direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Centrum Vroomshoop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd bijbehorende bouwwerken begrepen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • d. het maximale bebouwde oppervlak van een bouwperceel bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m2: 60%;
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: 120 m², vermeerderd met 40% van de perceelsgrootte die de 200 m² te boven gaat;
    • 3. bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²: 240 m², vermeerderd met 20% van de perceelsgrootte die de 500 m² te boven gaat tot een maximum van 400 m².
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', dient de bestaande uitwendige hoofdvorm van de gebouwen te worden gehandhaafd.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande bijbehorend bouwwerk indien deze hoger is;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande bijbehorend bouwwerk indien deze hoger is;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een diepte van ten hoogste 1,50 m en een oppervlakte van ten hoogste 7,50 m²;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m2: maximaal 75 m2;
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: maximaal 100 m²;
    • 3. bij een perceelsgrootte van 500 m² tot 1.000 m²: maximaal 125 m²;
    • 4. bij een perceelsgrootte vanaf 1.000 m²: maximaal 150 m²;
  • e. het maximale bebouwde oppervlak van een bouwperceel bij woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij een perceelsgrootte tot 200 m2: 60%;
    • 2. bij een perceelsgrootte van 200 m² tot 500 m²: 120 m², vermeerderd met 40% van de perceelsgrootte die de 200 m² te boven gaat;
    • 3. bij een perceelsgrootte vanaf 500 m²: 240 m², vermeerderd met 20% van de perceelsgrootte die de 500 m² te boven gaat, tot een maximum van 400 m²;
  • f. de afstand tot de niet naar de weg gekeerde perceelgrens van het bouwperceel mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij op de niet naar de weg gekeerde perceelgrens wordt gebouwd;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van de in sub h bedoelde gebouwen, mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw, met uitzondering van percelen met een niet grotere huiskavelbreedte dan 7 m. In dat geval mag de gezamenlijke oppervlakte aan niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 125% van het hoofdgebouw bedragen;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • i. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot andere gebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze kleiner is.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte op tuinen en erven niet meer dan 2,50 m;
  • b. voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de woon- en werksituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats van gebouwen in die zin dat:
    • a. de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd;
    • b. bijbehorende bouwwerken 1 m achter de rooilijn moeten worden gebouwd;
  • 2. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van panden, in die zin dat deze dienen aan te sluiten bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw;
  • 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
  • 4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woon- en werksituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden van de regel in:

  • a. 16.2.1 onder c;
  • b. 16.2.2 onder c:
    • 1. ingeval van hoekpercelen;
    • 2. ingeval van overige percelen onder de voorwaarden dat het bijbehorend bouwwerk in architectonisch opzicht deel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. 16.2.2 onder g:
    onder de voorwaarden dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de vergroting noodzakelijk is;
  • d. 16.2.2, onder d, e en h:
    ingeval de oppervlakte van de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken groter is dan 50 m², teneinde zo kan worden toegestaan dat de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden vervangen door maximaal twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 50 m², vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 50 m²;
    • 2. de goothoogte en bouwhoogte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste respectievelijk 3 m en 5 m mogen bedragen;
    • 3. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de eventueel ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
    • 4. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.
16.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 16.1 gegeven bestemmingsomschrijving.
  • b. Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt in ieder geval begrepen:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woon- en werksituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regel in 16.5 voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt van 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.