Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Meeuwenweg 9, Zuidwolde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1690.BP00401-0401

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
 
Aan de Meeuwenweg 9 te Zuidwolde staat een woonboerderij met twee schuren en een buitenbak
voor paarden. De eigenaar heeft hier een praktijk voor coaching en natuurgeneeswijzen,
gecombineerd met paarden (zowel coaching van mensen in combinatie met paarden, als coaching
van paarden met een probleem), genaamd "Happy horse coaching farm". Op dit moment is voor
coaching met paarden alleen de buitenbak aanwezig. Om deze coaching van mens en paard (met
verschillende soorten problemen) het hele jaar door te kunnen blijven doen is een binnenbak nodig.
Deze is zowel voor de weersomstandigheden en voor "beperking van prikkels van buitenaf" nodig.
 
Vandaar dat de eigenaar (hierna te noemen initiatiefnemer) voornemens is om een binnenbak te
realiseren op het achtererf van het perceel. In figuur 1 is inzichtelijk gemaakt waar de bebouwing is
gepland in de gewenste situatie.
 
 
1.2 Planologische regeling
 
In de vigerende beheersverordening buitengebied gemeente De Wolden (31 oktober 2013) heeft het
plangebied een woonbestemming. Binnen deze bestemming zijn aan de woning gebonden
bedrijfsactiviteiten mogelijk. Echter het plaatsen van een binnenbak past niet binnen de regels van
een woonbestemming, aangezien dit een agrarisch aanverwante bedrijfsvoering is. Bovendien is er
eigenlijk sprake van een nieuw vestiging van een bijzondere paardenhouderij. Aanpassing van de
bestemming is noodzakelijk om een binnenbak mogelijk te maken op deze locatie.
 
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente De Wolden heeft aangegeven
medewerking te willen verlenen aan het veranderen van de bestemming voor het perceel
Meeuwenweg 9 te Zuidwolde in een bestemming met agrarisch aanverwante bedrijfsvoering in de
vorm van een bijzondere paardenhouderij, mits:
  • er een planschade-afwentelingsovereenkomst wordt getekend (zie paragraaf 5.2)
  • de rijhal landschappelijk wordt ingepast, conform het landschappelijke ontwikkelingskader (zie paragraaf 4.11)
  • de economische/financiële haalbaarheid wordt onderbouwd middels een bedrijfsplan, dat wordt meegenomen in de ruimtelijke onderbouwing van onderhavig bestemmingsplan. (zie paragraaf 5.2)
Voorliggend bestemmingsplan is er op gericht om de realisatie van een binnenbak met de
bijbehorende bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken, waarbij wordt voldaan aan de gevraagde
voorwaarden.
 
1.3 Leeswijzer
 
In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en
functionele aspecten. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een beschrijving gemaakt van het provinciaal en
gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied en/of de ontwikkeling. In hoofdstuk 4
wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Tenslotte gaat hoofdstuk 5 in op de
uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en
economische uitvoerbaarheid.
 
2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijke structuur
 
Het perceel Meeuwenweg 9 is gelegen buiten de bebouwde kom van Zuidwolde en ook van de kleine
kern "Fort" (gemeente De Wolden). Het betreft een perceel van ongeveer 11.000 m2, waarvan
ongeveer de helft (5.500 m2) als bestemmingsvlak "wonen" is aangewezen en als plangebied dient
voor onderhavig bestemmingsplan.
 
Het plangebied bestaat qua bebouwing momenteel uit een woning (ca 150m2), schuur (ca 70m2,
ingericht voor ontvangst klanten, theorie ,cursussen ,besprekingen, etc), stallen (ca 80m2) en
kippenhok (15m2) met een totaal oppervlak van ongeveer 315m2. Daarnaast is er nog een buitenbak
aanwezig van ongeveer 700m2 die voor de praktijk voor coaching van mens en paard wordt gebruikt.
Het nadeel is dat deze bak niet kan worden gebruikt bij alle weersomstandigheden en dat er voor
sommige activiteiten te veel prikkels van buitenaf zijn. Naast de buitenbak is een binnenbak dan ook
gewenst.
 
Het voornemen is om op het achtererf op een stuk grasland, een binnenbak te realiseren van circa
800m2. De overige bebouwing en buitenbak blijft in de huidige situatie gehandhaafd. In
onderstaande figuur is de situatie inzichtelijk gemaakt (met rood de woning, paars de schuur, geel de
locatie huidige buitenbak en oranje gewenste locatie binnenbak).
  
 
2.2 Functionele structuur
 
Het perceel Meeuwenweg 9 te Zuidwolde wordt nu gebruikt voor wonen met bedrijvigheid (coaching
van mens) aan huis. In de toekomstige situatie wordt de huidige bedrijvigheid gehandhaafd en zal dit
worden uitgebreid met meer mogelijkheden voor coaching met en van paarden. Hierbij gaat het om
coaching van mensen al dan niet in combinatie met paarden als coaching van paarden met een
probleem.
 
Op dit moment is voor coaching met paarden alleen de buitenbak aanwezig, maar om deze coaching
het hele jaar te kunnen blijven doen is een binnenbak nodig. De huidige functie van het perceel
verandert daarmee van alleen wonen met kleinschalige bedrijfsmatige activiteit naar een agrarische
functie in de vorm van een bijzondere paardenhouderij.
  
3 Beleid
 
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Er wordt ingegaan
op het Provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met de genoemde ontwikkeling.
 
3.1 Provinciaal beleid
 
Omgevingsvisie
Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De
Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe
voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden
en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
 
Om het platteland vitaal te houden, zet de Provincie Drenthe, naast de focus op een robuuste
landbouw, in op het versterken en verbreden van niet-agrarische economische activiteiten. Het
groene karakter van Drenthe met haar natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke diversiteit
biedt immers uitstekende potenties voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen en activiteiten in de
sfeer van gezondheid, welness en leisure. Daarnaast biedt de provincie Drenthe ruimte aan
kleinschalige en lokaal georiënteerde activiteiten op het gebied van nijverheid en dienstverlening.
 
De aanwezigheid van het MKB op het platteland levert een belangrijke bijdrage aan de sociaaleconomische
vitaliteit op het platteland. Met betrekking tot bedrijvigheid op het platteland, biedt de
provincie Drenthe in beginsel vooral ruimte aan bedrijven uit de sectoren landbouw,
recreatie&toerisme en het kleinschalig MKB. Het voorgenomen initiatief valt onder de noemer
kleinschalig MKB in combinatie met de sector landbouw.
 
Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014
Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld. In
de actualisatie is de bedrijvigheid beter verwerkt. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen,
verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier
wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:
  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot
2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna
 
De missie van de omgevingsvisie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de
kernkwaliteiten die de provincie rijk is. Deze kernkwaliteiten zijn:
  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal). 
Onder een ‘bruisend Drenthe’ wordt een provincie verstaan waarin het goed wonen en werken is en
waar voor jong en oud veel te beleven valt. Een provincie ook waar ondernemerschap, cultuur en
sport floreren. De missie laat zien dat er wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe
ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.
 
De Provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van
Drenthe. Ruimtelijke kwaliteit zit in het behouden en waar mogelijk versterken van de
kernkwaliteiten, in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte en in het waarborgen van de kwaliteit
van het milieu en de leefomgeving. Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, streeft de
Provincie naar het bundelen van wonen en werken.
 
Ontwikkelingen die positief zijn voor de werkgelegenheid en behoud/vestiging van bedrijven en
instellingen worden voor Drenthe van bijzonder belang geacht. Voor de provincie is bedrijvigheid een
kernwaarde. Het invulling geven aan deze kernwaarde is ook een gezamenlijke opgave van
gemeenten en vooral ook van initiatiefnemers.
 
De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte. Grootschalige bouwplannen en
uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet
vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten
hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik.
 
De realisatie van een binnenbak is bij een bestaande bebouwingslocatie en is positief voor de
werkgelegenheid. Het initiatief voldoet daarmee aan het Provinciaal beleid.
 
3.2 Gemeentelijk beleid
 
Bestemmingsplan
Het vigerend ruimtelijk gemeentelijk beleid van het plangebied is vastgelegd in de
beheersverordening buitengebied gemeente De Wolden (31 oktober 2013). Zoals in paragraaf 1.2 is
weergegeven is het plangebied aangewezen als vlak " Wonen" met daarop een bestemmingsvlak en
het perceel ligt tevens in een vlak met archeologische waarden. Onderhavig plangebied is gelijk
gesteld aan de grenzen van het huidige bouwvlak.
  
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die
zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen. Bovendien
dient de binnenbak aan de volgende bouwregels te voldoen:
  • de binnenbak zal ten minste 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² op percelen groter dan of gelijk aan 2.000 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer dan 150 m², maar minder dan 200 m² bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • de goothoogte van het bijgebouw zal ten hoogste 3 m bedragen; 
Een paardencoach-bedrijf (bijzondere paardenhouderij) is niet genoemd in deze lijst en past daarmee
niet in het vigerend bestemmingsplan. Bovendien zal door de realisatie van een binnenbak het
toegestane oppervlak aan bijgebouwen worden overschreden (nu 165m2 en met binnenbak komt
daar nog eens 800m2 bij). 
 
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.
Hier mag wel gebouwd. In paragraaf 4.2 word onderbouwd of een archeologisch onderzoek wel of
niet noodzakelijk is.
 
Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden heeft echter aangegeven
medewerking te willen verlenen aan een bestemming, waarin het bouwplan wel past.
 
Onderhavig bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van een bijzondere paardenhouderij
op het perceel Meeuwenweg 9 te Zuidwolde.
 
Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK)
OP 29 november 2012 is het Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) van de gemeente de Wolden
vastgesteld. De insteek van dit plan is om bij elk plan de mogelijkheid te versterken om het landschap
binnen de landschappelijke karakteristieken te versterken. Het LOK biedt vanuit het landschap
richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen. Daarmee kan het LOK de gemeente houvast bieden bij het
beoordelen van de verschillende plannen in het buitengebied en kan het de initiatiefnemer
handreikingen geven en enthousiasmeren om met zijn plannen ook een bijdrage te leveren aan de
landschappelijke karakteristieken.
 
Volgens dit LOK is het perceel Meeuwenweg 9 te Zuidwolde gelegen binnen de kaders van de "jonge
veldontginningen".
Deze gronden zijn in de gemeente als laatste in cultuur gebracht. Door hun natuurlijke omstandigheden, vooral
de arme en droge bodem, waren deze gronden in eerste instantie niet geschikt als landbouwgrond. De oude
heidegronden zijn vaak in één keer ontgonnen. De jonge veldontginningen kenmerken zich door hun
rationele opzet, de duidelijke lijnen in het landschap en de grote regelmatige verkaveling. Doordat veel wegen
zijn beplant, wordt de van oudsher aanwezige openheid gebroken. Op sommige plekken zijn bosjes en restanten
van heidevelden nog aanwezig. Hoogteverschillen komen niet voor.
 
 
Door de rationele verkaveling en ontginning is een duurzame en robuuste landschappelijke structuur
ontstaan. De gemeente zet daarom in op een verdere versterking van deze structuur. Een heldere
opzet, duidelijke hiërarchie en stevige (erf)beplanting geven nieuwe ontwikkelingen landschappelijke
meerwaarde.
 
De dorpen in het ontginningslandschap zijn allemaal lintdorpen. De dorpsranden zijn scherp, maar
groen door de aanwezige bomenrijen en diepe achtertuinen. Het perceel aan de Meeuwenweg 9 ligt
net buiten het dorp en daarom is het wenselijk ook te kijken naar de karakteristieken voor de
dorpsranden. Bij de vormgeving van de dorpsranden gaan rood en groen hand in hand. Voor de
inpassing van dorpsranden zijn dan ook rode ingrediënten benoemd (passende verkavelingsprincipe)
en groen ingrediënten: passende beplantingstypologie. De ingrediënten kunnen in verschillende
combinaties worden gebruikt. Het is een verzameling, waaruit gekozen kan worden. Niet alle
verkavelingsprincipes en niet alle vormen van beplanting hoeven terug te komen.
 
Deze uitgangspunten van het Landschappelijke ontwikkelingskader zijn meegnomen in het Ruimtelijk
Kwaliteitplan dat in paragraaf 4.11 aan de orde komt.
 
4 Omgevingsaspecten
 
Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden
voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat er goede afwegingen met betrekking
tot de omgevingsaspecten worden gemaakt. In de volgende paragrafen wordt hier op ingegaan.
  
4.1 Ecologie
 
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden
met de nieuwe Wet Natuurbescherming. De nieuwe Wet Natuurbescherming is op 1 januari 2017 in
werking. Deze nieuwe wet vervangt de tot dan toe geldende natuurwetgeving: de
Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet, en de Boswet. De nieuwe wet bevat regels
voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten en de belangrijkste
natuurgebieden in Nederland. Daarnaast bevat de wet regels voor het vellen van houtopstanden
(bos). Inhoudelijk verandert er niets in onderstaande situatie.
 
Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
 
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn
aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn
aangewezen als Natura 2000-gebied. Binnen een straal van 3 kilometer van het plangebied ligt een
EHS gebied. Het perceel Meeuwenweg 9 ligt niet in het EHS gebied, maar op een afstand van circa
1.000 meter. Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied is het Vecht- en Beneden- Reggegebied op circa
13 kilometer. In figuur 4 is het EHS gebied (felgroene strook) zichtbaar.
  
 
Gezien de afstand en de aard van de ontwikkeling (bouw binnenbak) is geen effect op het EHS gebied
te verwachten. Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen voor het
plan.
 
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet, nu dus opgegaan in de
nieuwe Wet Natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en
dieren (en hun verblijfplaatsen) die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder
voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen
 
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een nieuw gebouw. Deze ontwikkeling is niet
van invloed op het (potentieel) leefgebied van beschermde soorten. Ten aanzien van
soortenbescherming zijn er geen belemmeringen te verwachten.
 
4.2 Archeologie
 
Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische
monumentenzorg, dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied.
 
Volgens de archeologische beleidskaart (zie figuur 5) ligt de Meeuwenweg 9 in een gebied met hoge
of middelhoge verwachting. Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 1.000m2 en dieper dan 30 cm
beneden het maaiveld een archeologisch onderzoek verplicht is.
 
 
De binnenbak wordt circa 800m2. Op basis van dit oppervlak is een archeologisch onderzoek niet
noodzakelijk.
 
Mocht er echter bij graafwerkzaamheden alsnog vondsten worden gedaan, dan dient hiervan direct
melding te worden gedaan bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog.
 
4.3 Cultuurhistorie
 
In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van
bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. De provincie
Drenthe heeft de cultuurhistorie in kaart gebracht middels de Cultuurhistorische kompas. De
gemeente De Wolden heeft haar eigen cultuurhistorische waardenkaart (Cultuurhistorische
waardenkaart van de gemeente De Wolden "Waar veen en zand elkaar ontmoeten", april 2014) met
bijbehorende beleidskaart. Volgens deze kaart is het plangebied gelegen in een gebied met een hoge
cultuurhistorische waarde. Hiervoor geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden
een grote rol spelen. Het is aan te bevelen rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische
waarden. Daarnaast kan cultuurhistorie inspirerend werken bij nieuwe ontwikkelingen.
 
Het gebied heeft deze aanwijzing mede met betrekking tot het aanwezige cultuurlandschap. Voor het
plangebied geldt dat het gaat om een landschap met "rationele landbouwontginning, relatief nat".
Voor deze gebieden gaat het vanzelfsprekend vooral om ontginning van de nattere heideterreinen
tot grasland. Deze vrij vlakke landbouwontginningen waren over het algemeen zeer open van
karakter, zonder opgaande beplanting zoals singels. Kavelgrenzen werden gevormd door sloten. Een
deel van de verkaveling van de nattere landbouwontginningen kwam tot stand vanuit het beekdal
van de Reest, van waaruit sloten het veld op werden gegraven (onder andere ten behoeve van
beperkte veenwinning in het gebied) en daarmee een zone met smalle, lange kavels ontstond die het
dal van de Reest volgt. Het gaat dan vooral om het noordwest-zuidoost stromende deel van de Reest,
tussen De Stapel en Pieperij. Voor genoemde veenwinning werden ook enkele grotere afvoersloten
aangelegd, die echter nergens het wijkenkarakter van de veenkoloniën droegen door hun veel
minder rationele patroon.
 
Wat verder naar Zuidwolde toe en langs het oost-west stromende deel van de Reest ontstond een
nieuw patroon van wegen met strook- en blokvormige kavels daartussen, dat zich niet specifiek
richtte op een ontginningsbasis als de Reest. Met name langs de nieuwe hoofdwegen door de jonge
heideontginningen (zoals de Meppelerweg) werd bebouwing geplaatst, maar soms ook langs
secundaire wegen zoals de Linieweg en de Veeningerveldweg.
 
Het plangebied ligt volledig in het heideontginningslandschap, ontstaan door het in cultuur brengen
van heide en vestiging van boerderijen.
 
Door de realisatie van een binnenbak op het achtererf komen deze kenmerken niet in het geding. Er
zijn dan ook geen cultuurhistorische elementen die een belemmering zouden kunnen zijn voor de
voorgenomen ontwikkeling.
 
4.4 Water
 
Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is
waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in
beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en
besluiten. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Reest en Wieden (sinds
september 2016 door fusie "Waterschap Drents Overijsselse Delta"). Voor dit plan is de digitale
watertoets van het waterschap ingevuld. Naar aanleiding van deze digitale watertoets geeft het
waterschap een positief wateradvies. Wel dient gezien de agrarische activiteit te worden gekeken
naar het lozingenbesluit. De standaardreactie van het waterschap is in bijlage 1 opgenomen. Hieruit
blijkt dat het plan gezien de bestemming en de grootte van het plan, een geringe invloed heeft op de
waterhuishouding.
 
Al het regenwater van de daken wordt afgevoerd naar de vijver op het perceel. Initiatiefnemer
tracht zo milieuvriendelijk en ook volgens de permacultuur wetten hun perceel te beheren. Dus ook
de afvoer van het water van de binnenbak zal getracht worden in de vijver te leiden. Dit sluit aan bij
het advies van het waterschap dat hemelwater naar oppervlaktewater wordt afgevoerd.
 
Geconcludeerd kan worden dat er geen consequenties zijn voor het watersysteem en dat er ten
aanzien van water geen belemmeringen zijn voor dit plan.
 
4.5 Milieuzonering
   
4.5.1 Bedrijven en milieuzonering
Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke
ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de
(leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals
bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering)
geregeld. In de toelichting bij een ruimtelijke onderbouwing dient aangegeven te worden op welke
wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.
De VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" (2009) is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Hierin
staan de richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben
betrekking op geur, stof, geluid en gevaar. Wordt aan de richtwaarden van deze brochure voldaan,
dus liggen de bedrijven voldoende ver van het plangebied, dan kan worden aangenomen dat de
bedrijven niet worden beperkt in hun mogelijkheden door de voorgenomen realisatie van een
woning.
 
Een bijzondere paardenhouderij heeft volgens de handreiking "Bedrijven en Milieuzonering " een
milieuzonering van 50 meter (bouwblok-bouwblok afstand). Binnen 50 meter is geen milieugevoelige
functie aanwezig. Het dichtstbijzijnde woonperceel is Meeuwenweg 5 op circa 55 meter, deze
afstand is voldoende.
 
Er zijn dan ook met betrekking tot de milieuzonering geen belemmering te verwachten voor een
binnenbak op het perceel Meeuwenweg 9 te Zuidwolde.
 
4.5.2 Besluit milieueffectrapportage
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het
ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een
milieueffectrapport opgesteld dient te worden.
De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage
van het Besluit MER. Overigens wordt onderscheid gemaakt tussen een MER-beoordeling (categorie
D), waarbij het bevoegd gezag een beslissing kan nemen of een MER nodig is of een verplicht MER
(categorie C).
 
De bedrijfsactiviteit waar dit bestemmingsplan in voorziet, is niet opgenomen op de C-lijst of D-lijst
van het Besluit m.e.r.. Een milieueffectrapportage is dan ook niet nodig. Bovendien gaat het om een
kleinschalige verandering, waardoor evenmin een milieueffectbeoordeling nodig is.
  
4.6 Geluidhinder
 
De wet geluidhinder merkt woningen aan als geluidgevoelige objecten. De bedrijfsactiviteit, de
binnenbak , is een niet-geluidgevoelig object. Dit betekent dat toetsing aan de Wet Geluidhinder niet
nodig is.
  
4.7 Bodem
 
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen bij ruimtelijke plannen en
projecten in het kader van de Wet bodembescherming te worden gesignaleerd vanuit een goede
ruimtelijke ordening. De noodzaak van een bodemonderzoek is mede afhankelijk van hoe intensief
de binnenbak gebruikt gaat worden. Indien er langer dan 2 uur per dag mensen gaan verblijven, dan
is er sprake van een verblijfsruimte en moet een bodemonderzoek worden ingediend bij de
aanvraag. Per klant zal initiatiefneemster 30 tot 60 minuten in de binnenbak verblijven.
 
Er zijn op deze locatie geen verdachte bodembedreigende activiteiten bekend
(http://www.drenthe.info/kaarten/website/fmc2/bodeminformatie.html). Gezien het feit dat het
aannemelijk is dat er langer dan 2 uur per dag mensen in de binnenbak zullen verblijven, is er wel
een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
 
Uit dit bodemonderzoek (Verkennend Bodemonderzoek Meeuwenweg 9 te Zuidwolde, AsmA
Ingenieursbureau, 17 februari 2017, documentnummer 1193, zie bijlage 2) is gebleken dat er op het
maaiveld en in de grond, ter plaatse van de verrichte boringen, geen aanwijzingen zijn gevonden die
duiden op de aanwezigheid van asbest. Uit de analyseresultaten blijkt dat in zowel de boven- als in
de ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetoond.
 
In het grondwater is een sterk verhoogde concentratie aan nikkel aangetoond. Verder zijn licht
verhoogde concentraties aan kobalt, barium, zink, koper en kwik aangetoond. De verhoogde
concentraties zijn vermoedelijk het resultaat van bemesting.
 
De verhoogde gehalten vormen geen risico voor de volksgezondheid en/of milieu.
 
Het verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de locatie is uitgevoerd volgens de
onderzoekshypothese "niet-verdacht", waarbij geen verontreiniging verwacht werd. Uit het
verkennend bodemonderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit niet overeenkomt met deze
verwachting. Aanpassing van de hypothese acht het onderzoeksbureau AsmA dan ook wenselijk.
Aanpassing van de onderzoeksstrategie is niet noodzakelijk. Een nader onderzoek wordt voorlopig
niet noodzakelijk geacht.
 
Om te achterhalen in hoeverre de milieuhygiënische kwaliteit een belemmering vormt voor de
voorgenomen bouw is advies gevraag aan de RUD Drenthe. Ook zij hebben geoordeeld over het sterk
verhoogd gehalte Nikkel dat aanwezig is in het grondwater. Vermoed wordt dat het hier een
verhoogd natuurlijk achtergrondgehalte betreft. Op de locatie zijn namelijk geen (historische)
activiteiten bekend waaraan dit verhoogde gehalte kan worden gerelateerd. Bovendien is in de grond
geen verhoogd gehalte Nikkel aangetoond. De beoordeling van dit rapport door het RUD Drenthe, in
opdracht van de gemeente De Wolden is tevens in bijlage 2 toegevoegd.
 
Gelet op het bovenstaande vormt het verhoogde gehalte Nikkel in het grondwater op deze locatie
daarom geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Daarnaast vormen de
onderzoeksresultaten geen aanleiding voor het opnemen van aanvullende voorwaarden in de
omgevingsvergunning voor de binnenbak voor paarden.
  
4.8 Luchtkwaliteit
 
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de
negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van
luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke
ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
 
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via
het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een
flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen
onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft
het ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld.
Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan “niet in betekenende
mate” bijdraagt aan luchtverontreiniging. Door het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel
vrachtverkeer in te vullen, wordt een worstcase scenario berekend.
 
Het extra aantal voertuigen door de realisatie van een binnenbak wordt niet extreem veranderd.
Hetgeen nu alleen buiten gebeurd, kan straks ook in de wintermaanden plaatsvinden. Er wordt
uitgegaan van gemiddeld 5 voertuigen per etmaal. Nemen we aan dat dit in het ergste scenario
verdubbeld, dan wordt dit geschat op maximaal 10 voertuigbewegingen per etmaal. In de rekentool
zijn daarom tien voertuigbewegingen ingevuld (zie tabel 1). Uit de rekentool blijkt dat het project
“niet in betekenende mate” bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en dat er ten
aanzien van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het plan. Hieronder is nog
de rekentool opgenomen.
 
 
De realisatie van een binnenbak voor paarden-coaching zal voor de luchtkwaliteit dan ook geen
negatieve gevolgen hebben.
 
4.9 Externe veiligheid
 
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar functie die gevaar kunnen
opleveren in of in de nabijheid van het plangebied. Op grond van de AMvB Besluit externe veiligheid
inrichtingen (Bevi) wordt daarom gekeken naar zogenaamde risicovolle inrichtingen. Ingevolge het
Bevi is sprake van een kwetsbaar object indien het een gebouw betreft “waarin doorgaans grote
aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn.
 
Inrichtingen
Binnen een straal van 2 kilometer van het plangebied liggen geen inrichtingen die gevaar op kunnen
leveren voor de bedrijfsactiviteit. Het coachingsbedrijf voor zowel mens als paard is bovendien ook
geen inrichting die gevaar kan opleveren voor omliggende woningen. Er zijn dan ook geen
belemmeringen voor dit plan.
 
Transport gevaarlijke stoffen en buisleidingen
Daarnaast wordt gekeken naar vervoer van gevaarlijke stoffen en hoofdgasleidingen. Doel hiervan is
om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden
tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
 
wegen
Op meer dan drie kilometer liggen de dichtstbijzijnde rijks(A28)- en provinciale(N48) wegen. Deze zijn
echter niet aangemerkt als wegen voor vervoer van gevaarlijke stoffen en bovendien liggen deze
wegen op een zo grote afstand van het plangebied, zodat het buiten de invloedsfeer van de wegen
valt. Er liggen geen van belang zijnde water- en spoorwegen in de nabijheid van het plangebied. De
wegen vormen dan ook geen belemmering voor de realisatie van een binnenbak bij de Meeuwenweg
9 te Zuidwolde.
 
Buisleidingen
De dichtstbijzijnde buisleiding is een aardgasleiding van het type NEN 3650-leiding genaamd A-514
van de NV Nederlandse Gasunie en ligt op circa 750 meter van het plangebied. Vanwege deze grote
afstand van de buisleiding tot het plangebied en de kleinschaligheid en aard van het, zijn er geen
belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
 
4.10 Verkeer
 
Zoals gesteld in paragraaf 4.8 worden er 5 voertuigen per etmaal ten dienste van het bedrijf
verwacht. Het perceel is te bereiken middels een eigen weg die is aangesloten op de Meeuwenweg,
de doorgaande weg door het dorp Fort.
 
 
Op het perceel is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor de bezoekers. Er kunnen minstens
vijf voertuigen tegelijk op het terrein geparkeerd worden. Parkeren in de bermen hoeft dan ook niet
voor te komen en zal niet voor verkeerhinder zorgen.
 
Gezien de bereikbaarheid en de parkeermogelijkheden op eigenterrein, worden geen problemen
verwacht door het realiseren van een mens- en paard coachingsbedrijf aan de Meeuwenweg 9 te
Zuidwolde.
 
4.11 Landschappelijke inpassing
 
Om de binnenbak te realiseren is een landschappelijke inpassing van het geheel vereist (eis
gemeente, zie paragraaf 1.2). Hiertoe is een Ruimtelijk Kwaltietsplan met Landschapsonwerp
opgesteld (Borgerink, Groentechnisch Adviesburo te Oostmarsum, oktober 2016, zie bijlage 3). Uit dit
plan blijkt dat momenteel een aantal beeldbepalende beuken naast het woonhuis en de beplanting
in de tuin, evenals de beplanting aan weerszijden van de toegangsweg het erf landschappelijk groen
inkleden.
 
Voor de landschappelijke inpassing van het nieuwe plan wordt getracht aan te sluiten bij de
cultuurhistorische aspecten van het landschap (zie ook 4.3) en bij de richtlijnen van het
Landschappelijk ontwikkelingskader (LOK) van de gemeente De Wolden (zie ook paragraaf 3.2). Het
perceel Meeuwenweg 9 te Zuidwolde is gelegen in het heideontginningslandschap (jonge
veldontginningen). Typerend voor dit gebied is de openheid van het landschap en de
wegbeplantingen.
 
De bestaande inrit (nr 1, figuur 8) wordt begeleid door inheemse bomen in combinatie met
landschapsontsierende grote coniferen. Het advies is om deze coniferen de komende jaren te gaan
vervangen door inheemse beplantingssoorten. De bomenrij wordt aangevuld met een tweetal
inheemse bomen (zomereik en ruwe berk).
  
 
De buitenzijde van de te realiseren binnenbak zal worden voorzien van representatieve materialen,
waaronder evt. houten beplatingen. Vanaf de Meeuwenweg wordt de bebouwing groen ingepast
middels een tweetal inheemse boomsoorten zonder onderbeplanting (nr 2, figuur 8) en een
houtsingel (nr. 3, figuur 8). De houtsingel zal worden onderhouden met overstaanders (bomen welke
niet periodiek afgezet worden), die er voor zorgen dat de bebouwing ten alle tijde groen wordt
ingepast. De onderbeplanting bestaat uit inheemse beplantingssoorten.
 
Aan de voorkant van de te realiseren binnenbak (nr. 4, figuur 8) zal een fruitboomgaard aangelegd
worden. De fruitbomen worden geplaatst in een grasweide welke periodiek gemaaid zal worden
danwel zal worden onderhouden door grazers. De bestaande houtsingel (nr. 5, figuur 8) zal worden
versterkt middels een verlenging aan de westkant. De binnenbak zal door deze versterking van de
houtsingel minder vanaf de Meeuwenweg opvallen. De houtsingel bestaat uit een aantal plantrijen
met inheemse beplantingssoorten.
 
De uitbreiding van de paardlooproutes op het erf zal vanaf de buitenzijde van het perceel niet
zichtbaar zijn. De nieuw in te passen landschapselementen zullen naast het landschappelijk inpassen
van de binnenbak in het groen ook de activiteiten op het erf minder laten opmerken.
 
5 Uitvoerbaarheid
 
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een planologische
ontwikkeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische
uitvoerbaarheid.
 
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
 
Voor de realisatie van een binnenbak aan de Meeuwenweg 9 te Zuidwolde is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 6 juli 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is één zienswijze bij de gemeenteraad ingediend. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan. De beantwoording van de zienswijze heeft plaatsgevonden in een separate zienswijzennota, welke als bijlage 4 bij deze toelichting is gevoegd.
 
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 29 november 2018 vastgesteld.
 
Daarnaast is vooroverleg gevoerd met de provincie Drenthe en het waterschap. Naar aanleiding van dit vooroverleg hebben zowel provincie als waterschap aangegeven akkoord te zijn. De provincie heeft wel als aandachtspunt gegeven dat er in de toelichting niets staat over de Natuurbeschermingswet die in tussentijd in werking is getreden (1 januari 2017). Naar aanleiding van deze opmerking is de verandering in de wetgeving verwerkt in paragraaf 4.1, hetgeen niet tot andere resultaten zal leiden. In dit kader is er geen vergunning nodig.
 
5.2 Economische uitvoerbaarheid
 
Op basis van artikel 3.1.6 dient te worden aangetoond dat een plan economisch uitvoerbaar is. Om dit aan te tonen heeft Flynth adviseurs en accountants B.V. een strategisch bedrijfs(ontwikkelings)plan opgesteld, gedateerd 14 februari 2018. Hierin zijn de te verwachten kosten en inkomsten geraamd. Uit het bedrijfsontwikkelingsplan blijkt dat de initiatiefneemster voldoende inkomsten kan genereren om het plan economisch uitvoerbaar te maken Het bedrijfsontwikkelingsplan is als bijlage 5 aan deze toelichting gehecht. Aanvullend hierop wordt nog opgemerkt dat initiatiefneemster in 2017 ongeveer 0,8 ha weiland heeft aangekocht aansluitend aan het plangebied. De aankoop is met eigen middelen gefinancierd.
 
Er zijn, anders dan het toepassen van de procedure, voor de gemeente geen kosten aan het plan verbonden. Voorts zou de wijziging van het planologisch regime planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening tot gevolg kunnen komen. Om de eventueel uit te keren planschade niet ten laste van de gemeente te laten komen is hiervoor een overeenkomst met initiatiefneemster afgesloten.
  
5.3 Conclusie
 
Geconcludeerd kan worden dat het initiatief zowel uit maatschappelijk en economisch oogpunt
uitvoerbaar is. Daarnaast is niet gebleken van milieubelemmeringen en van beletselen uit ruimtelijkplanologisch
oogpunt. Er zijn dan ook op basis van het bestemmingsplan geen belemmeringen om
tot het verlenen van de omgevingsvergunning over te kunnen gaan.