direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2013BP039-vg01

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP039-vg01_0001.jpg"

Plangebied Kleine Kernen Noordenveld, bron: Topografische Dienst

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De geldigheidsduur van een bestemmingsplan bedraagt maximaal 10 jaar (conform artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening). Indien deze 10 jaar verstreken is, dient een bestemmingsplan geactualiseerd te worden. Dit betekent dat de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen: Altena, Een, Langelo, Lieveren, Peest, Roderesch, Roderwolde, Steenbergen, Westerveld en Zuidvelde aan een herziening toe zijn. De gemeente Noordenveld heeft besloten om voor deze kernen een gecombineerd bestemmingsplan Kleine Kernen op te stellen, aangezien het hier om gelijksoortige gebieden gaat en de gemeente Noordenveld streeft naar zo min mogelijk bestemmingsplannen.

De kernen Nietap, Nieuw-Roden en Veenhuizen wijken zodanig af van de overige kleine kernen, dat deze niet worden meegenomen in het voorliggende bestemmingspan.

1.2 Planologisch regiem

1.2.1 Vigerende bestemmingsplannen

Het plan is een actualisatie van de volgende beheersverordeningen en bestemmingsplannen:

  • Beheersverordening Westervelde en Zuidvelde(vastgesteld door de gemeenteraad op 19 juni 2013);
  • Beheersverordening Kernen Altena, Een, Langelo, Lieveren en Peest (vastgesteld door de gemeenteraad op 17 februari 2014);
  • Bestemmingsplan Een, kern Een (vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 1983, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 7 januari 1986, op 17 augustus 1987 heeft de Kroon uitspraak gedaan;
  • Bestemmingsplan Lieveren (vastgesteld door de gemeenteraad op 30 augustus 1990 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 9 april 1991);
  • Bestemmingsplan Kern Langelo, Herziening ex art. 30 (vastgesteld door de gemeenterraad op 28 augustus 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 27 oktober 2008);
  • Bestemmingsplan Kern Roderesch (vastgesteld door de gemeenteraad op 1 december 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 20 januari 2005);
  • Bestemmingsplan kern Steenbergen (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 juli 2004) en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 20 januari 2005);
  • Bestemmingsplan Kern Roderwolde (vastgesteld door de gemeenteraad op 24 november 2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 27 februari 2006);
  • Bestemmingsplan Een Veldkampen (vastgesteld door de gemeenteraad op 25 oktober 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 20 mei 2008);
1.2.2 Uitwerkings- en wijzigingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen zijn een aantal locaties voorzien van een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid. In het voorliggende bestemmingsplan is alleen de mogelijke nieuwbouwlocatie in Roderwolde voorzien van een gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Het betreft de mogelijkheid één nieuwe woning te bouwen naast de haven op de voormalige locatie van de woning van de beurtschipper.

De wijzigingsbevoegdheid die was opgenomen in de bestemming 'Woongebied' van de bestemmingsplannen Kern Een en Kern Lieveren is niet meer opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Omdat van deze wijzigingsbevoegdheid gedurende de planperiode geen gebruik is gemaakt, vervalt deze mogelijkheid in het voorliggende bestemmingsplan.

1.3 Uitgangspunt en begrenzing nieuw bestemmingsplan

1.3.1 Uitgangspunt

Het nieuwe bestemmingsplan is gericht op het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen en heeft een conserverend karakter. Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op het in stand houden van de karakteristiek van de kleine kern. De betreffende kleine kernen hebben een soortgelijk karakter, daarom heeft de gemeente ervoor gekozen om de kernen op te nemen in een bestemmingsplan. De kernen Nietap, Nieuw-Roden en Veenhuizen wijken zodanig af van de overige kernen dat ze niet zijn meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Er is gekozen voor een functionele en een gedetailleerde wijze van bestemmen. Binnen het bestemmingsplan zijn afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze geven het plan de nodig flexibiliteit.

1.3.2 Begrenzing

Het plangebied bevat de kernen: Altena, Een, Langelo, Lieveren, Peest, Roderesch, Roderwolde, Steenbergen, Westervelde en Zuidvelde. Voorin de toelichting is een kaartje opgenomen waarop te zien is voor welk gebied het nieuwe plan geldt.

Een groot deel van het plangebied volgt de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied. Op enkele plaatsen zijn er wijzigingen aangebracht ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen. Hier is voor gekozen vanwege praktische overwegingen (eigendom percelen, kadastraal, et cetera). De wijzigingen zijn ondergeschikt en zeer gering.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau aan bod. Hoofdstuk 4 benoemt vervolgens de milieukundige en ruimtelijke aandachtspunten. De onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen, zijn milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, archeologie en cultuurhistorie, water en ecologie. In hoofdstuk 5 is de juridische vormgeving van het plan beschreven. De hoofdstukken 6 en 7 verwoorden achtereenvolgens de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Voor de opzet van het bestemmingsplan is het belangrijk de kwaliteiten van de dorpen te benoemen en te bepalen welke daarvan bescherming verdienen, om de identiteit van elk dorp zichtbaar en herkenbaar te houden. Om hierin inzicht te krijgen, wordt in dit hoofdstuk eerst in het kort de historische ontwikkeling van de gemeente Noordenveld geschetst, gevolgd door de karakterisering van de huidige ruimtelijke en functionele structuur van de dorpen.

2.1 Korte geschiedenis

De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.

Ontstaansgeschiedenis

De basis voor de voor Noordenveld kenmerkende landvormen is gelegd in de ijstijden in het Pleistoceen (tot 10.000 v. Chr.). Aanvankelijk was de gemeente bedekt met grovere rivierzanden, totdat in de tweede ijstijd door het smeltwater van noordelijker gelegen ijsvlakten zware vette klei werd afgezet. Deze 'potklei' ligt in de omgeving van Roden nog steeds vlak onder het oppervlak (binnen 1,25m diepte), maar kent wel een grillig patroon, waarbij ook gaten in de laag van potklei voorkomen.
In de voorlaatste ijstijd werd het noorden van Nederland (opnieuw) met landijs bedekt. Dit landijs heeft vanuit het noorden allerlei materialen meegebracht als grind, rotsblokken, zand en klei. Deze materialen zijn onder de druk van het ijs fijngewreven en hebben een compacte laag gevormd, die beter bekend staat als keileem. Zo ontstond het Drentse keileemplateau, waarvan een groot deel van Noordenveld onderdeel uitmaakt. Door erosie, verwering en uitspoeling is de keileem op een aantal plekken aangetast. Rond Langelo liggen daardoor de zandige gronden van vóór de ijstijden meer aan het oppervlak.

Toen het na deze ijstijd warmer werd, sneed het smeltende landijs dalen in het keileem. Het water zocht in verschillende richtingen een uitweg, waardoor een systeem van sterk vertakte beekjes ontstond, ingesneden in het keileemplateau.

In de laatste ijstijd bereikte het ijs Nederland niet. Wel was er een toendraklimaat, met veel wind. In deze periode werden door de wind grote hoeveelheden zand verplaatst, waardoor het Drents Plateau met een laag van 1 m à 2 m dekzand bedekt raakte. Het koude toendraklimaat zorgde er bovendien voor, dat de ondergrond tot soms 50 m diep permanent bevroren raakte (permafrost). Het grondwater stond daardoor sterk onder druk. Op plekken waar scheuren in de ondergrond ontstonden, welde het grondwater dan ook op, maar bevroor vervolgens. Hierdoor groeide een ondergrondse ijslens, die de bovenliggende grond omhoog duwde. Uiteindelijk scheurde de grond op de ijslens. Het zonlicht kon toen het ijs bereiken, dat vervolgens langzaamaan smolt. De ijslens verdween en de opgeduwde grond gleed naar beneden naar de voet van de oorspronkelijke ijslens. Zo vormde zich een aarden wal, rond een ringvormige krater die gevuld was met het gesmolten water, dit zijn de tegenwoordige pingoruïnes.

In het huidige tijdvak (het holoceen, van 10.000 v. Chr. tot heden) werd het klimaat warmer en vochtiger. Aan de noordzijde van de gemeente, het gebied rond Roderwolde, zorgde de toestroom van grondwater voor de groei van zogenoemd laagveen. Dit gebied heeft ook lange tijd onder invloed gestaan van de Waddenzee, die tot in de middeleeuwen klei op het veen heeft afgezet.

Landschappen

Binnen de gemeente Noordenveld kunnen de volgende landschapstypen worden onderscheiden:

  • Esdorpenlandschap;
  • Koloniën van Weldadigheid;
  • Laagveenontginningslandschap/Veenweidelandschap;
  • Veenkoloniën.

Het grootste deel van de dorpen, in het voorliggende bestemmingsplan liggen in het esdorpenlandschap. Dit landschap is onder te verdelen in beekdalen en veldontginningen. Het dorp Roderwolde ligt als enige binnen het laagveenontginningslandschap. Er liggen geen dorpen binnen de landschappen Koloniën van Weldadigheid en de Veenkoloniën, welke onderdeel uitmaken van het voorliggende bestemmingsplan.

Esdorpen

Tot aan de middeleeuwen waren de bewoners niet gebonden aan een plek, bouwlanden met boerderijen werden regelmatig verplaatst. Pas in de vroege middeleeuwen vestigden mensen zich op één plek. Men ging op de flanken van de beekdalen wonen, dit was over het algemeen een gunstige overgangszone van hoog, droog en voedselarm naar laag, vochtig en voedselrijk. Ontginning, bemesting en verkaveling werden door de boeren gezamenlijk aangepakt. De boerderijen lagen bij elkaar, hierdoor ontstonden de esdorpen. De opbouw van het huidige esdorpenlandschap is nog steeds bepalend voor het agrarisch systeem met essen (de bouwlanden), hooilanden en woeste gronden. Het esdorpenlandschap is een agrarische cultuurlandschap.

In de dorpen Westervelde, Zuidvelde en Peest is de ontstaansgeschiedenis nog duidelijk te zien in het huidige landschap. De verschillende kenmerkende landschapselementen zijn hier nog aanwezig. Het betreffen boscomplexen, houtwallen, waterlopen, essen, lanen en solitaire bomen. De dorpen hebben een kenmerkende groenstructuur.

Veenontginning

De ligging aan de rand van het Drents Plateau maakte het voor de marken van Roden en Peize mogelijk om vanaf de twaalfde eeuw het veen te ontginnen om in de groeiende behoefte aan grond te voorzien. Daarnaast werden Roden, Peize en later ook Roderwolde op het transportsysteem over water aangesloten door een eigen opvaart en haven. Lagere zandruggen vormden de basis van waaruit het veen strooksgewijs is afgegraven. De richting van de verkaveling is meest haaks op het Peizer- en Eelderdiep.

De eerste bewoningsas ligt ter hoogte van het huidige Sandebuur. Door inklinking van het veen en stijging van het grondwater bleek de rug te laag en was men genoodzaakt de bewoningsas zuidwaarts te verplaatsen naar het huidige Roderwolde. De ligging van de begraafplaats markeert nog de oude ligging van het lint van Roderwolde. Tegenwoordig vormt Roderwolde samen met Foxwolde een lang ontginningslint.

Beekdalen

De beekdalen van Drenthe vormen een wezenlijk onderdeel van het waardevolle en karakteristieke Drentse landschap. Diverse gebruiksfuncties zoals landbouw, natuur en recreatie vinden hun plek in de beekdalen. De gemeente wil de landschappelijke kwaliteit en ecologische betekenis van de beekdalen behouden en versterken en voldoende ruimte bieden aan de verschillende gebruiksfuncties.

De beken in Noordenveld vallen allen onder het stroomgebied van het Peizerdiep. Voor het totale Peizerdiep worden de volgende delen onderscheiden:

  • Het Oostervoortsche Diep;
  • De Slokkert (inclusief het Tonckensloopje bij Zuidvelde);
  • Het Groote Diep tot aan de stuw met vistrap bij Lieveren;
  • Het Lieversche Diep vanaf de vistrap;
  • Het Peizerdiep tot aan de grens van het landinrichtingsblok (tevens gemeente- en provinciegrens).

Voor het bestemmingsplan Kleine Kernen zijn de volgende delen van het Peizerdiep van belang, bij Peest het Oostervoortsediep en bij Westervelde de Slokkert.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP039-vg01_0002.png" Overzichtskaart beekdalen

De Slokkert

Het deelgebied 'Slokkert' bestaat feitelijk uit twee bovenloopjes van het Peizerdiepsysteem: het 'Tonckensloopje' nabij Zuidvelde en 'Slokkert' nabij Veenhuizen. De beide deelstroompjes komen ten zuidwesten van Norg bij elkaar. Ze stromen dan verder als 'Slokkert' richting de brug in de Eenerstraat. Ten noorden van Veenhuizen kent de Slokkert een parallelle watergang: de Domeinenleiding. Aan beide kanten is deze met de Slokkert verbonden met een stuw. Het totale begrensde gebied van de Slokkert omvat circa 502 ha.


Op oude kaarten zijn de Slokkert en het Tonckensloopje te zien als een kronkelende beek te midden van een stelsel van madelanden (meestal hooilanden) in smalle beekdalen. Ten westen van de weg Westervelde - Veenhuizen verbreedt het beekdal zich. Het landschap wordt hier ook open. In het noorden, voorbij de Fabrieksleiding, is het beekdal smaller. Op diezelfde oude kaarten wordt de omgeving buiten het beekdal vooral gevormd door heidevelden en, bij de dorpen, door enkele essen. Tegenwoordig bestaat het beekdal vooral uit agrarisch gebruikte graslanden (vooral weidegrond voor jongvee, paarden en pony's) en zijn de hoger gelegen gronden veelal in gebruik voor akkerbouw, maïsteelt en intensieve melkveehouderij. Aan de zuid- en westzijde wordt het beekdal omzoomd door de bosgebieden Veenhuizen en Bergveen.

Het Groote Diep

Het Groote Diep is de voortzetting van de Slokkert ten noorden van de brug in de Eenerstraat (Eenerbrug) onder een nieuwe naam. Na samenkomst van de Schipsloot en de 6e Wijk aan het eind van de Slokkert, is het Groote Diep relatief breder en dieper. Het profiel van de beek is sterk gekanaliseerd. In noordelijke richting ligt de beek bovendien ten opzichte van het maaiveld op een hoog niveau tussen twee kaden, aan beide kanten voorzien van een parallelwatergang. Op het Groote Diep en de parallelwatergangen monden alleen zijwaterlopen van lokale betekenis uit. Uitzondering hierop is het Oostervoortsche Diep. Het totale begrensde gebied omvat 463 ha.

Het beekdal van het Groote Diep is veel breder en opener dan dat van de Slokkert. Alleen in de directe omgeving van Alteveer - Lieveren is sprake van enige beslotenheid in het landschap. Het Groote Diep is over het gehele traject gekanaliseerd. De beek ligt hier vrij diep in het landschap, meestal niet zichtbaar vanaf de zijkanten. Het noordelijke deel is zelfs aan twee kanten bekaad. Uiteraard is de historische situatie anders. Op oude kaarten stroomt het Groote Diep kronkelend door een open landschap. Bij de zuidelijke vistrap van Lieveren zijn deze meanders nog aanwezig, hoewel het water van het Groote Diep hier niet meer doorheen stroomt. De madelanden werden vooral gebruikt voor het hooi. De afstanden tot de boerderijen waren groot. Tegenwoordig is vrijwel alle grond in het beekdal beschikbaar voor natuurbeheer. Alleen ter hoogte van Een vallen uitgestrekte graslanden buiten de begrenzing van het natuurgebied. Ter hoogte van Alteveer is een belangrijk stuk wel als natuurgebied begrensd, maar niet verworven. Ter hoogte van de vistrap liggen enkele graslanden die botanisch waardevol zijn. Hier liggen eveneens enkele bospercelen. Het overige gebied is een open, grootschalig agrarisch gebied. Bepaalde delen zijn van belang voor weidevogels.

2.2 Verkeer en infrastructuur

De belangijkste gebiedsontsluitingswegen in de gemeente zijn de N372 (Nietap-Roden en Roden-Peizermade, deels erftoegangsweg), de N373 (Gemeentegrens Assen-Huis ter Heide-Norg-Roden), de N386 (Peize-Vries), de N858 (Norg-Donderen), de N919 (Huis ter Heide-Veenhuizen) en de N979 (Haulerwijk-Zevenhuizen). De meeste dorpen liggen in de directe nabijheid van deze wegen en zijn daardoor vlot voor het autoverkeer bereikbaar. Minder goed bereikbaar zijn Roderwolde en Steenbergen.

2.3 Leefbaarheid van de dorpen

Ondanks het verlies van veel functies in de afgelopen decennia, bieden de kleine kernen in de gemeente Noorderveld een aantrekkelijk woonmilieu voor bepaalde doelgroepen. Het belang van de woonfunctie is daarmee sterk gaan overheersen.

Het aantal voorzieningen in de kleine kernen is gaandeweg teruggelopen tot een minimaal niveau. Een kerk en/of een horecagelegenheid zijn soms de enige elementen die in een dorp voorkomen. In sommige dorpen staat een basisschool, in andere niet. Een veel voorkomend element is de ijsbaan, die soms tevens dienst doet als sport-/speelveld.

De gemeente Noordenveld wil In principe medewerking verlenen aan nieuwe functies in vrijkomende gebouwen (scholen, voormalige agrarische bedrijven, etc.) en karakteristieke panden, mits passend in hun omgeving. De gemeente wil kleinschalige initiatieven op het gebied van bedrijvigheid, horeca, recreatie, cultuur, maatschappelijke voorzieningen stimuleren. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, nieuwe ontwikkelingen worden daarom niet meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Indien er sprake is van kleinschalige initiatieven en/of het herbestemmen van gebouwen, dan zal de gemeente Noordenveld deze apart in behandeling nemen.

2.4 De dorpen

2.4.1 Altena

Historie

In de periode 1830-1855 is men ter hoogte van het huidige Altena begonnen met ontginningen en afgraving van veen. Voorzover bekend is Altena ontstaan rond 1850. De nederzetting bestond toen uit verspreid liggende plaggenhutten. Vanaf die tijd is begonnen met de ontginningen van in de nabijheid van het huidige Altena gelegen Boerlaan. In de Historische atlas Drenthe is te zien dat rond 1900 nog geen sprake was van een echte nederzetting met stenen huisjes. Rondom Boerelaan was wel sprake van verspreid liggende huizen in het ontginningsgebied. Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw zijn de plaggenhutten in Altena vervangen door kleine stenen huizen. Het wijkje met de kleine huizen met de rode stenen aan de Vijverstraat is van vlak voor de tweede wereldoorlog. In 1958 verdween een groot gedeelte van het Bunnerveen door de laatste veenafgraving.

Wonen

Duidelijk is dat Altena voornamelijk een woonfunctie heeft. In het dorp staan opvallend veel vrijstaande woningen. Twee-aaneen gebouwde woningen staan vooral aan de oostkant en de zuidoostkant van het dorp, aan de Altenaweg, een klein gedeelte aan het begin van de Vijverstraat en aan het Tichelwerk.

Voorzieningen

In het dorp is een manege en een dorpshuis aanwezig. Voor overige voorzieningen is het dorp aangewezen op het nabij liggende Peize.

Als gevolg van het verminderde aantal leerlingen, is de reeds aanwezige basisschool genoodzaakt te sluiten. De basisschool zal per augustus 2014 verdwijnen.

2.4.2 Een

Historie

Al in de bronstijd werd het gebied bewoond, vooral op de zandrug waarop het dorp ligt. De zandrug vormde een zeer belangrijke verbinding (handelsroute) tussen Friesland en Groningen. Een bestond uit drie delen die samen een ‘marke' vormden. In de negentiende eeuw werden de gemeenschappelijke gronden verdeeld en nam de bevolking toe, waardoor de dorpsdelen aan elkaar groeiden. Ook de ontginning van het grote Eenerveld en het verderop gelegen Steenbergerveld in de negentiende en twintigste eeuw droegen bij aan de ontwikkeling.

Wonen

De bebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit woningen. De woningen aan de Hoofdstraat, de Norgerweg en een deel van de Lindelaan zijn voornamelijk vrijstaand en staan op ruime kavels. Aan de Schoolstraat en de Schans Portugal staan zowel vrijstaande als twee-aaneen gebouwde en rijenwoningen. Aan de Middenweg en een gedeelte van de Lindelaan komen twee-aaneen gebouwde woningen voor. In het dorp zijn twee speelplaatsen. Deze bevinden zich op de hoek van de Lindelaan en de Middenweg en aan de Schans Portugal.

Voorzieningen en bedrijvigheid

In het dorp is bedrijvigheid in de vorm van kleine en middelgrote en bedrijven, zoals een herberg, een loon- en landbouwmechanisatiebedrijf, diverse agrarische- en bouwondernemingen en een minicamping. Verder zijn er enkele collectieve voorzieningen zoals een dorpshuis, twee kerken, een christelijke en een openbare basisschool. Tevens zijn er enkele sportvoorzieningen aanwezig.

Aan de Vennootsweg, ten westen van het dorp, ligt een begraafplaats.

2.4.3 Langelo

Historie

Langelo is een oud dorp, wat is ontstaan in de vroege middeleeuwen. In 1255 komt voor het eerst de naam Langele voor. In 1560 werd het Langeloe en dat is later veranderd in Langeloo en Langelo. 'Loo' betekent bos of bos met open plekken. Het gebied was een zeer gunstige vestigingsplaats voor bewoners vanwege de aanwezigheid van een vruchtbare keileemstrook. Dit heeft te zijner tijd geleid tot een permanente nederzetting die circa 10 boerderijen telde. Aan twee zijden werden ze begrensd door een eikenbos. Aan het einde van de negentiende eeuw bestond het dorp uit ongeveer 25 boerderijen. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw waren de agrarische percelen om het dorp verdeeld in zeer kleine, voor een esdorp karakteristieke kavels. Na de ruilverkaveling zijn deze zeer kleine kavels grotendeels verdwenen. Alleen bij agrarische percelen in het dorp is deze structuur nog te herkennen.

Wonen

Langelo is een klein esdorp, met circa 230 inwoners. Wonen is de voornaamste functie in het dorp. Een groot deel van de aanwezige woningen zijn voormalige agrarische bedrijven. Langs de Hoofdweg staan diverse authentieke boerderijen, de oudste boerderij stamt uit 1792. In het dorp is nog goed te zien dat de agrarische sector van oudsher de belangrijkste functie binnen het dorp was. Naast vrijstaande woningen zijn er ook enkele twee-aaneen gebouwde woningen aanwezig.

Voorzieningen en bedrijvigheid

In het plangebied liggen zes agrarische bedrijven, daarnaast zijn er vier bedrijven aanwezig. In Langelo zijn twee brinken aanwezig, de Schoolbrink en de Westerbrink. De brinken hebben op de verbeelding een aparte bestemming ('Groen - Brink') gekregen. Aan de Hoofdweg zijn twee horecabedrijven aanwezig.

Ten zuiden van het dorp is een ondergrondse hoogspanningsleiding aanwezig. Ten westen van het dorp ligt, sinds 1997, een ondergrondse gasopslag van de Nederlands Aardolie Maatschappij (NAM). De gasopslag heeft een geluidszone welke voor een klein deel binnen het plangebied ligt.

2.4.4 Lieveren

Historie

Lieveren was vanouds een kleine marke, die lag tussen de grotere marken van Roden, Peize en Langelo is gelegen. Ondanks de geringe groei van het dorp is het aantal huizen van 1691 tot 1844 slechts toegenomen van dertien naar achttien. Naast de beperkte ontginning van stukken bos die aan de es grensden, werd de oplossing voor deze behoefte gevonden in het ontginnen van stukken heideveld die verder van het dorp lagen. Zo ontstonden langs het beekdal van het Oostervoortse Diep de nieuwe es, het Lieverder Neijland en later ten zuidoosten van Lieveren de Veenekamp. Dergelijke los van de es gelegen ontginningen noemt men kampen (Knapzakroute Roderesch - Lieveren, april 1992). Op de historische kaarten uit de Grote Historische Atlas van Nederland 1830-1855 en de Historische atlas Drenthe is te zien dat ook na 1844 Lieveren zeer beperkt gegroeid is. Opmerkelijk is dat Lieveren geen herkenbare brink heeft.

Wonen

Lieveren is een esdorp met circa 250 inwoners. Het dorp heeft voornamelijk een woonfunctie, met hoofdzakelijk vrijstaande woningen. Enkel aan de Noordesch staan twee-aaneen gebouwde woningen. Aan de noordkant van Lieveren ligt een speelveld c.q. voetbalveld.

Voorzieningen en bedrijvigheid

In Lieveren is de horecagelegenheid 'Het hart van Lieveren' aanwezig. Naast een paar verenigingen, zijn er geen voorzieningen. Voor een basisschool zijn de inwoners aangewezen op het nabijgelegen Altena of Roden.

In Huize te Lieveren is een Bed & Breakfast aanwezig met drie kamers, waarvan twee appartementen.

2.4.5 Peest

Historie

Uit archeologische vondsten is gebleken dat er ruim voor onze jaartelling al bewoning was in en rond Peest. Volgens vondsten op het naastgelegen Noordsche Veld werd het gebied al door de mensen van de trechterbekercultuur bewoond. In 1298-1304 werd het vermeld als apud (bij) Peest en op de Franse kaart van 1811-1813 als Pees. De naam is mogelijk afgeleid van het Latijnse (Romeinse) Pastio of Pieste, wat (varkens-)weide betekent. Het dorpsbeeld van Peest wordt vooral bepaald door oude boerderijen rond een kleine brink en enkele klinkerwegen. De boerderijen van vóór 1850 staan evenwijdig met de weg, de jongere haaks erop. In het voormalige armenhuis, gelegen op de hoek Hoofdweg/Schaapdijk, geven speciale raampjes in een boerderij (eind negentiende eeuw) de armenkamertjes aan.

Peest is een dorp dat alle jaren klein is gebleven, waardoor het dorp nog steeds een agrarisch karakter kent met veel boerderijen en open ruimtes in het dorp.

Wonen

Peest is een esdorp met ongeveer 150 inwoners, verdeeld over circa 50 huizen. Vrijwel alle woningen in het dorp zijn vrijstaand en bevinden zich op zeer ruime percelen. Uitzonderlijk is in dat verband het blok van drie woningen dat tijdens de tweede wereldoorlog is gerealiseerd aan de Zuidveldigerweg. Het betreft hier drie aaneengebouwde landarbeiderswoningen op kleine kavels die qua vormgeving nogal afwijken van wat in Peest en omgeving gebruikelijk is.

Voorzieningen en bedrijvigheid

Het dorp heeft een dorpshuis 'De Peester Mug'. Naast 'De Peester Mug' ligt een ijsbaan, deze maakt geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Peest heeft geen voorzieningen als winkels, scholen en dergelijke. Tevens liggen er in het dorp geen agrarische bedrijven. Wel heeft het dorp een restaurant, 'De Jagershof' en een zorgboerderij, beide gelegen aan de Hoofweg. Aan de Schaperdijk zijn twee locaties met Bed & Breakfast aanwezig.

Op het kruispunt Hoofdweg - Hulligtenweg ligt de brink.

2.4.6 Roderesch

Historie

De eerste zes huizen bij het huidige Roderesch dateren van 1850. Er woonden boerengezinnen die de heide ontgonnen. Langs de doorgaande weg werden rond 1900 enkele arbeiders- en burgerwoningen gebouwd. Hiermee ontstond het dorpje Roderesch. Na de bouw van de school in 1913 concentreerde de bevolking zich rond de school. De Roderesch is aangelegd op de uitloper van de zandrug die van Een tot aan het Mensingebosch loopt. Oorspronkelijk was het een heidegebied dat de naam Ripenveld droeg. De Rooderesch of Rooneresch was een van de essen in het dorpsgebied van Roden. De bouwlanden van de Roder buurschap lagen nogal verspreid rond hun dorp (Roden).

Wonen

Roderesch is een esdorp met ongeveer 350 inwoners. In Roderesch staan voornamelijk vrijstaande woningen langs de Hoofdweg en de Esweg. Aan de Giezenstraat en de Zuster Michielsenstraat heeft een kleine uitbreiding plaatsgevonden. Aan de Giezenstraat staan vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen. Aan de Zuster Michielsstraat staan vrijstaande, twee-aaneen gebouwde woningen en rijenwoningen.

Ten zuiden van Roderesch, aan de Berkenheuvel, is een woonwagenstandplaats.

Voorzieningen en bedrijvigheid

Aan de Hoofdstraat is een horecagelegenheid aanwezig. Voor eventuele andere voorzieningen zijn de inwoners voornamelijk aangewezen op Roden, dat 1,5 km ten noorden van het dorp ligt.

2.4.7 Roderwolde

Historie

Omstreeks de elfde en de twaalfde eeuw zijn langs de noordrand van het Drents Plateau enkele dorpen ontstaan, waaronder Roderwolde, Foxwolde en Sandebuur. Roderwolde was al vroeg een dorp van enige betekenis; al in het begin van de zeventiende eeuw werd er onderwijs gegeven. Doordat het dorp geen grote doorgaande wegen heeft, is het landelijke karakter grotendeels behouden. Roderwolde ligt aan de oude wegverbinding van Roden naar de stad Groningen. Door de aanleg van de nieuwe weg tussen Peize en Groningen aan het eind van de negentiende eeuw verloor Roderwolde deze functie.

De middeleeuwse bewoningsas van het wegdorp Roderwolde lag oorspronkelijk verder naar het noorden op een lijn tussen het 'Groot Waal' en Sandebuur. Op deze as lag ook de eerste kerk te midden van het kerkhof dat nu nog steeds als zodanig in gebruik is, maar dat nu ongeveer een kilometer buiten het huidige Roderwolde ligt. Dit komt omdat het dorp gedurende de eeuwen is verplaatst. De kerk die te midden van het kerkhof lag is verplaatst naar het 'nieuwe centrum' van Roderwolde.

In Roderwolde was gelegen het huis Mensinga. De bouwdatum is onbekend, maar ligt voor 1662, toen het huis werd verkocht. In 1888 liet de nieuwe eigenaar, de diakonie van de hervormde kerk in Roden, het pand afbreken. Op ongeveer dezelfde locatie verrees een armenhuis, dat inmiddels ook al niet meer bestaat.

In het dorp staat olie- en korenmolen Woldzigt. Volgens de gevelsteen werd de in 1852 gebouwd door Aukema en Datama. De molen is gebouwd als oliemolen, enkele jaren na de bouw werd een maalsteen geplaatst. Tegenover de molen ligt een haventje, welke in 2007 is gereconstrueerd. De molen en de haven waren erg belangrijk voor elkaar. Aanvoer van lijnzaad uit Groningen en levering van lijnolie voor de verf- en zeepindustrie in Groningen gebeurde destijds via het water.

 Wonen

Het oorspronkelijke karakter van het dorp is gedeeltelijk gehandhaafd. Naast de oorspronkelijke structuur is in het dorp een aantal oorspronkelijke gebouwen gehandhaafd, die zeer karakteristiek zijn voor het dorp. Roderwolde heeft met name een woonfunctie. Er staan voornamelijk vrijstaande woningen aan de Hoofdstraat. De geringe uitbreiding van de kern heeft in hoofdzaak aan de noordkant van de Hoofdstraat plaatsgevonden, zoals de woningen aan het Bovenland en de Hansenkamp. Hier staan vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en een paar rijtjeswoningen.

Ter plaatse van de voormalige schoollocatie (Hoofdstraat 8) is het mogelijk om een woning met een bedrijf te vestigen. Tegenover dit perceel is een kleine woonwinkel met een theeschenkerij aanwezig.

Voorzieningen en bedrijvigheid

In het dorp aan de Hoofdstraat is een horecavoorziening aanwezig, genaamd Het Rode Hert, de molen Woldzigt en de Jacobskerk. Vervolgens bevinden zich in het dorp een multifunctioneel centrum, eveneens aan de Hoofdstraat, hierin zijn de basisschool, het dorpshuis, de gymzaal en de sportkantine van de korfbalvereniging gevestigd. Voor het overige kent het dorp voorzieningen in de vorm van een tennisbaan, korfbalvelden, een ijsbaan en een openluchttheater.

Aan de Achterseweg bevindt zich een boomkwekerij, met een oppervlakte van circa 2,5 ha.

2.4.8 Steenbergen

Historie

Het dorp Steenbergen is ontstaan in de late middeleeuwen. De dorpsnaam is afgeleid van het hunebed, dat ten noorden van het dorp ligt aan de rand van het natuurgebied Noorderduinen. Halverwege de negentiende eeuw lag het dorp aan de oostelijke flank van de Terheils Veenen en aan de westflank van het beekdal van het Groote Diep. In dit beekdal lagen de zogenaamde stukken, de Steenberger graslanden waar het vee werd geweid en het hooi werd gewonnen. De heide en bossen lagen ten zuidwesten van de huidige kern. Ten westen van het dorp lag de Steenbergeresch, het akkerbouwcomplex waar vooral rogge werd verbouwd.

Naast de es, het groenland en de heide was het hout in de vorm van eikenbomen en houtwallen belangrijk. Eikenbomen waren nodig voor de bouw van boerderijen. De houtwallen langs de perceelsgrenzen dienden als wildwal en leverden bovendien brandstof en geriefhout. Steenbergen had destijds een lineaire structuur. De Hoofdweg was de voornaamste bebouwingsas. Voornamelijk aan de oostzijde van deze weg stond de agrarische bebouwing. Aan de westzijde van de Hoofdweg lag de vroegere brink waarop zich alleen aan de uiteinden enige bebouwing bevond.

De westzijde van de Hoofdweg was vroeger nauwelijks bebouwd. Daar kwam verandering in toen Steenbergen werd getroffen door een grote brand in 1881. Zes van de vijftien boerderijen werden verwoest door de brand. Na de brand werden ook aan de westkant van de Hoofdweg op de brink enkele boerderijen gebouwd. Hierdoor ontstond in het dorp een evenwichtiger spreiding van de bebouwing aan de Hoofdweg.

De nieuwe boerderijen werden niet meer met de baanderdeuren naar de weg gekeerd. Het woonhuisgedeelte werd nu op de weg georiënteerd. Hoewel Steenbergen na 1850 (zie Historische kaarten van circa 1850 en 1900) wel iets groeide door verdichting van de kombebouwing en kleinschalige uitbreiding aan de uitvalswegen, zijn de oorspronkelijke lineaire structuur en het agrarische karakter van het dorp niet aangetast.

Wonen

Steenbergen is een esdorp. Het dorpje ligt zuidwestelijk van Roderesch en noordoostelijk van Een. Er zijn ongeveer 225 inwoners. Steenbergen heeft voornamelijk een woonfunctie. In het dorp staan uitsluitend vrijstaande woningen. Aan de Markeweg heeft een kleine dorpsuitbreiding plaatsgevonden. Hier staat een aantal vrijstaande woningen rondom een soort brink.

Het dorp wordt gekenmerkt door veel voormalige agrarische bebouwing. Opvallend is het grote aantal op paarden ingerichte weiden en de aanwezige paardenbakken.

Voorzieningen en bedrijvigheid

Aan de Hoofdweg liggen een dressuur- en trainingsstal voor paarden en een aannemersbedrijf. In het dorp is het hotel-restaurant Jachtlust aanwezig. Overige voorzieningen zoals bijvoorbeeld een supermarkt of een school zijn niet aanwezig; hiervoor is het dorp aangewezen op Norg of Roden.

2.4.9 Westervelde

Historie

Rond Westervelde is al lang sprake van bewoning, dit bewijst de aanwezigheid van een hunebed. De huidige vorm van het dorp ontstond rond de late middeleeuwen, als dochternederzetting vanuit het nabijgelegen Norg. Westervelde kwam in de periode 1381 - 1383 voor het eerst voor als Westerlande en vanaf 1484 als Westervelde. In de Franse tijd kwam het voor als Wester Velde en in 1867 werd het nog eens vermeld als Westerveld. Westervelde is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In paragraaf 4.6.2 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het dorp.

Wonen

Het is een authentiek esdorp met een brink. Het dorpje telt circa 170 inwoners, verspreid over circa 70 huizen. In 1840 had Westervelde ongeveer net zoveel bewoners, maar toen had het maar een kleine 30 huizen. Het dorp wordt gekarakteriseerd door de brinkenstructuur en de daaraan gelegen boerderijen. Vanuit dit centrum zijn langs de diverse wegen, met name langs de doorgaande weg, nieuwere boerderijen gebouwd. Bijzonder is de bouw van twee grote boerderijcomplexen aan de zuidkant van het dorp. Aan de noordwestelijke kant van het dorp heeft zich een bescheiden verdichting voorgedaan. Naast enkele nieuwe boerderijen zijn daarbij ook woonhuizen en een school gerealiseerd. In het dorp is de oorspronkelijke structuur en de daaraan gelegen bebouwing dominant aanwezig.

Voorzieningen en bedrijvigheid

In het dorp liggen vijf agrarische bedrijven. Aan het Westeind staat een zorgboerderij. In het dorp zijn verder aanwezig een metaalbewerkingsbedrijf, een bedrijf welke handelt in paarden, een bouwbedrijf, één locatie met een Bed & Breakfast en een minicamping.

Aan de Schoolstraat staat een basisschool. Verder is er één horecabedrijf aanwezig. Dit betreft een hotel/restaurant in het 'Witte Hoes' onder de naam 'De Jufferen Lunsingh'.

2.4.10 Zuidvelde

Historie

In Zuidvelde is sprake van een lange bewoningsgeschiedenis. Uit historische kaarten wordt vanaf 1325 gesproken over Zutvelde, in 1572 van Suytvelde en in de Franse tijd in 1811 en 1813 van Zuid Velde. De naam heeft te maken met de ligging, namelijk in de heide (het veld). Het naastgelegen Westervelde heeft zijn naam op dezelfde manier gekregen. Tevens blijkt de lange bewoningsgeschiedenis uit de circa 40 grafheuvels uit de ijzertijd, welke nog steeds in het bos te vinden zijn. Ook Zuidvelde heeft een beschermd dorpsgezicht. In paragraaf 4.6.2 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het dorp.

Wonen

Zuidvelde is een dorp met ongeveer 200 inwoners. Het dorp wordt gekarakteriseerd door de brinkenstructuur en de daaraan gelegen boerderijen. Vanuit dit centrum zijn langs de diverse wegen, met name langs de doorgaande Asserweg, nieuwere boerderijen gebouwd. Eigenlijk is nauwelijks sprake van andersoortige bebouwing. Alleen aan de noordzijde van het dorp is enige woonbebouwing tot stand gekomen zoals aan de Peesterweg. In het dorp is, behoudens de bebouwing aan de Peesterweg, de oorspronkelijke structuur en de daaraan gelegen bebouwing nog duidelijk aanwezig.

Voorzieningen en bedrijvigheid

Aan de Asserstraat ligt een agrarisch bedrijf. In het dorp zijn geen voorzieningen aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de structuurvisie van het Rijk geen directe raakvlakken met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.

3.1.2 Monumentenwet

De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

In 2007 is de wet gewijzigd door het aannemen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). In 2009 is de Monumentenwet nogmaals gewijzigd met als gevolg dat alle gemeenten beslissingsbevoegd zijn en moeten beschikken over een monumentenverordening en een onafhankelijke en deskundige monumentencommissie. In 2010 is de Monumentenwet nogmaals gewijzigd.

3.1.3 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe en op 9 maart 2011 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid (POV) vastgesteld. Vanaf 6 juli 2013 is de geconsolideerde versie van het POV in werking getreden.

De Omgevingsvisie vormt het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POP II) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem.

Daarnaast is voor het bereiken van de missie de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Een belangrijk aspect bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Bij het inpassen van ruimtevragende functies dient de SER-ladder te worden gehanteerd. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zo veel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en moet worden gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaarvervoervoorzieningen. Ook bij het ontwikkelen van recreatie en toerisme en landbouw dient dit model te worden toegepast.

3.2.2 Kernkwaliteiten

De provincie Drenthe wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Deze kwaliteit zitten in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving. Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, streeft de provincie naar het bundelen van wonen en werken. De provincie laat verdichting vóór uitbreiding gaan. Extra ruimte voor wonen en werken is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. De provincie wil dit niet ten koste laten gaan van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen. In zulke situaties wil de provincie met de betrokken partijen zoeken naar een maatwerkoplossing.

De kernkwaliteiten zijn door de provincie opgenomen op de kernkwaliteitenkaart die is onderverdeeld in een aantal aparte kaarten. De provincie zet in op bescherming, behoud en (waar mogelijk) ontwikkeling van de kernkwaliteiten. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen, mits goed gemotiveerd, geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten ter plaatse.

De verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom ligt bij de gemeente. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor archeologie en in specifieke gevallen voor cultuurhistorie. Het provinciaal belang geldt alleen binnen de bebouwde kom als de desbetreffende kern is opgenomen op de kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie'.

De kernkwaliteiten dragen bij aan de samenhang, identiteit en herkenbaarheid van de omgeving. Omdat de benoemde kernkwaliteiten niet allemaal goed te duiden zijn als factoren in het fysiek-ruimtelijk domein, heeft de provincie Drenthe ze vertaald naar indicatoren. Het landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. De kernen Een, Langelo, Lieveren, Peest, Roderesch, Roderwolde, Steenbergen, Westervelde en Zuidvelde liggen alle binnen enkele provinciale kernkwaliteiten. Altena is de enige kern welke niet is gelegen binnen een provinciale kernkwaliteit. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de aanwezige kernkwaliteiten binnen de kernen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP039-vg01_0003.jpg"

Afbeelding 1. Kernkwaliteiten in de kernen (Bron: Provincie Drenthe)

3.2.3 Cultuurhistorie

De 'kernkwaliteiten' van de Omgevingsvisie zijn op verschillende kaarten opgenomen, waaronder de kaarten: aardkundig waardevol gebied, archeologie en cultuurhistorische hoofdstructuur. De provincie Drenthe heeft de cultuurhistorische waarden opgenomen op de kaart kernkwaliteit cultuurhistorie. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en het tegelijkertijd bieden van ruimte voor ontwikkelingen vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.

Zoals aangegeven, geldt het provinciaal belang alleen binnen de bebouwde kom als de kern is opgenomen op de kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie'. In voorliggend bestemmingsplan liggen de volgende kernen op deze kaart: Roderwolde, Lieveren, Steenbergen, Langelo, Een, Peest, Westervelde en Zuidvelde. Alle deze kernen, met uitzondering van Roderwolde, hebben de aanduiding 'waardevol esdorp'. Westervelde heeft tevens de aanduiding 'Celtic field, waarde' en begrenzing beekdal. Een heeft de aanduiding 'Celtic field, verwacht'. Peest, Een, Langelo, Steenbergen, Lieveren hebben de aanduiding 'waardevolle es'. Roderwolde heeft de aanduiding 'weg met lintbebouwing dubbelzijdig'.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe activiteiten, dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten op de kaart 'cultuurhistorie' significant aantasten. Hierdoor treden geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de aanwezige provinciale cultuurhistorische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP039-vg01_0004.jpg"

Afbeelding 2. Kernkwaliteiten cultuurhistorie (Bron: Provincie Drenthe)

3.2.4 Beekdalenvisie 2030

De Beekdalenvisie is een uitwerking van de provinciale Omgevingsvisie (2010). Centraal in het provinciaal beleid staat het streven naar robuuste watersystemen. De Beekdalenvisie geeft een verdere invulling aan dit beleid en vormt een bouwsteen voor de actualisatie van de Omgevingsvisie.

De beken en het daarop aangesloten oppervlaktewatersysteem verzorgen de waterafvoer van het Drents Plateau. Ook zijn de beekdalen van grote waarde voor landbouw, natuur en de landschappelijke kwaliteit van Drenthe.

Streefbeeld

Water verzamelt water zich van nature in de beekdalen. Omdat we niet langer dit water overal zo snel mogelijk kunnen en willen afvoeren, zullen de beekdalen in 2030 regelmatig kunnen overstromen en hiermee helpen om wateroverlast elders te voorkomen. Daardoor zal de dynamiek (hoge en lage waterstanden) in de beekdalen in zijn algemeenheid toenemen. Robuuste beken met een grotere dynamiek zijn beken met een meer natuurlijk peilbeheer (hoog in de winter en laag in de zomer) en passeerbaar voor vissen. Bij heel veel neerslag is er kans op water op het maaiveld. Bestaande functies moeten zich aanpassen aan deze toenemende dynamiek, maar zullen wel kunnen blijven functioneren. De waterkwaliteit is zodanig dat de van nature voorkomende planten en dieren er goed kunnen leven. Beekdalen zijn herkenbaar als onderdeel van het Drentse landschap. In beekdalen met veel natuur is ruimte voor natuurlijke processen. In andere beekdalen bepalen vooral cultuurhistorische patronen het landschap. De provincie Drenthe streeft naar robuuste watersystemen, voor de beekdalen betekent dit dat zij:

  • bestand zijn tegen de klimatologische veranderingen die de komende jaren zich aandienen;
  • efficiënt en effectief functioneren, zonder dat het waterprobleem wordt afgewenteld op een ander gebied of verschoven wordt naar de toekomst;
  • bijdragen aan het goed functioneren van de grondwaterhuishouding in het hele stroomgebied;
  • een waterkwaliteit hebben die ten minste voldoet aan de gestelde doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW);
  • een zo groot mogelijke bijdrage leveren aan biodiversiteit en ecologische verbindingen;
  • bijdragen aan het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van karakteristieke kenmerken van het Drentse landschap;
  • beleefbaar zijn voor bewoners en bezoekers;
  • het archeologische, cultuurhistorisch en aardkundig erfgoed zoveel mogelijk respecteren.

Omgevingsvisie 2010

In beekdalen geldt nu, op grond van de Omgevingsvisie 2010, het 'Nee, tenzij-beleid'. Dit betekent dat kapitaalintensieve functies in beekdalen zo veel mogelijk worden geweerd. Daarbij gaat het om woon- en werkgebieden en kapitaalintensieve vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, intensieve veehouderijen en kwekerijen. Nieuwe kapitaalintensieve functies zijn alleen toegestaan als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, er geen alternatieven zijn, de functie op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten en het negatieve effect op het watersysteem in het plan wordt gecompenseerd. Aan de bedrijfsgebouwen van een grondgebonden landbouwbedrijf (zonder kapitaalintensieve tweede tak) worden geen beperkingen opgelegd. Bij uitbreiding wordt rekening gehouden met mogelijke wateroverlast. De gebouwen van nieuwe grondgebonden landbouwbedrijven mogen niet in de beekdalen worden opgericht.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Convenant archeologie

De provincie Drenthe, de vereniging van Drentse Gemeente en LTO Noord Drenthe hebben een overeenkomst gesloten welke betrekking heeft op het effectief beschermen van het archeologisch bodemarchief. De overeenkomst geeft inhoud aan een werkbaar pakket aan regels, toegesneden op agrarische activiteiten. Partijen zijn overeengekomen dat een aantal grondbewerkingen, ondanks dat ze dieper gaan dan 0,3 m, niet of nauwelijks van invloed zijn op de mogelijkheden om het (eventueel) aanwezig archeologisch bodemarchief te kunnen lokaliseren, te onderzoeken en/of in situ (in de bodem) te behouden. Het gaat hierbij om grondbewerkingen in de vorm van het aanbrengen van drainage, niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder bouwvoor van 0,3 m. De voorschriften die zijn opgenomen in de overeenkomst zijn verwerkt in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

In de inleiding van het bestemmingsplan is aangegeven wat de huidige bestemmingsplannen en beheersverordeningen binnen de begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld zijn.

Deze bestemmingsplannen en beheersverordeningen komen te vervallen met het in werking treden van het bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld.

3.4.2 Welstandsnota

Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota voor de gemeente Noordenveld vastgesteld. De welstandsnota beoogt versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken en de kwaliteit van het totaalbeeld van de gebouwen. De welstandstoets is een belangrijk instrument voor de sturing van deze kwaliteiten.

Bij aanvragen van een omgevingsvergunning zullen bouwplannen worden getoetst aan de welstandscriteria. In de nota is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden, waarvoor verschillende welstandscriteria zijn opgenomen. Alle dorpen die onderdeel uitmaken van het voorliggende bestemmingsplan hebben elk hun eigen welstandsgebied in de Welstandsnota.

Ieder welstandgebied geeft criteria die zich toespitsen op materiaal- en kleurgebruik, ligging, vorm en massa. Alle dorpen, uitgezonderd Altena, hebben aanvullende criteria in verband met een bijzonder welstandsregime. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen echter niet door welstandscriteria teniet worden gedaan.

3.4.3 Groenvisie Noordenveld

In de Groenvisie Noordenveld (2002, Oranjewoud) wordt het huidige groen naar inrichting en beheer in beeld gebracht. Het plan legt voor de gemeente Noordenveld de groenstructuur en de gewenste kwaliteit voor het groen vast binnen de bebouwde kom. In de Groenvisie is een beschrijving gegeven van de dorpen binnen de gemeente. Voor het plangebied is er een onderscheid tussen esdorpen en laagveenontginningen.

Esdorpen

Onder de esdorpen (oude ontginningen) worden verstaan: Westervelde, Zuidvelde, Peest, Een, Steenbergen, Roderesch, Langelo en Lieveren. Altena is een esdorp (jonge veldontginningen). Karakteristiek voor de meeste van deze dorpen zijn:

  • wegen die leiden naar een kern door middel van (veelal oude) lanen,
  • de kern van het dorp bestaan uit een brink (gras met losse bomen, aanwezigheid van een of meerdere brinken, open ruimten in de vorm van pleintjes.

In veel van de dorpen komt de groenstructuur voort uit de historie. Bijzondere groenplekken zijn de brinken en soms kleinere pleintjes. De waarde van zowel de laanbomenstructuur als de brinken is door de ontstaanswijze en leeftijd zeer groot. Vooral in deze, sterk met het landschap verbonden, dorpen is het van groot belang om de landelijkheid te bewaren.

In Altena is er sprake van een structuur die rechtlijniger is dan van de oude esdorpen. Het dorp heeft geen brink.

Laagveenontginningen

Onder de laagveenontginning wordt verstaan: Roderwolde. Karakteristiek van het laagveenontginningslandschap is dat het zeer open is en dat de dorpen veelal zijn ontstaan in linten. De linten hebben een sterke relatie met het omliggende landschap. Het gebied ligt laag en wordt gekenmerkt door een dicht slotenpatroon. De dorpen zijn ontstaan op de hoger gelegen gronden of op opgeworpen veenterpen.

Het groen in Roderwolde bestaat uit landschappelijke beplantingen die insteken in het dorp. De beplanting bestaat vrijwel altijd uit bomen en gras. Kenmerkend voor Roderwolde zijn de molen en de kerk. Ter plaatse van deze gebouwen worden ruimte in het groen open gehouden.

3.4.4 Gemeentelijk rioleringsplan

Op 16 januari 2013 is het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan vastgesteld door de Raad van de gemeente Noordenveld.

Op 1 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken (Wgw) in werking getreden. Deze nieuwe wetgeving stelt de gemeente beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. De gemeente heeft met deze wet de zorgplichten gekregen voor hemel- en grondwater binnen bebouwd gebied. De gemeente dient in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) naast de gebruikelijke zorg voor de riolering vast te leggen hoe zij deze wettelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater in gaat vullen. We noemen dit GRP dan ook het verbrede GRP (vGRP) vanwege de uitbreiding met de nieuwe zorgplichten.

Toetsingskader gemeentelijke watertaken

Doelen gemeentelijke watertaken:

  • 1. Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt.
  • 2. Doelmatig inzamelen van regenwater (daar waar de perceelseigenaar redelijkerwijs niet in staat is dit zelf te doen).
  • 3. Doelmatig verwerken van het ingezameld regenwater.
  • 4. Voorkomen dat grondwater de bestemming van een gebied structureel belemmert.
  • 5. Voorkomen van overlast voor de omgeving (in de brede zin van het woord).

In de bestuursakkoorden Water (NBW/RBW3) is vastgelegd dat moet worden ingespeeld op de verwachte klimaatsverandering: Het watersysteem moet robuust worden gemaakt. De 'droge voeten' agenda worden met deze akkoorden vormgegeven. Daarom is inzicht in de stedelijke wateropgave noodzakelijk, zodat kan worden bepaald waar en hoe eventueel extra berging kan worden gecreëerd.

Afkoppelen van schone oppervlakken, zodat relatief schoon regenwater niet meer naar de rioolwaterzuiveringsinrichting wordt getransporteerd, is een aanpak die past in de huidige ontwikkelingen. De tritsen 'vasthouden-bergen-afvoeren' en 'schoonhouden-scheiden-schoonmaken' zijn daarbij leidend.

Het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft een regenwaterbrief uitgebracht die aangeeft hoe de regenwaterproblematiek bij gemeenten het best kan worden aangepakt. Er zijn vier pijlers van het regenwaterbeleid benoemd:

  • 1. aanpak bij de bron: het voorkomen van verontreiniging van regenwater;
  • 2. regenwater vasthouden en bergen;
  • 3. regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren;
  • 4. integrale afweging op lokaal niveau.

Vanuit het hemelwaterbeleid wordt naar redelijkheid een inspanning gevraagd van bewoners, bedrijven en overheid. Hiervoor wordt bij ontwikkelingen onderscheid gemaakt naar een toename van het verhard oppervlak en een ontwikkeling zonder toename van verhard oppervlak. Onder dit laatste valt het opbreken van verharding, terugplaatsen van dezelfde of nieuwe verharding en sloop en nieuwbouw van gebouwen.

In die zin zijn er drie situaties te onderscheiden voor de omgang met hemelwater:

  • 1. afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie;
  • 2. afkoppelen /bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie;
  • 3. afkoppelen van hemelwater afkomstig van bestaande bebouwing.

Het afkoppelen/bergen van hemelwater is geregeld voor de eerste twee situaties. Het afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie is een verplichting die volgt uit de aan te vragen omgevingsvergunning. Het afkoppelen/bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie is een verplichting op basis van de watertoets die gekoppeld is aan de ontwikkeling van een nieuwbouwlocatie.

Uitvoerend beleid zorgplicht grondwater

Voorkomen dat grondwater de doel van een gebied structureel belemmert.

Dit doel vormt de invulling van de zorgplicht voor het grondwater. Grondwater speelt tenslotte een belangrijke rol binnen de stedelijke openbare ruimte. De ruime omschrijving van dit doel is noodzakelijk omdat de oorzaken en oplossingen van grondwaterproblemen liggen op het grensvlak van stedelijk waterbeheer en ruimtelijke ordening. Op eigen terrein heeft de burger nadrukkelijk zelf een verantwoordelijkheid om het grondwaterprobleem op te lossen en te voorkomen.

Bij herontwikkeling is er sprake van gedeeltelijke of gehele sloop en komt er vervangende nieuwbouw voor terug. De grondwaterhuishouding wijzigt mogelijk als gevolg van de ingreep in het gebied. De beleidsregels voor een herontwikkeling zijn in eerste instantie gelijk aan de beleidsregels voor nieuwbouw. Via een doelmatige afweging wordt per project bepaald of minder strenge ontwateringnormen noodzakelijk of mogelijk zijn. Vaker dan bij nieuwe ontwikkelingen zullen bouwkundige maatregelen nodig zijn om nieuwe overlastsituaties te voorkomen.

Watertoets

In de watertoets worden alle waterhuishoudkundige aspecten van een plan beoordeeld. Voor voorliggend bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd, deze is opgenomen in paragraaf 4.7. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft het gemeentelijke rioleringsplan geen verdere gevolgen.

3.4.5 Landschapsbeleidsplan Noordenveld

Het landschapbeleidsplan van de gemeente Noordenveld (vastgesteld in 2003) is een plan dat een kader vormt voor alle maatregelen die betrekking hebben op natuur en landschap. Het landschapsbeleidsplan bestaat uit een beleidskader, een inventarisatie (van verschillende waarden, zoals ecologische waarden en de verschillende aanwezige landschapstypen) een landschapsvisie en een uitwerking in deelgebieden. Aan de landschapsvisie wordt richting gegeven door een aantal basisstrategieën. De uitwerking in deelgebieden houdt in dat er een visie wordt gegeven, waarbij wordt gekeken naar de mogelijke kansen en bedreigingen. Er worden maatregelen aangedragen om de visie tot uitvoer te brengen. De landschappen welke betrekking hebben op het voorliggende bestemmingsplan zijn het laagveenontginningslandschap, de oude cultuurgronden en esdorpen, beekdalen.

Laagveenontginningslandschap

Binnen het landschap laagveenontginning ligt het dorp Roderwolde. De dragers van het landschap zijn: grootschalige openheid, grasland met slotenstelsel, lintbebouwingen, reliëf en verkaveling in lange stroken. De landschapsvisie voor het wegdorpenlandschap brengt onder andere de volgende maatregelen met zich mee:

  • behouden en beschermen van archeologische waarden in het gebied, onder andere vanwege de vele huisterpen, huisplaatsen en veenterpen;
  • versterking van singelbeplantingen in het gebied van Roderwolde.

Oude cultuurgronden en esdorpen

Binnen het landschap oude cultuurgronden en esdorpen liggen de dorpen: Altena, Roderesch, Langelo, Peest, Een, Steenbergen, Zuidvelde en Westervelde. Dragers van het landschap zijn: kleinschaligheid door aanwezigheid van veel landschapselementen, essen en oude akkercomplexen, lanen, boerderijgroepen rond een brink. De visie voor de esdorpen richt zich op behoud en bescherming van de samenhang van het esdorpenlandschap. Hierbij gaat het om de cultuurhistorische samenhang tussen de ligging van de dorpen en de essen, de akkercomplexen, de beekdalen en de voormalige heideontginningen. Deze bepalen voor een belangrijk deel de beleving van de cultuuhistorische waarde van het esdorpenlandschap. De oudste overgebleven delen van het landschap zijn de groepen verspreid staande boerderijen. Voornamelijk de oude laanbeplantingen, de brinken, de essen en oud veldontginningen moeten worden beschermd.

De bolle vorm van de essen zijn in het landschap nog goed zichtbaar. De openheid van de essen en de esrandbeplanting, zijn van groot belang voor de herkenbaarheid van de verschillende onderdelen. De oude veenontginningen moeten juist hun kleinschaligheid behouden, zodat het contrast met de jonge veldontginningen versterkt en hersteld wordt. Maatregelen die relevant zijn voor de dorpen zijn:

  • behouden en versterken van de radiale structuur van de esdorpen door onderhoud van laanbomen en singelbeplantingen;
  • stimuleren van particulieren ten behoeve van het behoud van karakteristieke erfbeplantingen (beeldbepalende bomen, boomgaarden en haagbeplantingen);
  • aandacht voor archeologische vindplaatsen (hunebedden bij Westervelde en Peest).

Beekdalen

Binnen het landschap beekdalen ligt het dorp Lieveren. Peest ligt bij het Oostervoortsediep en Westervelde bij de Slokkert. Binnen dit landschap staat het instandhouden en ontwikkelen van ruimte voor natuurlijke processen en het behouden van karakteristieke beekdalstructuren voorop. Dragers van het landschap zijn: krokelend lijnelement, grenswallen en dwarswallen, vochtige graslanden en stroming.

Naast een accent op natuur is ook het behouden en versterken van de karakteristieke ruimtelijke structuur van de beekdalen en behoud van het behoud van het agrarisch cultuurlandschap een deel van de strategie. De basis van deze structuur is gelegd in de achtiende eeuw door de landbouw toen het beekdal van het veld werd gescheiden door grenswallen (op de beekdalflanken). Loodrecht op de beek werden, ten behoeve van het vee, dwarswallen met houtwallen opgeworpen waardoor afzonderlijke ruimten ontstonden. Het behouden en versterken van deze structuur is belangrijk voor de herkenbaarheid van het beekdal als onderdeel van het esdorpenlandschap. Voornamelijk in de middenlopen van het Groote Diep en het Oostervoortsche Diep is deze structuur nog herkenbaar. Op die plaatsen waar de landschappelijke structuur nog aanwezig is, wordt gestreefd naar behoud en versterking van het kenmerkende beplantingspatroon. De ontwikkeling van moeras, riet en ruigte is op deze plekken niet gewenst. Bosontwikkeling in de beekdalen is geen optie. Streven naar behoud van de cultuurhistorische landschapsstructuur in de bovenloopjes van het Groote Diep en Lieversche Diep.

In het landschapsbeleidsplan zijn geen maatregelen opgenomen die betrekking hebben op de dorpen.

3.4.6 Beleidskader bed & breakfast voorzieningen

In 2010 is het beleidskader voor bed & breakfastvoorzieningen vastgesteld door de gemeenteraad. Het beleidskader is tot stand gekomen om nieuwe verzoeken van bed & breakfast eenduidig te kunnen behandelen. Het beleidskader is gebruikt voor het opstellen van de regels, ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen binnen het voorliggende bestemmingsplan.

3.4.7 Wonen in het buitengebied

De gemeentelijke nota 'Wonen in het buitengebied' komt voort uit de veranderingen in de landbouw. Als gevolg van schaalvergroting en bedrijfsbeëindiging in de landbouw komen steeds meer agrarische bedrijfsgebouwen vrij. In toenemende mate worden vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen getransformeerd tot woningen. De nota 'Wonen in het buitengebied' biedt een planologisch kader om deze ontwikkeling te sturen. De in de genoemde nota gehanteerde maatregelen zijn opgenomen in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

3.4.8 Voormalige agrarische bedrijven

Mede door de schaalvergroting in de landbouw en de uitstoot van arbeidskrachten wordt de groep mensen die door hun werk aan het buitengebied zijn gebonden (boeren en boerenarbeiders) steeds kleiner. Dit proces zet zich nog steeds voort. Werden aanvankelijk de arbeiderswoningen bewoond door mensen die niet functioneel aan het buitengebied zijn gebonden, de afgelopen jaren doet zich dit ook in toenemende mate voor bij de boerderijen. De toename van de mobiliteit en de behoefte aan rust en ruimte maken deze vrijkomende woningen en boerderijen tot begeerde objecten. Deze ontwikkeling heeft er mede voor gezorgd dat de verloedering van het platteland is uitgebleven. Niet-functioneel aan het buitengebied gebonden bewoners beperken op zich niet de hoofdfuncties van het buitengebied (landbouw, natuur en landschap). Toch komt het wel voor dat er conflicten ontstaan bij de uitbreiding van agrarische bedrijven. De wet Geurhinder en Veehouderij maakt de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven bijvoorbeeld afhankelijk van naburige woonbebouwing.

Een ander belangrijk aspect met ruimtelijke consequenties is het verschijnsel van de hobbyboeren. Een groot aantal bewoners van het buitengebied is agrarisch bezig, hetzij als pure hobby, hetzij als bron van neveninkomsten. In voormalige boerderijen kunnen de gewenste activiteiten meestal zonder ruimtelijke gevolgen worden uitgeoefend. Bij de andere woningen zullen nog al eens bijgebouwen van een zeker formaat nodig zijn.

Binnen voormalige agrarische bebouwing zijn aan huis verbonden werkactiviteiten en een bed & breakfastvoorziening bij recht toegestaan, even als de inpandige opslag van caravans, boten en dergelijke in bedrijfsgebouwen. De gemeente Noordenveld kan medewerking verlenen aan het vestigen van een kinderdagverblijf als nevengeschikte functie, die alleen is toegestaan voor zover de woonfunctie gehandhaafd blijft.

De beeldbepalende voormalige boerderijen zijn in voorliggend bestemmingsplan bestemd als 'Wonen - Boerderij'. Specifiek voor deze bestemming is dat de bestaande hoofdvorm van de boerderij moet worden gehandhaafd.

3.4.9 Facetbestemmingsplan mantelzorg

Facetbestemmingsplannen zijn vaak thematische plannen, die gelden voor een groot gebied. Voor het plangebied is één facetbestemmingsplan in ontwikkeling, te weten het facetbestemmingsplan 'Regeling huisvesting mantelzorg'. Betreffend plan is opgesteld om een planologisch-juridisch kader te scheppen om mantelzorg mogelijk te maken.

3.4.10 Horecabeleid

De gemeente Noordenveld maakt bij horecabedrijven onderscheid tussen verschillende horeca categorieën, varierend van horeca 1 tot en met horeca 5. Onderstaande beschrijving geeft aan welke activiteiten onderdeel uitmaken van deze categorieen.

  • horeca 1 (daghoreca) is een inrichting die gericht is op het verstrekken van alcoholvrije dranken, dan wel van kleine etenswaren, zoals lunchroom, ijssalon, koffie-/theehuis en die qua exploitatievorm en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen;
  • horeca 2 (eetgelegenheden) is een inrichting die geheel gericht is op het verstrekken van maaltijden, die ter plaatse kunnen worden genuttigd, dan wel afgehaald kunnen worden, en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals snackbar, afhaalcentrum, (fastfood) restaurant;
  • horeca 3 ((nachtelijke) uitgaansgelegenheden) is een inrichting die gericht is op het verstrekken van (sterke) dranken, het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansen en het verhuren van zalen aan (besloten) gezelschappen, zoals café, bar, zalenverhuurbedrijf;
  • horeca 4 (discotheken) is een inrichting die geheel gericht is op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen, in combinatie met het verstrekken van dranken die ter plaatse kunnen worden genuttigd, zoals dancing/discotheek;
  • horeca 5 (recreatief nachtverblijf) is een inrichting die in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig nachtverblijf aanbieden, eventueel gecombineerd met het verstrekken van maaltijden en dranken, zoals hotel, logies, pension.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn horeca bedrijven van categorie 1, 2, 3 en 5 bij recht mogelijk. Alleen voor de Jufferen Lunsingh in Westervelde geldt een beperking. Discotheken (categorie 4) zijn in dit bestemmingsplan niet mogelijk.

3.4.11 Agrarische bedrijven

De bouwvlakken voor de agrarische bedrijven zijn overgenomen van de vigerende bestemmingsplannen. Vanwege het conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan worden agrarische bedrijven in de kleinere dorpskernen geen uitbreidingsruimte bij recht geboden. De gemeente Noordenveld wil wel mogelijkheden bieden voor het vergroten van bestaande agrarische bedrijven binnen de kleinere dorpskernen, maar dit vraagt om maatwerk. Per aanvraag zal worden getoetst aan de verschillende omgevingsaspecten en de geldende milieuwetgeving.

3.4.12 Plattelandswoningen

Op 1 januari 2013 is de nieuwe wetgeving omtrent plattelandswoningen in werking getreden. In dit kader kunnen (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die op dit moment door burgers worden bewoond, worden aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Hiermee wordt geregeld dat de woning bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding heeft met het agrarische bedrijf. De woning blijft planologisch deel uitmaken van het agrarisch bedrijf, maar de woning geniet geen bescherming tegen de nadelige milieueffecten van de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde. Ten aanzien van nabijgelegen veehouderijen wordt opgemerkt dat deze '(voormalige) agrarische bedrijfswoningen' op grond van de Wet Geurhinder en veehouderij een geringere bescherming genieten dan reguliere burgerwoningen.

3.4.13 Ruimte voor Ruimte-regeling

De gemeente Noordenveld beschikt over de Ruimte voor Ruimte-regeling (juli 2008). Het doel van een 'ruimte voor ruimte’ regeling is om te voorkomen dat gebouwen langdurig leegstaan en verpauperen. Door de sloop van agrarische gebouwen bestaat er, onder voorwaarden, de mogelijkheid om een woning / woningen hiervoor terug te bouwen. De Ruimte voor Ruimte-regeling leidt per saldo tot een substantiële vermindering van de bebouwde agrarische oppervlakte.

De ruimte voor ruimte regeling is opgenomen in een algemene wijzigingsbevoegdheid, hierin zijn tevens de voorwaarden, welke verbonden zijn aan de regeling, opgenomen.

Hoofdstuk 4 Milieukundige en ruimtelijke aandachtspunten

4.1 Milieuzonering

In en direct rond het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn op grond van de Staat van bedrijven (uit bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009) in een milieucategorie ingedeeld. De Staat van bedrijven verschaft op een systematische wijze informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven en inrichtingen en geeft een indicatie van de afstanden die als gevolg van deze kenmerken kunnen worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk/gemengd gebied. De afstanden hebben niet het karakter van een norm, maar gelden als richtlijn, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.

Voor de binnen het plangebied gelegen bedrijven geldt dat via de milieuwetgeving wordt zorg gedragen voor een goede inpassing in de woonomgeving. Hierbij doen zich geen knelpunten voor die om een directe aanpak vragen.

4.2 Geluid

4.2.1 Wegen

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die, gerekend vanuit de wegas, aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen, 200 m. In het geval van geluidgevoelige nieuwbouw binnen die zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB. Bij het voorbereiden van een ruimtelijk plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende bij een zone dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

De actualisatie betreft een 'statische' situatie. In het bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Indien er gebruik wordt gemaakt van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' in het dorp Roderwolde, waarin geluidsgevoelige bebouwing mogelijk gemaakt kan worden, zal formeel de geluidssituatie in kaart moeten worden gebracht. Een akoestisch onderzoek kan op dit moment achterwege blijven.

4.2.2 Industrie

In hoofdstuk V van de Wet geluidhinder zijn voorschriften opgenomen waarmee wordt voorzien in de vaststelling van geluidzones rond industrieterreinen. In een bijlage bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit, behorende bij de Wet milieubeheer, zijn categorieën opgenomen die dienen ten behoeve van de uitvoering van hoofdstuk V, artikel 41 van de Wet geluidhinder. De gasopslaglocatie bij Langelo is een inrichting die op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer kan worden aangemerkt als een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken.

Rondom de gasopslag bij Langelo geldt de aanduiding 'geluidzone - industrie'. De aanduiding 'geluidzone - industrie' is opgenomen om tegen te gaan dat er een te hoge geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige gebouwen ontstaat. Als aanvullende regel (afwijking) geldt binnen deze zone dat geluidgevoelige gebouwen niet mogen worden gebouwd, bestaande geluidgevoelige gebouwen zijn hiervan uitgezonderd. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en kan worden toegestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden in principe overal. Aangezien met het onderhavig plan geen extra woningen of bedrijven aan het plangebied kunnen worden toegevoegd, zal de luchtkwaliteit niet verslechteren. Een onderzoek kan derhalve achterwege blijven.

4.4 Bodem

Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend plan, dat in beginsel is gericht op het regelen van de bestaande functies. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is voor deze kernen daarom niet aan de orde.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden (gewijzigd 13 februari 2009), met de daarbij behorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.

Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Onderzoek

De risicokaart geeft aan dat er binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Buiten het plangebied zijn er echter wel inrichtingen met gevaarlijke stoffen aanwezig waarvan in één geval een extern veiligheidsrisico op het plangebied wordt gelegd.

Aan de westzijde van Langelo ligt een gasproductielocatie van de NAM. Voor deze inrichting, die onder de werkingssfeer van het Bevi valt, is in 2011 een risicoanalyse opgesteld. Uit deze risicoanalyse blijkt dat deze inrichting beschikt over een plaatsgebonden risicocontour die buiten de inrichting valt. Een deel van deze contour ligt binnen de begrenzing van dit plangebied. De betreffende gronden zijn voorzien van een specifieke regeling waarin beperkingen zijn opgenomen voor de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten. Het groepsrisico legt geen planologische beperkingen op het plangebied.

4.5.2 Transport van gevaarlijke stoffen

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).

De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De circulaire wordt te zijner tijd vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.

De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:

  • vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
  • vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
  • aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden.

Conform het Btev dient bij nieuwe ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de veiligheidszone (PR-max gebied). Deze zone wordt gemeten vanaf de rechterkant van de weg. Binnen de veiligheidszone is oprichting van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan en nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderingsgevallen worden opgericht. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is een zone van 30 m bij een weg en een spoorlijn en 25-40 m bij een waterweg. Het PAG is het gebied waarbinnen de oprichting van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen zoveel mogelijk dient te worden tegengegaan.

Het GR-aandachtsgebied is een gebied tussen de 0-200 m. Voor ontwikkelingen binnen dit gebied dient een groepsrisicoberekening te worden gemaakt.

Onderzoek

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is, voor het plangebied, de N373 Roden-Assen van belang.

Bij vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat zich binnen de contour van het plaatsgebonden risico geen kwetsbare objecten mogen bevinden. De risicocontour van de provinciale weg ligt op het wegvlak zelf en legt hiermee geen planologische beperkingen op de omgeving. Deze provinciale weg heeft geen PAG en ook het groepsrisico zorgt niet voor planologische beperkingen in het plangebied.

In de gemeente is geen routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. De bevoorrading geschiedt conform de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, wat inhoudt dat de leverancier de kortst mogelijke route via de doorgaande weg aanhoudt, waarbij de bebouwde kom zoveel mogelijk wordt vermeden. Voor de bevoorrading van de lpg-tankstations binnen de gemeente zijn daarom geen ontheffingen nodig.

4.5.3 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit bevat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Op grond van de wetgeving dienen de belemmeringenstrook (5 m, bij aardgastransportleidingen met een druk tot 40 bar bedraagt deze zone 4 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Daarnaast is in oktober 2012 de Structuurvisie Buisleidingen in werking getreden. In de structuurvisie geeft het Rijk op hoofdlijnen aan waar provincies en gemeenten ruimte moeten reserveren voor buisleidingen (met het oog op de aankomende 10 tot 20 jaar).

De structuurvisie richt zich met name op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen over land. Dan gaat het om aardgas, olieproducten en olieachtige producten en chemicaliën, maar ook om een stof als CO2 die mogelijk in de toekomst ook op grote schaal wordt getransporteerd. Het gaat daarbij om zowel leidingen die in handen zijn van particuliere bedrijven als leidingen van de overheid, waaronder de leidingen van de Defensie Pijpleiding Organisatie.

In de AMvB Ruimte (Barro, december 2011) wordt te zijner tijd de verplichting opgenomen om gereserveerde buisleidingenstroken als zodanig te bestemmen. Het is voldoende als bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen de betreffende gronden worden vrijgehouden van bestemmingen die realisatie van leidingen in de weg kunnen staan. Andere functies blijven toegestaan, maar daaraan zitten beperkingen.

Onderzoek

Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van transportleidingen met gevaarlijke stoffen welke aanwezig zijn binnen de gemeente Noordenveld (rode stippellijn). Hieruit blijkt dat een aantal buisleidingen in en in de directe nabijheid van het plangebied ligt.

In Zuidvelde liggen twee aardgasleidingen van de Nederlandse Gasunie; leiding N-504-20 en leiding N-504-24. De plaatsgebonden risicocontour (10-6) van de leidingen ligt binnen de belemmeringenstrook (4 m aan weerszijden van de leiding). Daarnaast hebben de buisleidingen een invloedsgebied van respectievelijk 100 m en 50 m.

Ten noorden van Langelo liggen eveneens twee aardgastransportleidingen; leiding A-540 van de Gasunie en leiding 137 van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) waarbij het plangebied buiten de invloedssfeer van deze laatste valt. De leiding van de Gasunie heeft een belemmeringenstrook van 5 m en geen plaatsgebonden risicocontour die hierbuiten valt. Daarnaast bedraagt het invloedsgebied 430 m waar het noordelijk deel van de kern binnen valt.

Ten noordoosten van Steenbergen liggen twee aardgasleiding (137 en 138) van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). De leidingen hebben een belemmeringenstrook van 5 m (waarbinnen de plaatsgebonden risicocontour ligt) en een 1% letaliteit van 140 en 105 m. De belemmeringenstrook ligt buiten het plangebied, maar de kern ligt wel gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de leiding.

In het westelijk deel van Peest ligt een buisleiding van de NAM (000146). De aardgasleiding heeft een belemmeringenstrook van 5 m en een 1% letaliteit van 185 meter. De plaatsgebonden risicocontour ligt binnen de belemmeringenstrook.

De belemmeringenstrook van de buisleidingen in Zuidvelde en Peest is opgenomen op de verbeelding, binnen de bestemming 'Leiding - Gas'. De 1%-letaliteitsgrens is geen harde norm, maar een oriënterende waarde. Deze afstand is niet daarom niet planologisch geregeld.

Ten slotte liggen in het plangebied geen reserveringsstroken voor nieuwe buisleidingen. Een nadere beschouwing van dit aspect kan daarmee achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2013BP039-vg01_0005.jpg"

Afbeelding 3. Risicokaart (Bron: Risicokaart Drenthe)

4.5.4 Groepsrisico

Initiatiefnemer heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe opdracht gegeven voor een risicoanalyse. Het definitieve rapport d.d. 15 juli 2014 is als bijlage opgenomen (Bijlage 2 Risicoanalyse externe veiligheid). Op basis van de verzamelde informatie is het volgende gebleken.

Plaatsgebonden risico

De 10-6 risicocontour van gasleidingen, uitgezonderd de twee buisleidingen van de NAM,liggen op 0 meter. Binnen deze 10-6 risicocontouren bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en conform de wetgeving (Besluit externe veiligheid buisleidingen) zijn er dan ook geen knelpunten (saneringsgevallen).

Groepsrisico

De ruimtelijke situatie leidit niet tot een toename van het groepsrisico en is en blijft nihil. Het gorpesrisico (ten opzichte van de fN-curve) voor beide aardgastransportleidingen zijn niet zichtbaar in de fN-curve en liggen hiermee ruim onder de orientatiewaarde. Er is sprake van een acceptabele situatie betreffende het groepsrisico.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Er is geen sprake van enige toename van het aantal mensen in het voorliggende bestemmingsplan. Uit de risicoanalyse blijft dat het groepsrisico nihil is en deze niet toeneemt. Hierdoor is het niet nodig om het groepsrisco te verantwoorden.

4.5.5 Hoogspanningsleidingen

Bovengrondse hoogspanningsleiding

Ten westen van Peest is een bovengrondse hoogspanningsleiding aanwezig. De leiding 'Vierverlaten - Zeijerveen' heeft een spanning van 220 kV. Voor deze hoogspanningsleiding geldt een belemmeringenstrook van 25 m ter weerszijden van de leiding en een indicatieve zone van 45 m ter weerszijden van de leiding. De belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding, de indicatieve staat niet op de verbeelding. In de belemmeringenstrook mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor de indicatieve zone geldt dat er geen gebouwen voor gevoelige bestemmingen mogen worden gebouwd, tenzij door berekeningen is aangetoond dat de gebouwen buiten magneetveldzone liggen. Als gevoelige bestemmingen worden aangemerkt woningen, scholen, creches en kinderopvangplaatsen met het bijbehorende erf.

Advies hoogspanningslijnen
In een brief van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 3 oktober 2005 is in verband met de mogelijke effecten van de magnetische velden van hoogspanningslijnen op de gezondheid van kinderen geadviseerd om, bij vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen en van tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). Wat betreft het magneetveld wordt uitgegaan van een indicatieve zone van 45 m ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding. Hierbinnen worden geen voor magnetische straling gevoelige bestemmingen (woonhuizen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) toegestaan. De indicatieve zone is niet in de verbeelding opgenomen.

Ondergrondse hoogspanningskabel

In het plangebied bevindt zich ook een ondergrondse hoogspanningskabelbundel, te weten
Norg - Zeijerveen. De hoogspaningskabelbundel heeft een aan te houden afstand van 2,5 m (belemmeringenstrook) aan weerszijden van de hartlijn, gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabel. De belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding. In de belemmeringenstrook mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bij ondergrondse leidingen is geen sprake van een magneetveldzone.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

4.6.1 Archeologie

De Monumentenwet heeft als doel het bieden van bescherming aan karakteristieke monumenten (gebouwen zijnde), archeologische monumenten en stads- en dorpsgezichten. Een van de belangrijkste uitgangspunten van deze wetgeving is dat er bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Noordenveld (versie 2.1, 1 januari 2014, 2 Beleidsadvieskaart archeologie gemeente Noordenveld is aangegeven welke archeologische (verwachtings)waarden in het gebied voorkomen.

Onderzoek

AMK

In het plangebied liggen meerdere AMK terreinen.

De gronden die onderdeel uitmaken van de AMK terreinen wordt gestreefd naar behoud in situ. Rondom een AMK-terrein ligt een bufferzone van 50 m. Bij ingrepen in deze zone dient contact te worden opgenomen met de gemeente.

Voor de historische kernen van Roderwolde (AMK-nr. 13977), Westervelde (AMK-nr. 14009), Steenbergen (AMK-nr. 14417), Een (AMK-nr. 14418 ), Lieveren (AMK-nr. 14419), Langelo (AMK-nr. 14420) en Peest (AMK-nr.14421) geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek voor een gebied kleiner dan 100 m2. Deze vrijstelling geldt niet voor de bufferzone.

Alleen de AMK-terreinen van zeer hoge archeologische waarde (weettelijk beschermd, behoud in situ, bij ingrepen contact opnemen via gemeente contact opnemen met de Rijkdienst voor Cultureel erfgoed) krijgen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' binnen onze gemeentelijke bestemmingsplannen. Dergelijke AMK-terreinen komen in het plangebied niet voor.

Middelhoge en hoge verwachtingswaarden

De gronden met een hoge archeologische waarde en een middelhoge of hoge verwachtingswaarde hebben een beschermende regeling gekregen, namelijk 'Waarde - Archeologie 2'. Hoewel er een grote diversiteit is aan archeologische zones, bijzondere terreinen en landschapselementen, met een even zo grote diversiteit aan beleidsadviezen voor de onderzoeksmethodiek, is er desalniettemin voor gekozen om alle gronden met een archeologische (verwachtings)waarde in één dubbelbestemming onder te brengen. De bouwregels en het omgevingsvergunningsstelsel zijn voor al deze bestemmingen namelijk identiek, alleen de onderzoeksadviezen verschillen van elkaar. Door de bestemming te koppelen aan de archeologische beleidsadvieskaart ontstaat een overzichtelijk geheel. Hierdoor is eenvoudig na te gaan voor welke gronden welke onderzoeksplicht geldt. De archeologische beleidsadvieskaart, een uitsnede van deze kaart voor het plangebied en de toelichting op de beleidsadvieskaart zijn als bijlage bij de regels opgenomen.

Lage verwachtingswaarde

De gronden met een lage verwachtingswaarde en/of een (met zekerheid) verstoorde bodem, alsmede de gronden die al archeologisch zijn onderzocht en vrijgegeven, vallen buiten de dubbelbestemmingen archeologie.

4.6.2 Cultuurhistorie

Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Het alleen benoemen van cultuurhistorische of archeologische aspecten is niet voldoende. Gevraagd wordt op welke wijze cultuurhistorie wordt doorvertaald in een bestemmingsplan. Het Rijk verstaat onder cultuurhistorie de volgende drie onderdelen:

- Archeologie;

- Historische geografie;

- Historische stedenbouw/architectuur.

In de toelichting van een bestemmingsplan moet aan al deze drie aspecten aandacht worden besteed. De gemeente Noordenveld werkt momenteel aan het ontwikkelen van een cultuurhistorisch kwaliteitskader. De gemeente wil haar cultuurhistorisch erfgoed niet alleen in beeld brengen, maar ook benoemen tot een van de dragende kwaliteiten in de ruimtelijke ordening. Door het opstellen van deze nota maakt de gemeente op voorhand inzichtelijk welke cultuurhistorische waarden er zijn, welke ambities de gemeente daar mee heeft en hoe met deze cultuurhistorische waarden om moet worden gegaan als er ontwikkelingen zijn. Daarbij gaat nadrukkelijk niet 'de boel op slot' , maar de nota biedt handreikingen om nieuwe ontwikkelingen te plaatsen binnen het historische perspectief waarin Noordenveld zich eeuwenlang heeft ontwikkeld.

Het aspect archeologie is opgenomen in paragraaf 4.6.1. De overige aspecten (historische geografie en historische stedenbouw/architectuur) worden hierna behandeld, hierbij is onderscheidt gemaakt in landschappen en de hierin liggende dorpen. Per dorp wordt een beschrijving gegeven van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de aanwezige monumenten en karakteristieke panden in het plangebied. De inventarisatie is opgenomen in de bijlagen van de toelichting (Karakteristieke panden. Alle karakteristieke panden zijn voorzien van een beschrijving.

4.6.2.1 Essenlandschap

Een groot deel van de dorpen maken onderdeel uit van het essenlandschap ende marke. Dit betreffen de dorpen: Een, Lieveren, Langelo, Peest, Roderesch, Steenbergen, Westervelde en Zuidvelde.

Een

Het dorp Een bestaat uit drie kernen die in de twintigste eeuw aan elkaar zijn gegroeid. De grootste en meest zuidelijke kern, Zuideinde, ligt aan de weg van Haulerwijk naar Norg. Ten noorden daarvan liggen aan de weg naar Steenbergen nog Middelbuurt/Middelboer (ter hoogte van de Schansweg naar Een-West) en even noordelijker Noordeinde/Noorderboer. De opbouw van het dorp uit drie kernen is nog steeds terug te zien, bijvoorbeeld in de aanwezigheid van twee brinken, een bij Middelboer en een bij Noordeinde.

Aan de westzijde van Een liggen de grootste essen, aan de oostzijde ligt het beekdal met de bovenloop van het Groote Diep, ook wel Eenerdiepje genoemd. Aan de zuidzijde van het dorp is in de twintigste eeuw een dorpskom ontstaan met enkele woonstraten, tussen de Hoofdstraat, Eenerstraat en de Lindelaan.

De Lindelaan is een bijzondere woonbuurt met naoorlogse bebouwing in de stijl van Delfts Rood. Deze bouwstijl is een eenvoudige versie van het traditionalisme van de Delftse School; eenvoudig omdat er snel en relatief goedkoop volkswoningen moesten worden gesticht, rood, omdat deze woningen in de noordelijke provincies veelal gebouwd worden met rode Groninger perssteen en daken met oranjerode pannen. De zeer sober uitgevoerde woningen, soms met bijzondere details, zijn kenmerkend voor de volkshuisvestelijke bouw van na de tweede wereldoorlog.

Lieveren

Lieveren is vanouds een kleine marke tussen de grotere marken van Roden, Peize en Langelo. De naam Lieveren is afgeleid van de mansnaam 'Livere', waarschijnlijk het eerste geslacht dat zich hier vestigt. De marke van Lieveren bestaat vooral uit bos en uit relatief weinig heideveld. De bossen liggen rondom het dorp en de heidevelden aan de oostkant. De twee kleine essen, de Noordesch en de Zuidesch, zijn ingeklemd tussen de bossen en het beekdal van het Lieverschediep.

Het dorp heeft geen zichtbare brink, zoals dat bij de meeste esdorpen nog wel herkenbaar is. Uit oude kadastrale gegevens is gebleken dat aan de noordkant van Lieveren de brink in de vorm van een weiland heeft gelegen. Lieveren is nog steeds een klein esdorp, waarvan de oude structuur en opzet nog goed herkenbaar is. In de loop van de twintigste eeuw is er, vooral langs de weg naar Roden, ook niet-agrarische bebouwing gerealiseerd. Desondanks is deze verdichting van bebouwing niet ten koste gegaan van de oorspronkelijke structuur en wordt het dorpsbeeld nog steeds bepaald door boerderijbebouwing, een café (manifest aan een kruising van wegen) en veel openbare ruimte, met doorzichten naar de omgeving.

Langelo

Het esdorp Langelo ontstond in de vroege middeleeuwen. De naam van het dorp is afgeleid van de ligging aan de rand van de oorspronkelijke bosvegetatie ('lo') bij het Langeloër Holt. Het dorp heeft een beperkte groei gekend, waardoor het van oudsher aanwezige agrarische karakter nog steeds beeld- en sfeerbepalend is. Het dorp is nauw verweven met het buitengebied door de open structuur en de vele paden die het hart van het dorp met de omliggende landerijen verbinden. Het dorp heeft een cultuurhistorisch waardevolle dorpsstructuur, deze bestaat voornamelijk uit vrijstaande boerderijen afgewisseld door kleine percelen met randbeplanting, oude akkercomplexen (essen) die over gaan in bos. De dorpsstructuur is waardevol omdat de relatie met het landschap en de landbouw herkenbaar zijn.

De boerderijen in het dorp staan langs de Hoofdweg, Lieverseweg en het eerste deel van het Schepersstuk. De bebouwing ligt zo ingeklemd tussen de essen aan de oostzijde van het dorp en de kampontginningen aan de westzijde. Op enige afstand ligt het brede beekdal van het Oostervoortschediep. Langelo heeft twee brinken, de Schoolbrink in het noorden van het dorp en de Westerbrink aan de westzijde. Het dorp is altijd klein gebleven. Na de Tweede Wereldoorlog is er op beperkte schaal nieuw gebouwd binnen de dorpskom. Daarbij zijn de oude structuren en de royale, ruimtelijke opzet van het dorp behouden gebleven.

Peest

Peest wordt gekarakteriseerd als een typisch esdorp dat beschouwd kan worden als één van de beste bewaarde esdorpen binnen de gemeente Noordenveld, en misschien wel ver daarbuiten. Niet voor niets was Peest in het Streekplan Noord Drenthe (1974) aangewezen als 'beschermend dorpsgezicht' (evenals Norg). Een nadere inventarisatie heeft er in 1979 weliswaar toe geleid dat Peest niet langer deze status heeft, echter de cultuurhistorische waarde van de middeleeuwse ruimtelijke structuur is er niet minder om. Deze cultuurhistorische waarde is vooral gelegen in de wijze waarop in de loop der eeuwen de samenhang tussen de aanwezige natuurlijke waarden en de wijze waarop daarmee door de mens is omgegaan.

De omgeving van Peest wordt gekenmerkt door het zeer gevarieerde karakter. Er bevinden zich esgronden, beekdalgronden en ontginningsgronden rondom het dorp. De essen liggen aan de noord- en westkant van het dorp, deze gronden zijn wat hoger gelegen en hebben een open karakter. Langs de randen zijn een aantal bospercelen. De structuur van de esgronden en daaraan grenzende bospercelen is eeuwen oud en derhalve van zowel cultuurhistorische als landschappelijke en ecologische betekenis. Aan de zuid- en oostzijde loopt het beekdal van het Oostervoortschediep min of meer om het dorp heen. Deze gronden zijn vanwege hun lage ligging veelal ingericht als weiland. In het gebied bevinden zich opvallend veel houtwallen, die het gebied een zeer besloten karakter geven. De ontginningsgronden grenzen maar in zeer beperkte mate aan het dorp zelf (alleen aan de zuidoostzijde is dit het geval). Zij bevinden zich vooral ten zuiden van de Brinkstukken, grenzend aan het beekdal.

De hierboven omschreven inrichting van de omgeving en de aard van het agrarisch gebruik zijn bepalend geweest voor de opbouw van het dorp. Voor het overige wordt de structuur van Peest in hoofdzaak bepaald door de wegen, de ligging van de boerderijen en de beplanting die langs wegen gesitueerd is of als kavelscheiding wordt gebruikt. Typerend is de grote verscheidenheid in de aard van de bebouwing, indeling in percelen en de beplanting. Ook de aan de oostzijde aanwezige dobbe met het daaromheen aangelegde parkje dragen bij aan deze diversiteit. De opbouw van het dorp is in de loop der jaren weinig veranderd. Ten opzichte van de structuur van het dorp zoals die rond 1900 was, is er nauwelijks iets veranderd. Alleen de hoeveelheid bebouwing is toegenomen. Ook het wegenpatroon is nauwelijks gewijzigd. Alleen de Hoofdweg ten oosten van het dorp, die in het verleden alleen Norg met Peest verbond, is doorgetrokken in de richting van Zeijen. In Peest wordt de weg incidenteel begeleid door bomen. Dit heeft onder meer te maken met de beperkte ruimte tussen de straatranden en particuliere erven. Vooral aan de noordzijde bevinden zich diverse agrarische bedrijven. Deze zijn op redelijk gelijkmatige afstanden van elkaar en de weg gesitueerd en vormen daarmee een kort lint. Aan de zuidzijde wordt de bebouwing veel meer onderbroken door op de Hoofdweg aansluitende straten. Naar het oosten toe wordt de bebouwing aan de zuidzijde vervangen door een brink en groenvoorzieningen in de vorm van een parkje. De grote voorerven van de boerderijen en de aanwezige erfbeplanting zijn beeldbepalend voor het open groene karakter van deze zijde. Tezamen met de diagonale doorzichten naar het open landschap legt het een ruimtelijke relatie met het omringende landschap. Het merendeel van de bebouwing in Peest is gesitueerd aan de Hoofdweg en de Schaapdijk. Opvallend is dat de bebouwing heel divers is als het gaat om de variatie in de richting van de bebouwing. Zowel onderling als ten opzichte van de wegen.
Niet alleen de bebouwing, maar juist ook de open ruimtes die doorzichten naar de omgeving creëren en de zich aan de noordzijde van het dorp bevindende hoogopgaande bomen leiden tot het zeer gevarieerde beeld dat Peest biedt.

Roderesch

Roderesch is rond 1900 ontstaan op een van de essen in het uitgestrekte dorpsgebied van Roden: de Rooderesch of Rooneresch. Oorspronkelijk is de es een heidegebied dat de naam Ripenveld draagt. De Roder boeren omwallen een stuk heide, ontginnen het tot bouwland en verbouwen er granen en andere gewassen.

Voor 1850 stonden er in het gebied van dit buurtschap geen huizen. Wel is het waarschijnlijk dat er ten tijde van het ontstaan van de es in de late middeleeuwen enkele huisjes hebben gestaan in de buurt van de huidige Kaatsweg. Het woord kaat kan dan zijn afgeleid van keet of kot, een oud woord voor houten hut. De eerste bewoners van Roderesch hielden zich bezig met het ontginnen van het omliggende heideveld. In 1900 stonden er zes huizen, her en der verspreid. Pas na de bouw van de school in 1913 voor de kinderen in Alteveer, Steenbergen en Roderesch concentreerde de bebouwing zich daar omheen. De oudste bebouwing ligt aan de Hoofdweg en strekt zich uit tot aan de Esweg. In latere jaren heeft de bebouwing zich verdicht in de hoek tussen de Hoofdweg en de Norgerweg, achter de school.

Het dorp kent niet de ontwikkeling die de echte oude esnederzettingen gekend hebben, daarom wordt het dorp niet gerekend tot de oude esdorpen.

Steenbergen

Het dorp Steenbergen is ontstaan in de late middeleeuwen. De dorpsnaam is afgeleid van het hunebed, dat ten noorden van het dorp ligt aan de rand van het natuurgebied Noorderduinen. Het hunebed is vroeger de Steenen Bergen genoemd. Halverwege de negentiende eeuw grenst het dorp aan de oostelijke flank van de Terheils Veenen en ligt het aan de westflank van het beekdal van het Groote Diep. In dit beekdal liggen de zogenaamde stukken, de Steenberger graslanden waar het vee wordt geweid en het hooi wordt gewonnen. De heide en bossen liggen dan vooral ten zuidwesten van de huidige kern. Ten westen van het dorp ligt de Steenbergeresch, het akkerbouwcomplex waar vooral rogge wordt verbouwd.

Doordat het dorp zo ligt ingeklemd in zijn omgeving, ontstond een meer lineaire bebouwingsstructuur van boerderijen. De Hoofdweg is de voornaamste bebouwingsas. Aanvankelijk lag de agrarische bebouwing vooral aan de oostzijde van de Hoofdweg. Aan de westzijde van de Hoofdweg ligt de vroegere brink waarop zich alleen aan de uiteinden enige bebouwing bevindt.

Bij een grote brand in 1881 worden zes van de vijftien boerderijen in Steenbergen verwoest. Na de brand werden enkele boerderijen herbouwd aan de westzijde van de Hoofdweg, waardoor en evenwichtiger en meer verspreid bebouwingsbeeld ontstond. In de bebouwing zijn de Groningse invloeden herkenbaar. Veel boerderijen zijn opgetrokken uit rode bakstenen en hebben kenmerkende witte daklijsten en een symmetrische gevelindeling. Hoewel Steenbergen nadien nog wel enigszins groeide met enkele nieuwe woningen door verdichting binnen de bebouwde kom en kleinschalige uitbreiding aan de uitvalswegen, vooral aan de Markeweg, zijn de oorspronkelijke lineaire structuur en het agrarische karakter van het dorp niet aangetast.

Westervelde

De kern van Westervelde is ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De belangrijkste reden die heeft geleid tot deze aanwijzing is dat Westervelde (evenals Zuidvelde) zijn karakter als kleine esnederzetting relatief goed heeft behouden. Dit geldt onder meer voor de nederzettingsstructuur, het historisch waardevolle bebouwingsbeeld en de relatie met het landschap in ruimer verband. De kern heeft een zeer uiteenlopende ruimtewerking van kleinere en grotere, meer of minder begrensde open ruimten. In de kern is sprake van een ruimtelijke continuïteit, daar waar de verschillende ruimten vloeiend in elkaar overlopen. In de toelichting van de Rijksdienst voor het Cultuurhistorisch Erfgoed, ter motivering van het aanwijzingsbesluit, wordt onder andere ingegaan op het ontstaan en de ontwikkeling van Westervelde, alsmede het ruimtelijke karakter ervan. De betreffende toelichting op het aanwijzingsbesluit is als bijlage bij de regels gevoegd.

Het dorpsgezicht van Westervelde wordt bepaald door de overwegend oudere agrarische bebouwing in nauwe samenhang met de aard en afwisseling van de beplantingen. Het nog steeds overheersende agrarische karakter van de nederzetting is van groot belang. Er staan ruim 20 oudere boerderijcomplexen in de kern, die zich hoofdzakelijk langs de Schoolstraat en de Hoofdweg bevinden. Het dorp krijgt z'n driehoekige plattegrond door de verbindingsweg tussen beide wegen: de Steeg. Rond 1800 was Westervelde het grootste dorp van het kerspel Norg. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, losstaande schuren, waaronder moderne ligboxstallen, oudere schaapskooien en stookhutten of bakhuisjes. Karakteristiek voor de kern Westervelde zijn de vele rietgedekte daken.

Belangrijk in de ontwikkeling van Westervelde en de directe omgeving is de familie Tonckens. Het door de familie bewoonde Huis te Westervelde, dat ook wel Tonckensborg wordt genoemd, neemt daarin een centrale plek in. Vanaf het eind van de zeventiende eeuw werd stelselmatig gewerkt aan de verdere uitbouw van het landgoed van de familie. Daartoe werd een omvangrijk stelsel van singels, grachten en wallen aangelegd en verschillende boscomplexen werden aangeplant. In een deel van deze bossen, ten noorden van Zuidvelde, bevindt zich een cluster van 40 grafheuvels en een licht gebogen aarden wal. Drie zichtassen vanaf het huis (oost, west en zuid) dateren uit het begin van de negentiende eeuw. Samen met de hoofdontsluiting in noordelijke richting plaatsen ze de borg in het hart van een assenkruis. Het hele complex, waarin rond 1700 drie hoeven waren gelegen, heeft een oppervlakte van circa 10 ha. Sinds die tijd grenst de Hoofdweg (vanaf de splitsing Voorstukken/Hoofdweg) direct aan de westelijke singelstructuur.

Ten opzichte van de situatie rond 1800 is de nederzettingsstructuur van Westervelde nauwelijks veranderd. Dat geldt zowel voor het beloop van de wegen als het bebouwingspatroon. De hoeveelheid bebouwing is nadien wel stapsgewijs toegenomen, gelijkmatig langs en tussen de Hoofdweg en de Schoolstraat verspreid. Meer en minder recente bouw van agrarische bedrijfsgebouwen, waaronder vele schuren, net als de (nieuw)bouw van woningen, met name aan de Schoolstraat en de Steeg, hebben het bebouwingsbeeld wel compacter gemaakt.

Monumenten

In de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van Westervelde als beschermd dorpsgezicht is aangegeven dat de bescherming van het dorpsgezicht zich richt op de door de bebouwing en wegenaanleg historisch bepaalde dorpsstructuur, de aanwezige visuele kwaliteiten en, in samenhang daarmee, de deels historisch waardevolle bebouwing. Voor zover gebouwen individueel van bijzonder belang zijn, zijn ze als beschermd monument aangewezen en worden ze derhalve ook reeds op grond van artikel 6 van de Monumentenwet 1988 opgenomen in het register van beschermde monumenten. De betreffende panden zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.

Panden die niet als monument zijn aangewezen, maar toch als karakteristiek gelden voor Westervelde (onder andere gebouwen waarvan de karakteristieke hoofdvorm dient te worden gehandhaafd gezien het belang ervan voor het beschermd dorpsgezicht), zijn op basis van dit bestemmingsplan beschermd en op de verbeelding aangeduid als 'karakteristiek'.

Een lijst van alle monumentale en karakteristieke panden is opgenomen in de bijlage, behorende bij de toelichting.

Zuidvelde

De kern van Zuidvelde is ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De belangrijkste reden tot deze aanwijzing is het onderkennen van de aanwezige karakteristieke (met de historische ontwikkeling samenhangende) structuur en ruimtelijke kwaliteit van Zuidvelde. De buurschap Zuidvelde is altijd ongeveer de helft kleiner gebleven dan Westervelde. Rond 1800 telde Zuidvelde een tiental erven en evenzovele boerderijen. De hoeven lagen onregelmatig verspreid en elk met een andere bouwrichting in een tamelijk hechte kern bijeen. De kern van Zuidvelde ligt aan de bovenloop van het 'kleine diepje', op de plek waar twee oude veedriften samenkomen. De Reeweg, de 'dodenweg' naar de kerk en het kerkhof van Norg, is ter plaatse vanouds de belangrijkste doorgaande weg, richting Assen. Direct oostelijk van deze weg, grenzend aan de bewoningskern, ligt de es van Zuidvelde.

De veranderingen in het historische cultuurlandschap zijn in de loop van de negentiende en twintigste eeuw zeer beperkt gebleven. Alleen langs de Reeweg is een 'nieuwe' bebouwingsreeks gesitueerd. De wegenstructuur heeft een belangrijke wijziging ondergaan die het dorp in tweeën heeft gesplitst. De twee genoemde parallelle wegen werden aan het einde van de negentiende eeuw in het centrum van de bewoningskern met elkaar verbonden en vormen sindsdien de doorgaande hoofdweg, de Asserstraat. De Reeweg verloor als zodanig deze functie en is vanuit de kern richting Norg-Peest, naar de Peesterweg, altijd onverhard gebleven. Uit de diverse brinkachtige ruimten vormt zich omstreeks dezelfde tijd 'de Brink'. Het gaat hierbij om de huidige grote brink op een centraal punt langs de westelijke rand van de oude bewoningskern. De brink heeft zijn oorspronkelijke randfunctie, vanouds verzamelpunt van wegen en veedriften, tot op heden goed behouden.

Monumenten

In de toelichting bij het besluit tot de aanwijzing van Zuidvelde tot beschermd dorpsgezicht is aangegeven dat de bescherming van het dorpsgezicht zich richt op de door de bebouwing en wegenaanleg historisch bepaalde dorpsstructuur, de aanwezige visuele kwaliteiten en, in samenhang daarmee, de deels historisch waardevolle bebouwing. Voor zover gebouwen individueel van bijzonder belang zijn, zijn ze tot beschermd monument aangewezen en worden ze derhalve reeds op grond van artikel 6 van de Monumentenwet 1988 opgenomen in het register van beschermde monumenten. De betreffende panden zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.

Overige panden die niet als monument zijn aangewezen, maar toch als karakteristiek gelden voor Zuidvelde (onder andere gebouwen waarvan de karakteristieke hoofdvorm dient te worden gehandhaafd gezien het belang ervan voor het beschermd dorpsgezicht), zijn op basis van het bestemmingsplan beschermd en op de verbeelding aangeduid als 'karakteristiek'.

Een lijst van alle monumentale en karakteristieke panden is opgenomen in de bijlage, behorende bij de toelichting.

4.6.2.2 Ontginningslandschap

De dorpen Roderwolde en Altena maken geen onderdeel uit van het esdorpenlandschap. Van beide dorpen wordt een beschrijving gegeven van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Roderwolde

Het lage gebied ten noorden van Roderwolde heeft eeuwenlang last gehad van wateroverlast. Lange tijd is dit gebied dan ook alleen gebruikt als jacht- en visgebied voor de bewoners van de hoger gelegen zandgronden richting Roden en Peize. Omstreeks het jaar 1000 werd met de aanleg van dijkjes aansluitend op de hooggelegen zandgronden een begin gemaakt met een waterkering. Dat men aanvankelijk toch hinder van het water heeft ondervonden, blijkt uit de talrijke veenterpjes ten oosten van het Leekstermeer.

De middeleeuwse bewoningsas van het wegdorp Roderwolde lag oorspronkelijk verder naar het noorden op een lijn tussen het 'Groot Waal' en Sandebuur. Op deze as lag ook de eerste kerk te midden van het kerkhof dat nog steeds als zodanig in gebruik is, maar nu ongeveer een kilometer buiten het huidige Roderwolde ligt. In de loop van de eeuwen werden door inklinking en verdwijning van het veen de omstandigheden in een groot deel van de oude bewoningsas ongunstig. Roderwolde voelde letterlijk nattigheid en trok zich terug op de hogere gronden.

In het lint ligt de blikvanger van Roderwolde: molen Woldzigt. De molen in Roderwolde werd in 1852 gesticht door enkele landbouwers uit Roderwolde. De molen bestaat eigenlijk uit twee molens onder een kap. Op de begane grond bevindt zich de zogenaamde stompslaginstallatie voor het slaan van veekoeken en olie uit oliehoudende zaden zoals lijn- of koolzaad. Op een van de verdiepingen van de molen bevinden zich twee maalstenen om graan tot meel te vermalen. Deze tweeledige functie maakt de molen Woldzigt volstrekt uniek onder de Nederlandse molens. De molen is in 1976 gerestaureerd. Tegenover de molen ligt de haven van Roderwolde. Deze haven is met een opvaart, de Schipsloot, verbonden met het verder naar het oosten gelegen Peizerdiep.

De opmerkelijke ontstaansgeschiedenis van Roderwolde laat zich in het huidige landschapsbeeld goed lezen. Omdat het dorp enigszins in de periferie ligt en niet aan belangrijke doorgaande verbindingen, is de oude opzet en structuur van dorp en omgeving nog gaaf en herkenbaar. Onder andere de oude bebouwingslinten, de opstrekkende verkaveling en de ligging van de begraafplaats tonen dat fraai.

Roderwolde kent enkele kleine woonuitbreidingen, waardoor er een kleine dorpskom is ontstaan rond de Hoofdstraat en Kruiskamp.

Altena

Voor zover bekend is Altena ontstaan rond 1850. Vanaf die periode is men begonnen met de ontginningen van het in de nabijheid van het huidige Altena gelegen Boerelaan. De nederzetting bestond toen uit verspreid liggende plaggenhutten. Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw worden de plaggenhutten in Altena vervangen door kleine stenen huizen. In 1922 worden er door de gemeente Peize aan de Lieverscheweg (nu de Altenaweg) zes woningwetwoningen gebouwd (type: twee-onder-een-kap). In 1928 kreeg het dorp een lagere school voor de vele kinderen die in de zuidwesthoek van de gemeente woonden.

Het eerste woningbouwproject van het dorp ligt aan de Vijverstraat en Altenaweg en bestaat uit 24 rode huizen met twee dubbele woningen. Deze huizen zijn kort voor de tweede wereldoorlog gebouwd. De buurt is nog steeds zeer exemplarisch voor het bouwen in die periode.

In de loop der tijd is het dorp enigszins uitgebreid. Tegenwoordig bestaat het dorp Altena voornamelijk uit diverse vrijstaande woningen en verspreid liggende woonboerderijen.

4.7 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten."

De watertoets heeft op 17 oktober 2013 plaatsgevonden door het invullen van de digitale watertoets. De vragenlijst is volledig ingevuld. Het bestemmingsplan raakt geen waterschapsbelang. Hierdoor is nader overleg met het waterschap niet nodig. De watertoets is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 3 Watertoets).

4.8 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten en Wetlands.
Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Meestal verlenen de provincies de vergunningen, maar soms doet het Ministerie van Economische Zaken dit.

Flora- en Faunawet

In de Flora- en faunawet wordt gesteld dat voldoende zorg in acht dient te worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit betekent dat moet worden onderzocht of er door nieuwe (ruimtelijke) plannen bedreigende situaties ontstaan voor de flora en fauna in of direct rond het gebied. Het gaat dus om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.

Onderzoek

Het voorliggende plan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan heeft daarmee geen effecten op beschermde gebieden of overige flora en fauna.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit veertien kaartbladen, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

5.2 Planvorm

Het bestemmingsplan betreft een actualisering en is gericht op het in stand houden van de bestaande situatie. Daarbij vormen behoud en versterking van de huidige ruimtelijke structuur het uitgangspunt voor de regeling in het bestemmingsplan, dat over het algemeen conserverend van aard is. Binnen dit kader zal wel voldoende flexibiliteit moeten worden geboden om planologisch aanvaardbare bouwinitiatieven of functiewijzigingen mogelijk te maken.

Qua planvorm is gekozen voor het functioneel en gedetailleerd bestemmen, maar met de nodige flexibiliteit in de regeling, zowel rechtens als via een afwijkingsbevoegdheid. Een groot voordeel hiervan is dat de (functionele) structuur van de verschillende kernen direct en eenduidig op de verbeelding inzichtelijk kan worden gemaakt.

5.3 Opzet van de regels

De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen, alsmede de wijze van meten.

Begrippen

In dit artikel zijn de standaard begripsomschrijvingen van de gemeente Noordenveld opgenomen, aangevuld met die begrippen, die specifiek in dit bestemmingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen.

Wijze van meten

Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is aangegeven hoe deze worden gemeten.

  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Hiernavolgend wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.

Agrarisch

De agrarische percelen, die geen bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische of natuurlijke waarden hebben, zijn bestemd als 'Agrarisch'.

Gebouwen zijn op deze percelen niet toegestaan, behoudens de bestaande veldschuren die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'. De gronden mogen worden gebruikt als cultuurgrond voor het agrarisch bedrijf, maar het gebruik voor hout-, boom- en fruitteelt is verboden. Onder voorwaarden is de bouw c.q. aanleg van sleufsilo's en mestbassins mogelijk indien dit om bedrijfseconomische, planologische of milieuhygiënische redenen binnen het bouwvlak van het agrarische bedrijf niet mogelijk is. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk. De bouw van een mestsilo op agrarische gronden is alleen via een wijziging van het bestemmingsplan mogelijk.

De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid als 'houtsingel' en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

Voor gronden die zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van deze gronden naar natuur.

Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

De bestaande agrarische bedrijven zijn bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'. Deze bedrijven kunnen, voor zover er nog ruimte is, alleen uitbreiden binnen het bestaande bouwvlak, mits voldaan kan worden aan de natuur- en milieuregels. Dit betekent echter niet dat er geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor de zittende agrariërs in de dorpen. In de dorpen hebben agrarische bedrijven echter wel te maken met meer beperkingen. De eventuele vergroting van een agrarisch bouwvlak is daarom alleen mogelijk met maatwerk, waarbij getoetst kan worden aan alle aspecten, zoals ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, landschap, natuurwaarden en milieu.

Bij het agrarisch bedrijf zijn aan huis verbonden werkactiviteiten bij recht toegestaan, alsmede kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfastvoorziening. Het gebruik voor deze activiteiten is toegestaan voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 60 m2, indien de activiteiten gezamenlijk worden gebezigd. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk. Tot slot is de inpandige opslag van caravans, boten en dergelijke in bedrijfsgebouwen bij recht toegestaan.

Via een afwijking van de gebruiksregels kunnen de bedrijfsactiviteiten worden verbreed door toevoegen van een niet-agrarische tak, zoals zorg, recreatie of andere bedrijvigheid. Deze activiteit moet wel ondergeschikt blijven aan het agrarisch bedrijf. Ook is het mogelijk om de bedrijfswoning na beëindiging van het gebruik via een afwijkingsbevoegdheid te gebruiken als woning. Via een wijziging van het bestemmingsplan kan het agrarisch bedrijf, na beëindiging van de agrarische activiteiten, worden omgezet in een andere bedrijfsfunctie. Ook kan van de ruimte-voor-ruimte regeling gebruik worden gemaakt als compensatie voor de sloop van landschapsontsierende agrarische bebouwing bij beëindiging van het agrarisch bedrijf.

Na de beëindiging van het agrarisch bedrijf kan de bestemming ook worden gewijzigd in een andere bestemming. De nieuwe functie moet altijd worden gecombineerd met de woonfunctie.

In de regels is ook een mogelijkheid opgenomen voor omzetting van een bedrijfswoning naar een zogenaamde plattelandswoning. Van deze regeling kan gebruik worden gemaakt indien de bedrijfswoning niet langer deel uitmaakt van het agrarisch bedrijf, maar het bedrijf zelf wel wordt voortgezet. Na wijziging mag de woning bewoond worden door iemand die geen functionele binding heeft met het agrarische bedrijf. De woning blijft planologisch deel uitmaken van het agrarisch bedrijf, maar de woning geniet geen bescherming tegen de nadelige milieueffecten van de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde.

Agrarisch - Kwekerij

De boomkwekerij in Roderwolde is bestemd als 'Agrarisch - Kwekerij'. De bestaande bedrijfsbebouwing mag éénmalig met 10% worden uitgebreid. De oppervlakte van de kassen is begrensd tot 1.000 m2.

De gebruiksmogelijkheden en de wijzigingsbevoegdheden in deze bestemming komen grotendeels overeen met die van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'.

Agrarisch met waarden

De agrarische percelen met landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden'. De betreffende waarden zijn opgesomd in de toelichting.

Gebouwen zijn op de agrarische percelen niet toegestaan. De gronden mogen worden gebruikt als cultuurgrond voor het agrarisch bedrijf, maar het gebruik voor hout-, boom- en fruitteelt is verboden. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.

De mogelijkheden om agrarische bouwwerken buiten het bouwvlak te bouwen zijn heel beperkt, dit houdt verband met de bovengenoemde waarden.

De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

In Roderwolde zijn gronden aangeduid als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Op deze gronden kan - na wijziging - één woning worden gebouwd.

Voor gronden die zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van deze gronden naar natuur.

Bedrijf

De bedrijvigheid is beperkt tot milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven, alsmede bestaande bedrijven die behoren tot een hogere milieucategorie. Geluidzoneringsplichtige en risicovolle bedrijven zijn niet toegestaan in de bestemming 'Bedrijf'.

Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Bedrijfswoningen en daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.

Via een afwijking van de gebruiksregels is de vestiging van bedrijven van milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijven mogelijk, mits die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar gelijkgesteld kunnen worden met milieucategorie 1 en 2.

Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

Bedrijf - Hovenier

Het bestaande hoveniersbedrijf aan de Hoofdstraat in Een is bestemd als 'Bedrijf - Hovenier'. Wat betreft uitbreidingsmogelijkheden gelden dezelfde regels als in de bestemming 'Bedrijf'.

Bos

De bestaande bosaanplant is bestemd als 'Bos'. Het vellen en rooien van bomen - uitgezonderd het normale onderhoud - is alleen mogelijk met een omgevingsvergunning.

Groen

De structurele en/of beeldbepalende openbare groenvoorzieningen zijn bestemd als 'Groen'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan.

Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

Groen - Brink

De bestaande brinken, met hun kenmerkende ruimtelijke structuur en beplanting, zijn specifiek bestemd.

Cultuur en ontspanning - Theater

Het openluchttheater aan de Pastorielaan in Roderwolde, met de bijbehorende bebouwing, is bestemd als 'Cultuur en ontspanning - Theater'.

Horeca

De bestaande horecabedrijven in de kernen zijn bestemd als 'Horeca'. Binnen deze bestemming is bij recht de vestiging van horeca in de categorieën 1, 2 3 en 5 mogelijk. Horeca van categorie 4 (discotheken) is nergens toegestaan in de kernen.

Alle gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken en scholen, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Scholen mogen alleen gevestigd zijn ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs'. De zorgboerderijen in Peest en Westervelde zijn bestemd als 'Maatschappelijk' en voorzien van de aanduiding 'zorgboerderij'. Een terrein in Altena is aangeduid als 'cultuur en ontspanning'.

Alle gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Per bedrijf of instelling is één bedrijfswoning toegestaan.

De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De begraafplaats in Een met de daarbij behorende gebouwen is bestemd als 'Maatschappelijk - Begraafplaats'.

Sport

De sportvoorzieningen in Een en Roderwolde, alsmede de ijsbaan in Roderwolde en de manege in Altena zijn bestemd als 'Sport'. In de bestemming 'Sport' is ondergeschikte horeca toegestaan. Daarbij moet worden gedacht aan sportkantines.

Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Een bedrijfswoning met de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen is alleen bij de manege toegestaan. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.

De sportvelden in de kernen zijn tevens aangeduid als 'cultuur en ontspanning'. Dit maakt het mogelijk om hier evenementen te houden die te maken hebben met cultuur en vrije tijdsbesteding.

Tuin

Voorkantsituaties en/of ruimtelijk samenhangende, als tuin ingerichte (privé)gronden voor de voorgevel of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijden van woningen, hebben de bestemming 'Tuin'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Van dit verbod kan worden afgeweken voor de bouw van erkers, toegangsportalen en carports.

Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

Verkeer

De wegen met een doorstroomfunctie zijn bestemd als 'Verkeer'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan, met uitzondering van abri's.

Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen zonder doorstroomfunctie hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.

Water

De Schipsloot in Roderwolde is vanwege het belang voor de waterhuishouding als 'Water' bestemd.

Wonen

De reguliere woningen zijn bestemd als 'Wonen'. Het bestaande aantal woningen - bestaande uit vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneen gebouwde woningen mag niet toenemen. Een uitzondering wordt gemaakt voor de uitbreidingslocatie Veldkampen in Een, waar nog maximaal 7 nieuwe woningen bij recht kunnen worden gebouwd.

De hoofdgebouwen van de woningen worden gebouwd in het bouwvlak. De bijgebouwen worden ook in het bouwvlak gebouwd of in het gebied dat als 'bijgebouwen' is aangeduid. In verband met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht per 1 november 2014 is de bestaande regeling voor aan-, uitbouwen en bijgebouwen van de gemeente Noordenveld gewijzigd. Hierdoor sluit de regeling in het bestemmingsplan beter aan op datgene wat er op basis van dat Besluit zonder vergunning mag worden gebouwd. Daarbij is wel in aanmerking genomen dat de bebouwingsmogelijkheden ruimtelijk verantwoord moeten zijn, gelet op de specifieke kwaliteiten van de bebouwing in de dorpen van de gemeente Noordenveld. De nieuwe regeling geldt ook voor bedrijfswoningen (met uitzondering van de agrarische bedrijfswoningen. Een memo over de nieuwe bijgebouwenregeling is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting (Memo nieuwe bijgebouwenregeling).

De toegestane goot- en bouwhoogte van de woningen bedragen respectievelijk 4 en 9 meter, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen.

Binnen de woonbestemming zijn aan huis verbonden werkactiviteiten bij recht toegestaan, alsmede kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfastvoorziening. Het gebruik voor deze activiteiten is toegestaan voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 45 m2, indien de activiteiten gezamenlijk worden gebezigd. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.

Enkele bedrijven die qua aard en/of omvang afwijken van de bij recht toegestane aan huis verbonden werkactiviteiten zijn aangeduid als 'bedrijf'. In de gebruiksregels is aangegeven dat behalve de bestaande bedrijven ook nieuwe bedrijven met dezelfde activiteiten of andersoortige categorie 1 en 2 bedrijven zijn toegestaan. Voorwaarde is dat het doeleind 'bedrijf' nevengeschikt is en blijft aan de woonfunctie.

Enkele bed & breakfastvoorzieningen zijn aangeduid als 'bed & breakfast'. Deze voorzieningen zijn namelijk groter dan de bij recht toegestane bed & breakfastvoorzieningen. Voor deze bed & breakfastvoorzieningen geldt dat deze niet ondergeschikt, maar nevengeschikt zijn aan de woonfunctie.

Wonen - Boerderij

De beeldbepalende voormalige boerderijen zijn bestemd als 'Wonen - Boerderij'. Specifiek voor deze bestemming is dat de bestaande hoofdvorm van de boerderij moet worden gehandhaafd.

Via een afwijking van de bouwregels wordt woningsplitsing mogelijk gemaakt, alsmede het realiseren van extra bijgebouwen bij woningen waar geen sprake is van voormalige bedrijfsgebouwen. Deze extra ruimte mag alleen worden gebruikt voor het uitoefenen van een agrarische hobby.

In de bestemming is ook een saneringsregeling opgenomen voor voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.

Evenals bij de bestemming 'Wonen' zijn aan huis verbonden werkactiviteiten en een bed & breakfastvoorziening bij recht toegestaan. De toegestane oppervlakte voor werk/bedrijf aan huis en bed & breakfast is ruimer (60 m2) dan bij de reguliere woonfunctie.

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' is als nevengeschikte functie een bedrijf toegestaan in de milieucategorie 1 of 2. Het betreft hier bedrijfsactiviteiten die qua aard en/of omvang afwijken van de bij recht toegestane aan huis verbonden werkactiviteiten. Hetzelfde geldt voor bed & breakfastvoorzieningen die zijn aangeduid als 'bed & breakfast'. Voor dit bedrijf en deze bed & breakfastvoorziening geldt dat deze niet ondergeschikt, maar nevengeschikt zijn aan de woonfunctie.

Tot slot is de inpandige opslag van caravans, boten en dergelijke in bedrijfsgebouwen bij recht toegestaan.

Onder voorwaarden is de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.

De vestiging van een kinderdagverblijf worden via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk gemaakt. Het betreft hier een nevengeschikte functie die alleen is toegestaan voor zover de woonfunctie gehandhaafd blijft.

Wonen - Woonwagenstandplaats

In Roderesch zijn woonwagenstandplaatsen aanwezig. Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 15. De oppervlakte van de woonwagens is de bestaande oppevlakte. Er zijn aan-, uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.

Leiding - Gas

De bestaande aardgastransportleidingen bij Zuidvelde, Langelo, Steenbergen en Peest zijn, met de bijbehorende belemmeringenstrook, hebben een dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. De breedte van de belemmeringenstrook bedraagt aan weerszijden 4 of 5 m, afhankelijk van de zwaarte van de leiding.

Leiding - Hoogspanning

De ondergrondse hoogspanningskabel Norg-Zeijerveen heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' gekregen en is inclusief de belemmeringenstrook die 2,5 m bedraagt aan weerszijden van de hartlijn, gerekend vanaf de buitenste hoogspanningskabel.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

De bovengrondse hoogspanningsleiding Vierverlaten - Zeijerveen heeft de dubbelbestemming
'Leiding - Hoogspanningsverbinding', inclusief de belemmeringenstrook van 25 m aan weerszijden van de leiding.

Leiding - Riool

Door het plangebied loopt een rioolwaterpersleiding. In verband met de bescherming van de leiding heeft deze leiding een dubbelbestemming gekregen.

Archeologie

Volgens de systematiek van de gemeente Noordenveld krijgen de gronden die als rijksmonument zijn aangemerkt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Deze monumenten (zeer hoge archeologische waarde) worden beschermd door de Monumentenwet. Deze terreinen komen in het plangebied niet voor.

Alle gronden met een hoge archeologische waarde en een middelhoge of hoge verwachtingswaarde zijn onder één beschermende regeling gebracht, namelijk 'Waarde - Archeologie 2'.

Hoewel er een grote diversiteit is aan archeologische zones, bijzondere terreinen en landschapselementen, met een even zo grote diversiteit aan beleidsadviezen voor de onderzoeksmethodiek, is er desalniettemin voor gekozen om alle gronden met een archeologische (verwachtings)waarde in één dubbelbestemming onder te brengen. De bouwregels en het omgevingsvergunningstelsel zijn voor al deze bestemmingen namelijk identiek, alleen de onderzoeksadviezen verschillen van elkaar. Door de bestemming te koppelen aan de archeologische beleidsadvieskaart ontstaat een overzichtelijk geheel. Hierdoor is eenvoudig na te gaan voor welke gronden welke onderzoeksplicht geldt. De archeologische beleidsadvieskaart, een uitsnede van deze kaart voor het plangebied en de toelichting op de beleidsadvieskaart zijn als bijlage bij de regels opgenomen.

De gronden met een lage verwachtingswaarde en/of een (met zekerheid) verstoorde bodem, alsmede de gronden die al archeologisch zijn onderzocht en vrijgegeven, vallen buiten de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

Indien op grond van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of waardevolle archeologische vondsten worden gedaan, kan het plan worden gewijzigd in die zin dat de dubbelbestemming vervalt.

Cultuurhistorie

De panden die als rijksmonument zijn aangewezen, hebben in het bestemmingsplan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' gekregen. Een beschermende regeling is niet opgenomen, omdat de Monumentenwet hiervoor het kader is.

De panden die door de gemeente als karakteristiek zijn bestempeld, hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemming is als doel opgenomen de instandhouding van de bestaande hoofdvorm van het karakteristieke gebouw. Tevens is een regeling opgenomen om ongewenste sloop te voorkomen.

De overige historische elementen in het plangebied worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is toestemming nodig in de vorm van een omgevingsvergunning.

De beschermde dorpsgezichten van Westervelde en Zuidvelde zijn beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Voor de bebouwing binnen de begrenzing van deze dorpsgezichten gelden afwijkende bouwregels.

Landschappelijke en natuurlijke waarden

De landschappelijk en ecologisch waardevolle beekdalen hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal' gekregen. Voor deze gronden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden.

  • Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouw- en gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.

Anti-dubbeltelregel

Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn bepalingen over ondergeschikte bouwdelen opgenomen en is aangegeven op welke punten de aanvullende werking van de Bouwverordening niet van toepassing is.

In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen. In dit bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit verbod geldt voor alle bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen voor 'geluidzone - industrie', 'veiligheidszone - bevi', 'vrijwaringszone - zichtlijn' en voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

De 'geluidzone - industrie' geldt voor de geluidzone rondom de gasopslag in Langelo. Binnen deze zone mogen geen geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, zoals woningen. Bestaande geluidgevoelige gebouwen zijn hiervan uitgezonderd.

De 'veiligheidszone - bevi' heeft betrekking op een deel van de plaatsgebonden risicocontour van de gasproductielocatie van de NAM bij Langelo. Voor deze gronden gelden beperkingen voor de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten.

De 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt voor een zone rondom de molen van Roderwolde. Voor deze zone zijn beperkingen opgenomen voor de hoogte van de bebouwing en de beplanting rondom de molen in verband met de vrije windvang.

De 'vrijwaringszone - zichtlijn' bevat een beschermende regeling voor de zichtlijnen voor de doorzichten vanaf het Huis te Westervelde over de omliggende velden.

Algemene afwijkingsregels

In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.

Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels bevatten:

  • een wijzigingsregeling ruimte-voor-ruimte. Door toepassing van deze regeling kan ten hoogste één nieuwe woning worden gebouwd, uitsluitend als compensatie voor de sloop van landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.
  • een wijzigingsregeling ten behoeve van het verplaatsen van de voorgevellijn van het hoofdgebouw.
  • een wijzigingsregeling voor het laten vervallen van de aanduiding 'karakteristiek' en voor het toekennen van de aanduiding 'karakteristiek' aan bebouwing.
  • een wijzigingsregeling om één woning te kunnen bouwen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'.

  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van een plan. In het onderhavige geval is er sprake van een grotendeels conserverend plan, waaraan derhalve voor de gemeente geen kosten zijn verbonden.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

Er heeft geen inspraak plaatsgevonden (voorontwerp). De overlegreacties zijn meegenomen bij de behandeling van de zienswijzen op het ontwerp-bestemmingsplan.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 17 juli tot 28 augustus 2014 ter inzage gelegen. Er zijn een aantal zienswijzen binnengekomen. Voor de beantwoording hiervan wordt verwezen naar het raadsvoorstel met het oog op vaststelling van het bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld.