direct naar inhoud van 4.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.0000BP000000000509-0010

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Kadernota buitengebied Westerveld

Een eerste belangrijke stap naar de herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied is het vaststellen van het beleid op hoofdlijnen.

Daarmee wordt de basis gelegd voor een uitwerking in bestemmingen. Dit beleid is in de Kadernota (vastgesteld 14 februari 2006) vastgelegd.

In de Kadernota zijn de algemene uitgangspunten voor ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Westerveld opgenomen. Belangrijk onderdeel van de nota is een ontwikkelingskaart aan de hand waarvan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst.

De drie ontwikkelingsgebieden geven de gewenste richting voor ontwikkelingen aan. De gebieden zijn op basis van het bestaande grondgebruik en het vastgelegde beleid in grote eenheden globaal begrensd en gelden als vertrekpunt. De gewenste ontwikkelingsrichting van de drie ontwikkelingsgebieden staan in het kader aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000509-0010_0007.gif"

Figuur 7: Ontwikkelingsgebieden Kadernota (bron: Kadernota 2006)

  • I. De grote natuurgebieden worden aangeduid met 'Ontwikkeling natuur en recreatie'. In dit gebied staan de natuurwaarden en het toeristisch recreatief medegebruik op de eerste plaats. Voor bestaande recreatieve functies geldt als uitgangspunt dat deze kunnen worden voortgezet en dat recreatiebedrijven, indien wenselijk voor het voortbestaan van het bedrijf, kwalitatief mogen worden uitgebreid. Voor de uitbreiding worden voorwaarden gesteld met betrekking tot een goede landschappelijke inpassing. Tevens moet bij uitbreiding worden aangetoond dat de natuurwaarde van het gehele gebied in hoofdzaak niet wordt aangetast. Nieuwe recreatiebedrijven mogen alleen aan de randen van het gebied worden ontwikkeld. Voor nieuwe functies wordt een bijdrage in de verbetering van de kernkwaliteiten van het landschap gevraagd. Het gebied heeft tevens een functie voor het vasthouden en bergen van water.
  • II. Het bestaande verwevingsgebied wordt aangeduid met 'Ontwikkeling landbouw, natuur en recreatie'. In dit gebied kunnen landbouw, natuur en recreatie zich gelijkwaardig ontwikkelen. Hierbij geldt dat bestaande functies en de verder ontwikkeling daarvan, op de eerste plaats staan. Nieuwe functies kunnen worden toegestaan, mits de verdere ontwikkeling van bestaande functies niet wordt aangetast dan wel wordt gecompenseerd. Hiertoe behoort ook het voorkomen van ongewenste versnippering. Omdat schaalvergroting in dit gebied als gevolg van de kleinschalige eigendomssituatie en natuur- en milieuwetgeving veelal moeilijk te realiseren valt, wordt een ontwikkeling verwacht waarbij functieverandering en functieverbreding veelvuldig nodig zal zijn. Hierbij moet worden gedacht aan een ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijfsvormen waarin verschillende functies worden gecombineerd. In het gebied liggen agrarische gronden die binnen de doelbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur vallen. De realisatie van de nieuwe EHS vindt zo mogelijk op bedrijfseconomische grondslag plaats door het natuurbeheer onder te brengen in extensieve vormen van landbouw, zoals agrarisch natuurbeheer en biologisch landbouw. Boerderijen die niet benut kunnen worden als beheerboerderij, krijgen zo mogelijk een nieuwe passende functie, bijvoorbeeld wonen, zorg of kleinschalige verblijfsrecreatie. Het gebied heeft tevens een functie voor het vasthouden en bergen van water.
  • III. De grootschalige landbouwgronden worden aangeduid met 'Ontwikkeling landbouw en recreatie'. In dit gebied wordt gestreefd naar een ontwikkeling waarbij de grondgebonden landbouw de nodige schaalvergroting kan doormaken. Dit kan in geval van nieuwvestiging van een grootschalig agrarisch bedrijf deels zonder landschappelijke tegenprestatie (in de geel gewaardeerde gebieden) en deels met landschappelijke tegenprestatie (in de rood-blauw gewaardeerde gebieden). Het gebied 'Ontwikkeling landbouw en recreatie' behoort tot de agrarische hoofdstructuur en blijft of wordt hiervoor zo optimaal mogelijk ingericht. Nieuwe functies zijn mogelijk, mits de agrarische hoofdstructuur in hoofdzaak in stand blijft. Dit betekent dat ontwikkeling van niet agrarische functies die ruimtebeslag vragen, bij voorkeur langs de randen van het gebied plaatsvinden. Hierbij wordt met name gedacht aan recreatieve ontwikkelingen, waaronder bij-voorbeeld de vestiging van grootschalige verblijfsrecreatieterreinen.

4.4.2 Nota kampeerbeleid

De nationale parken en overige natuurgebieden vormen de pijlers onder het recreatieve beleid in Westerveld. De recreatieve beleving is gericht op natuur en landschap, maar ook op cultuurhistorie, fietsen en wandelen. Nieuwe ontwikkelingen dienen hier op aan te sluiten. Het beleid richt zich hierbij enerzijds op de rustzoekende, cultuurgeïnteresseerde en natuurgerichte toeristen en recreanten en anderzijds op de eigen bevolking. De toeristisch-recreatieve missie van Westerveld is als volgt geformuleerd: 'Ontwikkeling en versterking van het toeristisch-recreatieve product gericht op een beheerste groei en kwaliteitsverbetering, teneinde te komen tot seizoensverlenging, genereren van herhalingsbezoeken en vergroten van de herkenbaarheid van de gemeente Westerveld.'

In het kader van ontwikkeling wordt ruimte geboden aan vestiging van vernieuwende hoogwaardige toeristisch-recreatieve voorzieningen die zich onderscheiden van het bestaande aanbod. Randvoorwaarde hierbij is dat er nieuwe doelgroepen worden aangesproken. De in te zetten ontwikkelingen moeten in de komende jaren meer banen en hogere bestedingen opleveren.

Met versterking wordt gedoeld op kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod. Van groot belang daarbij is de afstemming tussen het aanbod uit de sector en de inpassing in landschap en natuur. Het toeristisch-recreatief product van Westerveld zal hierbij in een groter geheel (provincie Drenthe) worden bezien. Het Recreatieschap Drenthe vormt daarbinnen een belangrijke spil. Om de missie concreet te maken, is een zevental strategieën ontwikkeld:

  • verbeteren en uitbreiden van de infrastructuur gericht op fietsen, wandelen en paardrijden;
  • bevorderen van een verdergaande integratie van de natuurgebieden in het toeristisch-recreatief product;
  • ondersteunen van initiatieven gericht op de ontwikkeling van een netwerk van kleinschalige dagattracties;
  • stimuleren en ontwikkelen van activiteiten gericht op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de dorpen;
  • stimuleren van initiatieven gericht op de differentiatie en kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatief aanbod;
  • initiëren en ondersteunen van structurele afstemming en organisatie van het toeristisch veld en overige partijen;
  • versterken van de promotie.

4.4.3 Welstandsnota

De welstandsnota van de gemeente Westerveld is in 2008 herzien. Daarmee sluit de welstandsnota beter aan bij de wens van de gemeente om kleinere bouwplannen ambtelijk te kunnen toetsen en zijn enkele gebieden, waarvoor in de 'oude' nota nog geen of onjuist beleid was, opnieuw bekeken. De doelstelling van het welstandsbeleid is het veiligstellen van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Indien mogelijk zal plaatselijk een verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving het gewenste doel zijn. Kleine veel voorkomende veranderingen en aanpassingen, mogen niet storend zijn.

Bij kleine en middelgrote projecten moet er sprake zijn van een samenhang met de omgeving. Bij grote projecten moeten de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen worden vertaald in toetsingskaders voor de welstandsadvisering.

De gemeente baseert haar ruimtelijk kwaliteitsbeleid in hoofdzaak op de in de gemeente van kracht zijnde bestemmingsplannen. De gemeente onderscheid algemene welstandscriteria die altijd van toepassing zijn en gebiedsgerichte criteria die alleen voor bepaalde gebieden van toepassing zijn.

In de welstandsnota zijn zes aandachtspunten geformuleerd voor het ontwerpen van gebouwen. De aandachtspunten vormen een algemeen beoordelingskader om in eerste instantie snel na te gaan of een bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet. De volgende aandachtspunten zijn geformuleerd:

  • De verschijningsvorm van het bouwwerk heeft een relatie met het gebruik ervan en de wijze waarop het is gemaakt. Daarnaast heeft de vormgeving van het bouwwerk haar eigen samenhang en logica.
  • Het bouwwerk levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de bebouwde omgeving. De eisen op dit punt worden hoger naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
  • Eventuele verwijzingen en associaties naar culturele uitingen en architectuurstijlen worden zorgvuldig gebruikt, zodat er bruikbare ontwerpconcepten en vormen ontstaan.
  • In de structuur van het bouwwerk zijn helderheid en complexiteit tegelijkertijd in een evenwichtige en in een spanningsvolle relatie aanwezig.
  • In het bouwwerk is een samenhangend stelsel van maatverhoudingen toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
  • Het materiaal, de textuur en de kleur ondersteunen het karakter van het bouwwerk en ze verduidelijken de ruimtelijke samenhang met de omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling).

Voor een 14-tal gebieden heeft de gemeente gebiedsgerichte welstandscriteria opgesteld. Bij de indeling van deze gebieden heeft cultuurhistorie een belangrijke rol gespeeld. Voor gebieden zoals beschermde dorpsgezichten, lintbebouwing, esgronden, natuurgebieden, e.d., die beeldbepalend zijn voor deze omgeving, gelden gebiedsgerichte welstandscriteria.

Beeldkwaliteitsplan

De welstandsnota richt zich op de gebouwde omgeving. Nieuwe ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij bestaande structuren. Om deze ontwikkelingen ook landschappelijk in te kunnen passen, is er een Beeldkwaliteitsplan 16 opgesteld die de landschappelijke waarden van de gemeente in beeld brengt. Zo zorgen de welstandsnota en het Beeldkwaliteitsplan samen voor een goede inpassing van nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Westerveld. Het Beeldkwaliteitsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 21 september 2010.

Het Beeldkwaliteitsplan gaat over de kenmerken en essenties van de zes verschillende landschapstypen en de verschillen in bebouwingstypologieën binnen de gemeente Westerveld. Aan de hand van de verschillende landschapstypen, overeenkomstig de Kadernota beschreven, zijn de kenmerken van de landschappen weergegeven.

Vervolgens zijn criteria geformuleerd die gehanteerd kunnen worden bij de toetsing van nieuwe ontwikkelingen. In het Beeldkwaliteitsplan worden tevens voorstellen gedaan voor de landschappelijke inpassing per landschapstype.

Het Beeldkwaliteitsplan is gericht op behoud van de kernkwaliteiten van het landschap en landschappelijke inpassing. Dit is echter geen harde regel. Dit wil zeggen dat het niet zo is dat ontwikkelingen die hier niet in passen per definitie niet mogelijk zijn.

4.4.4 Beleidsnota lokale economie

De gemeente Westerveld heeft in december 2009 de 'Beleidsnota lokale economie, Met kwaliteit en authenticiteit boven het maaiveld uit' vastgesteld. De nota schetst de mogelijkheden die gelden voor de langere termijn. Tegelijkertijd zijn er verschillende richtingen uitgewerkt die op korte termijn versterking kunnen geven aan de lokale economie. De nota geeft daarnaast de koers aan waaraan zowel ondernemers als gemeente houvast hebben voor investeringsbeslissingen, prioriteiten of inrichtingsvragen.

4.4.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Westerveld

De Verkeer en Vervoer visie van de gemeente Westerveld onderschrijft de doelstellingen uit de Nota Mobiliteit en het PVVP van de provincie Drenthe en sluit aan bij het landelijke Duurzaam Veilig Beleid. Dit is in 1997 door de gezamenlijk overheden (gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk) vastgesteld.

Duurzaam Veilig staat voor: Preventief verkeersveiligheidsbeleid; voorkomen van verkeersongevallen. Wanneer er toch ongevallen plaatsvinden; er voor zorgen dat de kans op ernstig letsel minimaal is. Dit wordt bereikt door onder andere een veilige en herkenbare weginrichting. De volledige weginfrastructuur wordt daarom ingedeeld in verkeersaders en verblijfsgebieden.

In principe worden er binnen de Duurzaam Veilig visie drie wegcategorieën onderscheiden met elk hun eigen essentiële herkenbaarheidkenmerken:

  • Stroomwegen: wegverbindingen voor interregionaal, nationaal en internationaal verkeer (auto(snel)wegen; 100/120 km/uur);
  • Gebiedsontsluitingswegen: ontsluiten en verbinden van de grotere kernen, (sub)regionale kernen en streken en het verkeer naar de stroomwegen leiden (50/80 km/uur);
  • Erftoegangswegen: ontsluiten de kleine kernen en de woningen/ bedrijven in de rurale gebieden en binnen de bebouwde kommen (30/60 km/uur).

Binnen de gemeente zijn bovendien een aantal erftoegangsverzamelwegen aanwezig. Binnen een gebied dat bestaat uit erftoegangswegen (verblijfsgebied) kan een aantal wegen worden aangeduid als erftoegangsverzamelweg. Dit zijn wegen die binnen het gebied een zekere verzamelfunctie hebben en meer verkeer afwikkelen dan een gemiddeld wegvak in dit gebied. De inrichting van deze wegen is gericht op een gemiddelde trajectsnelheid van 60 of 30 km/uur. Op de plaatsen waar het kan mag men sneller rijden (80 of 50 km/uur), op risicovolle locaties wordt de snelheid middels snelheidsremmende maatregelen daadwerkelijk naar 30 of 60 km/uur teruggebracht.

Gemeentelijk beleid is dat alle kernen in principe zijn ingericht als verblijfsgebied binnen de kom met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het buitengebied wordt in principe ingericht als verblijfsgebied buiten de kom met een maximumsnelheid van 60 km/uur.

Alleen de provinciale wegen (N855, N371, N353, N381) zijn (grotendeels) aangeduid als ontsluitingsweg waarop in principe een maximumsnelheid geldt van 80 km/uur. Hier is de verkeersfunctie de hoofdfunctie. Verkeer dient zoveel mogelijk via dit hoofdwegennet (stroomwegen/gebiedsontsluitingswegen) zijn bestemming te bereiken.

4.4.6 Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen gemeente Westerveld

Op 22 maart 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westerveld de Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen voorlopig vastgesteld. In de nota wordt onder meer een concreet toetsingkader voorgesteld ten aanzien van de vestiging van zorg- en opvanginstellingen in de gemeente. Verschillende aspecten krijgen aandacht; schaalgrootte van de gemeente en de instelling, spreiding, draagvlak, draagkracht, kwaliteit en veiligheid.
De nota is bedoeld om een afgewogen en breed gewogen besluit van gemeentezijde te kunnen nemen om al dan niet mee te werken aan een verzoek om bestemmingswijziging ten aanzien van de realisatie en vestiging van een zorg- en opvanginstelling. Het beleid is in dit bestemmingsplan verwerkt.