direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Kernen Ankeveen, Kortenhoef en Nieuw-Loosdrecht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BPkernenAKNL2012-oh01

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': tevens een brandweerkazerne;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de instandhouding en het beheer van de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens ten behoeve van horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek': tevens een jongeren ontmoetingsplek;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': tevens ten behoeve van het verenigingsleven;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen, tevens op de verdieping;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': uitsluitend een zend-/ontvangstinstallatie;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentewerf': tevens een gemeentewerf behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf': tevens een kinderdagverblijf;
  • n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. indien geen maatvoeringaanduiding voor de bouwhoogte is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 9 m;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • f. het oppervlak van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 120 m²;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn dakkapellen en dakopbouwen aan de voorzijde van het hoofdgebouw en aan de voorzijde van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet toegestaan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van antenneinstallaties, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast bedraagt ten hoogste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

10.3.2 Aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In een (bedrijfs)woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven. Dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie A en B1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Afwijken tbv mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.3.1 sub b en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.