Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hoek Westerweiden-Kerkweg, Ruinerwold
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1690.BP00442-0401
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
 
De gronden op de hoek Westerweiden - Kerkweg gelegen op het bedrijventerrein te Ruinerwold hebben met het bestaande hobbymatige gebruik als weide een afwijkende bestemming. Met dit plan worden deze gronden voorzien van een bedrijfsbestemming met bouwmogelijkheden.
  
1.2 Ligging projectgebied
 
Het projectgebied is aan de rand van het dorp Ruinerwold. De gronden zijn gelegen op de hoek van Kerkweg - Westerweiden. Het plangebied grenst aan de noord en westzijde aan bestaande bedrijfspercelen. Zuidelijk grenst het plangebied aan de Westerweiden en oostelijk aan de Kerkweg. Het plangebied is als het ware reeds gelegen op het bedrijventerrein De Hoge Akkers. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied aangeduid met een rode belijning.
  
 
1.3 Verantwoording
 
Bij het opstellen van deze onderbouwing is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.
  
1.4 Leeswijzer
 
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en gewenste situatie beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het van toepassing zijnde ruimtelijke beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 is de juridische opzet van het bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 6 is de economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid van het plan aangegeven.
 
2 Beschrijving van het plangebied
     
2.1 Huidige situatie
 
Het bedrijventerrein De Hoge Akkers is aangelegd omstreeks 1991 en gefaseerd uitgebreid naar de bestaande omvang. Het bedrijventerrein wordt op drie punten aan de oostzijde aangesloten op de Kerkweg. Het plangebied is gelegen aan de meest zuidelijk gelegen ontsluitingsweg (Westerweiden) aansluitend aan de bestaande bedrijfsbebouwing.
 
Het plangebied is in gebruik als weideperceel voor hobbymatig gebruik. Het plangebied is als het ware reeds gelegen op het bedrijventerrein De Hoge Akkers. Het plangebied omvat meerdere kadastrale percelen, namelijk kadastrale gemeente Ruinerwold sectie E nummer 2043 (deels) 2044 2045, 2132 en 2133. De ligging van de percelen is aangeduid in afbeelding 2.1 met een rode omlijning.
 
Het plangebied is gelegen binnen de grenzen van de het ‘bestemmingsplan Bedrijfsterrein Hoge
Akkers 2008’ (vastgesteld 10 december 2009). De kadastrale percelen met nummer 2044 en 2043 zijn reeds bestemd tot ‘bedrijventerrein’ met aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ en deels voorzien van een bouwvlak. De kadastrale percelen met nummer 2045, 2132 en 2133 hebben de bestemming ‘agrarisch’. In afbeelding 2.1 is de verbeelding van de bestemmingen en aanduidingen van het plangebied (zie rode omlijning) en aangrenzende gronden weergegeven.   
 
2.2 Gewenste situatie
 
Initiatiefnemers zijn voornemens het weideperceel te herontwikkelen naar bedrijfsgronden. Het voornemen is om ter plaatse een bedrijf gericht op de verkoop en reparatie van fietsen en een aannemingsbedrijf met opslag en werkplaats, te vestigen.
 
De voor deze bedrijven voorgenomen bedrijfsbebouwing zal bestaan uit een bedrijfspand met een oppervlakte van circa 600 m² en 900 m².
 
De voorgenomen panden zullen in bebouwingslijn van de westelijk gelegen bebouwing langs de Westerweiden als mede de Kerkweg worden gebouwd. Het achterterrein geeft voldoende ruimte voor opslag en (mogelijke) uitbreiding in de toekomst. Op het perceel is voldoende ruimte voor het parkeren op eigen terrein om te voldoen aan de parkeernormen (zie paragraaf 4.9). Voor de bedrijfskavels zal een nieuwe uitweg naar de Westerweiden aangelegd moeten worden.
 
Het plangebied is gelegen aan de rand van het dorp Ruinerwold. Daarmee is de invulling van het plangebied van invloed op de het aanzicht van de dorpsrand. Voor dit plan is een Notitie Beeldkwaliteit invullen gronden Kerkweg-Westerweiden te Ruinerwold opgesteld. Deze notitie is bij dit plan gevoegd als bijlage 2. De uitvoering van de uitgangpunten van deze notitie beeldkwaliteit is als zodanig aangegeven geborgd in dit plan.
  
3 Beleid
   
3.1 Rijksbeleid
 
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  •  het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke- natuurlijke- en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
 
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
 
Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
 
Ladder voor duurzame verstedelijking
 
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid Bro en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.
 
Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd (artikel 3.1.6 lid 2 – 4 Bro). Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.  
  
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
 
Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is
van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
 
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
 
Dit plan kan onder ’ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein’ worden geschaard. Indien een plan voorziet in de toevoeging van een gebouw, dan ligt blijkens jurisprudentie de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van 500 m2 en is voor ontwikkelingen in de vorm van een terrein 'in beginsel' geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Door de toevoeging van 'in beginsel' bij iedere ondergrens, lijkt de Afdeling duidelijk te willen maken dat er geen sprake is van ‘harde’ ondergrenzen.  
 
Het plangebied is reeds deels voorzien van een bedrijfsbestemming. De gronden welke met dit plan van een agrarische bestemming worden herzien naar een bedrijfsbestemming hebben een omvang van ca 7600 m². Conform de bouwregels geldend voor gronden bestemt als ‘bedrijventerrein’ dient de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen per bouwperceel meer dan 200 m² te bedragen. Daarbij mag een perceel voor maximaal 70% worden bebouwd. Met dit plan wordt in afwijking van het geldende bestemmingsplan minimaal 400 m² en maximaal ca 5320 m² mogelijk gemaakt. Daarmee wordt met dit plan de op basis van rechtspraak voornoemde 500 m² mogelijk gemaakt en is er sprake van een stedelijke ontwikkeling.  
 
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling van dit plan kan op basis van de voornoemde jurisprudentie geoordeeld worden dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
 
Realisatie buiten stedelijk gebied
 
Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet ook gemotiveerd worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.
 
Zoals aangegeven is het plangebied als het ware reeds gelegen op het bedrijventerrein De Hoge Akkers. Gezien de ligging van het plangebied kan gesteld worden dat er sprake is van stedelijk gebied. Voornoemde wordt bevestigd op basis van provinciaal beleid. Het plangebied is namelijk gelegen binnen het in de provinciale omgevingsverordening 2015 als zodanig aangewezen ‘bestaand stedelijk gebied’.  
 
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat op basis van artikel 3.1.6, tweede lid Bro er in de onderhavige situatie sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Het Rijksbeleid staat de gewenste ontwikkelingen in dezen niet in de weg.
 
3.2 Provinciaal beleid
 
Omgevingsvisie Drenthe
Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is in werking getreden op 20 augustus 2014. En op 26 september 2018 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld, welke op 1 november 2018 in werking is getreden.
 
In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.
 
Op de visiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als ‘complex Stedelijke netwerken’. Daarbij is het plangebied reeds aangeduid als ‘complex Bedrijventerrein’.  
 
Complex Stedelijke netwerken
De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. Provinciaal wordt gestreefd naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Deze differentiatie is van provinciaal belang. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden. Van provinciaal belang is dat de stedelijke netwerken ‘robuust’ zijn. Daarbij wordt gestreefd naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn. Dit is nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen.   
  
Om tot robuuste stedelijke netwerken te komen, richt het provinciaal beleid zich op:
  • een goede bereikbaarheid over de weg en met het openbaar vervoer;
  • aantrekkelijke woon- en werkmilieus;
  • een goede bereikbaarheid van het aanbod van voorzieningen;
  • het ontwikkelen van innovatieve en klimaat neutrale strategieën.
 
Kernkwaliteiten
Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe, maar even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid. De provincie Drenthe wil voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal economische structuur van Drenthe, met daarbij centraal het onderscheid tussen stad en land en het complementaire karakter van deze gebieden.
 
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
 
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
 
Het plangebied is met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘gebied Wegdorpen van de laagveenontginningen’. Voor deze gebieden is het open weidegebied en de smalle verkaveling met het fijnmazige slotenpatroon van provinciaal belang. Het provinciaal beleid voor deze gebieden is gericht op het behouden en versterken van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.  
 
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau "Generiek beschermingsniveau: respecteren" en voor de kernkwaliteit archeologie aangeduid met het beschermingsniveau "Generiek: behoudens waardige vindplaatsen kunnen niet ongezien verdwijnen". Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit cultuurhistorie aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren.  
 
Het beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor de gebieden aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.
 
Het plangebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur en rust niet voorzien van enige waarde aanduiding.
 
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteen gezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
 
Overwegingen
Dit plan voorziet in het ontwikkelen van weidegronden naar bedrijfsgronden. Ter plaatse zal op de percelen bedrijven worden gevestigd met bijbehorende bedrijfsbebouwing. Dit plan draagt bij aan de dynamiek van bedrijvigheid. Het plangebied is als het ware reeds gelegen op het bedrijventerrein De Hoge Akkers. De voorgenomen bedrijfsbestemming is een invulling van een onbebouwd perceel gelijk aan de aangrenzende bedrijfspercelen. Op de visiekaart 2020 is het plangebied reeds aangeduid als onderdeel van het bedrijventerrein.
 
De voorgenomen vestiging op het bedrijventerrein Hoge Akkers alsmede aan de rand van het dorp is de het meest geschikte locatie. Door een nieuw pand te bouwen wordt ruimtelijk kwaliteit toegevoegd. Dit wordt nader onderbouwd in de paragraaf 2.2 en de bij dit plan behorende de notitie beeldkwaliteit.
 
Met dit plan worden de provinciale kernkwaliteiten en beleidsuitgangspunten in dezen niet belemmerd.
 
Retailagenda Drenthe 2016-2019
De Retailagenda Drenthe is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten. Bij de totstandkoming van Retail agenda zijn alle Drentse gemeenten actief betrokken om in samenwerking te komen tot het toekomstbestendig maken van de centra van Drentse steden en dorpen.
 
Drenthe kampt relatief gezien met veel leegstand in de centra, dus de noodzaak om met elkaar aan de slag te gaan is er meer dan ooit. Consumenten stellen andere eisen aan winkels en winkelgebieden en ook internetverkoop geeft de detailhandel een andere dimensie. Beleving en gezelligheid worden steeds belangrijker.
 
De Retail agenda biedt richtinggevende kaders voor het uitvoeringsproces. Daarbij zijn de volgende ruimte
lijke thema’s richting gevend:
  • Ruimtelijk kwaliteit;
  • Concentratie winkelgebieden;
  • Leegstand en herbestemmen.
 
Overwegingen
De Wolden heeft de Stimuleringsregeling winkelconcentratiegebied De Wolden vastgesteld. Daarin is ook voor Ruinerwold een winkel concentratiegebied aangewezen. Het plangebied is gelegen buiten dit concentratiegebied. Binnen het door de gemeente aangewezen winkelconcentratiegebied voor Ruinerwold is initiatiefnemers geen sprake van leegstand gebleken.
 
Het plan omvat een verplaatsing van een detailhandel bedrijf gericht op de verkoop van race- en mountainbike fietsen. De bestaande winkel is nu gevestigd in het bedrijfspand op aangrenzende gronden (Kerkweg 46). Deze locatie is eveneens gelegen buiten het winkelconcentratiegebied. Dit plan omvat daarmee verplaatsing van de detailhandel functie. De detailhandel in fietsen zal op de huidige locatie aan de Kerkweg worden opgeheven.
 
Er is sprake van een specifieke doelgroep welke gericht de winkel zal bezoeken. Deze doelgroep komt specifiek naar Ruinerwold voor het aanbod in deze winkel en heeft daarmee niet tot nauwelijks binding met andere detailhandel bedrijven in Ruinerwold. Gezien de aard van detailhandel functie met een specifieke doelgroep, is deze niet direct verbonden aan het kernwinkelgebied van Ruinerwold. Daarbij is sprake van een dagelijkse bevoorrading van de winkel met behulp van vrachtwagens en geeft een bepaalde mate van hinder welke niet wenselijk is in het kernwinkelgebied van Ruinerwold. Deze voorgenomen detailhandel functie is daarmee niet geschikt voor vestiging in het kernwinkelgebied.
 
Conclusie:
Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
 
3.3 Waterschapsbeleid
 
Het plan is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. In het waterbeheerplan is beschreven hoe het waterschap uitvoering geeft aan haar watertaken in de periode 2016-2021. Dit plan geeft dus vooral de koers aan die we gaan varen. Bij het vaststellen van die koers wil het waterschap rekening houden met de wensen en plannen van de partners. Het doel van dit plan is ook bedoeld als uitnodiging tot dialoog en samenwerking.
 
Voornoemde doelstelling sluit aan bij de opzet van het bestuursprogramma 2014-2018 van Drents Overijsselse Delta. Er is uitvoering gegeven aan de digitale watertoets. Op basis van de watertoets is een maatwerk wateradvies opgesteld door het waterschap. Zie paragraaf 4.7 van dit plan.
 
Conclusie
Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit plan geen beletsel voor de uitvoering.
  
3.4 Gemeentelijk beleid
 
Structuurvisie De Wolden (2011)
In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.
 
De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.
 
Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als ‘bedrijventerrein’. Voor De Wolden is de bedrijventerreinsituatie krap. Daarbij is in de visie aangegeven dat op het nieuwe gedeelte van bedrijventerrein de Hoge Akkers in Ruinerwold nog ruimte beschikbaar zou zijn. Dat is inmiddels achterhaald. Er is nog sprake van een kavel, waarop reeds een optie is vergeven.  
 
Blijkens de visie is er sprake van leegstand behoudens onvermijdelijke roulatieleegstand. De verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen is in het landelijk gebied is beperkt mogelijk.
 
Lokale bedrijvigheid krijgt daarmee de mogelijkheid, ook bij uitbreidingen, bij het bestaande dorp gevestigd te blijven. Deze ontwikkeling is van groot belang voor de lokale economie. Voor de uitbreiding van de bedrijventerreinen zal de SER-ladder als afwegingskader worden gebruikt.
 
Dit plan voorziet in het ontwikkelen van weidegronden naar een bedrijfsgronden. Ter plaatse zullen twee bedrijfspercelen met bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd. De nieuwe bedrijfsbebouwing zal in de bestaande bebouwingslijn worden gesitueerd. Daarbij is het plangebied als het ware reeds gelegen op het bedrijventerrein De Hoge Akkers. Het plan voldoet aan de ladder der duurzame verstedelijking (zie paragraaf 3.1).
 
De structuurvisie geeft een eerste aanzet voor inpassing voor nieuwe ontwikkelingen op basis van de aangegeven landschapstypes. Dit toetsingskader is nader uitgewerkt in het LOK.
 
Landschappelijk OntwikkelingsKader (LOK)
De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het LOK vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast bevat het LOK randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
 
Het plangebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als ontginningslandschap (laagveenontginning). De laagveenontginningen zijn ontstaan in de Middeleeuwen. Vanaf smalle zandruggen zijn lange, zeer smalle ontginningspercelen opgezet die tot ver het land in lopen. Op de zandrug ontwikkelen zich boerderijen op de kop van de percelen. De lange bebouwingslinten zijn als ontginningsas nog steeds markant aanwezig in het landschap. Vooral rond Ruinerwold is de opstrekkende verkaveling nog duidelijk zichtbaar door de aanwezige elzensingels op de perceelgrenzen. De rijkdom van de ontginningen weerspiegelt zich in de woningen. De oudere woningen uit de beginperiode zijn nog sober, met een lage goot en vaak een rieten dak. De latere bebouwing, zeker bij Ruinerwold, toont de rijkdom van toen door grote boerderijen met sjieke voorhuizen en royale tuinen.
 
Van oudsher hebben de gebieden een sterk besloten karakter door de vele elzensingels op de perceelgrenzen. Door schaalvergroting in de landbouw en de wens om de gronden efficiënter te benutten zijn veel elzensingels echter weggehaald. Bovendien zijn door ruilverkavelingen veel gronden samengevoegd. Bij Koekange zijn de karakteristieke slagen dan ook deels verdwenen.
Gemeente De Wolden wil bij nieuwe ontwikkelingen juist de opstrekkende verkaveling weer accentueren.
 
Dit plan voorziet in het ontwikkelen van weidegronden naar een bedrijfsgronden. Ter plaatse zullen twee bedrijfspercelen met bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd. Daarbij is het plangebied als het ware reeds gelegen op het bedrijventerrein De Hoge Akkers. De nieuwe bedrijfsbebouwing zal in de bestaande bebouwingslijn worden gesitueerd en daarmee zodanig worden gesitueerd dat de (nog aanwezige) karakteristieken van het omliggende landschap niet onredelijk worden aangetast.
 
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
 
4 Omgevingsaspecten
 
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
 
Dit plan voorziet in het ontwikkelen van weidegronden naar bedrijfsgronden. Ter plaatse zullen twee bedrijfspercelen met bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd.
 
4.1 Milieuzonering
 
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of er in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
 
Er wordt een milieugevoelige functie dan wel inrichting wet milieubeheer toegevoegd met dit plan.
 
De invloed van deze inrichting op het woon- en leefklimaat van de nabij gelegen woningen dient te worden afgewogen met dit plan. De invloed van geluid en luchtkwaliteit zijn nader onderbouwd in paragraaf 4.3 en 4.4.
 
Bedrijven en milieuzonering
In de handreiking bedrijven en milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden aangegeven tussen bedrijven ten opzichte van een rustige woonwijk. Als aan de aangegeven richtafstanden wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
 
Met dit plan wordt een bedrijf tot maximaal categorie 3.1 toegestaan. Volgens de handleiding dient betreffende een bedrijf van categorie 3.1 een richtafstand van 50 meter tot een woning te worden aangehouden. Deze afstand is gebaseerd op een rustige woonwijk.
 
De meest dichtbij gelegen woningen zijn Kerkweg 50, Westerweiden 25 en 19. Het betreffen bedrijfswoningen behorende binnen het bedrijventerrein gelegen bedrijven. Het plangebied alsmede de voornoemde bedrijfswoningen zijn gelegen in zogenaamd gemengd gebied (verwevenheid van functies en/of gelegen aan een doorgaande verkeersstructuur). Daarmee kan de voornoemde richtafstand met een stap worden verlaagd tot 30 meter.
 
 
Uit de voorstaande tabel blijkt dat betreffende de bedrijfswoningen Westerweiden 25 en 19 aan de hinderrichtafstand behorende bij een categorie 3.1 bedrijf kan worden voldaan. Betreffende de bedrijfswoning Kerkweg 50 kan niet worden voldaan aan de hinderrichtafstand behorende bij een categorie 3.1 bedrijf. Kerkweg 50 is een bedrijfswoning gelegen op een bedrijventerrein tot maximaal categorie 3.2. Met de invulling van nieuwe bedrijfspercelen zal conform de geldende milieuregels rekening moeten worden gehouden met de bedrijfswoning op het perceel Kerkweg 50.
 
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.2 Bodem
 
In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. Er wordt met dit plan een bedrijf mogelijk gemaakt. Daarbij is het aannemelijk dat in een kantoor of winkel gedurende de dag langere tijd structureel personen verblijven. Daarmee kan er sprake zijn van een gevoelige functie en is onderzoek benodigd.
 
De gronden zijn onbebouwd en in het verleden niet bedrijfsmatig in gebruik geweest. Het is daarmee te verwachten dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de voorgenomen bedrijfsbestemming. Dit zal op termijn in het kader van de omgevingsvergunning bouwen en/of melding activiteitenbesluit worden onderbouwd met een rapportage verkennend bodemonderzoek.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.3 Geluid
 
Op grond van de Wet geluidshinder (Wgh) dient er een akoestische afweging te worden gemaakt. Er wordt met dit plan een bedrijf mogelijk gemaakt. Daarbij is het aannemelijk dat in een werkplaats, kantoor of winkel gedurende de dag langere tijd structureel personen verblijven. Daarmee kan er sprake zijn van een gevoelige functie en is een akoestische afweging vereist.
 
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen in de zone van de Kerkweg en Westerweiden. Ter plaatse geldt een maximale snelheid van 50 km per uur. De maximale snelheid op de Kerkweg wordt meer noordelijk verlaagd naar 30 km per uur. Het bedrijventerrein wordt ontsloten via drie wegen. De Westerweiden is een van die ontsluitingswegen. De Westerweiden is daarmee een weg voor bestemmingsverkeer voor de aangelegen bedrijven op het bedrijventerrein Hoge Akkers.
 
Op voorgenomen bedrijfsperceel grenzend aan de Kerkweg is een aannemersbedrijf voorzien met veelal opslag mogelijkheden en een werkplaats. De werkzaamheden van het bedrijf worden hoofdzakelijk op locatie elders uitgevoerd en de werkzaamheden in de werkplaats zijn zeer beperkt. Op de bedrijfskavel tussen de voornoemde voorgenomen bedrijfskavel en het bestaande bedrijfsperceel Westerweiden 29, is een bedrijf met werkplaats en winkel voorgenomen. De voorgenomen bedrijfsbebouwing is daarmee niet aan te merken als een gevoelig object.
 
Spoorweglawaai en industrielawaai
Het plangebied is niet gelegen in de zone van een spoorweg. Tevens is het plangebied niet gelegen binnen de grenzen van een gezoneerd industrieterrein.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.4 Luchtkwaliteit
 
De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in de ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
 
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  2. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  3. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  4. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
 
Er is in dezen geen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de
luchtverontreiniging.  
 
Volgens de "Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN)" opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in het jaar 2015, 2016 en 2017 minder dan 18 μg/m3. En is de verwachte concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in de jaren 2020, 2025 en 2030 (gebaseerd op meetgegeven uit 2018 minder dan 18 μg/m3.  
 
Op grond van de Wet milieubeheer geldt voor zwevende deeltjes (PM10) voor de bescherming van de gezondheid van de mens een grenswaarden van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
 
Met dit plan, worden weidegronden herzien naar bedrijfsgronden, is het gezien voornoemde niet waarschijnlijk dat deze zal leiden tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.5 Externe veiligheid
 
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
 
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet als er sprake is van de toevoeging van een Gevoelige functie of van een risicobron, een nadere afweging worden gemaakt. Daarbij dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
 
Gevoelige functies in het kader van externe veiligheid zijn de zogenaamde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Tot de kwetsbare objecten behoren o.a. gebouwen waarin grote aantallen personen een groot deel van de dag verblijven, zoals waaronder winkels met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2, als daar een supermarkt, hypermarkt of warenhuis in gevestigd is. Tot de beperkt kwetsbare objecten behoren o.a. gebouwen waarin minder grote aantallen personen een groot deel van de dag verblijven, zoals winkels met een bruto vloeroppervlakte van minder dan of gelijk aan 2.000 m2, als daar een supermarkt, hypermarkt of warenhuis in gevestigd is of objecten die met de genoemde objecten gelijk te stellen zijn.
Met dit plan wordt een bedrijfsgebouw mogelijk gemaakt dat aan te merken is als een beperkt kwetsbaar object.
 
Volgens www.risicokaart.nl van het interprovinciaal Overleg komen in de directe omgeving van het plangebied (straal 500 meter) geen inrichtingen voor die met gevaarlijke stoffen werken en daardoor een calamiteitenrisico vormen voor hun omgeving.
 
Op een afstand van ca 407 meter van het plangebied is een buisleiding gelegen. Het betreft een aardgasleiding (NM-000768) met een uitwendige diameter van 7.99 inch en een maximale werkdruk van 9500 kpa. Deze buisleiding is op een dergelijke afstand gelegen dat geen sprake is van enige invloed van belang in dezen.
 
Conclusie
Vanwege externe veiligheid is er geen belemmering om dit bestemmingsplan vast te stellen.
  
4.6 Cultuurhistorie
 
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
 
Monumenten
Binnen de gemeente De Wolden zijn rijksmonumenten en provinciale monumenten aangewezen. Het plangebied is reeds gelegen aansluitend op de bestaande bedrijfsbebouwing en binnen de bestaande wegenstructuur van het bedrijventerrein Hoge Akkers. In de nabijheid zijn geen monumenten aangewezen waarop dit plan van invloed kan zijn.
 
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het plangebied is op de kaart aangeduid met de waarde ‘lage verwachting’. In deze gebieden waar de waarde ‘lage verwachting’ geldt, is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 3ha en dieper dan 30 cm –Mv. De met dit project gepaarde bodemingreep is kleiner dan de gestelde eis en daarmee is archeologisch onderzoek niet verplicht.  
 
Indien bij de uitvoering onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze direct te worden gemeld bij zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel5.10 van de Erfgoedwet).
 
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk vastgesteld (inrichting en beheer).
 
Op de beleidskaart is het plangebied aangeduid als beleidsgebied 2. Voor beleidsgebied 2 is aangegeven dat dit gebied een hoge cultuurhistorische waarde heeft en dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden een grote rol dienen te spelen. De cultuurhistorie kan daarbij inspirerend werken bij nieuwe ontwikkelingen. Voor beleidsgebied 2 geldt, met uitzondering van de waardevolle bebouwing, een gemiddelde cultuurhistorische waarde. In dit gebied speelt cultuurhistorie een nevengeschikte rol bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en kan waar mogelijk inspiratiebron dienen.
 
Zoals aangegeven is het plangebied gelegen aansluitend op de bestaande bedrijfsbebouwing en binnen de bestaande wegenstructuur van het bedrijventerrein Hoge Akkers. Binnen het plangebied is geen sprake van de waardevolle bebouwing. Tevens zijn binnen het plangebied dan wel de nabije omgeving geen waardevolle landschapselementen aanwezig. Het plan kan daarmee geen afbreuk doen aan de bestaande cultuurhistorische waarden aangeduid op grond van dit beleid.
 
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er naar verwachting geen belemmeringen betreffende dit plan.
  
4.7 Water
 
In het kader van dit plan is de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets dient de normale procedure te worden gevolgd. Dit houdt in dat voor dit project een uitgangspuntennotitie wordt opgesteld met daarin de belangrijkste uitgangspunten van het waterschap. De uitgangspuntennotitie is toegevoegd als bijlage 1.
 
Uitwerking
In dit plan voorzien in een voorwaardelijke verplichting voor waterberging bij toename van verhard oppervlak door bebouwing. De bedrijfsbebouwing zal aangesloten worden op het bestaande gemeentelijk rioolstelsel. Daarnaast zal het hemelwater worden afgevoerd conform de voornoemde uitgangspuntennotitie.
 
Conclusie
Vanuit het aspect water zijn voor zover bekend geen belemmeringen betreffende dit plan.
 
4.8 Ecologie
 
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming vindt plaats via Vogel- en Habitatrichtlijn (‘Natura 2000-gebieden’).  
 
Soortbescherming
Het plangebied grenst aan bestaande bebouwde bedrijfspercelen en de hoofdstructuur van dit bedrijventerrein. Daarmee is het plangebied aan te merken als verstoord gebied. Het plangebied is ingericht en in gebruik als weide. De gronden worden begraasd en belopen door kleinvee. Voor dit plan behoeven er geen waterpartijen te worden gedempt en geen bomen of ander opgaand groen te worden verwijderd. Op de weidegronden worden bedrijfsgronden ontwikkeld en zal bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied.
 
Gezien de ligging van het plangebied alsmede de aard en de omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het niet aannemelijk dat beschermde Flora en fauna kan worden beschadigd, verjaagd of anderszins belemmerd.
 
Gebiedsbescherming
Het plangebied is gelegen op ruim 500 meter van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) gelegen nabij de Wold Aa. En het plangebied is gelegen op circa 6.1 km van het natura-2000 gebied Holtingerveld, 6.7 km vanaf het natura-2000 gebied De Wieden en circa 10.2 km vanaf het natura-2000 gebied De Wieden. Holtingerveld is een gevarieerd heide- en bosgebied ten noorden van het dorp Havelte, aan de rand van het Drents Plateau. Het gebied De Wieden is een uitgestrekt laagveenmoeras met meren en kanalen met daartussen natte graslanden, natte heiden, trilvenen, galigaanmoerassen, rietland en moerasbos. Het Dwingelderveld is een uitgestrekt heideterrein in het oude Drentse esdorpenlandschap.
 
Het plangebied grenst aan bestaande bebouwde bedrijfspercelen en de hoofdstructuur van dit bedrijventerrein. Het plangebied is ingericht en in gebruik als weide. Met dit plan worden bedrijfskavels ontwikkeld en zal bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Op voornoemde afstanden, tot het NNN netwerk en de Natura-2000 gebieden, zal de met dit plan voorgenomen relatief geringe ruimtelijke ingreep geen significante invloed uitoefenen op de natuurwaarden van deze gebieden.
 
Conclusie
Vanuit het aspect ecologie zijn geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten.
 
4.9 Parkeren en verkeer
 
Met dit plan worden bedrijfskavels ontwikkeld. De initiatiefnemers zijn voornemens een bedrijfspand met een oppervlakte van circa 600 m² respectievelijk 900 m² te bouwen. Dit plan zal een toename van de verkeersintensiteit alsmede parkeerbehoefte omvatten.
 
De CROW-publicatie 317 geeft parkeercijfers en kencijfers verkeersgeneratie voor verschillende bestemmingen in de groepen wonen, werken, winkelen en boodschappen, sport, cultuur en ontspanning, horeca en (verblijfs)recreatie, gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen en onderwijs.
 
De onderstaande parkeerbehoefte en verkeersintensiteit is gebaseerd op de normen vermeld voor
‘bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats)’ respectievelijk ‘bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)’ gelegen in ‘rest bebouwde kom’ ‘matig stedelijk’. Daarbij is gerekend met het gemiddelde van de aangegeven normen.
  
Parkeren
Met dit project is er sprake van de toename van de parkeerbehoefte van 2,85 respectievelijk 2.35 per 100 m² bvo. Daarmee is sprake van een parkeerbehoefte van (6 x 2.85) 17,1 parkeerplaatsen respectievelijk een parkeerbehoefte van (9 x 2.35) 21,15 parkeerplaatsen. Op de bedrijfskavels is voldoende ruimte om deze extra behoefte op te vangen.
 
Verkeer
Met dit project is er sprake van de toename van (6 x 10) 60 respectievelijk (9 x 4,8) 43,2 verkeersbewegingen. Het bedrijfskavels zijn nagenoeg direct aangesloten op de doorgaande verbindingsweg van het dorp naar de provinciale weg N375. Deze wegenstructuur is voldoende om de voornoemde toename van het verkeer op te vangen.
 
Conclusie
Vanuit het aspect parkeren en verkeer zijn er geen belemmeringen betreffende dit project.
 
4.10 Besluit Milieueffectrapportage (m.e.r.)
 
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd zijn van absolute in indicatieve waarden. Dit blijkt uit het aangepaste artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit. Onder dit artikelonderdeel vallen alle activiteiten die beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden vallen. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag (in dit geval de gemeenteraad van Zuidwolde) zich er moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagegaan of er sprake is van de omstandigheden zoals bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffect-beoordeling.
 
Beoordeeld moet dus worden of er voor het op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen MER hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of er belangrijke, nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.
 
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
 
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
 
Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
 
Om te bepalen of er sprake is van een m.e.r.-(beoordeling)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
 
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordeling)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
 
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D kan de in dit project besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
 
Indien de volgende drempelwaarden worden overschreden is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig project:
  1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Met de ontwikkeling die dit project mogelijk maakt, worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.
 
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
 
Uit de voorgaande paragrafen van de toelichting is gebleken dat het projectgebied niet direct grenst aan een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Zoals verwoord in de paragraaf Ecologie van dit hoofdstuk is geen sprake van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden en op het NNN. Van een externe werking van de ontwikkeling op deze gebieden is eveneens geen sprake.
 
Daarnaast behoort het plangebied niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Eveneens is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied
 
Het plangebied behoort tevens niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied.
 
Milieugevolgen
In dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit bestemmingsplan geen belangrijke, nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
 
Conclusie
Vanuit het besluit Milieueffectrapportage zijn er geen belemmeringen betreffende dit project.
 
4.11 Duurzaamheid
 
In 2017 is het ‘Actieplan Klimaat en Energie De Wolden’ vastgesteld. Dit actieplan heeft ten doel een proces met inwoners en ondernemers te stimuleren. In het raadsbreed programma 2018-2022 wordt het belang van het actieplan en de uitwerking daarvan nogmaals benadrukt. Betreft duurzaamheid gaat de raad in dialoog met inwoners en ondernemers van De Wolden.
  
Met dit plan worden bedrijfskavels met bebouwing ontwikkeld. De te bouwen bedrijfsbebouwing zal moeten voldoen aan de (nieuwbouw) eisen van het bouwbesluit. Daarnaast zal voor de inrichting (milieu) voldaan moeten worden aan de energiebesparingsverplichting van het Activiteitenbesluit. De drijver van een inrichting moet alle maatregelen die zich in 5 jaar of korter terugverdienen doorvoeren. Dit is een verplichting uit het Activiteitenbesluit en is een vertaling van de uitgangspunten van de Wabo en de Wet milieubeheer.  
 
5 Juridische vormgeving
  
5.1 Algemeen
 
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
 
De opzet van de bestemmingsregels is gebaseerd op het bestemmingsplan Bedrijfsterrein Hoge Akkers. Daarbij zijn de niet van toepassing zijnde begrippen en bepalingen niet opgenomen in dit plan.
 
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
  1. Inleidende regels;
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels;
  4. Overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1): In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in regels van dit bestemmingsplan gebruikte begrippen.
 
Wijze van meten (Artikel 2): Hierbij is een omschrijving aangegeven over de wijze van meten van in de regels aangegeven afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten.
 
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels betreffende de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. De bepalingen zijn als volgt opgebouwd:
  1. Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van het gebruik wat is toegestaan binnen de bestemming;
  2. Bouwregels: de regels, waar en met welke maatvoering, mag worden gebouwd;
  3. Nadere eisen: Eisen welke met het oog op het voorkomen van onevenredigs aantasting van de aangegeven aspecten kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
  4. Afwijken van de bouwregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de bouwregels van de betreffende bestemming;
  5. Specifieke gebruiksregels: in de specifieke gebruiksregels wordt aangegeven welk gebruik in strijd is met de bestemming, waaronder indien nodig specifieke voorwaardelijke verplichtingen;
  6. Afwijken van de gebruiksregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de gebruiksregels van de betreffende bestemming;
  7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: vergunningstelsel voor specifiek aangegeven werkzaamheden en werken.
In paragraaf 5.2 wordt een nadere toelichting gegeven van en de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen.
 
Algemene regels
De op het plan van toepassing zijnde algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
  •  Anti-dubbeltelregel: Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de beoordeling van een bouwplan en op die wijze meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.
  • Algemene gebruiksregels: In deze regel is aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
  •  Algemene afwijkingsregels: In deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan
geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
   
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels vermeld. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.
 
5.2 Wijze van bestemmen
 
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
 
Bedrijfsterrein (artikel 3)
De voor 'Bedrijfsterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, categorieën 1 tot en met 3.1 met de daarbij behorende bebouwing en andere werken. Voor de voorgenomen detailhandel is voorzien in een specifieke aanduiding.
 
Bedrijfsgebouwen dienen in dit plan een minimaal oppervlak van 200 m² omvatten. Maximaal mag 70% van een perceel worden bebouwd. De bouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan.
 
Er is voorzien in een voorwaardelijke verplichting betreffende de aanleg van voldoende waterberging.
  
6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
   
6.1 Economische uitvoerbaarheid
 
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het project. Eventuele planschadekosten en aan dit project verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers.
  
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
 
Inspraak
Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.
 
Door initiatiefnemer zijn de eigenaren respectievelijk bewoners van de aangrenzende percelen geïnformeerd over het voorgenomen plan. Daarbij zijn geen negatieve reacties ontvangen.
 
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de provincie en het waterschap.
 
Bij schrijven van 12 december 2018 is een vooroverlegreactie van Gedeputeerde staten van Drenthe ontvangen. In deze vooroverlegreactie is aangegeven dat in een nadere onderbouwing gemotiveerd zal moeten worden waarom in deze specifieke situatie vestiging van de fietsenwinkel op het bedrijfsterrein aanvaardbaar is binnen de uitgangspunten van de Retailagenda. Tevens is nadere landschappelijke inpassing vereist voor deze uitbreiding van het bedrijfsterrein.
 
Paragraaf 3.2 is aangevuld met een onderbouwing betreffende overwegingen betreffende de Retailagenda. Ten behoeve van de (landschappelijke) inpassing is een Notitie Beeldkwaliteit (zie bijlage 2) opgesteld betreffende de invulling van deze nieuwe bedrijfsgronden aan de dorpsrand van Ruinerwold. De daarbij aangegeven uitgangspunten zijn, zover mogelijk, geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
 
Zienswijzen
Het voorliggend bestemmingsplan is als ontwerp ter visie gelegd gedurende de periode van 20 juni tot en met 31 juli 2019. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Van de mogelijkheid om gedurende deze termijn zienswijzen bij het college in te dienen is geen gebruik gemaakt.  
 
Vaststelling
Het voorliggend bestemmingsplan is door de gemeenteraad bij besluit van 31 oktober vastgesteld.