direct naar inhoud van Artikel 19 Woongebied
Plan: Centrum Vroomshoop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1

Artikel 19 Woongebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw begrepen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', voor detailhandel;
  • c. verkeer en verblijf, met dien verstande dat deze gronden tevens kunnen worden gebruikt als standplaats voor ambulante handel;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. kunstwerken.

Onder verkeer en verblijf zijn, naast wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en bermen tevens groenvoorzieningen, water, beplantingen, hondenuitlaatplekken, MUPI's en speelvoorzieningen begrepen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden, met dien verstande dat voorzover op de verbeelding een bouwvlak is aangegeven hoofdgebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9,50 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande bijbehorende bouwwerk indien deze hoger is;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande bijbehorende bouwwerk indien deze hoger is;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een diepte van ten hoogste 1,50 m en een maximum oppervlakte van 7,50 m²;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m²: maximaal 75 m²
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: maximaal 100 m²;
    • 3. bij een perceelsgrootte van 500 m² tot 1.000 m²: maximaal 125 m²;
    • 4. bij een perceelsgrootte vanaf 1.000 m²: maximaal 150 m²;
  • e. het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m²: maximaal 60%;
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: 120 m², vermeerderd met 40% van de perceelsgrootte die de 200 m² te boven gaat;
    • 3. bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²: 240 m², vermeerderd met 20% van de perceelsgrootte die de 500 m² te boven gaat tot een maximum van 400 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' dienen de bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • g. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens van het bouwperceel bedraagt ten minste 1 m, tenzij op de niet naar de weg gekeerde perceelgrens wordt gebouwd;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag nooit meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; met uitzondering van percelen met een niet grotere huiskavelbreedte dan 7 m en/of percelen met aaneengesloten hoofdgebouwen waarbij een hoofdgebouw geen grotere oppervlakte heeft dan 50 m². Dan mag de gezamenlijke oppervlakte van het niet-vrijstaande bijbehorend bouwwerk maximaal 125% van het hoofdgebouw bedragen;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • j. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot andere gebouwen dient minimaal 1 m te bedragen, dan wel minimaal de bestaande afstand indien deze kleiner is.
19.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf geldt dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ mag bedragen.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte op tuinen en erven niet meer dan 2,50 m;
  • b. voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
  • c. de hoogte van kunstwerken bedraagt niet meer dan 3,50 m.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de woon- en werksituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats van gebouwen in die zin dat:
    • a. de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd;
    • b. bijbehorende bouwwerken 1 m achter de rooilijn moeten worden gebouwd;
  • 2. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van panden; deze dienen aan te sluiten bij het bestaande gebouw;
  • 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
  • 4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.
19.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woon- en werksituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regel in:

  • a. 19.2.1, onder c;
  • b. 19.2.2, onder b:
    voor niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot en met een maximum bouwhoogte van 7,50 m;
  • c. 19.2.2, onder c: 
    • 1. ingeval van hoekpercelen;
    • 2. ingeval van overige percelen onder de voorwaarden dat het bijbehorend bouwwerk in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw;
  • d. 19.2.2, onder d;
    onder de voorwaarden dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de vergroting noodzakelijk is;
  • e. 19.2.2, onder d, e en i:
    ingeval de oppervlakte van de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken groter is dan 50 m², teneinde zo kan worden toegestaan dat de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden vervangen door maximaal twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 50 m² vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 50 m²;
    • 2. de hoogte en de goothoogte van de vrijstaande, bijbehorende bouwwerken respectievelijk maximaal 5 m en 3 m bedragen;
    • 3. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de eventueel ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
    • 4. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.
19.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 19.1 gegeven bestemmingsomschrijving.
  • b. Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt in ieder geval begrepen:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woon- en werksituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden van de regel in 19.5 voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.