Plan: | Wapserveen - Midden 153 en 153a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1701.563PHZMidden153Wap-0003 |
Voor het perceel aan Midden 153 in Wapserveen en voor het perceel aan Midden 153a in Wapserveen zijn herontwikkelingsplannen. Vanwege de bedrijfsbeëindiging aan Midden 153 wordt een deel van de bedrijfsgebouwen gesloopt en een nieuwe woning gebouwd. Om de bedrijfsvoering aan het perceel 153a toekomstbestendig te maken wordt een deel van de bedrijfsgebouwen gesloopt en vindt er nieuwbouw plaats van bedrijfsgebouwen. Tevens wordt er een bedrijfswoning bijgebouwd. De ontwikkelingen op beide percelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en is voor beide ontwikkelingen dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de percelen met het adres Midden 153, Midden 153a en Midden 155 te Wapserveen. Deze locatie ligt in het buitengebied van de gemeente Westerveld, ten westen van Wapserveen en ten oosten van de provinciale gebiedsontsluitingsweg N353. Een kaart met de ligging is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Westerveld 2018' (vastgesteld op 3 december 2019). Een uitsnede van dit bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan
Midden 153
Het perceel Midden 153 is bestemd met de enkelbestemming 'Agrarisch - 1' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - Wapserveen'. Verder heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1'.
Midden 153a
Het perceel Midden 153a is bestemd met de enkelbestemming 'Agrarisch - 1' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - Wapserveen'. Verder heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1' en de zuidwestkant de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de juridische regeling van het plan. Gezien het feit dat onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft op 2 percelen, wordt - indien nodig - per perceel de situatie beschreven.
De percelen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft liggen aan Midden 153, 153a en 155 in Wapserveen. In figuur 2.1 zijn de percelen op de luchtfoto aangegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto met de percelen Midden 153, 153a en 155 te Wapserveen
Op het perceel Midden 153 is een varkenshouderij gevestigd met een bedrijfswoning. In figuur 2.2 is het vooraanzicht van het perceel weergegeven en in figuur 2.3 de plattegrond van de huidige situatie.
Figuur 2.2 Midden 153 te Wapserveen (bron: Google maps)
Figuur 2.3 Huidige situatie Midden 153
Op het perceel Midden 153a is een melkveebedrijf gevestigd met twee bedrijfswoningen (2e bedrijfswoning aan Midden 155). In figuur 2.4 is het vooraanzicht vaan het perceel weergegeven en in figuur 2.5 de plattegrond van de huidige situatie.
Figuur 2.4 Midden 153a te Wapserveen (met bedrijfswoning - Midden 155) (bron: Google maps)
Figuur 2.5 Huidige situatie Midden 153a
Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Westerveld en ligt in een open, agrarisch gebied. De bebouwing aan de ontsluitingsweg Midden bestaat uit lintbebouwing. De ontsluiting van het melkveebedrijf aan Midden 153a is op de provinciale weg N353. Het plangebied met de directe omgeving is weergegeven op onderstaande luchtfoto (figuur 2.6).
Figuur 2.6 Luchtfoto omgeving plangebied
Midden 153
De eigenaar van het perceel Midden 153 heeft zijn bedrijfsactiviteiten beëindigd en wil het perceel omzetten richting een woonbestemming. Voor de omzetting wil initiatiefnemer een deel van de bedrijfsgebouwen slopen. In figuur 2.7 zijn de te slopen gebouwen gearceerd. De bedrijfswoning (1) wordt een reguliere woning en ter plaatse van het zwarte vlak wordt een nieuwe woning gebouwd. Naar aanleiding van een reactie van de provincie Drenthe in het kader van het vooroverleg, wordt de nieuw te bouwen woning niet achter op de kavel gesitueerd, maar meer naar voren. Op deze manier wordt de woning onderdeel van het bebouwingslint van Midden. In paragraaf 2.3 wordt ook op de locatie van deze woning ingegaan. De locatie is met een bouwvlak weergegeven op de verbeelding.
Figuur 2.7 Nieuwe situatie Midden 153
Midden 153a
De eigenaar van Midden 153a is voornemens te stoppen met zijn werkzaamheden als melkveehouder en zijn bedrijfsactiviteiten over te dragen aan een andere melkveehouder. Initiatiefnemer is verder voornemens de huidige twee bedrijfswoningen om te zetten naar reguliere woningen. Om dit te bewerkstelligen wil initiatiefnemer de schuren direct achter de twee bedrijfswoningen slopen om zo voldoende afstand te creëren tussen de woningen en het agrarisch bedrijf. Het slopen van deze schuren is ook nodig om de woningen op te perceel Midden 153 mogelijk te maken.
Voor het nieuwe agrarische bedrijf blijft het noordelijke deel van de huidige ligboxenstal gehandhaafd en ten westen van deze stal wordt een nieuwe ligboxenstal gebouwd. Bovendien wordt ten westen van de huidige ligboxenstal een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd. Door de uitbreiding in westelijke richting wordt het agrarisch bouwvlak ook in westelijke richting uitgebreid. Het bouwvlak wordt aan de noordelijke kant kleiner. De totale oppervlakte van het agrarisch bouwvlak neemt niet toe. Doordat de ontwikkeling meer in westelijke richting plaatsvindt, wordt er compacter gebouwd. De uitbreiding heeft hierdoor minder invloed op het open landschap.
Het agrarisch bouwvlak ter plaatse van de huidige twee bedrijfswoningen wordt gewijzigd in een woonbestemming. In figuur 2.8 is de nieuwe situatie weergegeven.
Figuur 2.8 Nieuwe situatie Midden 153a
Verkeer en parkeren
Door de bedrijfsbeëindiging aan Midden 153 neemt het aantal verkeersbewegingen ten behoeve van de bedrijfsvoering af. De melkveehouderij (Midden 153a) en de daarbij nieuw te bouwen bedrijfswoning zullen worden ontsloten op de Van Helomaweg. Er loopt nu reeds een koepad van het melkveebedrijf naar de Van Helomaweg. Deze zal worden opgewaardeerd naar de nieuwe hoofdontsluiting van het melkveebedrijf en de bedrijfswoning. Het verkeer voor het melkveebedrijf en de bedrijfswoning zal daardoor niet meer via Midden gaan, maar via de Van Helomaweg. Hierdoor neemt het aantal verkeersbewegingen op Midden af.
Het parkeren vindt plaats op de eigen erven.
Met de voorgestelde verplaatsing van de melkveehouderij wordt het 'grootschalig boeren' gescheiden van het kleinschaliger wonen in het dorpslint. Dit contrast wordt benadrukt door de intimiteit van het wegdorp te versterken en de grote openheid van het beekdal waar het melkveebedrijf wordt gesitueerd, te handhaven. In het ontwerp voor de landschappelijke inpassing is hierbij aangesloten op de cultuurhistorische situatie. Het ontwerp is te zien in figuur 2.9 en opgenomen in bijlage 1.
Figuur 2.9 Landschappelijk inpassingsplan
Naar aanleiding van een overlegreactie van de Provincie Drenthe is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, waarbij zowel naar de positie van de woningen en de overige bebouwing is gekeken als naar de inpassing met groen.
Door de nieuw te bouwen woning bij Midden 153 dichter bij het bebouwingslint te plaatsen, maakt het ook deel uit van de lintbebouwing. De woonkavels aan de Midden worden ondersteund met beplanting die bestaat uit smalle hagen/struwelen die worden gecombineerd met bomen. Op deze manier ontstaat kleinschaligheid, ruimtelijke differentiatie en een groene kwaliteit die kenmerkend is voor het dorpslint. Tussen het melkveebedrijf en het dorp wordt een scheidende beplanting aangebracht die bestaat uit houtsingels en struwelen. Deze singelbeplanting is gevarieerd en wordt ondersteund door bomen.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat relevant is voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het Rijks- provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.
De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. De Ladder is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Toetsing
In dit bestemmingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' van het perceel Midden 153 gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Van het perceel Midden 153a krijgt een deel van de bestemming 'Agrarisch' de bestemming 'Wonen'. De nieuwe ligboxenstal wordt gebouwd binnen het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch'. Er is geen sprake van nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals bedoeld in de Bro. Het doorlopen van de Ladder is daarom niet aan de orde.
Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Op 26 september 2018 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld, die op 3 oktober 2018 in werking is getreden.
De provincie ziet vijf belangrijke ontwikkelingen:
De belangrijkste opdracht tot 2030 is het vinden van een antwoord op de vraag hoe met deze ontwikkelingen moet worden omgegaan. Daarnaast heeft de provincie diverse ambities en daarmee ook belangen. Het doel van de Omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten. De ontwikkelingen moeten passen bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.
De provincie Drenthe wil ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit. De visie biedt ruimte voor het toevoegen van een incidentele woning buiten bestaand stedelijk gebied mits:
Op de visiekaart is het plangebied aangeduid als 'Landbouwgebied'. In de gebieden aangewezen als landbouwgebied wil de provincie Drenthe de landbouw maximale speelruimte bieden. Ontwikkelingen in deze gebieden mogen geen negatief effect hebben op de landbouw. Tevens wordt in deze gebieden gestreefd naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie Landbouw.
Verder streeft de provincie Drenthe naar een aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisies of woonplannen. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus. De provincie geeft prioriteit aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Hiermee wordt verpaupering en leegstand van monumentale en karakteristieke panden voorkomen.
De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (natuurnetwerk, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
Beoordeling
De kernkwaliteiten zijn inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen. Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing:
De ontwikkeling van het plangebied past binnen de ambities van de Omgevingsvisie en haar kernkwaliteiten. Met dit bestemmingsplan wordt een agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming. Met dit plan wordt onder andere een nieuwe woning toegevoegd aan het buitengebied. Om dit mogelijk te maken wordt circa 800 m2 aan verouderde gebouwen gesloopt. Met de herontwikkeling zal rekening worden gehouden met de landschappelijke inpassing. Met deze herontwikkeling wordt de kwaliteit van het buitengebied ter plaatse verbetert. Verder blijft een gedeelte van de agrarische bestemming gehandhaafd, waardoor het bedrijf aan Midden 153a een kwaliteitsslag kan maken en rekening houdt met de toekomst van het bedrijf.
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld. Deze Omgevingsverordening wordt elk jaar geactualiseerd. De laatste actualisatie is van juni 2019. De verordening is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen aan dienen te voldoen. De volgende voorschriften hebben betrekking op de ontwikkelingen in het plangebied:
Artikel 2.12 Agrarische bedrijvigheid
Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op locaties die op de bij deze verordening behorende kaart D9 zijn aangeduid als ‘Landbouwgebied’, voorziet niet in ontwikkelingen die een structureel negatief effect op het functioneren van de agrarische sector in het gebied hebben.
Artikel 2.16 Ruimte-voor-ruimte regeling
Artikel 2.17 Woningbouw
Toetsing Omgevingsverordening
Artikel 2.12 Agrarische bedrijvigheid
De regeling voor agrarische bedrijvigheid ziet op het perceel Midden 153a. In de toelichting van de Omgevingsverordening wordt aangegeven dat landbouw maximale speelruimte krijgt daar waar gebieden als ‘Landbouwgebied’ zijn aangeduid. Het plangebied ligt in dit gebied, zodat er mogelijkheden zijn voor wijzigingen van het agrarisch bedrijf aan Midden 153a. Met de ontwikkeling wordt gewerkt aan de toekomstbestendigheid van het bedrijf.
artikel 2.16 Ruimte-voor-ruimte regeling
De ruimte-voor-ruimte regeling ziet op het perceel Midden 153. Er wordt in totaal 800 m² aan bedrijfsbebouwing gesloopt. Ook wordt voldaan aan de andere eisen zoals opgenomen in artikel 2.16. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de ruimte-voor-ruimte regeling.
artikel 2.17 Woningbouw
Met dit bestemmingsplan wordt met de ontwikkeling van Midden 153 een incidentele nieuwe woning toegevoegd buiten het stedelijk gebied. Deze woning wordt op een bestaand erf gerealiseerd in een bestaand cluster van bebouwing. Met deze ontwikkeling worden leegstaande gebouwen gesloopt. Daarvoor in de plaats komt een nieuwe woning, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert.
Met de bestemmingswijziging van Midden 153a worden de twee huidige bedrijfswoningen twee reguliere woningen. De bebouwing van de woningen wordt niet gewijzigd, dus het is niet van invloed op het bebouwingslint van Midden. Door de sloop van de oude bedrijfsgebouwen wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeterd. Bovendien wordt met de oriëntatie van de melkveehouderij op de Van Helomaweg een kwaliteitsslag gemaakt voor het bebouwingslint van Midden.
De overige artikelen uit de verordening zijn voor het plangebied niet relevant. Het plan sluit aan bij de provinciale ruimtelijke beleidskaders.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt aangesloten bij de prioriteit van de provincie Drenthe ten aanzien van het herbestemmen van gronden en panden teneinde verpaupering en leegstand te voorkomen. Het plan past bovendien in de kernkwaliteit van een robuust landbouwsysteem waarmee nieuwbouw en een geschikte bedrijfswoning onlosmakelijk verbonden zijn. Daarmee passen de beoogde ontwikkelingen binnen de provinciale Omgevingsvisie en de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld 2018. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt een agrarische bedrijfskavel te wijzigen in een woonkavel (artikel 3.8 sub c). Verder is er de wijzigingsbevoegdheid in de Ruimte-voorRuimte-Regeling (artikel 3.8 sub d) om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming en door middel van compensatie een nieuwe woning te realiseren.
In het bestemmingsplan is aangegeven dat de gemeente Westerveld een gebied is met een waardevol oud cultuurlandschap, waarin de landbouw vanouds een zeer belangrijke rol speelt. Door verschillende factoren waaronder met name het beleid, de economie en de omgeving, vinden belangrijke ontwikkelingen in de landbouw plaats. Ondanks alle veranderingen zal de landbouw in de komende decennia van belang blijven voor de gemeente. Het is daarom belangrijk dat de landbouw de mogelijkheden en de ruimte krijgt voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij uiteraard moet worden beoordeeld in hoeverre deze ontwikkelingen passen binnen het waardevolle landschap van de gemeente als basisfunctie van de omgevingskwaliteit.
Beoordeling
De totale ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt voldoet aan de wijzingscriteria zoals opgenomen in artikel 3.8 sub c en d van het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld 2018, met uitzondering van de voorwaarde onder artikel 3.8 sub c onder 2 en artikel 3.8 sub d onder 6. Dit is de reden waarom deze ontwikkeling ook mogelijk wordt gemaakt via een bestemmingsplanherziening.
Er is in dit geval voor gekozen het agrarische bouwvlak op het perceel Midden 153a te behouden, maar verder van de huidige bebouwing te plaatsen, zodat de (milieu) situatie ter plaatse verbetert. De nieuwe woning op Midden 153 wordt niet direct naast de bestaande woning geplaatst. Deze afwijkingen worden in dit bestemmingsplan onderbouwd. Voor het overige voldoet het plan aan het gemeentelijk beleid.
De gemeenteraad heeft op 26 november 2013 de ruimtelijke structuurvisie van Westerveld vastgesteld. De structuurvisie is het instrument om de visie en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het hele grondgebied van de gemeente vast te leggen. Hierbij wordt de ruimtelijke invloed van allerlei verschillende beleidsterreinen bekeken zoals milieu, infrastructuur, wonen, cultuurhistorie, landschap, economie en welzijn. Met een structuurvisie maakt de gemeenteraad duidelijk wat zij de komende tien jaren wil versterken, ontwikkelen, herstructureren of juist wil behouden of beschermen. Daarmee bepaalt de structuurvisie ook de richting van de bestemmingsplannen die in de toekomst worden opgesteld. In figuur 3.1 is de structuurvisiekaart weergegeven.
Figuur 3.1 Kaart Structuurvisie gemeente Westerveld
De locatie ligt in een gebied dat is aangeduid als 'landbouw en recreatie'. In dit ontwikkelingsgebied wordt gestreefd naar een ontwikkeling waarbij de grondgebonden landbouw de nodige schaalvergroting kan doormaken. Het gebied ‘ontwikkeling landbouw en recreatie' behoort tot de agrarische hoofdstructuur en blijft of wordt hiervoor zo optimaal mogelijk ingericht. Nieuwe functies zijn mogelijk, mits de agrarische hoofdstructuur in hoofdzaak in stand blijft. Dit betekent dat ontwikkeling van niet agrarische functies die ruimtebeslag vragen, bij voorkeur langs de randen van het gebied plaatsvinden.
Het landschap van Westerveld is van grote landschappelijke waarde en is divers. De gemeente Westerveld heeft de diversiteit in beeld gebracht in woord en beeld in het rapport Tussen Havelterberg en Lheebroek - Een cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Westerveld. Het plangebied ligt in een gebied van agrarische veenontginningen. De hoogvenen werden vanaf de Volle Middeleeuwen (10e-13e eeuw) in ontginning genomen door loodrecht op de ontginningsas sloten te graven en daarmee de toplaag te ontwateren. De doelstelling was primair het creëren van agrarisch land, niet het winnen van veen. Bebouwing is in de veenontginningen aanwezig in de vorm van een lint, al dan niet langs de oorspronkelijke ontginningsas of een volgende fase. Binnen de gemeente Westerveld is er één bebouwingslint per veenontginning. Bij de ontwikkeling aan Midden 153 en 153a wordt het bebouwingslint juist versterkt doordat er de mogelijkheid voor een extra woning wordt gecreëerd en het agrarisch bedrijf geen onderdeel meer is van het bebouwingslint.
De gemeenteraad heeft de Woonvisie Westerveld op 17 december 2019 vastgesteld. De Woonvisie is een actualisering van het woonbeleid zoals is opgenomen in de Structuurvisie en de Visie op Wonen.
Met deze Woonvisie wordt vooruit gekeken naar 2025. Hoe is en blijft het prettig wonen in Westerveld anno 2020? De Woonvisie biedt handvatten om de woonkwaliteit te behouden en eventueel waar mogelijk te versterken. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar nieuwbouw maar ook naar mogelijke inbreiding en waar mogelijk het aanjagen van verbetering van de huidige woningvoorraad.
Een belangrijke graadmeter voor de toekomstige woningbehoefte is de verwachte bevolkings- en huishoudensontwikkeling. Op dit moment is de bevolkingsomvang vrij stabiel in de gemeente Westerveld, en de afgelopen jaren licht stijgend. Zonder instroom van nieuwe huishoudens zal de bevolking van de gemeente Westerveld gestaag dalen: met ongeveer 550 personen tot 2025. Hierdoor is de lokale woningbehoefte beperkt tot enkele tientallen woningen. Verwachting is dat deze behoefte zich met name in de grotere voorzieningendorpen manifesteert. Daar zien we dan ook de grootste woningbouwopgave in de voorzieningenkernen; met name in Diever en Havelte.
De gemeente vindt het onwenselijk om een woningbehoefteraming één-op-één door te vertalen naar de woningprogrammering. In de eerste plaats trekt de woningmarkt sinds een aantal jaren stevig aan. In de tweede plaats zijn er ook veel woningzoekenden die in de bestaande woningvoorraad niet een woning vinden die aansluit bij hun wensen of (bestedings)mogelijkheden. De gemeente Westerveld wil de ruimte bieden aan initiatieven en de ontwikkeling van de kwalitatieve woningvoorraad stimuleren en niet alle mogelijkheden kwantitatief vastleggen.
Beoordeling
In dit bestemmingsplan worden twee bedrijfskavels binnen een agrarische bestemming juridisch-planologisch gewijzigd in een woonbestemming. De bestaande woonboerderijen worden behouden en omgezet naar reguliere woningen. In het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling worden op het perceel Midden 153 een groot gedeelte van de voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt en mag hier voor in de plaats, één nieuwe woning worden teruggebouwd. Het agrarisch bedrijf op perceel 153a wordt toekomstbestendig gemaakt door een nieuwe bedrijfswoning te bouwen in de nabijheid van de bedrijfsgebouwen. Dit betekent dat twee woningen worden toegevoegd aan het woningbestand van de gemeente Westerveld. De ontwikkeling aan Midden 153 is in paragraaf 3.2 getoetst aan de provinciale verordening, waaruit blijkt dat de ontwikkeling voldoet aan de gestelde regels. Ook de kwalitatieve toevoeging van twee reguliere woningen aan Midden 153a en Midden 155 is conform de woonvisie. Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan past binnen de gemeentelijke woonvisie.
Het beeldkwaliteitsplan (september 2010) van de gemeente Westerveld (Zie Beeldkwaliteitsplan) bevat de spelregels waaraan de nieuwe of vernieuwde bebouwing van particulieren en ondernemers zal moeten voldoen. Het dient in de eerste plaats als toetsingskader, maar tevens als inspiratiebron. Dit beeldkwaliteitsplan is geen keurslijf, maar een hulpmiddel om met elkaar te streven om een gemeenschappelijk doel te verwezenlijken, namelijk het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente Westerveld. Het is altijd mogelijk om af te wijken van de beschreven kenmerken, mits goed onderbouwd en passend in de omgeving.
Het plangebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als 'wegdorpen landschap' (zie bijlage 3 Inventarisatie landschapselementen van de regels). De kernkwaliteiten van het wegdorpen landschap (volgens de kadernota buitengebied Westerveld 2006) zijn:
In het beeldkwaliteitsplan komen de kenmerken van het wegdorpenlandschap uitgebreid aan de orde. Ook worden handvatten aangereikt voor nieuwe ontwikkelingen.
De woonboerderij aan Midden 153 blijft in de hoofdvorm en het bouwvolume intact. Het ontwerp van de nieuwe woning is nog niet definitief. Daarom wordt bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de realisatie van deze nieuwe woning het ontwerp voorgelegd aan de welstandscommissie. Het beeldkwaliteitsplan dient als welstandskader bij de uiteindelijke vormgeving van de beoogde ontwikkeling. De huidige woningen aan Midden 153a en Midden 155 blijven gehandhaafd. Voor de ontwikkeling van de bedrijfsgebouwen van de melkveehouderij wordt bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de realisatie van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning het ontwerp voorgelegd aan de welstandscommissie voorzien van een landschappelijke inpassing. Ook hiervoor geldt dat het beeldkwaliteitsplan als welstandskader dient bij de uiteindelijke vormgeving van de beoogde ontwikkeling.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. In de volgende paragrafen worden de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Tabel 4.1 Overzicht geurnormen Wgv
concentratiegebied | niet-concentratiegebied | ||
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ |
max. 2 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
buiten bebouwde kom |
diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.
Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Toetsing
Midden 153
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Ten gevolge van de omliggende bedrijfsactiviteiten kan de woning hinder ondervinden. Daarnaast kan de realisatie van een woning omliggende (agrarische) bedrijven beperken in hun bedrijfsvoering. Op beide aspecten wordt getoetst. Gezien de ligging in het buitengebied, kan het gebied getypeerd worden als rustig buitengebied.
De nabije omgeving van de ontwikkeling bestaat uit lintbebouwing met agrarische bedrijven en woningen. Voor het fokken en houden van dieren zonder geuremissie waar in dit geval sprake van is geldt in een niet-concentratiegebied buiten de bebouwde kom een vaste afstand van 50 m. Deze afstand wordt gemeten vanaf het emissiepunt tot de buitenzijde van een geurgevoelig object. Omdat een deel van de agrarische opstallen op het perceel 153a wordt gesloopt is de afstand gemeten tussen de ligboxenstal en de huidige woning. Deze bedraagt circa 60 m en tussen de ligboxenstal en de nieuw te bouwen woning circa 74 m. Hiermee wordt voldaan aan de genoemde afstand. Op basis hiervan zal er ter plaatse van de woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Verder is er geen andere (agrarische) bedrijvigheid in de directe omgeving aanwezig die van invloed is op de milieusituatie in het plangebied ter plaatse van Midden 153
Ter plaatse van de ontwikkeling aan Midden 153 kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder en (agrarische) bedrijven staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Midden 153a
De beoogde ontwikkeling betreft een uitbreiding en verplaatsing van de melkveehouderij, de nieuwbouw van een bedrijfswoning en het wijzigen van de agrarische bestemming in een woonbestemming ter plaatse van de huidige bedrijfswoningen. Het wonen betreft een milieugevoelige functie. Ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten kan hinder ontstaan voor de omgeving. Daarnaast kunnen woningen de bedrijfsvoering beperken. Op beide aspecten wordt getoetst. Gezien de ligging in het buitengebied, kan het gebied getypeerd worden als rustig buitengebied.
De nabije omgeving van de ontwikkeling bestaat uit lintbebouwing met agrarische bedrijven en woningen. Voor het fokken en houden van dieren zonder geuremissie waar in dit geval sprake van is geldt in een niet-concentratiegebied buiten de bebouwde kom een vaste afstand van 50 m. Deze afstand wordt gemeten vanaf het emissiepunt tot de buitenzijde van een geurgevoelig object. De afstand tussen de ligboxenstal en de huidige bedrijfswoning aan Midden 153a bedraagt circa 66 m en tussen de ligboxenstal en de huidige bedrijfswoning aan Midden 155 bedraagt circa woning circa 62 m. Hiermee wordt voldaan aan de genoemde afstand. Op basis hiervan zal er ter plaatse van deze woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het is toegestaan de bedrijfswoning te bouwen op de agrarische bedrijfskavel. Hiervoor hoeft geen rekening te worden gehouden met het aspect milieuzonering.
De afstand van de nieuw te bouwen ligboxenstal ten opzichte van de omliggende woningen is groter dan de afstand van de huidige bedrijfsgebouwen ten opzichte van de omliggende woningen. De nieuwe situatie voor de omliggende woningen wordt wat betreft het aspect milieuzonering beter dan de huidige situatie.
Ter plaatse van de ontwikkeling aan Midden 153a kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder en agrarische bedrijven staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Wettelijke geluidzone wegen
Woningen worden door de Wet geluidhinder (Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting op de gevels van (bedrijf)woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een stedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.
Voor het plangebied geldt dat dit binnen de zones van de Midden, Van Helomaweg (N353) en de Westeinde is gelegen en dat er sprake is van een buitenstedelijke situatie. De maximale grenswaarde bedraagt Lden = 53 dB.
De toetsing dient uitsluitend te worden uitgevoerd voor de nieuw te realiseren woning aan Midden 153.
Toetsing
De woonbestemming is een geluidgevoelige bestemming. Ten behoeve van de bouw van de woning aan Midden 153 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 2. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het wegverkeerslawaai ten gevolge van de Van Helomaweg/N353 en de Midden/Westeinde voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB en ligt daarmee binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. Een hogere waarde is niet aan de orde.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Het uitgangspunt wat betreft de bodemkwaliteit in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Toetsing
Midden 153
De aanleiding tot de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek wordt gevormd door de voorgenomen bestemmingsplanwijziging van de desbetreffende percelen. Een deel van bestaande stallen wordt gesloopt, waarna de huidige agrarische bestemming van de onderzoekslocatie wordt gewijzigd in wonen. Het doel van dit onderzoek is om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te bepalen, alsmede mogelijke belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Daarnaast zullen indicatief de hergebruiksmogelijkheden van de eventueel vrijkomende grond worden vastgesteld. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in bijlage 3.
Uit het onderzoek blijkt dat de aangetoonde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater geen belemmering vormen voor de voorgenomen herbestemming van het terrein tot een functie wonen. De dempingen zijn in het verleden naar alle waarschijnlijkheid uitgevoerd met gebiedseigen grond.
Midden 153a
De aanleiding tot de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek wordt gevormd door de voorgenomen bestemmingsplanwijziging van de desbetreffende percelen. Een deel van bestaande stallen wordt gesloopt, waarna de huidige agrarische bestemming van de onderzoekslocatie gewijzigd wordt in wonen. Het doel van dit onderzoek is om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te bepalen, alsmede mogelijke belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Daarnaast zullen indicatief de hergebruiksmogelijkheden van de eventueel vrijkomende grond worden vastgesteld. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in bijlage 4.
Uit het onderzoek blijkt dat de hypothese van het onderzoek bevestigd wordt. In de bodem zijn geen verhogingen aangetoond. De aangetoonde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater vormen geen belemmering voor de voorgenomen herbestemming van het terrein tot een functie wonen. De dempingen zijn in het verleden waarschijnlijk uitgevoerd met gebiedseigen grond.
De resultaten van beide onderzoeken vormen geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de bestemming van het terrein.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van Drenthe geraadpleegd. Hieruit blijkt dat zich in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen bevinden. Ook valt het plangebied niet in de invloedsfeer van bijzondere vervoersroutes van gevaarlijke stoffen en/of buisleidingen. Aanvullend onderzoek naar het aspect externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het wijzigingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Toetsing
De ontwikkeling van het huidige landschap vindt haar basis in de bodem en waterhuishouding, de natuurlijke vegetatie en de invloed die de mens in de loop van de tijd hierop heeft gehad. Door verschillen in reliëf, waterhuishouding en vruchtbaarheidstoestand van de bodem, heeft de mens het gebied op verschillende manieren in gebruik genomen. Als gevolg van natuurlijke processen en menselijke activiteiten is een verscheidenheid aan landschappen ontstaan. Elk van deze landschappen kent haar eigen ontstaansgeschiedenis, kenmerken en karakteristieken.
In het bestemmingplan Buitengebied Westerveld 2018 is aangegeven dat het om een wegdorpenlandschap gaat (zie Bijlage 3 Inventarisatie landschapselementen bij de regels).
De kernkwaliteiten van het wegdorpenlandschap zijn:
Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1', wat betekent dat de gronden mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden.
De planontwikkeling heeft een cultuurhistorische meerwaarde voor de lintbebouwing van Midden. Er wordt een woning toegevoegd aan het lint en de verstorende bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierdoor ontstaat er meer verbinding met het achterliggende land en de lintbebouwing wordt versterkt.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Beoordeling
Op basis van de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Westerveld zijn gebieden voorzien van een beschermende regeling. Voor het plangebied ter plaatse van Midden 153 is op de beleidsadvieskaart een lage archeologische verwachting aangegeven. Dit geldt ook voor het grootste gedeelte van Midden 153a. Voor de wijziging van het agrarisch bouwvlak hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Aan de zuidwest kant van het agrarisch perceel, ter plaatse van Midden 155 en Midden 153 is een hoge of middelhoge verwachtingswaarde, waarschijnlijk verstoord. In het bestemmingsplan is aangegeven dat deze gronden mede bestemd zijn voor het behoud van archeologische waarden (figuur 4.1).
Figuur 4.1 Uitsnede bestemmingsplan
Gezien het feit dat op dit gedeelte alleen een bestemmingswijziging plaatsvindt van agrarisch naar wonen is nader onderzoek niet nodig.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 is dit het geval.
In dit plan is slechts sprake van een functiewijziging naar wonen en het toevoegen van één extra woning. Bovendien wordt de vormgeving van het agrarisch bouwvlak aangepast, maar neemt de oppervlakte niet toe. Dit plan valt daarom onder de regeling 'Niet In Betekenende Mate' en draagt niet bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbeheer (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
• Natura-2000 gebieden;
• Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn.
De ontwikkeling van het plangebied zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Binnen een straal van 15 km ligt het plangebied op circa 1,3 km, 4,7 km, 7,6 km en 8,7 km afstand van de Natura 2000-gebieden Holtingerveld, Drents-Friese Wold en Leggelderveld, Dwingelderveld en De Wieden. Om deze reden zijn stikstofberekeningen uitgevoerd met behulp van de AERIUS Calculator. In bijlage 5 is de berekening van de stikstofdepositie opgenomen. Uit de berekeningen blijkt dat het bestemmingsplan in de exploitatiefase op geen enkel Natura 2000-gebied resultaten geeft die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar. Negatieve effecten vanwege stikstofdepositie kunnen derhalve worden uitgesloten. Het aspect stikstof is daarmee dan ook geen belemmering voor het project.
Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking getreden. Deze wet en het bijhorende besluit regelt een vrijstelling voor de vergunningsplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Dit is de vergunningplicht voor Wnb-projecten. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden.
Naar aanleiding van de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2021 over het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld 2018, is een nieuwe stikstofberekening uitgevoerd met de nieuwste versie van de Aerius calculator van 20 januari 2022. Hierbij is een verschilberekening gemaakt, waarbij wordt aangetoond dat door middel van extern salderen het plan een netto-depositie heeft van maximaal 0,00 mol/ha/jaar. De stikstofdepositie neemt op enkele habitattypen zelfs af. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 6
Binnen het aspect ecologie staat de gebiedsbescherming de ontwikkeling niet in de weg.
Soortenbescherming
In het plangebied is een ecologische quickscan voor Midden 153 en voor Midden 153a uitgevoerd. Bij beide onderzoeken is een inschatting gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer van het project aanwezige beschermde natuurwaarden en de effecten van de voorgenomen plannen op deze waarden. De resultaten van de ecologische quickscans zijn opgenomen in bijlage 7 (Midden 153) en bijlage 8 (Midden 153a).
Uit beide quickscans blijkt dat binnen het plangebied geen (verblijfplaatsen van) strikt beschermde soorten zijn aangetroffen die door de werkzaamheden worden beïnvloed. Uit de effectenbeschrijving blijkt dat er geen onevenredige directe of indirecte gevolgen zijn van de voorgenomen activiteiten op de voortplanting en instandhouding van beschermde dieren/of plantsoorten. Lokaal zullen mogelijk algemene soorten uit het plangebied trekken op zoek naar een vervangende biotoop.
Voor aanvang van de werkzaamheden hoeft geen aanvullend onderzoek plaats te vinden. De werkzaamheden kunnen leiden tot een beschadiging of vernietiging van mogelijke verblijfplaatsen en/of verstoring van eventueel aanwezige algemene soorten. Een algehele vrijstelling op basis van de Verordening natuurbescherming voor ruimtelijke ontwikkelingen is hierop van toepassing. De algemene zorgplicht blijft onverminderd van toepassing.
Toetsingskader
Elk ruimtelijk plan moet een waterparagraaf bevatten, waarin de watertoets wordt beschreven. Deze paragraaf onderbouwt dat de voorgenomen ruimtelijke ingreep geen negatieve invloed heeft op waterhuishoudkundige belangen. In die zin is de waterparagraaf een weergave van het watertoetsproces en de daarin gemaakte keuzes en afspraken. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Het beleid van het waterschap staat in het waterbeheerplan 2016 - 2021 waarin de koers is beschreven hoe het waterschap de komende periode gaat zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, een goed functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap heeft het plan vormgegeven in dialoog en samenwerking met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstromen, die naast Drents Overijsselse Delta deel uitmaken van het stroomgebied Rijn-Oost. Ook provincies en gemeenten zijn hierbij betrokken geweest.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid). De taken worden uitgevoerd voor én samen met de maatschappij. Dit gebeurt vanuit een brede kijk en tegen aanvaardbare kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen.
Het werk van het waterschap draagt ertoe bij dat iedereen op een veilige, gezonde, prettige en duurzame manier met water kan leven. Het waterschap wil daarbij professioneel, betrouwbaar en deskundig werken en zo de positie als lokale en regionale waterautoriteit waarmaken. Met de aanwezige middelen en mogelijkheden werkt het waterschap aan een duurzame ontwikkeling van het stedelijk en landelijk gebied.
Toetsing
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het resultaat van de watertoets voor Midden 153 is opgenomen als bijlage 9 en het resultaat van de watertoets voor Midden 153a is opgenomen als bijlage 10.
Midden 153
Voor de ruimtelijke ontwikkeling op het perceel aan Midden 153 kan de korte procedure worden gevolgd.
Waterkwaliteit
Het waterschap geeft aan dat het plan geen schadelijke gevolgen heeft voor de waterkwaliteit en ecologie. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterkwantiteit
Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m². Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
De conclusie op basis van de watertoets is dat de bestemming en de grootte van het plan een geringe invloed hebben in ruimtelijke zin. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Midden 153a
Het waterschap concludeert dat op basis van de digitale toets belangen van het waterschap worden geraakt. Dat betekent dat voor Midden 153a de normale procedure moet worden gevolgd. Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft voor het plan een uitgangspuntennotitie opgesteld met informatie over de bestaande waterhuishouding en concrete uitgangspunten voor het plan. Deze uitgangspuntennotitie is opgenomen in bijlage 11
In deze uitgangspuntennotitie wordt aangegeven dat het plangebied in het stroomgebied Vledder en Wapserveensche Aa ligt. Rond het plangebied liggen geen primaire A watergangen of secundaire B watergangen die in het beheer van het waterschap zijn. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP + 1,35 m. Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.
De uitgangspuntennotitie behandelt de volgende thema's:
De uitgangspunten die betrekking hebben op de ontwikkeling aan Midden 153a worden hier aangegeven.
Waterkwantiteit
Het watersysteem heeft betrekking op de aan- en afvoer van voldoende water, waarborg van de waterkwaliteit en ruimte voor water.
De grondgebruikers zijn verantwoordelijk voor de inrichting en het onderhoud van watergangen die niet onderhoudsplichtig zijn en waarop het waterschap geen toezicht houdt of onderhoud wordt uitgevoerd (C-watergangen).
Zowel de gemeente als het waterschap stellen randvoorwaarden om wateroverlast te voorkomen. Het waterschap geeft met betrekking tot dit plan aan dat voor kleine plannen als regel geldt dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet voor berging ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende hemelwater. In het plan wordt een verhard oppervlak van circa 2500 m2 gerealiseerd. Naast nieuwbouw vindt ook sloop van de bestaande bebouwing plaats. Dit betekent dat de verhardingstoename circa 1.100 m2 zal zijn en dat een waterbergend oppervlak van 110 m2 zal worden aangelegd waarin maximaal 30 cm peilstijging is toegestaan. Geadviseerd wordt om de waterberging te ontwerpen op basis van een vertraagde afvoer. In het plangebied wordt ter compensatie een sloot gegraven voor een extra waterberging. Hiervoor wordt bij de concrete planontwikkeling voor het melkveebedrijf een Watervergunning aangevraagd bij het waterschap Drenst Overijsselse Delta.
In gebieden waar grondwateroverlast kan optreden adviseert het waterschap de volgende voorkeursvolgorde: 1. Kruipruimteloos bouwen en 2. ophogen van het plangebied.
In het plangebied zijn geen problemen met het grondwater. Bij het ontwerp voor de bedrijfswoning en de ligboxenstal worden de uitgangspunten meegenomen.
Waterkwaliteit
Het waterschap geeft aan dat het watersysteem zo ontworpen wordt dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.
In de planontwikkeling zal het hemelwater direct op het oppervlaktewater worden afgevoerd. Met betrekking tot de erfinrichting wordt rekening gehouden met de erfafspoeling. Bij de concrete planontwikkeling zal afstemming plaatsvinden met het waterschap.
Met betrekking tot verontreiniging geeft het waterschap voor het agrarisch perceel aan dat de inrichting van het agrarische terrein dusdanig moet zijn dat een overmatige toevoer van stikstof en/of fosfaat naar het watersysteem wordt voorkomen. Er wordt onder andere rekening gehouden met bemestings- en spuitvrije zones langs watergangen.
De huidige bedrijfswoningen zijn aangesloten op de riolering. Hemelwater wordt direct afgevoerd op het oppervlaktewater. Het hemelwater van de oude en nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen wordt tevens afgevoerd op het oppervlaktewater.
Externe werking ruimtelijk plan
Bij planontwikkeling dienen grond- en oppervlaktewatersysteem te worden beschermd en gehandhaafd om nadelige gevolgen op de omgeving te voorkomen.
In het plangebied worden de waterstanden binnen het in te richten gebied tijdens of na het bouwrijp maken niet structureel verlaagd. Er is voor tijdelijke of structurele grondwateronttrekking op grond van de Waterwet geen melding of vergunning van het waterschap nodig.
Het plan ligt in een agrarisch gebied met grasland. Het peilbeheer in graslanden kent hogere waterstanden dan bij akkerbouw. In extreme neerslagsituaties kan op grasland/maïsland groter dan 1/10 jaar wateroverlast optreden en op akkerbouwgebieden groter dan 1/25 jaar wateroverlast optreden. Het peilbeheer is hierop aangepast, er moet dus rekening worden gehouden met deze hogere waterstanden. De nieuwe situatie wordt in dit opzicht niet gewijzigd ten opzichte van de huidige situatie.
Het waterschap gaat bij het plan uit van het bestaande grond- en oppervlaktewaterregime. Bij de ontwikkeling van grasland naar bebouwing wordt het waterpeil niet gewijzigd en is op grond van de Waterwet geen vergunning van het waterschap nodig.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Midden 153
Toetsing aan de drempelwaarden uit het Besluit mer
Het betreft een agrarisch perceel waar binnen, door middel van een ruimte voor ruimte regeling, een nieuwe ‘stedelijke ontwikkeling’ plaats vindt. Met dit plan worden alle bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt. Ter compensatie van deze gebouwen mag een nieuwe woning worden gebouwd. Daarom is in het kader van de mer-procedure sprake van een stedelijke ontwikkeling. Per saldo neemt de bebouwing binnen het plangebied wel af.
Vormvrije mer-beoordeling
Dit plan betreft het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch'. Daarbij neemt de bestaande bebouwing binnen het plangebied af. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Dit blijkt ook uit het onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Er is in dit geval geen sprake van een verplichting tot het opstellen van een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling.
Midden 153a
Toetsing aan de drempelwaarden uit het Besluit mer
Het betreft een agrarisch perceel waar binnen, door de bestemmingwijziging, een nieuwe ‘stedelijke ontwikkeling’ plaats vindt.
Vormvrije mer-beoordeling
Dit plan betreft enerzijds het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen'; de bestaande woonbebouwing blijft gelijk. Dit onderdeel van het plan is conserverend en heeft geen invloed op de milieusituatie. Een ander onderdeel van het plan betreft het slopen en nieuw bouwen van agrarische gebouwen ten behoeve van een melkveehouderij. Het bouwvlak wordt gewijzigd, maar de oppervlakte blijft gelijk. Er is in dit geval geen sprake van een verplichting tot het opstellen van een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling.
In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd. Aangezien de agrarische ontwikkeling bij Midden 153a een zelfstandig agrarisch bedrijf betreft met een ontsluiting op de Van Helomaweg, wordt het agrarisch bedrijf dat aan Midden 153a toebehoorde, in de regels aangehaald met het adres Van Helomaweg 3 (8351 HT) te Wapserveen.
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
Voor de juridische regeling van het bestemmingsplan Wapserveen - Midden 153 en 153a is het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld 2018 als uitgangspunt gehanteerd.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In dit hoofdstuk zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In de Begrippen zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In de Wijze van meten is vastgelegd op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:
De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het bestemmingsplan zijn de bestemming ' Agrarisch 1', 'Wonen' en 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - 1 Landschap'. Onderstaand wordt per enkelbestemming besproken wat wordt geregeld. Vervolgens wordt nog ingegaan op de geldende dubbelbestemmingen.
De agrarische percelen zijn bestemd met de bestemming 'Agrarisch - 1'. Voor het perceel Midden 153 geldt dat de mogelijkheden voor het oprichten van agrarische bebouwing is wegbestemd. Op deze gronden is alleen de bestemming 'Agrarisch - 1' van toepassing zonder nadere aanduidingen. Voor het perceel Midden 153a (Van Helomaweg 3) is de bestemming 'Agrarisch - 1' opgenomen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf'. De bouwmogelijkheden voor dit perceel zijn gewijzigd, door de aanduiding in westelijke richting te verbreden. De bebouwingsoppervlakte blijft echter conform het vigerende bestemmingsplan 2 ha bedragen.
De percelen met de bestaande woningen en de nieuw te bouwen woning aan Midden 153 hebben de bestemming 'Wonen'. Deze gronden zijn tevens bestemd voor aan- en uitbouwen van de woningen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang.
Wonen - Voormalige boerderijpanden
Het perceel met de huidige woning aan Midden 153 heeft de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Deze grond is bestemd voor woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Deze bestemming is voor het behoud en het herstel van karakteristieke voormalige boerderijpanden.
De archeologische dubbelbestemming zorgt ervoor dat ook in de toekomst eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd worden bij aanleg- en bouwactiviteiten.
De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1' zorgt ervoor dat bij ontwikkelingen rekening wordt gehouden met behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden.
De algemene regels bestaan uit regels die gelden voor alle bestemmingen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels. In de algemene gebruiksregels is een
Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 8 april 2021 tot en met 19 mei 2021 ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Vanuit het vooroverleg hebben Provincie Drenthe, Waterschap Drents Overijsselse Delta en Veiligheidsregio Drenthe gereageerd. Die reacties zijn opgenomen in bijlage 12. Het advies van de provincie over de landschappelijke inpassing en de locatie van de ruimte-voor-ruimte woning zijn verwerkt in respectievelijk paragraaf 2.3 en paragraaf 2.2 van het bestemmingsplan. Het landschappelijke inpassingsplan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels en de locatie van de ruimte-voor-ruimte woning is vastgelegd op de verbeelding.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 15 juli 2021 tot en met 25 augustus 2021 ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens ambtshalve gewijzigd naar aanleiding van de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2021 over het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld 2018.
De wijziging betreft de voorwaardelijke verplichting tot extern salderen indien het melkveebedrijf aan de Van Helomaweg 3 in gebruik wordt genomen op de wijze waarin dit bestemmingsplan voorziet. De verleende vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming voor de agrarische activiteiten aan Midden 153 wordt ingetrokken om de agrarische ontwikkeling zoals uiteengezet in dit bestemmingsplan mogelijk te maken. Met deze intrekking is verzekerd dat sprake is van een afname van ten minste 1051,7 kg ammoniak.
Het bestemmingsplan is 1 maart 2022 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële uitvoerbaarheid
Dit plan heeft betrekking op twee particuliere initiatieven waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Planschade
Voor de realisatie van een ruimte-voor-ruimte woning zal met de eigenaar van Midden 153 een anterieure overeenkomst afgesloten worden. Eventuele planschade maakt hier ook onderdeel van uit.
Voor de veranderingen voor het perceel Midden 153a zal met de eigenaar ook een planschade overeenkomst afgesloten worden. Het agrarische bedrijfsperceel verandert namelijk enigszins ten opzichte van het moederplan Buitengebied 2018 (momenteel in werking maar nog niet onherroepelijk).