Plan: | Bestemmingsplan Recreatiepark d'Olde Kamp te Ansen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.BP00248-0405 |
Om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht, is gekeken naar de drempelwaarde in het Besluit milieueffectrapportage. De toets hieraan is negatief. De oppervlakte van de uitbreiding van het recreatieterrein is zodanig, dat er geen m.e.r.-beoordelingsplicht van toepassing is. Er moet echter naar meer aspecten worden gekeken, dan alleen de omvang van het project. Er dient ook aandacht te worden besteed aan alle relevante criteria van Bijlage III van de Europese M.e.r. Richtlijn ((85/337). Dit zijn:
Om er zeker van te zijn dat er geen sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht, dient het bevoegd gezag zich er van te vergewissen, dat ook op grond van de andere criteria, dus niet alleen de grootte van de uitbreiding, geen belangrijke negatieve gevolgen kunnen worden verwacht. Deze toelichting van het bestemmingsplan en de achterliggende onderzoeken geven de hiervoor benodigde informatie. Hierin wordt ingegaan op de milieuaspecten die aan de orde zijn.
In aanvulling op onderhavige toelichting wordt het volgende opgemerkt: Het criterium 'grootte van de bevolking' komt elders in deze toelichting niet expliciet naar voren. Het plan ligt echter niet in of nabij grote bevolkingsconcentraties, waardoor effecten relatief omvangrijk zouden kunnen zijn. Bij aspecten die gerelateerd zijn aan hinder voor de omgeving en (verkeers-)veiligheid speelt de ligging ten opzichte van bewoners en gebruikers in de omgeving uiteraard wel een rol. Gezien de aard van de activiteit is er geen sprake van , qua aard of omvang, bijzondere afvalstromen. Daarom is in de verrichte studies (en in de toelichting) aan dit aspect geen bijzondere aandacht besteed.
Alles overziend wordt het volgende geconcludeerd: Voor alle aspecten geldt dat er geen belangrijke negatieve gevolgen worden verwacht. Ook op grond van een toets aan deze aspecten is er dus geen reden, om belangrijke milieugevolgen te verwachten, die een nadere beoordeling in het kader van de m.e.r.-beoordelingsplicht of een MER nodig of gewenst maken.
Zoals aangegeven is uitsluitend toetsen aan de drempelwaarden in het Besluit milieueffectrapportage niet voldoende is om te bepalen, dat er geen sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht. Daarom is belangrijk dat traceerbaar is, dat ook aan de andere relevante criteria is getoetst. Dat is hierboven gedaan.
Omdat er geen sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht, is er zeker geen sprake van project-MER plicht.
Toelichting Met het uitvoeren van van m.e.r.-beoordelingsplicht geeft het bevoegd gezag antwoord op de vraag of het opstellen van een MER nodig is. Dat laatste is het geval indien er belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen worden verwacht, waarvoor nader onderzoek in het kader van een m.e.r.-procedure zinvol is. Het gaat dan om een zogenaamde project-m.e.r.-procedure. Nu er - inhoudelijk gezien -al geen reden is om de voorgenomen uitbreiding als m.e.r.-beoordelingsplichtig te beschouwen, zijn er echter zeker geen inhoudelijke of juridische redenen om toch een milieueffectrapport (project-MER) op te stellen. |
Het voorgaande kan ook worden gezien als een eenvoudige m.e.r.-beoordeling, zoals bedoeld in de suggestie van VROM in het hiervoor opgenomen citaat (zie kader).
Conclusie
Bij toetsing aan alle criteria die voor de m.e.r.-beoordelingsplicht relevant zijn, blijkt dat een nadere beoordeling in het kader van de m.e.r.-beoordelingsplicht niet nodig is.
Er zijn geen inhoudelijke of juridische redenen om toch een milieueffectrapport (project-MER) op te stellen.
Het dient traceerbaar te zijn, dat het bevoegd gezag zich op grond van alle relevante criteria (dus niet alleen de drempelwaarden in het Besluit milieueffectrapportage) ervan heeft vergewist, dat er geen sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht en eventuele project-m.e.r.-plicht. Daarom worden de hiervoor beschreven overwegingen en de beoordeling daarvan betrokken bij de verdere besluitvorming.
De voorgaande beschouwing omtrent m.e.r.-beoordelingsplicht en m.e.r.-plicht kan ook worden gezien als een eenvoudige m.e.r.-beoordeling, waarmee is voldaan aan de m.e.r.-beoordelingsplicht. In dat verband zal de onderbouwing en conclusie voorafgaand aan het ter inzage leggen van het ontwerpplan worden voorgelegd aan de betrokken bestuursorganen.