direct naar inhoud van Artikel 7 Gemengd-1
Plan: Wijdemeren, Kern 's-Graveland en Landgoederen
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP0200kernGVL2008-gc01

Artikel 7 Gemengd-1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren met baliefunctie;
  • d. kantoren zonder baliefunctie;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. detailhandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horecabedrijven, met de daarbij behorende terrassen, tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3': tevens horeca tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' uitsluitend kantoor zonder baliefunctie;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater;

waarbij geldt dat:

  • l. de onder b tot en met i genoemde functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

7.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak.

7.2.2 Hoofdgebouw
  • a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • c. indien geen maatvoeringaanduiding voor de bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedragen.

7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% tot een maximum van 50 m² bedragen van de bij het hoofdgebouw behorende gronden, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 1 ten minste 250 m² bedraagt;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
  • c. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
  • d. 3 m voor schotelantennes;
  • e. 5 m voor vlaggenmasten;
  • f. 2 m voor tuinmeubilair;
  • g. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

7.3.2 Aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie A en B1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen;
  • f. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 7.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';

met dien verstande dat:

  • c. Bevi- en Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.

7.4.2 Afwijking van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1 onder h teneinde horecabedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan de in lid 7.1 onder h genoemde categorieën, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 7.1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. lid 7.1 onder h teneinde horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten als genoemd in lid 7.1.

7.4.3 Afwijking tbv mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het toestaan van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.

7.4.4 Voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt alleen verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4.5 Intrekken omgevingsvergunning tbv mantelzorg

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning voor het afwijken, verleend op grond van lid 7.4.1 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het afwijken bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.