedrijventerrein' voorzien.   Een in 1998 vastgesteld wijzigingsplan waarin het perceel de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' heeft gekregen, is abusievelijk niet verwerkt in de Actualisatie. Dit wijzigingsplan is nu alsnog verwerkt.  
16   Veilingweg 8 en 10, Handelstraat 5, 7, 8b en 11   Aan de percelen behorende bij Van Dalen B.V. is de bestemming 'Bedrijventerrein' toegekend. Veilingweg 10 en Handelstraat 5 zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.   Conform de huidige situatie is aan de genoemde percelen behorende bij Van Dalen B.V. een bedrijfsbestemming opgenomen. Hierbij zijn eveneens de twee aanwezige bedrijfswoningen als zodanig aangeduid. De algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten is afgestemd op omliggende bedrijfswoningen.
De omschrijving 'Gemeentewerven (afvalinzameldepots)' met SBI-code 381-C is van toepassing op de bedrijfsactiviteiten. Deze omschrijving past binnen de algemene toelaatbare categorieën bedrijfsactiviteiten.  

Bestemmen ontwikkelingen

Nr.   Locatie   Aanpassing   Motivatie  
17   Karstraat 80a/b   De groensnipper (nr. 80a) is omgezet naar een bedrijfsbestemming. Aan de voorzijde (nr. 80b) is het bedrijfsperceel aangepast aan de gewijzigde kadastrale situatie.   De percelen behoren toe aan het bedrijfsperceel ter plaatse. De milieuzonering is afgestemd op de burgerwoningen op de omliggende percelen aan het Karbrugsevoetpad.  
18   Nijverheidstraat 40   Aan de voorzijde van het perceel is de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' toegevoegd.   De gemeente heeft besloten medewerking te verlenen aan een particulier initiatief voor een tankplaats aan de voorzijde van het perceel Nijverheidstraat 40. De tankplaats is voor eigen gebruik en incidenteel gebruik door derden (niet voor openbaar gebruik). Voor deze ontwikkeling is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld (zie bijlage 1). Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat er geen ruimtelijke bezwaren zijn. In het vervolg van deze toelichting wordt daarom niet meer ingegaan op deze ontwikkeling.  
19   Nijverheidstraat 71   De milieucategorie wordt aangepast.   De gewenste verhoging van de milieucategorie wordt meegenomen in dit veegplan.  
20   Nijverheidstraat 75   De milieucategorie wordt aangepast.   De gewenste verhoging van de milieucategorie wordt meegenomen in dit veegplan.  
21   Weteringseweg 4   Milieuzonering rond de aangekochte bedrijfswoning is aangepast.   De bedrijfswoning Weteringseweg 4 is aangekocht en behoort nu tot de naastgelegen inrichting Nijverheidstraat 40. De milieuzonering is hierop aangepast.  

2.2.2 Gendt - Bemmel

Bestemmen bestaande situatie

Nr.   Locatie   Aanpassing   Motivatie  
22   Biezenkamp 4 en 6   Het perceel wordt voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'.   Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is besloten dit perceel uit het plan te knippen. Het verzoek was op het perceel bedrijfswoningen toe te staan. Dit verzoek is afgewezen omdat het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen in strijd is met het huidige relevante beleid.  
23   Galgendaal 6   Aanduidingen voor verkoop van LPG zijn verwijderd.   De rechten voor de verkoop van LPG zijn ingetrokken. De aanduidingen hiervoor zijn dan ook niet meer van toepassing.  
24   Galgendaal 16 (ter hoogte van - smalle strook openbare weg/stoep)   Een smalle strook is voorzien van de bestemming 'verkeer'.   De bestaande situatie is op juiste wijze in het bestemmingplan vastgelegd.  
25   Galgendaal 26/28 (ter hoogte van - smalle strook openbare weg)   Een smalle strook is voorzien van de bestemming 'verkeer'.   De bestaande situatie is op juiste wijze in het bestemmingplan vastgelegd.  
26   Henri Dunantstraat 1   Aan het perceel is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling' toegekend.   Het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning is legaal op grond van het gebruiksovergangsrecht maar kan niet opnieuw onder het reguliere overgangsrecht worden gebracht omdat geen zicht op beëindiging van het gebruik bestaat tijdens de planperiode.  
27   Henri Dunantstraat 7   De bedrijfswoning is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.   De bedrijfswoning is vergund als bedrijfswoning en wordt ook als zodanig gebruikt. In het nu geldende bestemmingsplan mist deze woning de aanduiding 'bedrijfswoning'.  
28   Henri Dunantstraat 8   Het perceel is voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'.   Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is besloten dit perceel uit het plan te knippen. Het verzoek was op het perceel een bedrijfswoning toe te staan. Dit verzoek is afgewezen omdat het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen in strijd is met het huidige relevante beleid.  
29   Henri Dunantstraat 25   Het perceel is voorzien van de bestemming 'Wonen'.   Ter plaatse is een burgerwoning aanwezig. Uit een verleende vergunning is gebleken dat het toenmalige planologisch strijdige gebruik als burgerwoning expliciet is vergund.  
30   Huigensstraat 6-12 (terrein achter dit pand)   De gronden achter het pand Huigensstraat 6-12 zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein' zonder bouwvlak.   Achter het pand aan de Huigensstraat 6-12 is sprake van een witte vlek tussen de vigerende bestemmingsplannen voor het bedrijventerrein Gendt - Bemmel en het buitengebied.  
31   Langstraat 267 en 271   De percelen zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'.   Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is besloten deze percelen uit het plan te knippen. Het verzoek was deze percelen te wijzigen naar een woonbestemming. Op basis van het onderzoek van ODRA blijkt dat de omzetting van bedrijfswoningen in een woonbestemming op grond van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse niet aanvaardbaar kan worden geacht.  
32   Nijverheidsweg 3/3a   Het perceel is voorzien van een tweede aanduiding 'bedrijfswoning'. Er zijn 2 bedrijfswoningen vergund, maar het vorige plan voorzag slechts in 1 aanduiding 'bedrijfswoning'.   Ter plaatse zijn twee bedrijfswoningen vergund en aanwezig. In het nu geldende bestemmingsplan is slechts één bedrijfswoning als zodanig bestemd.  
33   Nijverheidsweg 7/7a   Het perceel is voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'bedrijfswoning' ter plaatse van 7a.   Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is besloten dit perceel uit het plan te knippen. Het verzoek was op het perceel bedrijfswoningen toe te staan. Er is een omgevingsvergunning verleend voor realisatie van de bedrijfswoning op basis van het hiervoor geldende bestemmingsplan.  
34   Nijverheidsweg 9/9a   Het perceel is voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'.   Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is besloten dit perceel uit het plan te knippen. Het verzoek was op het perceel een bedrijfswoning toe te staan. Dit verzoek is afgewezen omdat het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen in strijd is met het huidige relevante beleid.  
35   Willem Alexanderstraat 1-23 (watergang achter deze percelen langs de oostelijke begrenzing van het plangebied)   De gehele watergang is in het plangebied opgenomen en voorzien van de bestemming 'Water'.   Op verzoek van het waterschap is de gehele watergang aan de oostzijde van het plangebied in het Veegplan opgenomen en voorzien van de bestemming 'Water'.  
36   Willem Alexanderstraat 7a/7b   De twee bedrijfswoningen zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.   Ter plaatse zijn twee bedrijfswoningen vergund en aanwezig. In het nu geldende bestemmingsplan missen deze woningen de aanduiding 'bedrijfswoning'.  
37   Willem Alexanderstraat 15a   De bedrijfswoning is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.   De bedrijfswoning is vergund als bedrijfswoning en wordt ook als zodanig gebruikt. In het nu geldende bestemmingsplan mist deze woning de aanduiding 'bedrijfswoning'.  

Naast de wijzingen op bovenstaande locaties zijn enkele kleine correcties meegenomen langs de randen van het plangebied van bedrijventerrein Gendt - Bemmel.

Bestemmen ontwikkelingen

Nr.   Locatie   Aanpassing   Motivatie  
38   Galgendaal 30   Het perceel is voorzien van de bestemming 'Wonen' en de driehoek aan de voorzijde van het perceel is omgezet naar een verkeersbestemming overeenkomstig de eigendomssituatie. De directe ontsluiting van het woonperceel op de Nijverheidsweg is vastgelegd met een aanduiding.   Op basis van een samenwerkingsovereenkomst uit 1995 met de voormalige gemeente Gendt wordt aan het perceel Galgendaal 30 de bestemming 'Wonen' toegekend. Het voorste gedeelte van het perceel is overeenkomstig de eigendomssituatie opgenomen in de verkeersbestemming. Het perceel behoort toe aan het waterschap.  
39   Nijverheidsweg 15   Aan de voorzijde van het perceel is een aanduiding 'bijgebouw' opgenomen   Vanwege de afwijkende positionering van de bestaande bebouwing is een aanduiding 'bijgebouw' opgenomen zodat toch, in afwijking van de mogelijkheden onder het Besluit omgevingsrecht, een bijgebouw kan worden opgericht.  

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het bestemmingsplan relevante vigerende beleidskader. Hierin wordt tevens per relevante beleidskader aangegeven welke gevolgen deze heeft voor het bestemmingsplan. Paragraaf 3.2 besteedt aandacht aan het rijksbeleid. Het provinciaal- en regionaal beleid wordt weergegeven in paragraaf 3.3 en het gemeentelijk beleid in paragraaf 3.4.

3.2 Rijksbeleid

Barro en SVIR

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.1.6.van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Conclusie ten aanzien van het Barro en SVIR

Het Barro en de SVIR bevatten geen relevante passages voor dit bestemmingsplan.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsverordening Gelderland (2014)

De omgevingsverordening is op 24 september 2014 door de Provinciale Staten vastgesteld. Op 18 oktober 2014 zijn de Omgevingsvisie en -verordening in werking getreden. In de provinciale verordening zijn voor dit bestemmingsplan de volgende relevante artikelen opgenomen:

Artikel 2.2.1.1 Nieuwe woonlocaties

In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor de betreffende regio.

Toetsing aan artikel 2.2.1.1

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het positief bestemmen van een bestaande woning. Uitsluitend aan de Galgendaal 30 wordt voorzien in een nieuwe woning. Deze woning past binnen het Kwalitatief Woonprogramma. De omgevingsverordening staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Artikel 2.3.1.1 Kantoren

  • 1. In bestemmingsplannen worden nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen niet mogelijk gemaakt.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen zelfstandige kantoren in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt indien de betreffende kantoorvestiging goed ontsloten is door een hoogwaardige OV-verbinding.

Toetsing aan artikel 2.3.1.1

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe kantoorontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor staat dit artikel de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Artikel 2.3.2.1 Bedrijventerreinen

In bestemmingsplannen wordt de bestemming tot bedrijventerreinen slechts toegestaan indien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).

Toetsing aan artikel 2.3.2.1

Dit artikel is niet van invloed op de vaststelling van dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in de bestemmingslegging van reeds bestaande bedrijventerreinen.

Omgevingsvisie Gelderland (2014)

In de nieuwe omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland twee doelen gedefinieerd. Doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. Deze doelen zijn:

  • 1. een duurzame economische structuurversterking;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

De provincie en haar partners streven samen naar behoud en verdere economische ontwikkeling van Gelderland tot een krachtige, duurzame, innovatieve en internationaal concurrerende regio. Een regio die passende werkgelegenheid beidt voor iedereen die wil en kan werken. De opgaven die zij hierbij zien zijn:

  • een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt;
  • arbeidsparticipatie van de Gelderse beroepsbevolking optimaliseren;
  • een gezonde economie die de mensen in Gelderland een behoorlijk inkomen biedt;
  • bereikbaar werk voor iedereen.

Bedrijventerreinen

De provincie en haar partners voeren de in de zes regio's en in de Regionale Programma's voor Bedrijventerreinen (RPB's) vastgelegde afspraken (2013) uit. Bij de aanpak voor het behoud en verbeteren van kwaliteit op bedrijventerreinen kiest de provincie voor een ondernemersgerichte benadering, in aansluiting op de provinciale economische doelen. De uitgangspunten voor bedrijventerreinen zijn als volgt:

  • 1. De ondernemer staat centraal. Om aan de slag te gaan met kwaliteitsverbetering moeten er kansen of knelpunten zijn bij het Gelderse midden- en kleinbedrijf, de maakindustrie of andere topsectoren met een aantoonbare economische urgentie. Zowel voor bedrijfsverplaatsing als herstructurering. De provincie werkt vraag gestuurd.
  • 2. Werken in partnerschap. Publieke en private investeringen versterken elkaar. De gemeente heeft primair de verantwoordelijkheid voor de openbare ruimte. Eigenaren en gebruikers hebben de verantwoordelijkheid voor de private ruimte. De provincie verbindt de publieke en private opgave aan elkaar om te komen tot een grotere toegevoegde waarde. De provincie begeleidt het proces en ondersteunt ondernemers via een 'rode loper'-benadering. Beheer en zorg voor de juiste kwaliteit op terreinen moeten meer aandacht krijgen van gebruikers, ontwikkelaars en lokale overheden.
  • 3. Revolverende inzet van middelen. Waar mogelijk wil de provincie provinciaal geld revolverend inzetten. In eerste instantie door het benutten van reeds bestaande fondsen. Als dit onvoldoende blijkt dan speelt de provincie daarop in. Bij de herstructurering van bedrijventerreinen bestaan echter ook knelpunten van ondernemers in de openbare ruimte. Het subsidie-instrument blijft bestaan. De provincie wil investeren, mits de partners hun verantwoordelijkheid nemen. Met gerichte investeringen geeft de provincie het benodigde zetje om gebiedsontwikkeling met een grote toegevoegde waarde op gang te brengen.

Conclusie ten aanzien van de Omgevingsvisie

Het bestemmingsplan voorziet in een regeling waarbij hoofdzakelijk de bestaande situatie is vastgelegd. De (kleinschalige) ontwikkelingen die worden meegenomen zijn niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland. De Omgevingsvisie staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020

Het Regionaal Plan (RP) 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op 27 februari 2007 goedgekeurd. Met het RP wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Met het Regionaal Plan zet de stadsregio in op het gezamenlijk uitvoeren van tien strategische projecten die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de regio.

Deze Top 10 vormt de agenda voor de stadsregio voor de komende jaren:

  • 1. de (inter)nationale positie van de stadsregio versterken door verbetering van de aansluiting op Europese infrastructuurnetwerken (weg, spoor en water);
  • 2. het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren door bus, trein en aanvullend openbaar vervoer optimaal op elkaar af te stemmen;
  • 3. stedelijke ontwikkeling stimuleren rond plekken waar meerdere vormen van (openbaar) vervoer bij elkaar komen, dat wil zeggen daar waar overstap- en verblijfsmomenten ontstaan;
  • 4. het regionale vestigingsklimaat stimuleren door herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen;
  • 5. het regionale vestigingsklimaat versterken door het stimuleren van innovatieve, creatieve economische activiteiten;
  • 6. het profileren van de regio in (inter)nationaal verband door het versterken van het grootstedelijk klimaat van de steden Arnhem en Nijmegen;
  • 7. de eigenheid en identiteit van dorpen versterken door de ontwikkeling van dorpen te laten aansluiten op de karakteristieken van de historisch gegroeide dorpsstructuur;
  • 8. de ontwikkeling van een regionaal landschapspark, met daar doorheen een fijnmazig regionaal netwerk van recreatieve routes;
  • 9. de kwaliteit van de grote natuurgebieden in de regio verbeteren en het tot stand brengen van ecologische verbindingen tussen die gebieden. Daarnaast het aanleggen van een aantal specifieke groengebieden in en rondom de steden;
  • 10. de relicten en monumenten uit het cultuurhistorische verleden van de regio zichtbaar en beleefbaar maken.

Conclusie ten aanzien van het Regionaal Plan

Het bestemmingsplan voorziet in een regeling waarbij hoofdzakelijk de bestaande situatie is vastgelegd. De (kleinschalige) ontwikkelingen die worden meegenomen zijn niet in strijd met het Regionaal Plan. Het Regionaal Plan staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen (RPB)

Op 24 oktober 2013 is het Regionaal Programma Bedrijventerreinen 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen door de stadsregioraad vastgesteld. In het RPB gaat het om de afstemming tussen vraag en aanbod, zorgvuldig ruimtegebruik, intensivering, fasering, profilering/segmentering, kwaliteit en de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen.

Conclusie ten aanzien van het RPB

Het bestemmingsplan voorziet in een regeling waarbij hoofdzakelijk de bestaande situatie is vastgelegd. De kleinschalige ontwikkelingen die worden meegenomen zijn niet in strijd met het RPB. Het RPB staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.4 Gemeentelijk beleid

Beleidslijn 'Wonen op bedrijventerreinen' (2001)

Geconstateerd wordt, dat wonen op bedrijventerreinen problemen oplevert. Zo ondervinden bewoners overlast van de bedrijfsactiviteiten van anderen, kunnen bestaande bedrijven niet uitbreiden omdat woningen van derden dat vanwege milieuwetgeving beletten of dienen nieuwe bedrijven vanwege de aanwezigheid van woningen aan strengere geluidsnormen te voldoen. Verder komt het ook regelmatig voor dat bedrijfswoningen aan particulieren worden verkocht en dus economisch verzelfstandigd worden. Dit levert strijdigheid met bestemmingsplannen op en kan extra (milieu-)problemen geven. In 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders daarom de beleidslijn 'Wonen op bedrijventerreinen' aangenomen. Hierbij is besloten:

  • Dat bij herziening van bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen de mogelijkheid om bedrijfswoningen te bouwen geschrapt wordt;
  • In bestemmingsplannen voor nieuwe bedrijventerreinen of uitbreidingen van bestaande bedrijventerreinen de bouw van bedrijfswoningen uitgesloten wordt.

Conclusie ten aanzien van Beleidslijn 'Wonen op bedrijventerreinen'

Met voorliggend bestemmingsplan worden uitsluitend de bestaande bedrijfswoningen bestemd door middel van een specifieke aanduiding 'bedrijfswoning'. Enkele bedrijfswoningen die in gebruik zijn als burgerwoning (zie hoofdstuk 2.2) worden bestemd met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling'. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan. Ter plaatse van Galgendaal 30 wordt een nieuwe burgerwoning mogelijk gemaakt.

Structuurvisie Lingewaard 2012-2022

In de gemeentelijke structuurvisie wordt aangegeven dat de werkgelegenheid in Lingewaard voortkomt uit verschillende sectoren. De meeste werkgelegenheid is afkomstig uit de sectoren zorg, zakelijke dienstverlening, detail- en autohandel en industrie. Qua interne en externe profilering springt de glastuinbouwsector er echter uit. Er is een opmars waarneembaar van werkgelegenheid in de sectoren handel, bouw, zorg en dienstverlening (voornamelijk zakelijke dienstverlening).

In de gemeente bevinden zich verschillende bedrijventerreinen namelijk: Gendt - Bemmel, Pannenhuis I en II, Houtakker I en II, Agropark I en II, Lingewal, Polseweg en Looveer (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.130-VG01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.130-VG01_0003.png"

Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisiekaart

De bedrijventerreinen zijn gesegmenteerd naar aard, functie en type bedrijvigheid. De bedrijventerreinen hebben een relatief groot ruimtebeslag en zijn niet altijd op landschappelijk logische plekken gesitueerd. Bovendien is de beeldkwaliteit van sommige bedrijventerreinen op delen daarvan onderwerp van discussie. De maatschappelijke kritiek op zowel de beeldkwaliteit als het ruimtebeslag van bedrijventerreinen is de laatste jaren behoorlijk toegenomen. Mede hierdoor geldt dat efficiënt ruimtebeslag noodzakelijk is: inbreiding gaat voor uitbreiding.

Goede bereikbaarheid van een bedrijventerrein is, evenals een goede ontsluiting essentieel. Bereikbaarheid wordt onder andere bepaald door de route vanaf het bedrijventerrein naar de hoofdinfrastructuur. De Karstraat ontsluit een aantal bedrijventerreinen en vormt een belangrijke route voor vrachtverkeer richting hoofdinfrastructuur. Naast een gedegen route naar de hoofdinfrastructuur speelt de afstand tot de hoofdontsluiting vanaf het bedrijventerrein een belangrijke rol. Met name voor de bedrijventerreinen Pannenhuis I en II, Houtakker I en II, Lingewal en Agropark I en II geldt dat de afstand van de bedrijventerreinen tot de hoofdinfrastructuur beperkt en dus gunstig is. Voor de andere terreinen is deze afstand groter.

Conclusie ten aanzien van Structuurvisie Lingewaard

Het bestemmingsplan voorziet in een regeling waarbij hoofdzakelijk de bestaande situatie is vastgelegd. De (kleinschalige) ontwikkelingen die worden meegenomen zijn niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie. De Structuurvisie Lingewaard staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Bodemkwaliteit

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Bij een functiewijziging dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de beoogde functie. Voorliggend plan legt voornamelijk de bestaande situaties vast. Op deze locaties vindt dan ook geen wezenlijke functieverandering plaats waarbij rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit.

Daarnaast wordt het bestaande gebruik als burgerwoning via een locatiegebonden overgangsregeling vastgelegd. Burgerwoningen zijn niet gevoeliger voor bodemverontreinigingen dan bedrijfswoningen. Er kan dus vanuit gegaan worden dat de bodemkwaliteit ter plaatse van deze woningen voldoende is voor de beoogde functie. Tevens bestaan de ontwikkelingen uit interne functiewijzigingen waarbij de bodem niet wordt geroerd. Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkelingen dan ook niet in de weg.

Ter plaatse van de Galgendaal 30 vindt wel een functiewijziging plaats van 'Groen' naar 'Wonen'. Uit het Bodemloket blijkt dat ter plaatse geen historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. Ook hier vormt het aspect bodem geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen zal een actueel bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.2 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek en conclusie

In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende risicovolle bronnen gelegen. Deze worden hieronder behandeld.

Risicovolle inrichtingen

De LPG tankstations gelegen aan de Nijverheidsstraat 1 (bedrijventerrein Pannenhuis I te Huissen) en de Galgendaal 6 (bedrijventerrein Gendt - Bemmel), zijn gestopt met de verkoop van LPG. Hiervoor zijn tevens de vergunde rechten ingetrokken. Een nadere beschouwing van het aspect externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk.

Transport van gevaarlijke stoffen

Ter hoogte van de Pannenhuisstraat is een hoofdtransport aardgasleiding gelegen (N-578-07). De PR 10-6 risicocontour is niet buiten de leiding gelegen. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 70 m. De aanpassingen binnen het invloedsgebied betreffen het vastleggen van de bestaande situatie ter plaatse van Handelstraat 5 en Handelstraat 13. Beide bedrijfswoningen zijn reeds aanwezig. De aanpassingen hebben dan ook geen invloed op de personendichtheid en daarmee op de hoogte van het groepsrisico.

Ter hoogte van de Transportstraat zijn meerdere hoofdtransport aardgasleidingen gelegen (N-578-01, A-663, A-507, A-505 en A-524-03). De PR 10-6 risicocontouren zijn niet buiten de leidingen gelegen. De invloedsgebieden van de leidingen zijn respectievelijk 70, 580, 490, 430 en 380 m. De aanpassingen aan de Nijverheidstraat vinden plaats op circa 125 m tot 390 m afstand van de leidingen. Voor vier leidingen vinden de aanpassingen plaats binnen het invloedsgebied van de aardgasleidingen ter hoogte van de Transportstraat. Dit betreffen alleen verhogingen van de gewenste milieucategorie. De bedrijfswoning op het perceel Nijverheidstraat 67 is vervallen. Als gevolg van deze wijziging zijn ook hogere milieucategorieën toegekend aan omliggende percelen. De aanpassingen hebben dan ook geen invloed op de personendichtheid en daarmee de hoogte van het groepsrisico.

Langs de Waaldijk is ook een hoofdtransport aardgasleiding gelegen (N-578-04). De PR 10-6 risicocontour is niet buiten de leiding gelegen. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 140 m. De ontwikkeling aan de Galgendaal 30 vindt plaats op circa 85 m afstand van de leiding. Dit is binnen het invloedsgebied. Het toevoegen van één woning zorgt voor een beperkte verhoging van de personendichtheid. De toename in de personendichtheid is dusdanig beperkt dat het groepsrisico niet berekenbaar zal toenemen. De leiding vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Op ongeveer 300 m ten zuiden van bedrijventerrein Pannenhuis I - Agropark I en circa 2,6 km ten noorden van bedrijventerrein Gendt - Bemmel ligt de Betuweroute. De PR 10-6 contour is maximaal 30 m. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 risicocontour. Het plaatsgebonden risico levert dan ook geen belemmeringen op. Door het vervoer van de stofcategorie D4 – zeer giftige vloeistoffen – is het invloedsgebied van de Betuweroute meer dan 4 km. Het invloedsgebied ligt over het plangebied. In het plangebied worden alleen bestaande situaties vastgelegd. De ontwikkelingen betreffen de verhogingen van milieucategorieën en de bestemming van bestaande bedrijfswoningen. Alle functies zijn reeds aanwezig. De aanpassingen hebben dan ook geen invloed op de personendichtheid en daarmee op de hoogte van het groepsrisico. Alleen aan de Galgendaal 30 wordt één woning toegevoegd. Deze woning zorgt voor een beperkte verhoging van de personendichtheid en ligt op grote afstand (circa 3 km) van de Betuweroute. De spoorlijn vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van diverse aardgasleidingen, de Betuweroute en de A15, dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 2. Hierin is tevens het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) verwerkt.

Conclusie 

Ten aanzien van het groepsrisico liggen de plangebieden in het invloedsgebied van diverse risicobronnen. Voorliggend bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van kleine wijzigingen, waarmee de hoogte van het groepsrisico niet wijzigt. De VGGM geeft in haar advies aan dat het voorliggend plan geen significant effect heeft op de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid.

4.3 Kabels en leidingen

Afwegingskader 

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

In paragraaf 4.2 is reeds ingegaan op aanwezige risicovolle leidingen. Er zijn verder geen planologisch relevante buisleidingen, aardgasleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.4 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Voorliggend plan legt voornamelijk de bestaande situaties vast. Daarnaast wordt het bestaande gebruik als burgerwoning via een locatiegebonden overgangsregeling vastgelegd. Deze ontwikkelingen hebben geen verkeersgeneratie tot gevolg. Ter plaatse van de Galgendaal 30 vindt de realisatie van een woning plaats. Het realiseren van één woning is een dusdanig kleine ontwikkeling dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N838 en N839 (als maatgevende doorgaande wegen langs de deelgebieden) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.130-VG01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1705.130-VG01_0005.png"

Figuur 4.1 Concentratie stikstofdioxide en fijn stof in de omgeving van het plangebied

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. In bijlage 3 is een toelichting op de aanpak van milieuzonering opgenomen met behulp van de 'standaard' Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Onderzoek

De beoogde ontwikkelingen die met voorliggend plan mogelijk worden gemaakt, zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. Bij de beoordeling van het aspect bedrijven en milieuzonering wordt in hoofdlijnen aangesloten bij de uitgangspunten die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen actualisatie 2013. Hierna wordt nader ingegaan op de uitgangspunten en de ontwikkelingen.

Uitgangspunten

Burgerwoningen

De bestaande verspreid liggende woningen in de omgeving van de bedrijventerreinen worden getypeerd als gemengd gebied. Ook enkele burgerwoningen die zijn gelegen op de bedrijventerreinen worden vanwege de ligging op het bedrijventerrein getypeerd als gemengd gebied. De richtafstanden worden daarom met één extra afstandsstap verlaagd en in de directe omgeving van burgerwoningen worden bedrijfsactiviteiten uit categorie 2 toegestaan. Deze situatie wordt aanvaardbaar geacht gelet op het feit dat de woningen zijn gelegen in een gebied waar overwegend een bedrijfsbestemming aanwezig is. Woonwijken in de omgeving van de bedrijventerreinen zijn getypeerd als rustige woonwijk waarvoor de standaard richtafstanden worden aangehouden. De richtafstand wordt gemeten vanaf het bouwvlak van de woonbestemming en daar waar geen bouwvlak is aangegeven, vanaf de gevel van de woning.

Bedrijfswoningen

In het plangebied ligt een groot aantal bedrijfswoningen. Voor bedrijfswoningen geldt dat er minder hoge eisen kunnen worden gesteld aan het woon- en leefklimaat in relatie tot de nabijgelegen bedrijvigheid. Ter plaatse van deze woningen is reeds sprake van een verhoogde milieubelasting, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van het eigen bedrijf. Vanuit het oogpunt van het doelmatig gebruik van het bedrijventerrein waar grotendeels bedrijven uit maximaal categorie 3.1 aanwezig zijn, wordt voor bestaande bedrijfswoningen het uitgangspunt gehanteerd dat in de directe omgeving bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 algemeen zijn toegestaan. Voor bedrijfsactiviteiten uit hogere categorieën zijn de richtafstanden ten opzichte van de bedrijfswoningen met één afstandstap verlaagd. Dat betekent dat bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.2 op een afstand van 50 m mogelijk zijn en categorie 4.1 op een afstand van 100 m enz., tenzij de algemene toelaatbaarheid al wordt beïnvloed door de nabijheid van burgerwoningen.

Ontwikkelingen

Aanduiding bedrijfswoning

Op de locaties Nijverheidsstraat 1a en 5a, Nijverheidsweg 3/3a en 7a, Handelstraat 5 en 6, Veilingweg 10, Henri Dunantstraat 7, Kamervoort 177 en 179 en Willem Alexanderstraat 7a/7b en 15a wordt de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. De bedrijfswoningen zijn hier feitelijk al aanwezig. Rondom deze bedrijfswoningen wordt de milieuzonering toegepast zoals beschreven bij de uitgangspunten 'bedrijfswoningen'. Aan de Willem Alexanderstraat 9 is een bedrijf aanwezig uit een hogere milieucategorie. Dit bedrijf heeft reeds een specifieke aanduiding. Omdat de bedrijfswoningen reeds aanwezig zijn, dient het bedrijf in de huidige bedrijfsvoering reeds rekening te houden met de aanwezige woningen. Ter plaatse van de woningen zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

De bedrijfswoning op de locatie Weteringseweg 4 is aangekocht door het naastgelegen bedrijf Nijverheidstraat 40. De bedrijfswoning maakt nu onderdeel uit van dit bedrijf. De zonering ter plaatse van het bedrijfsperceel is hierop aangepast. De milieuzonering op de omliggende percelen wijzigt niet omdat nog steeds sprake is van een bedrijfswoning van derden.

Bestemming Bedrijventerrein

Op de locaties Handelstraat 7 en 8b, Biezenkamp 4 en 6, Henri Dunantstraat 8, Nijverheidsweg 7/7a en 9/9a en Langstraat 267 en 271 wordt de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen. Er zijn hier feitelijk al bedrijven dan wel bedrijfswoningen aanwezig. De maximale milieucategorie is uitgewerkt ten opzichte van (bedrijfs)woningen in de omgeving. De algemene toelaatbaarheid ter plaatse is maximaal milieucategorie 3.2. Door de milieuzonering wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de omliggende woningen.

Ook de gronden achter het pand Huigensstraat 6-12 worden van de bestemming 'Bedrijventerrein' voorzien. Ter plaatse van deze gronden is sprake van een witte vlek tussen de vigerende bestemmingsplannen voor het bedrijventerrein Gendt - Bemmel en het buitengebied. Voor deze gronden gelden dezelfde milieucategorieën als op het perceel Huigensstraat 6-12.

De groensnipper (Karstraat 80a) tussen het bedrijfsperceel aan de Karstraat en de woonpercelen aan het Karbrugsevoetpad is omgezet naar een bedrijfsbestemming. De milieucategorie is afgestemd op de burgerwoningen aan het Karbrugsevoetpad.

Bestemmen burgerwoning

De bestaande woning aan de Kamervoort 183 wordt wederom voorzien van de bestemming burgerwoning nadat deze abusievelijk als bedrijf is bestemd. De milieuzonering zal hierop worden aangepast. In de directe omgeving is over het algemeen een algemene toelaatbaarheid van bedrijven uit milieucategorie 2 toegestaan. Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 2 zijn activiteiten die relatief weinig milieuhinder met zich meebrengen. Doordat de woning ligt binnen een gemengd gebied is er onder andere reeds sprake van verhoogde achtergrondbelasting qua geluid, geur en dergelijke. Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 2 worden, zoals is aangegeven bij de uitgangspunten, dan ook direct naast woningen aanvaardbaar geacht. Uitsluitend aan de Industriestraat 11 (gelegen achter Kamervoort 183) is een bedrijf aanwezig uit een hogere milieucategorie dan categorie 2. De milieuzonering wordt hier teruggebracht naar milieucategorie 2 en dit bedrijf krijgt een specifieke aanduiding waardoor de bedrijfsvoering kan worden doorgezet. Burgerwoningen zijn niet gevoeliger voor de bedrijfsactiviteiten dan bedrijfswoningen van derden. In de huidige bedrijfsvoering dienen de bedrijven dus reeds rekening te houden met de aanwezige woning aan de Kamervoort 183. De bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de woning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De bestaande burgerwoning aan de Henri Dunantstraat 25 wordt ook voorzien van de bestemming burgerwoning. Uit een verleende vergunning is gebleken dat het toenmalige planologisch strijdige gebruik als burgerwoning expliciet is vergund. Met de bestemming als burgerwoning wordt de planologische situatie gelijk aan de vergunde situatie. De milieuzonering zal hierop worden aangepast. Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 2 worden, zoals is aangegeven bij de uitgangspunten, dan ook direct naast woningen aanvaardbaar geacht. In het geldende bestemmingsplan hebben de percelen van Henri Dunantstraat 21 en Willem Alexanderstraat 14 een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6'. De milieuzonering wordt hier teruggebracht naar milieucategorie 2 maar de specifieke aanduiding blijft behouden waardoor de bedrijfsvoering kan worden doorgezet. Burgerwoningen zijn niet gevoeliger voor de bedrijfsactiviteiten dan bedrijfswoningen van derden. In de huidige bedrijfsvoering dienen de bedrijven dus reeds rekening te houden met de aanwezige woning aan de Henri Dunantstraat 25. De bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de woning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Locatiegebonden overgangsregeling

Voor de bestaande bedrijfswoningen aan Handelstraat 13, Kamervoort 181, Kamervoort 185, Henri Dunantstraat 1, Nijverheidsstraat 7, 11 en 33 blijft de aanduiding 'bedrijfswoning' gehandhaafd en worden deze voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling'. De milieuzonering zal hierdoor niet veranderen. De woningen zijn niet gevoeliger voor de bedrijfsactiviteiten dan bedrijfswoningen van derden. In de huidige bedrijfsvoering dienen de bedrijven dus reeds rekening te houden met de aanwezige (bedrijfs)woningen. De bedrijven worden door de locatiegebonden overgangsregeling dan ook niet in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij kiezen de bewoners bewust voor wonen op een bedrijventerrein, met een verhoogd hinderniveau ten opzichte van bijvoorbeeld een rustige woonwijk. Er is geen dermate zware bedrijvigheid in de omgeving aanwezig of bestemd die leidt tot een onaanvaardbare milieusituatie ter plaatse van deze woningen. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Nieuwe woning

Naast Galgendaal 28 wordt een nieuwe burgerwoning (Galgendaal 30) gerealiseerd. Als gevolg van deze woning is de milieuzonering aangepast op omliggende bedrijfspercelen zodat de woning aan Galgendaal 30 goed wordt ingepast.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van gevoelige functies en worden bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

4.6 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Onderzoek en conclusie

Voorliggend plan legt voornamelijk bestaande situaties vast. Daarnaast wordt het bestaande gebruik als burgerwoning via een locatiegebonden overgangsregeling of persoonsgebonden overgangsrecht vastgelegd. Voor deze ontwikkelingen hoeft geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd omdat geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegevoegd.

Op het perceel Galgendaal 30 wordt binnen het plangebied één nieuwe woning gerealiseerd. Voor deze woning is akoestisch onderzoek uitgevoerd omdat het perceel binnen de geluidszone van de Waaldijk ligt (zie bijlage 4). Uit het onderzoek blijkt dat op de woning kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh. Er is zodoende sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.7 Water

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkelingen.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Met het Waterbeheerplan 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Hiermee trekt het Waterschap Rivierenland de lijn door van het vorige waterbeheerplan. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met veranderingen en benutten zij de kansen die zich voordoen in de regio. Om inhoudelijke ambities te bereiken ligt het accent in de periode 2016-2021 onder meer op:

  • Gebiedsgericht werken;
  • Waterbewustzijn;
  • Innovatie.

Het waterbeheerprogramma is het centrale beleidsdocument van het waterschap. Het programma biedt houvast voor bestuurders en ambtenaren. De doelen en maatregelen in het waterbeheerprogramma zijn opgesteld samen met provincies, gemeenten en andere partijen. Het waterschap houdt rekening met provinciale functies en werkt mee aan het realiseren van provinciale doelen.

In de Beleidsregels van het waterschap is vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m2.

Huidige situatie

Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Lingewaard. De locaties zijn weergegeven in paragraaf 2.2. Over het algemeen gaat het om bestaande bedrijfswoningen of bestaand bedrijventerrein.

Kenmerken watersysteem

Ter plaatse van de locaties waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, zijn verschillende aspecten uit het watersysteem van belang. De belangrijkste aspecten worden in onderstaande tabel weergegeven.

Bedrijventerrein Pannenhuis I - Agropark I  
Locatie   Bodem   Grond-
watertrap  
Aanwezigheid water   Beschermingszone water   Kering en beschermingszone  
Handelstraat 6   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Handelstraat 13   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Kamervoort 177 en 179   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Kamervoort 181   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Kamervoort 183   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Kamervoort 185   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidsstraat 1/1a   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidsstraat 3   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidsstraat 5a   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidsstraat 7   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidsstraat 11   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidsstraat 33   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidstraat 67   Kalkhoudende poldervaaggronden; zavel en lichte klei   VI   C-watergang   nee   nee  
Nijverheidstraat 68   Kalkhoudende poldervaaggronden; zavel en lichte klei   VI   C-watergang   nee   nee  
Veilingweg 8 en 10, Handelstraat 5, 7, 8b en 11   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Karstraat 80a/b   Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei   VI   nee   nee   nee  
Nijverheidstraat 71   Kalkhoudende poldervaaggronden; zavel en lichte klei   VI   C-watergang   nee   nee  
Nijverheidstraat 75   Kalkhoudende poldervaaggronden; zavel en lichte klei   VI   C-watergang   nee   nee  
Weteringseweg 4   Kalkhoudende poldervaaggronden; zavel en lichte klei   VI   A-watergang   ja   nee  
 
Bedrijventerrein Gendt - Bemmel  
Locatie   Bodem   Grond-
watertrap  
Aanwezigheid water   Beschermingszone water   Kering en beschermingszone  
Biezenkamp 4 en 6   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Galgendaal 6   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   A-watergang   ja   nee  
Galgendaal 16 (ter hoogte van - smalle strook openbare weg/stoep)   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Galgendaal 26/28 (ter hoogte van - smalle strook openbare weg)   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   Beschermingszone  
Henri Dunantstraat 1   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Henri Dunantstraat 7   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Henri Dunantstraat 8   Kalkhoudende ooivaaggronden; zware zavel en lichte klei   VII   A-watergang   nee   nee  
Henri Dunantstraat 25   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Huigensstraat 6-12 (terrein achter dit pand)   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   C-watergang   nee   nee  
Langstraat 267 en 271   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Nijverheidsweg 3/3a   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Nijverheidsweg 7/7a   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   Buiten-
beschermingszone  
Nijverheidsweg 9/9a   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   Buiten-
beschermings zone  
Willem Alexanderstraat 1-23 (watergang achter deze percelen langs de oostelijke begrenzing van het plangebied)   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   A-watergang   ja   nee  
Willem Alexander-
straat 7a/7b  
Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Willem Alexander-
straat 15a  
Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   nee  
Galgendaal 30   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   Beschermingszone  
Nijverheidsweg 15   Kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei   VII   nee   nee   Beschermingszone  

Uit de tabel blijkt dat de bodem in het grootste deel van het plangebied bestaat uit kalkloze poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei. Verder komt kalkhoudende ooivaaggronde; zware zavel en lichte klei voor. Er is sprake van de grondwatertrappen VI en VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld is gelegen.

Ter plaatse van een aantal locaties zijn watergangen of waterkeringen gelegen. Het plangebied is aan de oostzijde van bedrijventerrein Gendt - Bemmel deels gelegen binnen de beschermingszone van een watergang. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om het onderhoud van de watergangen mogelijk te houden. Ook is één locatie gelegen binnen de beschermingszone van de Waaldijk en twee locaties binnen de buiten beschermingszone van deze kering. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen.

Afvalwaterketen en riolering

Het overgrote deel van de locaties in het plangebied zijn aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkelingen die met voorliggende veegplan mogelijk worden gemaakt, zijn weergegeven in paragraaf 2.2. Het gaat met name om kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. Daarnaast wordt het bestaande gebruik als burgerwoning via een locatiegebonden overgangsregeling vastgelegd. Het gaat hierbij om interne functiewijzigingen. De ontwikkelingen zijn dan ook niet van invloed op het bestaande watersysteem.

Ter plaatse van de Galgendaal 30 vindt wel een fysieke ontwikkeling plaats. Hier wordt een nieuwe woning gerealiseerd.

Waterkwantiteit

Bij een toename in verharding dient deze toename te worden gecompenseerd. In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie. Omdat de ontwikkelingen grotendeels bestaan uit interne functiewijzigingen en verder slechts één woning mogelijk wordt gemaakt, zal de toename in verharding ten gevolge van deze ontwikkelingen niet meer dan 500 m2 bedragen. Watercompensatie is hiervoor dan ook niet noodzakelijk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Watervergunning

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder watervergunning gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

De beoogde woning aan de Galgendaal 30 zal worden gerealiseerd binnen de beschermingszone van de Waaldijk. In overleg met het waterschap is het realiseren van de woning mogelijk mits deze achter de Bouwgrens ligt en buiten het Profiel van Vrije Ruimte (de ruimte die nodig is voor toekomstige dijkverzwaringen) wordt gebouwd. Het bouwvlak ligt achter de Bouwgrens en buiten het Profiel.

Conclusie

De ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Erfgoedwet

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Vanuit nationale wetgeving dienen gemeenten zorg te dragen voor de archeologische waarden in de bodem. Ook de provincie Gelderland onderschrijft in haar structuurvisie dat zorgvuldig dient te worden omgegaan met het bodemarchief.

Onderzoek en bestemmingslegging

Door RAAP is voor de gemeente Lingewaard onderzocht welke archeologische waarden in de gemeente verwacht worden. Deze archeologische verwachtingswaarde is opgenomen in een archeologische beleidskaart (zie figuur 4.2) die een vertaling heeft gekregen in de bij dit bestemmingsplan behorende regels. Deze regeling is gekoppeld aan dubbelbestemmingen die zijn opgenomen op de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.130-VG01_0006.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede Archeologische beleidskaart

Met voorliggend veegplan worden uitsluitend functiewijzigingen doorgevoerd en het plan voorziet niet in werken of werkzaamheden in de grond. Uitzondering hierop vormt de nieuwe burgerwoning naast Galgendaal 28 (Galgendaal 30). Voor dit perceel geldt dat archeologisch onderzoek is vereist voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 100 m2. Gezien de omvang van het bouwvlak (100 m2) zal bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen worden beoordeeld of archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De archeologische en cultuurhistorische waarden zullen door de vaststelling van dit plan dan ook niet worden aangetast.

4.9 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Ook de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein is mer-beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 ha of meer.

Voorliggende veegplan legt voornamelijk de bestaande situaties vast. Daarnaast wordt het bestaande gebruik als burgerwoning via een locatiegebonden overgangsregeling vastgelegd. Ter plaatse van de Galgendaal 30 vindt de realisatie van een woning plaats. De beoogde ontwikkelingen zijn daarmee dusdanig klein dat deze ruim onder de drempelwaarde blijven.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd, dat inzicht gegeven moet worden in de (economische) uitvoerbaarheid van een project. Afdeling 6.4 Wro schrijft voor dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt slechts een bouwplan mogelijk gemaakt en wordt de mogelijkheid tot het bouwen van een bijgebouw geboden.

Het bouwplan wordt ontwikkeld voor rekening en risico van een private ontwikkelaar. De initiatiefnemer en de gemeente Lingewaard hebben een anterieure overeenkomst gesloten. Daarom is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan conform artikel 6.12. lid 1 Wro vast te stellen. De uitvoerbaarheid van het plan is hiermee in voldoende mate verzekerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening zijn de ingezetenen en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een inspraakreactie in te dienen op het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Veegplan' dat voor de bedrijventerreinen Pannenhuis I - Agropark I, Houtakker I en Gendt - Bemmel is opgesteld. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 23 februari 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn ook twee goed bezochte inloopavonden georganiseerd op 6 en 8 maart 2017.

Zoals beschreven in de inleiding voor het deelgebied Houtakker I, is besloten een afzonderlijk veegplan op te stellen voor bedrijventerrein Houtakker I. In bijlage 5 is daarom enkel een samenvatting en beantwoording opgenomen van de reacties die betrekking hebben op de bedrijventerreinen Pannenhuis I - Agropark I en Gendt - Bemmel. Daarbij is tevens aangegeven of de reacties hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan en zijn ambtshalve aanpassingen opgenomen.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Veegplan' ook toegezonden aan de in het Bro genoemde overlegpartners en andere instellingen en instanties. Reacties zijn ontvangen van Waterschap Rivierenland en de Provincie Gelderland. In bijlage 5 zijn beide reacties samengevat en beantwoord.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Veegplan' heeft op grond van het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 21 december 2017 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 18 zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn in de Reactienota Zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie. Daarbij is tevens aangegeven of de zienswijzen leiden tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Ook zijn enkele ambtshalve aanpassingen in de nota beschreven. De aanpassingen naar aanleiding van de procedure zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Veegplan'. De Reactienota Zienswijzen is opgenomen in bijlage 6.

Vaststelling

Bij het raadsvoorstel voor gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Veegplan' zijn twee amendementen ingediend:

  • 1. (A1) over het aanpassen van de Reactienota Zienswijzen om in het 1e Herstelplan bedrijventerreinen een persoonsgebonden overgangsrecht aan de percelen Henri Dunantstraat 23 en Willem Alexanderstraat 21 toe te kennen;
  • 2. (A2) over het aanpassen van de milieucategorie voor het gehele perceel aan de Veilingweg 8 te Huissen in de milieucategorie 4.2.

Beide amendementen zijn tijdens de raadsvergadering op 16 mei 2019 aangenomen. De amendementen zijn dienovereenkomstig in de Reactienota Zienswijzen (A1), op de verbeelding en in de regels (A2) verwerkt.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.

6.1 Algemeen

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen, dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd, gepresenteerd en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. De regeling is afgestemd op de Wro, Bro en daarbij behorende ministeriële regelingen. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemming. De omvang van de diverse functies is verankerd in de bestemmingslegging. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd. Voor de inhoud en opzet van de regels is aangesloten op het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013'.

6.2 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

6.3 De bestemmingen

Bedrijventerrein

De gronden die overeenkomstig het huidige bestemmingsplan en het huidige gebruik zijn bestemd voor bedrijvigheid zijn bestemd met de bestemming 'Bedrijventerrein', waarbij steeds een categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven. De aanwezige bedrijfswoningen zijn specifiek voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Een aantal woningen zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling'. De toelaatbaarheid van de bedrijven is bepaald, mede aan de hand van de ligging van de bedrijven in de directe omgeving van gevoelige functies. Voor de bedrijven is een passende regeling opgenomen, overeenkomstig de huidige milieucategorie. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, zodat het bevoegd gezag bedrijven kan toestaan uit ten hoogste twee subcategorieën hoger en bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voorwaarde hierbij is dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorie.

Naast de ingeschaalde bedrijven en specifiek aangeduide bedrijfswoningen, zijn binnen deze bestemming tevens de bijbehorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water toegestaan.

Gewijzigde begripsbepaling bedrijfs- en dienstwoning

In de verschillende bestemmingsplannen in de gemeente Lingewaard is de begripsbepaling voor bedrijfswoning als volgt geformuleerd:

'een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.'

In het Veegplan is een gewijzigde begripsbepaling opgenomen. Naar aanleiding van inspraakreacties en zienswijzen op het voorontwerp en ontwerp Veegplan bleek dat de gehanteerde begripsbepaling niet goed meer aansloot bij de actuele feitelijke situatie.

Gebleken is dat bij veel bewoners van als zodanig bestemde bedrijfswoningen wel sprake is van een band met een nabij gelegen bedrijf, maar dat bewoning zelden als 'noodzakelijk' is te kwalificeren. Hierbij speelt een rol dat de gehanteerde definitie voor bedrijfswoning vooral ingegeven is vanuit situaties in het verleden waarbij vaker sprake was van een noodzaak voor huisvesting naast of in de nabijheid van het bedrijf. Als gevolg van nieuwe technieken en automatisering is tegenwoordig minder vaak sprake van een dergelijke 'noodzaak' voor bewoning in de nabijheid van een bedrijf. Als gevolg daarvan blijkt er een grote groep te zijn die enerzijds geen aanspraak kan maken op een woonbestemming op basis van gebruiksovergangsrecht, maar waarbij het gebruik anderzijds ook niet kwalificeert als 'bedrijfswoning' volgens de huidige begripsbepaling.

In voorliggend Veegplan is een ruimere begripsbepaling voor bedrijfs- of dienstwoning opgenomen. Deze begripsbepaling luidt als volgt:

'een woning die:

  • 1. slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon die daadwerkelijk en duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering van een bedrijf is betrokken; en
  • 2. is gelegen:
    • a. direct aangrenzend aan het in lid 1 bedoelde bedrijf danwel het perceel waarop dit bedrijf is gelegen; of
    • b. op hetzelfde bedrijventerrein als waarop het in lid 1 bedoelde bedrijf is gelegen.'

De nieuwe begripsbepaling doet recht aan de feitelijke situatie maar is nog altijd onderscheidend van een woonbestemming. Er moet sprake zijn van duurzame betrokkenheid bij de dagelijkse bedrijfsvoering van een nabij gelegen bedrijf. Hieruit volgt dat het verrichten van incidentele werkzaamheden voor een bedrijf onvoldoende is. Anderzijds is een dienstverband dat kwalificeert als arbeidsovereenkomst in de zin van het burgerlijk wetboek geen vereiste. Een 'noodzaak' voor bewoning in de buurt van het bedrijf is niet langer vereist. Uit de bewoordingen 'dagelijkse bedrijfsvoering' blijkt wel dat het moet gaan om een substantiële betrokkenheid bij het bedrijf. Welke mate van betrokkenheid substantieel is, is afhankelijk van de feitelijke bedrijfsactiviteiten.

De kring van gerechtigden betreft niet enkel de persoon zelf die duurzaam betrokken is bij de dagelijkse bedrijfsvoering, maar ook diens huishouden. Onder 'huishouden' wordt verstaan de definitie zoals deze door het CBS wordt gehanteerd: 'Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften.'

De kring van gerechtigden wordt tot slot beperkt doordat een persoon of diens huishouden een duurzame betrokkenheid bij de dagelijkse bedrijfsvoering van een bedrijf moet hebben dat gelegen is naast de woning of op hetzelfde bedrijventerrein. Daarmee wordt ook een geografische verbondenheid tot uiting gebracht.

Locatiegebonden overgangsregeling

Voor de bedrijfswoningen aan de Handelstraat 13, Kamervoort 181 en 185, Henri Dunantstraat 1, Nijverheidsstraat 7, 11 en 33 is een specifieke locatiegebonden overgangsregeling in de specifieke gebruiksregels opgenomen. Wanneer de burgerbewoning wordt beëindigd en voor de duur van ten minste 6 maanden wordt onderbroken, mag de woning niet langer als burgerwoning worden gebruikt. De woning kan dan, overeenkomstig de toegekende bestemming, als bedrijfswoning worden gebruikt.

Verkeer

De in het plangebied aanwezige openbare wegen en parkeervoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen. Binnen de bestemming is ook ruimte voor nuts-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Deze bestemming richt zich op een groot deel van het openbaar gebied. De bestemming is globaal geformuleerd. De reden daartoe is dat de exacte ligging van de verschillende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen etc. in dit kader niet relevant is. Het herinrichten van wegen kan daardoor op een eenvoudige manier plaatsvinden, zonder dat het bestemmingsplan onwenselijke en ongefundeerde barrières oproept.

Water

Binnen deze bestemming zijn de watergangen opgenomen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers, zijn toegestaan.

Wonen

Aan de op de bedrijventerreinen aanwezige burgerwoningen is de bestemming 'Wonen' toegekend. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn aan-huis-gebonden beroepen rechtstreeks toegestaan met een maximale omvang van 40% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen met een maximum van 45 m².

Leidingen (dubbelbestemmingen)

In het plangebied liggen planologisch relevante leidingen. De regels (met name aan te houden afstanden) met betrekking tot deze leidingen zijn verankerd in de regels. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is uitsluitend toegestaan na een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, waarbij, teneinde de leiding veilig te stellen, een zorgvuldige afweging van belangen dient plaats te vinden.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemmingen)

Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen is voorzien in dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het college van burgemeester en wethouders aan de archeologische waarden. Vanwege deze archeologische verwachtingswaarde, dient voorafgaand aan werkzaamheden in een aantal gevallen een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Indien uit het onderzoek blijkt dat er resten aanwezig zijn, dan dient in overleg met de provinciaal archeoloog te worden bepaald hoe met deze resten wordt omgegaan. Behoud in situ is hierbij echter uitgangspunt.

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

In verband met de aanwezigheid van een waterkering in het plangebied is op enkele bestemmingen een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelegd, waardoor de belangen van de waterbeheerder worden veiliggesteld. Binnen deze zone is de Keur van kracht en binnen deze zones dient een watervergunning te worden aangevraagd voor alle werkzaamheden.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)

De beschermingszone rondom de A-watergangen (4 m aan weerszijden) is door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' vastgelegd.