Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Meeuwenweg 9, Zuidwolde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1690.BP00401-0401
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
   
1.1 plan
Het bestemmingsplan Meeuwenweg 9, Zuidwolde met identificatienummer
NL.IMRO.1690.BP00401-0401 van de gemeente De Wolden.
 
1.2 de begrippen
   
1.2.1 aan- of uitbouw
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat
(hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
  
1.2.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
 
1.2.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  
1.2.4 aangebouwd bijgebouw
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel
ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste
staat van dat (hoofd)gebouw;
  
1.2.5 aan-huis-verbonden beroep
een in
Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen genoemd,
dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in
of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is
gericht op het verlenen van diensten;
  
1.2.6 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden
in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in bijvoorbeeld de vorm van
het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;
  
1.2.7 archeologisch waardevol terrein
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen
bevinden;
  
1.2.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  
1.2.9 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
  
1.2.10 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig
beheer/zodanige exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf
plaatsvindt;
  
1.2.11 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een
bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
  
1.2.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein noodzakelijk is;
  
1.2.13 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde
voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
 
1.2.14 bestaand
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is
en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden
gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende
bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen
het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening of een andere
planologische toestemming;
  
1.2.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
  
1.2.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
1.2.17 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel
gelegen (hoofd)gebouw;
  
1.2.18 bijzondere paardenhouderij
een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen
van paarden en pony's in eigen beheer;
  
1.2.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
  
1.2.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
  
1.2.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
  
1.2.22 (bouw)perceelgrens
een grens van een bouwperceel;
  
1.2.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  
1.2.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
  
1.2.25 cultuurlandschappelijk waardevol terrein
een terrein met een toegekende waarde ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop
van de geschiedenis door de mens;
1.2.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  
1.2.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.2.28 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het
Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit Geluidhinder Spoorwegen
en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;
  
1.2.29 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het
gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
  
1.2.30 hogere grenswaarde
in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten,
die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden
vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
  
1.2.31 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of
bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  
1.2.32 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan,
voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn
bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf;
  
1.2.33 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van
kampeermiddelen;
 
1.2.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in
Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen genoemde
bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.2.35 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde
voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
  
1.2.36 landschappelijke waarden
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
  
1.2.37 logiesverstrekkend bedrijf
een bedrijf waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel
zijn ingericht voor nachtverblijf. Naast het verstrekken van logies kunnen accommodaties
worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
  
1.2.38 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van
voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten
met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
  
1.2.39 manege-activiteiten
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van
gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven,
de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen,
alsmede het opvangen en het stallen van paarden en/of pony's);
  
1.2.40 mantelzorgunit
een eenvoudig te plaatsen gebouw, zoals een stacaravan of een prefab cabine, ten behoeve
van mantelzorg dat na afloop van de mantelzorg op eenvoudig wijze te verwijderen is;
  
1.2.41 natuurlijke waarden
de abiotische en biotische waarden van een gebied;
  
1.2.42 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig
niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;
  
1.2.43 normaal onderhoud
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed
beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming horen;
 
1.2.44 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede
pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek
algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de
ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
  
1.2.45 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is
aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;
  
1.2.46 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden;
  
1.2.47 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
  
1.2.48 peil
indien op het land wordt gebouwd:
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
 
1.2.49 permanente bewoning
bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;
  
1.2.50 plattelandswoning
een bedrijfswoning behorend, of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf die door een
derde mag worden bewoond;
  
1.2.51 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of
toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
  
1.2.52 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een
ander tegen vergoeding;
  
1.2.53 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in
elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een
parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie
met elkaar;
  
1.2.54 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming
waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
  
1.2.55 recreatieverblijf
een gebouw, uitsluitend in de vorm van een zomerhuis, dat naar de aard en de inrichting is
bedoeld voor verblijfsrecreatie;
  
1.2.56 risicogevoelig bouwwerk c.q. object
een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel
op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of
onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk,
een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden
aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  
1.2.57 semi-permanent kampeermiddel
kampeermiddel (stacaravan, pipowagen en/of hiermee vergelijkbaar onderkomen) bestemd
voor gebruik gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober ten behoeve van
kamperen op erven van woningen en (agrarische) bedrijven (minicampings);
  
1.2.58 stacaravan
een caravan, die als een bouwwerk dient te worden aangemerkt;
  
1.2.59 verblijfsrecreatie
een verblijf dat plaatsvindt in het kader van de weekendrecreatie en/of het vakantieverblijf;
  
1.2.60 voorgevelrooilijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de
voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen
lijn, welke, zo veel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de
bestaande bebouwing, een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn
overeenkomstig de richting van de weg geeft;
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en
waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn
gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn
gelegen op 10 m uit de as van de weg;
  
1.2.61 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit
de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het
Besluit Geluidhinder Spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond
industrieterreinen;
  
1.2.62 vrijstaand bijgebouw
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel
ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste
staat van dat (hoofd)gebouw;
  
1.2.63 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
  
1.2.64 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk
boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een
eenheid beschouwd kan worden;
  
1.2.65 zorgboerderij
een agrarisch bedrijf met een directe relatie tot de sociaal-medische opvang van al dan niet
lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapte personen, in die zin dat de personen, die elders
woonachtig zijn, behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. De zorgfunctie dient
zich in ruimtelijk-planologische zin als ondergeschikte (tweede) tak van het agrarisch bedrijf
te manifesteren.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
 
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel;
  
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk. Overstekken van daken, dieper dan 40 cm, worden meegerekend bij de oppervlakte van
bouwwerken;
 
2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens;
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Aanverwante bedrijven
    
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch - Aanverwante bedrijven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch aanverwant bedrijven in de vorm van:
    1. een bijzondere paardenhouderij;
    2. een dierenopvangcentrum;
al dan niet gecombineerd met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  1. het wonen ten behoeve van het bedrijf;
  2. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met de daarbij behorende:
  1. wegen en paden;
  2. water;
  3. tuinen, erven en terreinen;
  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch aanverwant bedrijf worden gebouwd;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten minste 2.500 m² mag bedragen;
    3. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelgrens zal ten minste 5 m bedragen;
    4. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    5. de maatvoering van een gebouw en een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.
 
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
 
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2 sub a onder 2 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot tot maximaal 130% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte;
  2. lid 3.2 sub a onder 3 en toestaan dat de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelgrens wordt verkleind;
  3. lid 3.2 sub a onder 5 en toestaan dat de goothoogte van bedrijfswoningen wordt vergroot tot 5,5 m;
  4. lid 3.2 sub a onder 5 en toestaan dat de dakhelling aan- en uitbouwen wordt verlaagd tot 0º.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manege-activiteiten met de daarbij behorende horecadoeleinden;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  4. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  5. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
 
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.5 en toestaan dat de gronden en bouwwerken mede worden gebruikt ten behoeve van manege-activiteiten met de daarbij behorende en aan de manege-activiteiten ondergeschikte horecadoeleinden, zoals een kantine, mits:
    1. de horecavloeroppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. het bedrijf gelegen is aan of nabij een weg met een doorgaande verkeersfunctie voor ten minste interlokaal verkeer;
    3. een op de aard en omvang van de manege-activiteiten afgestemde perceelsontsluiting aanwezig is;
    4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  2. lid 3.5 en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    1. de functie inherent is aan de agrarische bestemming;
    2. vestiging van de detailhandel in bestaande bebouwing plaatsvindt;
    3. geen reclame-uitingen worden gebruikt;
    4. parkeren op eigen erf plaatsvindt.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt in elk geval wordt begrepen:
  1. afvalstoffen;
  2. de stalling en opslag het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden die zijn bestemd voor Recreatie - 1 en Recreatie - 3;
  3. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans, met uitzondering van de in dit plan toegestane stacaravans;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  5. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  6. het storten van puin en van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
A. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat zend- ontvangst- en/of antennemasten tot een bouwhoogte van 45 m worden gebouwd;
  3. het bepaalde in het plan en toestaan dat een tijdelijke mantelzorgunit geplaatst wordt bij woningen, niet zijnde recreatiewoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de te realiseren woonruimte en de bewoning ervan noodzakelijk zijn uit oogpunt van mantelzorg;
    2. door het gemeentelijke WMO/zorgloket of een deskundige (indicatiesteller) is aangetoond dat de extra bebouwing noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
    3. de oppervlakte van units op een bouwperceel ten hoogste 60 m2 bedraagt;
    4. de bebouwing in een langdurige behoefte aan mantelzorg zal voorzien;
    5. de unit uitsluitend wordt gebruikt voor mantelzorg en deze wordt verwijderd na afloop van de mantelzorg voor de persoon waarvoor deze afwijking wordt toegepast. Het bevoegd gezag neemt hiertoe voorwaarden op in de omgevingsvergunning;
  4. het bepaalde in het plan en toestaan dat gronden gebruikt worden voor kleinschalige kampeerterreinen, met dien verstande dat:
    1. het kampeerterrein minimaal 50 m van de perceelgrens van buiten het bedrijf gelegen (bedrijfs)woningen, dan wel bedrijfsgebouwen is gesitueerd;
    2. het maximale aantal kampeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 25;
    3. het kampeerterrein niet mag worden gesitueerd op een afstand van minder dan 500 m van een ander kampeerterrein;
    4. het kampeerterrein goed landschappelijk wordt ingepast conform het Landschapsontwikkelingskader De Wolden (vastgesteld 2 november 2012);
    5. het kamperen niet toegestaan is op essen en in de randzones daaromheen, in beschermde dorpsgezichten of anderszins cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen, in de open gebieden rondom die kernen, alsmede in zones van 50 m rondom natuurgebieden;
    6. geen kampeerterrein mag worden gesitueerd op gronden gelegen in de bestemmingen Bos en Natuur;
  5. het bepaalde in het plan en toestaan dat ten behoeve van het kamperen bij woningen en (agrarische) bedrijven gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m2 bedraagt;
    2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3 m bedraagt;
    3. tevens de onder d vergunning is verleend, dan wel de afwijking plaatsvindt bij bestaande kampeerterreinen;
  6. het bepaalde in het plan en toestaan dat gronden gebruikt worden voor kamperen buiten de nabijheid van woningen, agrarische bedrijven, en niet-agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
    1. er sprake moet zijn van kamperen in bijzondere vormen, zoals:
      1. groepen uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een korte aaneengesloten periode;
      2. natuurkamperen, zoals dat voldoet aan door Onze Minister gestelde regelen in de Wet op de Openluchtrecreatie;
    2. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de woon- of bedrijfssituatie op nabijgelegen erven: tenzij het tegendeel blijkt wordt aangenomen dat deze woon- of bedrijfssituatie onevenredig wordt geschaad, als het perceel waar gekampeerd gaat worden op minder dan 75 m afstand is gelegen van (bedrijfs)woningen, agrarische bedrijven of niet-agrarische bedrijven;
    3. het perceel mag niet grenzen aan een ander kampeerterrein, dan wel een onderlinge afstand met een ander kampeerterrein hebben van minder dan 500 m;
    4. indien het betreft langdurige vormen van kamperen, dit kamperen inpasbaar moet zijn in het landschap;
  7. het bepaalde in het plan en toestaan dat semi-permanente kampeermiddelen worden geplaatst, met dien verstande dat:
    1. bij een minicamping met een maximale omvang van tien kampeerplaatsen er maximaal één semi-permanent kampeermiddel wordt geplaatst;
    2. bij een minicamping met een omvang tussen tien en vijfentwintig kampeerplaatsen er maximaal twee semi-permanent kampeermiddel worden geplaatst;
    3. semi-permanente kampeermiddelen in de periode van 1 november tot 15 maart worden verwijderd;
  8. het bepaalde in het plan en toestaan dat agrarische gronden worden gebruikt als erf of tuin bij een woning;
  9. het bepaalde in het plan en toestaan dat binnen de bestemming Agrarisch - Aanverwante bedrijven, een woning wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    1. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 750 m² met een afwijkingsmarge van 5% aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (voor één woonhuis) of ten minste 2.000 m² met een afwijkingsmarge van 3% (voor twee woonhuizen) aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, moet worden gesloopt;
    2. indien de minimale oppervlakte niet op één bouwperceel kan worden gehaald het tevens mogelijk is de oppervlakte samen te voegen met andere percelen (salderen), waarbij per afzonderlijk perceel minimaal 375 m² bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt;
    3. de ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woning mag niet gebouwd worden in gebieden die in de provinciale omgevingsvisie zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur, dan wel op de es;
    4. er middels een inrichtingsschets met landschappelijke inpassing conform het Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden van 2 november 2012 (LOK) aangetoond moet zijn dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit;
    5. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
    6. aangetoond moet zijn dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  10. het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van bedrijven, welke zijn genoemd in de Staat van bedrijven onder de categorieën 1, 2 en 3.1, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, m.e.r.-plichtige bedrijven en/of vuurwerkbedrijven, mits:
    1. de functie wordt ondergebracht in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen;
    2. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. er middels een inrichtingsschets met landschappelijke inpassing conform het Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden van 2 november 2012 (LOK) sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit.
B. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
   
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het Bestemmingsplan Meeuwenweg 9, Zuidwolde van de gemeente De Wolden.
 
Behorende bij het besluit van 29 november 2018.