2.7 Flora en fauna
Wanneer plannen ontwikkeld worden voor ruimtelijke ingrepen of voor uitvoeren van werkzaamheden is het nodig om te beoordelen of er mogelijk nadelige consequenties voor beschermde plant- of diersoorten zijn. In beginsel is de initiatiefnemer (in deze situatie de ontwikkelaar) hier voor verantwoordelijk. Om de plannen te kunnen uitvoeren is mogelijk een ontheffing (ex artikel 75 van de Flora- en faunawet) van overtredingen van de verbodsbepalingen noodzakelijk.
Door Ecogroen Advies is daarom in december 2007 een natuurtoets op de locatie uitgevoerd. De conclusies van dit onderzoek zijn onderstaand samengevat weergegeven.
Gebiedsgericht beleid
Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat de
nieuwbouw geen negatieve effecten heeft op de in de omgeving aanwezige
habitatrichtlijngebieden, vogelrichtlijngebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS
of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.
Aangetroffen en te verwachten soorten
Het plangebied bestaat uit een weiland en is omzoomd door rijen eiken. Er zijn enkele
sloten aanwezig, hiervan bevat een klein gedeelte permanent oppervlaktewater.
Bebouwing ontbreekt.
Uit de natuurtoets komen de volgende zaken naar voren:
-
In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de
Rode Lijst aangetroffen of te verwachten.
-
Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen ontbreken. Wanneer de bomenstructuren
grotendeels gehandhaafd blijft en deze niet extra verlicht wordt, hebben de
voorgenomen plannen geen nadelige gevolgen voor mogelijk aanwezige vlieg- en/of
jachtroutes en foeragerende vleermuizen.
-
Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen
voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten te verwachten.
-
In de rijen eiken langs de randen van het plangebied is broedgelegenheid aanwezig
voor algemene vogels van bos en struweel. Wegens de nabijheid van bebouwing
en verkeer en het gebrek aan openheid is het plangebied beperkt geschikt voor
weidevogels. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van vogels met een
jaarrond vaste verblijfplaats (uilen, spechten en roofvogels).
-
Laag beschermde amfibieënsoorten als Bastaardkikker, Bruine kikker, Kleine
watersalamander en Gewone pad zijn beperkt overwinterend en voortplantend te
verwachten.
-
Er zijn geen reptielen of beschermde vissen en ongewervelden aangetoond of te
verwachten.
Effectbeoordeling en eindconclusies
-
Het aanvragen van ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is niet
aan de orde.
-
De potentiële vliegroute voor vleermuizen, langs de rijen eiken verdient aandacht.
Behalve het behoud van de aanwezige bomenstructuur dient te worden voorkomen
dat deze extra wordt verlicht.
-
Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels verstoren of
beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste
soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te
starten in de periode voor 1 maart en na 15 juli. Overigens wordt voor het
broedseizoen geen standaard periode gehanteerd, maar is het van belang of een
broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Als in de periode 15 juli - 15
november gestart wordt met de werkzaamheden dan is het van belang om na te
gaan of bewoonde nesten van Houtduif aanwezig zijn binnen de invloedssfeer van
de plannen.
-
Voor de in het plangebied mogelijk voorkomende laag beschermde zoogdieren en
amfibieën wordt als belangrijkste mitigerende maatregel fasering in tijd genoemd.
Schade is - indien de planning van activiteiten dit toelaat - te minimaliseren door
grondwerkzaamheden en het eventueel verwijderen van beplanting, zoveel mogelijk
uit te voeren in de periode september-oktober. Dit is buiten de
voortplantingsperiode van veel dieren, dus buiten de periode waarin dieren extra
kwetsbaar zijn.
Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het hoofdrapport, dat als een afzonderlijke bijlage aan dit plan is toegevoegd.