direct naar inhoud van 9.7 Bodemverontreiniging
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02

9.7 Bodemverontreiniging

HUIDIGE SITUATIE

Binnen het hele plangebied is een grote variatie van gebruiken aanwezig, waaronder landbouw, bouwgrond, recreatie, wonen, werken, wegen et cetera. De provinciale Bodeminformatiekaart (internetversie) maakt duidelijk dat in het plangebied een groot aantal locaties voorkomt waar zich bodemverontreinigingen en/of brandstoftanks in de bodem bevinden. Op een groot aantal locaties is reeds bodemonderzoek uitgevoerd.

Voorts is een groot aantal locaties aangegeven waar in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met mogelijk een negatief effect op de bodemkwaliteit.

OVERWEGING

Op basis van de huidige situatie, het gebruik en de historische informatie, kan worden geconcludeerd dat bodemverontreinigingen zijn te verwachten die een belemmering kunnen gaan vormen voor mogelijke ontwikkelingen. Alvorens de ontwikkeling kan worden gerealiseerd, zal mogelijk vooraf een onderzoek (historisch onderzoek, locatieonderzoek, verkennend onderzoek en eventueel een nader onderzoek en saneringsonderzoek) plaatsvinden ter plaatse van alle geconstateerde potentiële bodemverontreinigende activiteiten. In een beperkt aantal gevallen is reeds onderzoek voorhanden. In het vervolgonderzoek zal de beschikbare informatie worden mee gewogen of eventuele verontreinigingen voldoende in beeld zijn gebracht en of een sanering (na het volgen van de juiste procedures) dient te worden uitgevoerd.

Grond afkomstig van wbb-locaties (locaties waarop de Wet bodembescherming van toepassing is) moet op verantwoorde wijze worden afgevoerd. Grond afkomstig van overige locaties moet zoveel mogelijk ter plaatse worden hergebruikt (gesloten grondbalans). In die situaties, waar grond gaat vrijkomen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem, conform het Besluit bodemkwaliteit, analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Aanbevolen wordt om, indien grond vrijkomt van diverse locaties, conform de hiernavolgende punten te handelen:

  • 1. Indien grond vrijkomt, dient deze bij voorkeur binnen het betreffende perceel te worden verwerkt.
  • 2. Grond waarvan zintuiglijk (op basis van geur en visuele waarneming) wordt geconstateerd dat deze mogelijk is verontreinigd, wordt uitgesloten van direct hergebruik als bodem. De toepasser dient de grond te laten onderzoeken middels een aanvullend onderzoek. Op basis daarvan kan de gemeente beoordelen of hergebruik mogelijk is. Om deze reden moet het uitvoerende personeel bij grondverzet goed zijn geïnstrueerd voor het herkennen van afwijkende bodemomstandigheden, die te maken kunnen hebben met verontreinigingen. Bij een herkenning van een verontreiniging dient een gecertificeerd milieukundig begeleider te worden ingeschakeld, die zorgt voor het laten uitvoeren van nader onderzoek.
  • 3. In de volgende voorkomende gevallen dient contact te worden opgenomen met de vakgroep Milieu van de gemeente Noordenveld:
  • indien graafwerkzaamheden worden gestart op en/of nabij locaties met een potentiële bodemverontreiniging;
  • indien verontreinigde grond en/of verontreinigd grondwater vrijkomt;
  • indien een partij grond in een hoeveelheid groter dan 50 m3, wat niet op de percelen zelf kan worden verwerkt, vrijkomt;
  • indien tijdens graafwerkzaamheden een brandstofgeur, verfgeur, andere bodemvreemde geuren of bijzonderheden (bijzonderheden die mogelijk duiden op de aanwezigheid van een mogelijke bodemverontreiniging zoals ondergrondse tanks of leidingen) worden waargenomen;
  • indien tijdens graafwerkzaamheden asbest wordt waargenomen.