Buitengebied 2010, Herziening 2016

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1684.18BPbuitengeb2016-VA02
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschaps– en natuurwaarden

Artikel 6 Bedrijf

Artikel 7 Bedrijf – Nutsvoorziening

Artikel 8 Bos

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

Artikel 10 Detailhandel

Artikel 11 Gemengd

Artikel 12 Groen

Artikel 13 Horeca

Artikel 14 Maatschappelijk

Artikel 15 Natuur

Artikel 16 Recreatie

Artikel 17 Sport

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

Artikel 19 Verkeer- Wegverkeer

Artikel 20 Water

Artikel 21 Water - Natuurwaarden

Artikel 22 Water – Vaarweg

Artikel 23 Wonen

Artikel 24 Wonen – Woonwagenstandplaats

Artikel 25 Leiding – Gas

Artikel 26 Leiding – Hoogspanningsverbinding

Artikel 27 Leiding – Rioolpersleiding

Artikel 28 Waarde – Archeologie 4

Artikel 29 Waarde – Archeologie 5

Artikel 31 Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied

Artikel 32 Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed

Artikel 33 Waterstaat – Waterkering

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Artikel 35 Algemene bouwregels

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Artikel 37 Algemene aanduidingregels

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

Artikel 40 Overige regels

Artikel 41 Overgangsrecht

Artikel 42 Slotregel

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

 

 
BIJLAGEN

 

1 Staat van bedrijfsactiviteiten

 

2 Landschappelijke inpassing:

2a Landschappelijke inpassing Broekkant 3

2b Landschappelijke inpassing Hoenderberg 9

2c Landschappelijke inpassing Odiliadijk 4

2d Landschappelijke inpassing Heerstraat 3

2e Landschappelijke inpassing vd Boschweg 7-9

2f Landschappelijke inpassing Straatkantseweg 30

 

3 Mitigerende maatregelen Beerseweg Cuijk

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel A Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, Herziening 2016' met identificatienummer NL.IMRO.1684.18BPbuitengeb2016-VA02 van de gemeente gemeente Cuijk

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

 

 

Artikel B Toepassingsbereik

 

  1. De verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' van de gemeente Cuijk, zoals vastgesteld op 19 september 2011 wordt herzien zoals aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan, tenzij anders aangegeven in deze regels. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' ongewijzigd van toepassing.

 

  1. De verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' van de gemeente Cuijk, zoals vastgesteld op 19 september 2011 wordt herzien zoals genoemd onder a, inclusief de volgende wijzigingsplannen:

  • 'Buitengebied 2010, wijziging Hapseweg 21', zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Cuijk op 17 september 2013;

  • 'Buitengebied 2010, Drogesestraat 10', zoals vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeeente Cuijk op 24-05-2016;

 

  1. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' van de gemeente Cuijk, zoals vastgesteld op 19 september 2011 worden herzien zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van deze regels. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' ongewijzigd van toepassing.

 

De in rood weergegeven regels worden toegevoegd of vervangen aan de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'.

De in rood weergegeven doorhalingen worden verwijderd uit de regels en/of verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'.

De in blauw weergegeven regels zijn toegevoegd als gevolg van de bestuurlijke lus naar aanleiding van de tussenuitspraak op 10 april 2019.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2010’ van de gemeente Cuijk.

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1684.18BPbuitengeb2010-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

ondergrond

de informatie die gebruikt is om de geometrische planobjecten te bepalen als vervat in het bestand NL.IMRO.168418BPbuitengeb2010—VA01 .

 

verbeelding

de digitale weergave van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', gewaarmerkt als NL.IMRO.168418BPbuitengeb2010—VA01 en elektronisch beschikbaar gesteld op de daarvoor aangewezen landelijke voorziening.

 

AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

 

aanbouw:

een als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aangebouwd

minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding hebben.

 

aan-huis-verbonden-bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

 

aan-huis-verbonden-beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner(s) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals juridische, administratieve, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen.

 

aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, steilranden, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemtypen/bodemopbouw/ bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, al dan niet met voorzieningen onder andere ten behoeve van de verwerking/vergisting van mest afkomstig van het eigen bedrijf, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

  1. een (vollegronds)teeltbedrijf;

  2. een glastuinbouwbedrijf;

  3. een veehouderij;

  4. een overig agrarisch bedrijf;

  5. paardenhouderij

 

a (vollegronds)teeltbedrijf

een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

b glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

 

c veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

 

c1 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

 

c2 grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Of hiervan sprake is wordt getoetst op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

 

d overig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, veehouderij of paardenhouderij, gericht op het het telen van vissen, wormen, insecten en/of gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen, niet zijnde kassen, plaatsvindt, zoals witlof of champignons.

 

e paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden

en pony’s en de handel in paarden en pony’s, met als ondergeschikte nevenactiviteit

het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

 

f paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf gericht op het houden van paarden waar handelingen aan/ met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en

trainen en verhandelen van paarden. 

 

agrarisch technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

 

agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, boomrooierij.

 

agrarisch gebied

gebied waar ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven.

 

archeologische verwachtingswaarden

potentiële waarden die bestaan uit de mogelijke aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologische waarden

actuele waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

 

bedrijf / bedrijfsmatige activiteit

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijf, agrarisch-

bedrijf, met voorzieningen onder andere ten behoeve van de verwerking/vergisting van mest afkomstig van het eigen bedrijf, dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren.

 

bedrijf, agrarisch technisch hulp-

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

 

bedrijf, agrarisch verwant-

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, boomrooierij.

 

bedrijf, ambachtelijk-

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.

 

bedrijf, glastuinbouw-

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

 

bedrijf, grondgebonden agrarisch-

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf zoals rundvee, akkerbouw en tuinbouw.

 

bedrijf, hervestiging van een agrarisch-

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

 

 

bedrijf, nieuwvestiging van een agrarisch-

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens dit bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak.

 

bedrijf, omschakeling van of naar een agrarisch-

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

 

bedrijf, reëel agrarisch-

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.

 

bedrijf, veehouderij intensieve

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

 

bedrijf, volwaardig agrarisch-

een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

 

bedrijf, escort-

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een seksinrichting wordt uitgeoefend.

 

bedrijf, goederenopslag-

een bedrijf waarbinnen in hoofdzaak goederen worden opgeslagen met uitzondering van gevaarlijke stoffen.

 

bedrijf, groothandels-

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

 

bedrijf, prostitutie-

een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.

 

begane grond

de eerste bouwlaag volledig gelegen boven het peil.

 

bergbezinbassin

een bijzondere vorm van een riooloverstort, om het onder bepaalde omstandigheden geloosde afvalwater te verminderen en/of de samenstelling van dit afvalwater te wijzigen.

 

 

beroep

het uitoefenenen van een bedrijfsmatige activiteit waarmee in het levensonderhoud wordt voorzien.

 

bestaand

  1. de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  2. het gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

 

bijeenkomst

bedrijfsmatig georganiseerde bijeenkomst voor groepen personen gericht op een specifiek onderwerp of thema, zoals congressen en seminars, bedrijfsfeesten, bedrijfsbeurzen, bedrijfsmarkten, tentoonstellingen, debatten en podiumactiviteiten.

 

bingohal

een gebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht of gebruikt voor het beoefenen van het bingospel of een daarmee vergelijkbaar spel.

 

boerderij/boerderijgebouw

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.

 

boerderij, woon-

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

 

boerderijsplitsing

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.

 

boom- en vaste plantenteelt

  1. boomteelt: de tak van tuinbouw die zich bezig houdt met het telen van houtige gewassen en planten voor tuinen en groenvoorzieningen;

  2. plantenteelt: het winnen van plantaardige voortbrengselen zonder het verzamelen van producten uit een wilde begroeiing.

 

bordeel

specifieke vorm van een seksinrichting; een voor het publiek toegankelijke besloten ruime waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder een bordeel worden verstaan: een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

bouwen / bebouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwen, ondergronds-

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

bouwgrens, voorste-

de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte grens van een bouwvlak of, indien meerdere bouwgrenzen naar een openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen bouwgrens.

 

bouwlaag of verdieping(slaag)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op gelijk of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds, met inbegrip van de begane grond, en met uitsluiting van kruipruimte, zolder en vliering.

 

bouwmassa

een complex van aaneengebouwde bouwwerken.

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

 

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwvlak, vormverandering van een-

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond.

 

bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)

elk bouwwerk, dat of ontoegankelijk is, of onoverdekt is, of geen wanden heeft.

 

bouwwerk, bijbehorend-

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk geen gebouw zijnde, met een dak.

 

coupure

doorgang in een waterkering ten behoeve van een (water-)weg, spoorbaan en dergelijke.

 

dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang in de vorm van:

  1. extensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals wandelen, skeeleren, fietsen of kanoën;

  2. intensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aanbieden van recreatieve activiteiten op een vaste locatie, zoals dierentuinen of attractieparken speeltuinen, dierenparken of musea.

 

dak

elke bovenbeëindiging van een gebouw.

 

dakgoot

ondergeschikt bouwdeel bedoeld voor het opvangen en wegvoeren van regenwater komend vanaf het dakvlak.

 

daknok

hoogste punt van een schuin dakvlak.

 

dakvlak

een vlak van het dak.

 

dakvoet

laagste punt van een schuin dakvlak.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

 

detailhandel, productiegebonden-

detailhandel van goederen vanuit het bedrijf dat die goederen vervaardigt, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is van dat bedrijf.

 

detailhandel, volumineuze-

detailhandel met een groot winkeloppervlak in auto’s, boten, caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; bij rechtstreeks samenhangende artikelen kan gedacht worden aan inbouwapparatuur en tegels. Onder volumineuze detailhandel wordt tevens begrepen een tuincentrum en detailhandel in grove bouwmaterialen, alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.

 

detailhandel, internetverkoop

specifieke vorm van detailhandel gekenmerkt door het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren zonder verkoopvloeroppervlakte.

 

dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

 

dienstverlenend bedrijf/instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij direct contact met de klant centraal staat, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

discotheek/dancing

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

 

ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

 

ecologische verbindingszone

in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

 

ecologische verbindingszone (evz), zoekgebied voor-

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

 

 

 

erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, voor zover de regels van dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbieden.

 

erf, achter-

het erf dat achter de voorgevelrooilijn ligt.

 

erf, voor-

het erf dat vóór de voorgevelrooilijn ligt.

 

erfbeplanting

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

 

erfbeplantingsplan

plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.

 

evenement

een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke.

 

extensief recreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, paramotorvliegen en kleinschalige recreatieve luchtvaart voor zover het starten en landen betreft.

 

extensiveringsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

 

functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

functioneel ondergeschikt

gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan het gebruik van het hoofdgebouw. Bij een woning gaat het bijvoorbeeld om een garage, berging, atelier, tuinhuisje, fietsenberging, volière, bijkeuken, carport, werktuigenberging, hooiopslag, kippenhok, tuinkasje of hobbyruimte.

 

functioneel verbonden

gebruik dat in planologisch opzicht gerelateerd is aan het gebruik van het hoofdgebouw. Bij een (bedrijfs)woning gaat het bijvoorbeeld om een woonkamer, slaapkamer, keuken, serre, studeerkamer en aan-huis-verbonden-beroep/bedrijf.

 

funnel

obstakelvrije zone rond een start- en landingsbaan voor de vliegveiligheid.

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gebouw, bedrijfs-

een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend.

 

geiten- en schapenhouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van schapen en/of geiten.

 

geluidhinder

gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid.

 

geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, zoals woningen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken of medische kleuterdagverblijven.

 

geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

geluidzone - industrie

een op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting veroorzaakt door dat industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A).

 

geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

 

gevel of gevelvlak

bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

grasland

natuurlijke gebieden met lage, aaneengesloten vegetatie, hoofdzakelijk grassen, zonder houtige gewassen of waterplanten.

 

groeiplaats

de bovengrondse en ondergrondse plaats die een boom, een bomenlaan of een bos nodig heeft om tot volle wasdom te groeien.

 

grond(en)

de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen.

 

herbouw

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen van bestaande bebouwing.

 

hervestiging van een agrarische bedrijf

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarische bouwvlak naar het andere agrarische bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

 

hogere grenswaarde

een bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

hondentrainingscentrum

een voorlichtings- en trainingscentrum voor het opvoeden en trainen van honden en het lesgeven aan hondenbezitters en opleiden van trainers.

 

hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

hoofdgebouw, oorspronkelijk-

het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is gerealiseerd in overeenstemming met de voor dat hoofdgebouw verleende omgevingsvergunning.

 

hoofdverblijf

de woning waar:

  • naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen door een huishouden overnacht wordt, en

  • als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van dat huishouden aan te merken is, en

  • waar dat huishouden staat ingeschreven in de BAG.

 

hoogstamfruitboomgaard

boomgaard, waarin bomen groeien met hoge, lange stammen.

 

horeca / horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

 

houtteelt / houtproductie

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe een vergunning is verleend van de melding- en herplant plicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

 

huishouden, huisgenoten

personen (of persoon) die ieder het hoofdverblijf in een woning hebben en blijk geven duurzaam zorg te dragen voor elkaar door middel van een bijdrage in de kosten te leveren van de huishouding dan wel anderszins, en waarbij geen sprake is van intensieve therapeutische of medische verzorging/behandeling anders dan voor mantelzorg.

 

hydrologische waarde

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.

 

industrieterrein

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

 

inrichting

elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

 

inrichting, Bevi-

een inrichting die valt onder het regime van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

inrichting, geluidszoneringsplichtige-

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van een vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

 

 

inrichting, seks-

een bedrijf met een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

installatie

één of een aantal bij elkaar behorende technische en/of mechanische hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een hijsinstallatie, antenne-installatie, waterzuiveringsinstallatie en dergelijke.

 

instelling

organisatie met niet-economische doelen (sociaal, politiek, ecologisch) met als juridische vorm de vereniging of de stichting, of met een bestuursrechtelijk karakter, zoals instellingen voor liefdadigheid, hoger onderwijs en wetenschap en kunst.

 

instelling, educatieve-

een instelling op het gebied van onderwijs of daarmee gelijk te stellen doeleinden, zoals een school en een peuterspeelzaal.

 

intensieve veehouderij, duurzame locatie-

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

 

kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf

 

kantoor

een bedrijf gericht op de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen en waarbij direct contact met de klant niet centraal staat.

 

kap

een dak met een helling.

 

kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1, 5 m.

 

kernrandzone

een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

 

kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.

 

kleinschalig logeren

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal logeerplaatsen, zoals logeren bij de boer, bed & breakfast en dergelijke.

 

kwetsbare soorten

flora en/of fauna die zeer gevoelig is voor verstoring door menselijke activiteiten.

 

landbouwontwikkelingsgebied

zone binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn.

 

landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.

 

landschappelijk besloten

landschapswaarde die gekenmerkt wordt door een besloten gebied.

 

logeerplaats

voorziening ten behoeve van logies voor één persoon.

 

luifel

een afdak met een diepte van meer dan 0,50 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond.

 

maaiveld

het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.

 

maasheggen

landschap dat is verdeeld in een groot aantal kleine percelen die van elkaar zijn gescheiden door meidoorn- en sleedoornheggen.

 

maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak.

 

maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

 

manege

een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

 

mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

mestbewerking

het behandelen van dierlijke mest, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt, of voor andere functies geschikt wordt.

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

 

mestverwerking

het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan.

 

milieusituatie

ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening te worden gehouden met:

  • de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;

  • strijdigheid met de regels, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen, zoals de Wet milieubeheer dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer.

 

monumentale boom

elke boom die is opgenomen in de gemeentelijke 'monumentale bomenlijst', behorende bij de gemeentelijke 'monumentale bomennota'.

 

NAP

Nieuw Amsterdams Peil.

 

NGE

Nederlandse Grootte Eenheid, een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd word door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

 

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

 

natuurontwikkeling

de ontwikkeling van gebieden met een bepaalde natuurwaarde.

 

netto glas

aantal m2 kasoppervlakte.

 

nevenactiviteit / nevenfunctie, ondergeschikte-

activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit.

 

(gewoon) onderhoud, gebruik en beheer

het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft.

 

oeverafwerking

elke onnatuurlijke afwerking van een oever, zoals kades, schanskorven en aanlegsteigers.

 

omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

omschakeling

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

 

onderbouw

een geheel of grotendeels onder peil gelegen deel van een gebouw.

 

ondergeschikt bouwdeel

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.

 

onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

onevenredige aantasting

de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van bestaande ruimtelijke belangen en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van de ontwikkeling.

 

openbaar toegankelijk gebied

weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van bouwpercelen door langzaam verkeer;

 

openheid

landschappelijke waarde die wordt gekenmerkt door een landschap met een bepaalde openheid.

 

opslagsilo

veelal cilindervormig bouwwerk voor de opslag van stoffen met bijbehorende constructie en randapparatuur.

 

paardenbak / rijbak

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony’s en de handel in paarden en pony’s, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

 

peil

een denkbeeldig horizontaal vlak dat gebruikt wordt om de verticale maatvoering mee te bepalen.

 

persoonsgebonden overgangsrecht

een aan de (rechts)persoon gerichte beschikking waarin voor deze (rechts)persoon om redenen van billijkheid van overwegende aard van de gebruiksregels van dit bestemmingsplan wordt afgeweken.

 

plangebied

alle gronden gelegen binnen de aanduiding 'plangebied' op de plankaart.

 

prostituee

degene (v/m) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

 

podiumactiviteiten

culturele en/of kunstzinnige activiteiten voor een publiek met uitzondering van house- of dance - events of daarmee vergelijkbare activiteiten waarbij muziek ten gehore wordt gebracht met relatief veel lage bastonen.

 

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

 

prostitutie, raam-

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

prostitutie, straat-

het in openbaar toegankelijk gebied door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

 

 

radarverstoringsgebied

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen ten behoeve van een goede werking van de radar op een radarstation.

 

recreatie / recreatieve activiteit

alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

 

recreatie, extensieve-

recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, gezien het beperkte aantal recreanten per tijdseenheid en oppervlakte-eenheid. Het gaat om bijvoorbeeld wandelen, fietsen, vissen en skeeleren.

 

recreatie, verblijfs-

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen, in de vorm van:

  • extensieve verblijfsrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals een natuurkampeerterrein en dergelijke;

  • intensieve verblijfsrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aanbieden van verblijf en recreatieve voorzieningen op een vaste locatie, zoals recreatiewoningen, bungalowparken, campings en dergelijke.

 

regionaal waterbergingsgebied

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

 

ruimtelijke eenheid

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

 

ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.

 

sociale veiligheid

het in stand houden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

 

speelautomatenhal

een (gedeelte van een) gebouw dat gebruikt wordt voor of is ingericht om het publiek de gelegenheid te geven een spel te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

 

spoorweg

spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, voor zover deze is aangegeven op een bij of krachtens deze wet vastgestelde kaart.

 

 

standplaats

een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

 

statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

 

struweelvogels

vogels die voor zoeken van voedsel of voor beschutting en nestelen afhankelijk van struikgewas.

 

stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen.

 

straat- en bebouwingsbeeld

het in stand houden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, waarbij gelet wordt op de volgende aspecten:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa, gevelbeeld en openbare ruimte;

  • een goede hoogte/breedte verhouding tussen de bebouwing onderling;

  • een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

  • de hoogtedifferentatie.

 

teeltondersteunende voorzieningen

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

 

teeltondersteunende kas

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.

 

teeltondersteunende voorzieningen, permanent

teeltondersteunende voorzieningen die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 m) alsmede containervelden en dergelijke.

 

 

 

teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke.

 

teeltondersteunende voorzieningen, overig

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m, op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek en regenkappen).

 

toename van stikstofemissie

er is sprake van een toename van stikstofemissie (kg/jaar) wanneer de stikstofemissie per jaar meer bedraagt dan:

  1. de stikstofemissie (kg/jaar) afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken;

  2. in afwijking van a is geen sprake van een toename van stikstofemissie (kg/jaar) indien de stikstofemissie (kg/jaar) niet meer bedraagt dat de stikstofemissie (kg/jaar) overeenkomstig:

  1. een ten tijde van de vaststelling van het plan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998; dan wel

  2. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998; dan wel

  3. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof.

 

tuincentrum

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig boomkwekerijproducten planten, bloembollen, bloemen en attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen en daarbij noodzakelijke hulpmiddelen ter verkoop worden aangeboden.

 

veehandel

bedrijf, waarbij de voornaamste activiteit bestaat uit het verhandelen van vee.

 

veiligheidszone

gebied waar beperkingen ten aanzien van gebruik en/of bouwen gelden ter bescherming van personen tegen een aanwezig plaatsgebonden risico.

 

veldschuur

bestaande vrijstaande schuur in het veld.

 

verblijfseenheden

voorzieningen of ruimten ten behoeve van verblijfsrecreatie zoals een hotelkamer, een kamer bij particulieren.

 

 
verbrede landbouw

specifieke vorm van een nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals agrotoerisme met bijbehorende ondergeschikte horeca, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.

 

verkeersveiligheid

het in stand houden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen.

 

verwevingsgebied

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

vloeroppervlakte, bedrijfs-

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.

 

vloeroppervlakte, bruto-

de gezamenlijke oppervlakte van alle vloeren gelegen tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

vloeroppervlakte, verkoop-

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten dienste van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

 

volkstuin

perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.

 

volkstuincomplex

terrein met een oppervlakte van tenminste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden.

 

voorgevel

de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

 

voorgevellijn

de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van een bouwwerk is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel.

 

 

voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel.

 

voorkeursgrenswaarde

de bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

voorziening, bijbehorende-

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).

 

voorziening, groen-

voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke.

 

voorziening, maatschappelijke-

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

 

voorziening, nuts-

voorziening voor de distributie en ontsluiting van producten en diensten van openbaar nut, zoals bushokjes, kleine pompgemalen, verkeersregelinstallaties, verdeelstations voor stroom, water en gas, telefooncellen en dergelijke.

 

voorziening, speel-

voorziening ter stimulering van het klim-, klauter- en balanceergedrag van kinderen, al dan niet functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, zoals hangnetten, schommels, glijbanen, speelforten en dergelijke.

 

voorziening, verkeers-

voorziening voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen, zoals bankjes, verkeersremmers, brughoofden, lichtmasten, bewegwijzering, plantenbakken, parkeerautomaten, parkeerplaatsen, fietsklemmen, fietsenstallingen en dergelijke.

 

voorzieningen, waterhuishoudkundige-

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke.

 

vrijstaand

bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken.

 

 

vrijwaringszone

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten behoeve van een goed functioneren van bijvoorbeeld een weg of molen.

 

waarden, aardkundige-

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, steilranden, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemtypen/ bodemopbouw/ bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

waarden, archeologische-

actuele waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

waarden, archeologische verwachtings-

potentiële waarden die bestaan uit de mogelijke aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

waarden, cultuurhistorische-

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

 

waarden, landschappelijke-

het geheel van waarden in verband met bijzonder landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

waarden, natuur(wetenschappelijke)-

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied.

 

water

alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld.

 

weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 

werk

een constructie geen bouwwerk zijnde, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke.

 

werkzaamheid

op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, ploegen, heien en dergelijke.

 

wonen

het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.

 

woning

een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) gebouw.

 

woning, bedrijfs-

een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) bedrijfsgebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens verblijf daar gelet op de bedrijfsactiviteiten noodzakelijk wordt geacht.

 

woning, recreatie-

een voor het tijdelijk recreatief verblijf bestemd (gedeelte van een) gebouw, slechts bedoeld voor een huishouden dat elders haar hoofdverblijf heeft.

 

woonboerderij

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

 

woonsituatie

het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonomgeving, in het bijzonder met het oog op:

  • de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

  • het uitzicht;

  • de aanwezigheid van voldoende privacy.

 

woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.

 

woonverblijf, recreatief-

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

 

woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd bouwperceel is geplaatst.

 

 

 

 

zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

 

zolder

het gedeelte van een gebouw gelegen onder het hellende dak en dat (deels) voor bewoning te gebruiken is.

 

zorgboerderij

(voormalig) agrarisch bedrijf dat zorg aanbiedt, zoals kinderopvang of gehandicaptenzorg.

 

zorgvoorziening

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, i.c. de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.

 

zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten tot of vanuit het hart van de lijn, tenzij anders aangegeven.

 

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  1. voor lengten in meters (m);

  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);

  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);

  4. voor verhoudingen in procenten (%);

  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).

 

2.3 Bouwwerken

de bepaling van het peil

  • op droge grond is het peil: de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het hoofdgebouw gelegen binnen maximaal 0,50 m van de hoogte van de weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt, dan wel de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het bestaande hoofdgebouw;

  • op of in het water is het peil: het gemiddeld jaarlijks waterpeil ter plaatse van het bouwperceel.

 

de hoogte van de weg

de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

 
de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de afstand tot de bouwperceelgrens

vanaf de bouwperceelgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk.

 

het bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

 

2.4 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

 

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;

  2. agrarische (vollegronds) teeltbedrijven en paardenfokkerijen, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘glastuinbouw’, glastuinbouw is toegestaan;

  2. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' (sa-veehouderij), een veehouderij is toegestaan, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;

  3. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’, een overig agrarisch bedrijf is toegestaan;

  4. 'paardenhouderij', een paardenhouderij is toegestaan;

  5. ‘agrarisch loonbedrijf’, een agrarisch loonbedrijf is toegestaan;

  6. ‘specifieke vorm van agrarisch – veehandel’, een veehandel is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’;

  2. rijbakken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – rijbak’;

  3. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  4. verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’;

  5. natuurontwikkeling ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';

  6. een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bergbezinkbassin’;

  7. een hoogstamfruitboomgaard ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hoogstamfruitboomgaard’;

  8. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

  9. de bescherming c.q. instandhouding van de landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – openheid’.

  10. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

  11. behoud en bescherming van de kazematten;

  12. nevenfuncties in de vorm van statische opslag binnen bestaande bebouwing;

  13. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  14. groenvoorzieningen en bestaande tuinen;

  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  16. extensief recreatief medegebruik;

  17. nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.2.10, 3.2.11 en 3.2.12.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand;

  3. de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet meer mag bedragen dan 30 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sa- veehouderij' tevens artikel 3.2.2 en verder van toepassing is.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

 

Binnen het bouwvlak

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  3. Het bebouwingspercentage voor bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage %’.

  4. Teeltondersteunende kassen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

  1. De oppervlakte van gebouwen ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang:

  1. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder e is uitbreiding van de oppervlakte gebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits de gebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij.

  2. Het bepaalde onder e is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Uitbreiding van de oppervlakte gebouwen van grondgebonden veehouderijen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de hierna gestelde voorwaarden. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of hiervan sprake is:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  3. Teeltondersteunende kassen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

  1. In aanvulling op het bepaalde onder a en b gelden voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

3.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

3.2.6 Kassen

Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

3.2.7 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanent teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Permanent teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

3.2.8 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  3. In uitzondering op het bepaalde in lid b mag ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunende kassen toegestaan’/ 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' de oppervlakte niet meer bedragen dan 1,5 ha, onder de volgende bepalingen:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;

  2. omschakeling en doorgroei naar een zelfstandige glastuinbouwbedrijven is niet toegestaan.

  1. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

 

3.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s, mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf, kleine windmolens, luchtwassers en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  7. De oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij' binnen de aanduiding 'beperkingen veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang:

  1. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder g is uitbreiding van de oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, mits de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij.

  2. Het bepaalde onder g is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het moment van besluitvorming. Uitbreiding van de oppervlakte bebouwing van grondgebonden veehouderijen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de hierna gestelde voorwaarden. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of hiervan sprake is:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

Buiten het bouwvlak

 

3.2.10 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

3.2.11 Kazematten

Voor het bouwen van kazematten gelden volgende regels:

  1. Nieuwbouw van kazematten is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2.

 

3.2.12 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 4 m, respectievelijk 20 m2.

  4. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en mogen uitsluitend binnen het bouwpeceel van het agrarisch bedrijf worden gesitueerd.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en/of sleufsilo's of voeropslag zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

 

 

 

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 3.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 3.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

3.3.2 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e en in lid 3.2.9 onder g voor de uitbreiding van de oppervlakte gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij' buiten de aanduiding 'beperkingen veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van de oppervlakte bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met f.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

3.3.3 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 3.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering,

  2. Lid 3.2.2 onder d voor het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een oppervlakte van maximaal 15.000 m², waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering.

  2. Omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

  1. Lid 3.2.4 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. Lid 3.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

3.3.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 3.2.9 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 3.2.9 onder b voor het bouwen van torensilo’s, mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf en kleine windmolens met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. Lid 3.2.9 onder c voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  4. Lid 3.2.9 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

3.3.5 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 3.2.12 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 3.2.12 onder c voor het bouwen van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik met een hogere hoogte tot 8 m en/of een grotere oppervlakte tot 30 m2, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 3.2.12 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

3.3.6 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.12 onder a voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen landschappelijk aanvaardbaar te zijn.

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

3.3.7 Afwijken dierenverblijven

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van dierenverblijven buiten het bouwvlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal dierenverblijven mag niet meer bedragen dan 1 per perceel.

  2. De oppervlakte van het perceel waarop dierenverblijven worden gebouwd mag niet minder bedragen dan 0,5 ha.

  3. De oppervlakte per dierenverblijf mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  4. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 respectievelijk 3 m.

  5. Dierenverblijven mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van hobbymatige activiteiten van particulieren.

  6. Dierenverblijven dienen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig te zijn.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. De afstand tot de (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  9. De afstand tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m.

 

3.3.8 Afwijken monumentale boom

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

3.3.9 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  2. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn maximaal 5 caravans/woonunits toegestaan.

  5. De oppervlakte per stacaravan/woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.

  6. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag maximaal 3,5 m bedragen.

  7. Stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten en andere stalling dan veestalling.

  2. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw.

  3. Het binnen gebouwen houden van dieren, al dan niet in hokken, niet op de grond, onverlet voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  4. Het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.

  5. Het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten.

  6. Het in gebruik nemen van gebouwen die niet in gebruik zijn voor de uitoefening van een veehouderij, voor de uitoefening van een veehouderij.

  7. Het gebruik van gronden en bouwwerken waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.

 

3.4.2 Statische opslag

Binnen deze bestemming is statische opslag toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De oppervlakte ten behoeve van statische opslag binnen bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 500 m2 en binnen bebouwingsconcentraties, ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 1.000 m2.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ statische opslag niet toegestaan.

 

3.4.3 Erfbeplanting

Ter plaatse van de aanduiding ‘minimum erfbeplantingspercentage (%)’ dient ten minste het opgenomen percentage van het bouwvlak aan erfbeplanting op het bouwvlak aanwezig te zijn.

 

3.4.4 Hervestiging intensieve geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder b voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  3. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  4. De volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  2. sociale en educatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  3. recreatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  4. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 50 m2.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties en/of verbrede landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.

  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang van nevenfuncties en/of verbrede landbouw niet meer bedragen dan 1.000 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 2.000 m2, beide inclusief statische opslag.

  3. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouw is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er dient te worden voldaan aan de beleidsuitgangspunten zoals vermeld in de beleidsnotitie ‘bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Cuijk op d.d. 4 oktober 2010 en de wijziging d.d. 18 april 2011.

 

3.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder d voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen landschappelijk aanvaardbaar te zijn.

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'.

 

3.5.3 Afwijken gebruik bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder f voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Ten minste 10% van de omvang van het bouwperceel wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.

  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage;

  3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  6. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  7. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  8. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – openheid’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas hoger dan 1,5 m.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  2. het ophogen van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 3.6.1 onder a genoemde omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

  2. De in lid 3.6.1 onder b genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke openheid.

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  3. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken met een omvang van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.

  2. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  1. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  2. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied –evz’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.3 Vergroting bouwvlak overige agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen of glastuinbouwbedrijven, geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. Voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  3. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3 ha netto glas, uitbreiding is niet toegestaan in gebieden met de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur’ en ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz'.

  4. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.4 Bouwen eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.

  2. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  3. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Er dient voldaan te worden aan de bouwregels van lid 3.2.4.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of een aanduiding toe te voegen en/of het bouwvlak te vergroten waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5 4 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, 'sa-veehouderij' dan wel ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’ worden verwijderd indien respectievelijk de betreffende intensieve veehouderij is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde veehouderij, dan wel indien de betreffende veldschuur is verwijderd.

 

3.7.7 Wijziging ten behoeve van verwijderen van aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

3.7.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘paardenhouderij’ en ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  3. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.9 Wijziging naar Gemengd

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Als toegestane functie naast wonen is uitsluitend statische opslag in bestaande bebouwing toegestaan, waarbij de oppervlakte aan statische opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m². Indien de bebouwing ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ dan is statische opslag toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m².

  4. Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient overtollige bebouwing gesloopt te worden, waarbij de overtollig gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  6. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. Detailhandel is niet toegestaan.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.10 Wijzigen naar ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  6. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.11 Wijzigen naar ‘Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De uitbreiding van de woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. Binnen het uitgebreide bestemmingsvlak is slechts één woning toegestaan.

  4. De uitbreiding van de woonbestemming dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

3.7.12 Vergroting bestemmingsvlak en/of bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak en/of het bouwvlak van agrarisch-technisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden tot maximaal 1,5 ha.

  3. Door de uitbreiding mag het bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.13 Wijziging naar ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’ of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur', een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz', het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

3.7.14 Wijziging naar ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ of ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ of ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van landschaps- en/of natuurwaarden’.

 

3.7.15 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;

  2. agrarische (vollegronds) teeltbedrijven en paardenfokkerijen, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘glastuinbouw’, glastuinbouw is toegestaan;

  2. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' (sa-veehouderij), een veehouderij is toegestaan, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;

  3. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’, een overig agrarisch bedrijf is toegestaan;

  4. 'paardenhouderij', een paardenhouderij is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. 'bedrijfswoning', de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding aanwezig mag zijn.

  1. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;

  2. een museum ter plaatse van de aanduiding ‘museum’;

  3. verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’;

  4. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  5. behoud van graslanden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – grasland’;

  6. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’;

  7. rijbakken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – rijbak’;

  8. een ki-station ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – ki-station;

  9. nevenactiviteiten in de vorm van bijeenkomsten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – bijeenkomsten’.

  10. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´;

  2. cultuurhistorisch waardevolle akker ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

  3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

  4. maasheggen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – maasheggen’;

  5. landschappelijk besloten gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschappelijke beslotenheid´;

  6. landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden– openheid’.

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. dassen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassen’.

  1. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

  2. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

  3. behoud en bescherming van de kazematten;

  4. nevenfuncties in de vorm van statische opslag binnen bestaande gebouwen;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen en bestaande tuinen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik;

  9. nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

Binnen het bouwvlak

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in lid 4.2.10, 4.2.11 en 4.2.12.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand;

  3. de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet meer mag bedragen dan 30 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij' tevens artikel 4.2.2 en verder van toepassing is.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  1. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – intensieve geiten- en schapenhouderij’ geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende omgevingsvergunning niet is toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  3. Het bebouwingspercentage voor bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.

  4. Teeltondersteunende kassen zijn toegestaan, waarbij geldt dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;

  2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m2;

  3. de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

  1. De oppervlakte van gebouwen ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang:

  1. die op het tijdstip van het inwerkingtreding van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van het ontwerp van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder e is uitbreiding van de oppervlakte gebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits de gebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij.

  2. Het bepaalde onder e is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Uitbreiding van de oppervlakte gebouwen van grondgebonden veehouderijen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de hierna gestelde voorwaarden. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of hiervan sprake is:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

4.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a en b mag ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

  4. In aanvulling op het bepaalde onder a en b gelden voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

4.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

4.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

 

 

4.2.6 Kassen

Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

4.2.7 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1 ha.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.2.8 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel'.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  4. In uitzondering op het bepaalde in lid b mag ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunende kassen toegestaan’/ 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' de oppervlakte niet meer bedragen dan 1,5 ha, onder de volgende bepalingen:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;

  2. omschakeling en doorgroei naar een zelfstandige glastuinbouwbedrijven is niet toegestaan.

  1. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

 

4.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s, mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf, kleine windmolens, luchtwassers en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  7. De oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij', binnen de aanduiding 'beperkingen veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang:

  1. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder g is uitbreiding van de oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, mits de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij.

  2. Het bepaalde onder g is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het moment van besluitvorming. Uitbreiding van de oppervlakte gebouwen van grondgebonden veehouderijen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de hierna gestelde voorwaarden. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of hiervan sprake is:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

Buiten het bouwvlak

 

4.2.10 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

4.2.11 Kazematten

Voor het bouwen van kazematten gelden volgende regels:

  1. Nieuwbouw van kazematten is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2.

 

4.2.12 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 4 m, respectievelijk 20 m2.

  4. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en mogen uitsluitend binnen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf worden gesitueerd.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en/of sleufsilo's of voeropslag zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 4.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 4.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

4.3.2 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder e en in lid 4.2.9 onder g voor de uitbreiding van de oppervlakte gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van de oppervlakte bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met f.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

4.3.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 4.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  2. Lid 4.2.3 onder e voor het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een oppervlakte van maximaal 15.000 m², waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;

  2. omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

  1. Lid 4.2.4 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. Lid 4.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

4.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 4.2.9 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetas.;

  2. Lid 4.2.9 onder b voor het bouwen van torensilo’s, mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf en kleine windmolens met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. Lid 4.2.9 onder c voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  4. Llid 4.2.9 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;

 

4.3.5 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 4.2.12 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 4.2.12 onder c voor het bouwen van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik met een hogere hoogte tot 8 m en/of een grotere oppervlakte tot 30 m2, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 4.2.12 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

4.3.6 Afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – maasheggen’.

 

4.3.7 Afwijking dierenverblijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het bouwen van dierenverblijven buiten het bouwvlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Het afwijken middels een omgevingsvergunning is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

  2. Het aantal dierenverblijven mag niet meer bedragen dan 1.

  3. De oppervlakte van het perceel waarop dierenverblijven worden gebouwd mag niet minder bedragen dan 0,5 ha.

  4. De oppervlakte per dierenverblijf mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  5. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 respectievelijk 3 m.

  6. Dierenverblijven mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van hobbymatige activiteiten van particulieren.

  7. Dierenverblijven dienen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig te zijn.

  8. De afstand tot de (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  9. De afstand tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m.

 

 

 

4.3.8 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

4.3.9 Afwijking bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  2. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn maximaal 5 caravans/woonunits toegestaan.

  5. De oppervlakte per stacaravan/woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.

  6. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag maximaal 3,5 m bedragen.

  7. Stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten en andere stalling dan veestalling.

  2. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw.

  3. Het binnen gebouwen houden van dieren, al dan niet in hokken, niet op de grond, onverlet voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  4. Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.

  5. Het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten.

  6. De exploitatie ten behoeve van gebouwen aan particulieren voor groepen van minder dan 350 personen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – bijeenkomsten’.

  7. Podiumactiviteiten voor een bezoekersaantal van minder dan 700 personen ter plaatse van ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – bijeenkomsten’.

  8. Het gebruik van het dakterras voor feesten, partijen en bijeenkomsten met muziek ter plaatse van ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – bijeenkomsten’.

  9. Het in gebruik nemen van gebouwen die niet in gebruik zijn voor de uitoefening van een veehouderij, voor de uitoefening van een veehouderij.

  10. Het gebruik van gronden en bouwwerken waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.

 

4.4.2 Statische opslag

Binnen deze bestemming is statische opslag toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De oppervlakte ten behoeve van statische opslag binnen bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 500 m² en binnen bebouwingsconcentraties, ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 1.000 m2.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ statische opslag niet toegestaan.

 

4.4.3 Hervestiging intensieve geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

4.4.4 Erfbeplanting

Ter plaatse van de aanduiding ‘minimum erfbeplantingspercentage (%)’ dient ten minste het opgenomen percentage van het bouwvlak aan erfbeplanting op het bouwvlak aanwezig te zijn.

 

4.4.5 Bijeenkomsten

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – bijeenkomsten’ zijn bijeenkomsten toegestaan waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De maximale oppervlakte in gebruik voor een bijeenkomst mag niet meer dan 5000 m2 bedragen. Parkeervoorzieningen worden hierbij niet meegerekend.

  3. Het aantal bezoekers dat gelijktijdig aanwezig is mag niet meer bedragen dan 3000.

  4. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

  5. Ondergeschikte horeca ten behoeve van bijeenkomsten is toegestaan vanaf 1 uur voor aanvang van de bijeenkomsten tot 1 uur na afloop van de bijeenkomsten.

  6. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen op het gebied van veiligheid, verkeer en parkeren.

  7. Er dient te zijn zekergesteld dat de mitigerende maatregel zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels, is gerealiseerd, beheerd en in stand wordt gehouden.

 

4.4.6 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing Odiliadijk 4' mag de uitbreiding van het bouwvlak van de paardenhouderij uitsluitend in gebruik worden genomen indien de natuur- en/ of landschapselementen zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.

 

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijking nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder b voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  3. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  4. De volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  2. sociale en educatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  3. recreatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  4. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 50 m2.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties en/of verbrede landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.

  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang van nevenfuncties en/of verbrede landbouw niet meer bedragen dan 1.000 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 2.000 m2, beide inclusief statische opslag.

  3. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouw is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er dient te worden voldaan aan de beleidsuitgangspunten zoals vermeld in de beleidsnotitie ‘bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Cuijk op d.d. 4 oktober 2010 en de wijziging d.d. 18 april 2011.

 

4.5.2 Afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder d voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – maasheggen’.

 

4.5.3 Bijeenkomsten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het be-paalde in lid 4.4.1 onder h voor het gebruik van de gronden ter plaatse van de aandui-ding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – bijeenkomsten’ ten behoeve van podiumactiviteiten met minder dan 700 bezoekers, mits is aangetoond dat de acti-viteit naar aard, omvang of beschikbaarheid niet kan plaatsvinden in de schouwburg van de gemeente Cuijk.

 

4.5.4 Afwijken gebruik bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder i voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Ten minste 10% van de omvang van het bouwperceel wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.

  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Verboden werkzaamheden

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.

  4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

  5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  6. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2.

  7. Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – openheid’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas hoger dan 1,5 m.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,40 0,20 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;

  5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied’is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;

  7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  8. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m²;

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschappelijke beslotenheid' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  2. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;

  3. het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –maasheggen’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verwijderen van landschapselementen in het bijzonder de maasheggen;

  2. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.50 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;

  9. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  10. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassen’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofilering van waterlopen, sloten en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

  5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  6. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage;

  3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  6. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  7. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  8. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van een agrarische bedrijf, niet zijnde veehouderijen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied –evz’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied behoud en herstel watersystemen', wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken met een omvang van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.

  2. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – intensieve geiten- en schapenhouderij’ is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Vergroting is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied evz’.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied –evz’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.3 Vergroting bouwvlak overige agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen of glastuinbouwbedrijven, geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. Voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  3. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3 ha netto glas, uitbreiding is niet toegestaan in gebieden met de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur’ en ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz'.

  4. Voor overige agrarische bedrijven, agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven geldt naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.’

  5. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.4 Bouwen eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.

  2. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  3. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Er dient voldaan te worden aan de bouwregels van lid 4.2.4.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of een aanduiding toe te voegen en/of het bouwvlak te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5 4 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  11. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- grasland’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, 'sa-veehouderij', ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- grasland’, dan wel ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ worden verwijderd indien respectievelijk de betreffende intensieve veehouderij is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde veehouderij, danwel het grasland ter plaatse is verdwenen dan wel indien de betreffende veldschuur is verwijderd.

 

4.7.7 Wijziging ten behoeve van verwijderen van aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

4.7.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘paardenhouderij’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  3. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  4. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.9 Wijziging naar Gemengd

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Als toegestane functie naast wonen is uitsluitend statische opslag in bestaande bebouwing toegestaan, waarbij de oppervlakte aan statische opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m². Indien de bebouwing ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ dan is statische opslag toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m².

  4. Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient overtollige bebouwing gesloopt te worden waarbij de overtollig gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  6. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. Detailhandel is niet toegestaan.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.10 Wijzigen naar ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van
    250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  6. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

4.7.11 Wijzigen naar ‘Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De uitbreiding van de woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. Binnen het uitgebreide bestemmingsvlak is slechts één woning toegestaan.

  4. De uitbreiding van de woonbestemming dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

4.7.12 Vergroting bestemmingsvlak en/of bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak en/of het bouwvlak van agrarisch-technisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden tot maximaal 1,5 ha.

  3. Door de uitbreiding mag het bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.13 Wijziging naar ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’ of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur', een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz', het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

4.7.14 Wijziging naar ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuurwaarden.

 

4.7.15 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  12. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschaps– en natuurwaarden

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;

  2. agrarische (vollegronds) teeltbedrijven en paardenfokkerijen, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘glastuinbouw’, glastuinbouw is toegestaan;

  2. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' (sa-veehouderij), een veehouderij is toegestaan, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;

  3. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’, een overig agrarisch bedrijf is toegestaan;

  4. 'paardenhouderij', een paardenhouderij is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’;

  2. verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’;

  3. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  4. tuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin';

  5. behoud van graslanden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – grasland’;

  6. een hoogstamfruitboomgaard ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – hoogstamfruitboomgaard’;

  7. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´;

  2. maasheggen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – maasheggen’;

  3. cultuurhistorisch waardevolle akker ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

  4. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

  5. landschappelijk besloten gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschappelijke beslotenheid´.

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)´;

  2. struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;

  3. dassen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassen’.

  1. de bescherming cq. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

  2. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’;

  3. behoud en bescherming van de kazematten;

  4. nevenfuncties in de vorm van statische opslag;

  5. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. groen voorzieningen en bestaande tuinen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  9. extensief recreatief medegebruik;

  10. nutsvoorzieningen.

 

 

5.2 Bouwregels

 

Binnen het bouwvlak

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in lid 5.2.10 , 5.2.11 en 5.2.12.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand;

  3. de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet meer mag bedragen dan 30 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij' tevens artikel 5.2.2 en verder van toepassing is.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ mogen uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  3. Het bebouwingspercentage voor bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven in extensive-ringsgebieden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - ex-tensiveringsgebied’ mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.

  4. Teeltondersteunende kassen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m2.

  3. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

  1. In afwijking van het bepaalde onder d zijn teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan binnen gebieden met de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten’ en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels’.

  2. De oppervlakte van gebouwen ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang:

  1. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder f is uitbreiding van de oppervlakte gebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits de gebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij.

  2. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Uitbreiding van de oppervlakte gebouwen van grondgebonden veehouderijen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de hierna gestelde voorwaarden. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of hiervan sprake is:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  1. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

5.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

  3. In aanvulling op het bepaalde onder a en b gelden voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

5.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

5.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

  6. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken' zijn uitsluitend de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken toegestaan.

 

5.2.6 Kassen

Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

5.2.7 Permanent teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanent teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

5.2.8 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. Teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'/ 'overige zone - groenblauwe mantel', ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten’ en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels’.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.

  4. In uitzondering op het bepaalde in lid c mag ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunende kassen toegestaan’/ 'overige zone - teeltondersteunende kassen toegestaan' de oppervlakte niet meer bedragen dan 1,5 ha, onder de volgende bepalingen:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;

  2. omschakeling en doorgroei naar een zelfstandige glastuinbouwbedrijven is niet toegestaan.

  1. De afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m.

 

5.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede van veekeringen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van torensilo’s, mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf, kleine windmolens, luchtwassers en combiwassers mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  7. De oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij', binnen de aanduiding 'beperkingen veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang:

  1. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is;

  2. die gebouwd mag worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning.

  1. In afwijking van het bepaalde onder g is uitbreiding van de oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, mits de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet worden gebruikt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij.

  2. Het bepaalde onder g is niet van toepassing indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het moment van besluitvorming. Uitbreiding van de oppervlakte gebouwen van grondgebonden veehouderijen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de hierna gestelde voorwaarden. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of hiervan sprake is:

  1. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  2. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  3. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  4. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  5. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

Buiten het bouwvlak

 

5.2.10 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

5.2.11 Kazematten

Voor het bouwen van kazematten gelden volgende regels:

  1. Nieuwbouw van kazematten is niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2.

 

5.2.12 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte en oppervlakte van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 4 m, respectievelijk 20 m2.

  4. De bouwhoogte van kadaverkoelingen, gastanks en versomaten mag niet meer bedragen dan 2 m en mogen uitsluitend binnen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf worden gesitueerd.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en/of sleufsilo's of voeropslag zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 5.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 5.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

5.3.2 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder f en in lid 5.2.9 onder g voor de uitbreiding van de oppervlakte gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'sa-veehouderij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is uitbreiding van de oppervlakte bebouwing ten behoeve van een veehouderij uitsluitend toegestaan indien sprake is van een veehouderij die wordt aangemerkt als grondgebonden veehouderij op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Hierbij moet tevens worden voldaan aan het bepaalde onder b tot en met f.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

5.3.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 5.2.3 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  2. Lid 5.2.3 onder d voor het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een oppervlakte van maximaal 15.000 m², waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;

  2. omschakeling en doorgroei naar een zelfstandig glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

  1. Lid 5.2.4 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. Lid 5.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

5.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 5.2.9 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 5.2.9 onder c voor het bouwen van torensilo’s, mestvergistingsinstallaties ten behoeve van het eigen veehouderijbedrijf en kleine windmolens met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

  3. Lid 5.2.9 onder d voor het bouwen van mestsilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  4. Lid 5.2.9 onder f voor het bouwen van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik met een hogere hoogte tot 8 m en/of een grotere oppervlakte tot 30 m2, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  5. Lid 5.2.9 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

5.3.5 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 5.2.12 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 5.2.11 onder c voor het bouwen van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik met een hogere hoogte tot 8 m en/of een grotere oppervlakte tot 30 m2, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 5.2.11 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

5.3.6 Afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – maasheggen’.

 

5.3.7 Afwijking dierenverblijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor het bouwen van dierenverblijven buiten het bouwvlak, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Het afwijken middels een omgevingsvergunning is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

  2. Het aantal dierenverblijven mag niet meer bedragen dan 1.

  3. De oppervlakte van het perceel waarop dierenverblijven worden gebouwd mag niet minder bedragen dan 0,5 ha.

  4. De oppervlakte per dierenverblijf mag niet meer bedragen dan 30 m2.

  5. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 respectievelijk 3 m.

  6. Dierenverblijven mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van hobbymatige activiteiten van particulieren.

  7. Dierenverblijven dienen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig te zijn.

  8. De afstand tot de (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  9. De afstand tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m.

 

5.3.8 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 5.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

5.3.9 Afwijking bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  2. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. De stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.

  4. Per bouwvlak zijn maximaal 5 caravans/woonunits toegestaan.

  5. De oppervlakte per stacaravan/woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.

  6. De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag maximaal 3,5 m bedragen.

  7. Stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten en andere stalling dan veestalling.

  2. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw.

  3. Het binnen gebouwen houden van dieren, al dan niet in hokken, niet op de grond, onverlet voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  4. Het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten.

  5. Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.

  6. Het in gebruik nemen van gebouwen die niet in gebruik zijn voor de uitoefening van een veehouderij, voor de uitoefening van een veehouderij.

  7. Het gebruik van gronden en bouwwerken waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.

 

5.4.2 Statische opslag

Binnen deze bestemming is statische opslag toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De oppervlakte ten behoeve van statische opslag binnen bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 500 m² en binnen bebouwingsconcentraties, ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 1.000 m2.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ statische opslag niet toegestaan.

 

5.4.3 Erfbeplanting

Ter plaatse van de aanduiding ‘minimum erfbeplantingspercentage (%)’ dient ten minste het opgenomen percentage van het bouwvlak aan erfbeplanting op het bouwvlak aanwezig te zijn.

 

5.4.4 Hervestiging intensieve geiten- en schapenhouderij

Hervestiging van een intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.

 

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Afwijking nevenfuncties en/of verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder b voor nevenfuncties en/of verbrede landbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  3. Nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak.

  4. De volgende nevenfuncties en/of de uitoefening van functies in het kader van de verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. sociale en educatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  2. recreatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 600 m2;

  3. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 50 m2.

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties en/of verbrede landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.

  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang van nevenfuncties en/of verbrede landbouw niet meer bedragen dan 1.000 m2 en ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer dan 2.000 m2, beide inclusief statische opslag.

  3. Buitenopslag ten behoeve van nevenfunctie en/of verbrede landbouw is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De nevenfunctie en/of verbrede landbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  8. Er dient te worden voldaan aan de beleidsuitgangspunten zoals vermeld in de beleidsnotitie ‘bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Cuijk op d.d. 4 oktober 2010 en de wijziging d.d. 18 april 2011.

 

5.5.2 Afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder d voor het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  2. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – maasheggen’.

 

5.5.3 Afwijken gebruik bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder f voor het gebruik van bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van een veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het gebruik is enkel toegestaan ten behoeve van een veehouderij.

  2. Er dienen maatregelen te worden getroffen en in stand te worden gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  3. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving en gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving.

  4. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.

  5. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3.

  6. Ten minste 10% van de omvang van het bouwperceel wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.

  7. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.

 

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Verboden werkzaamheden

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  6. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2.

  7. Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, uitgezonderd drainageleidingen nodig voor een normale agrarische bedrijfsvoering en leidingen noodzakelijk voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,40 0,20 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;

  5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;

  7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  8. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschappelijke beslotenheid' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  2. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –maasheggen’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verwijderen van landschapselementen in het bijzonder de maasheggen;

  2. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten' is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 0,50 m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

  8. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;

  9. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  10. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  2. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  3. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² .

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassen’ is e een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofilering van waterlopen, sloten en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

  5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  6. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage;

  3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  5. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

  6. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  7. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  8. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied –evz’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ 'overige zone - zoekgebied behoud en herstel watersystemen', wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.2 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vergroting niet toegestaan.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken met een omvang van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut eenmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, uitsluitend om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha uitsluitend op een duurzame locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aanwezig zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;

  2. zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;

  3. de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 ha vergroting toegestaan tot 1,5 ha.

  2. Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.

  3. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  5. Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Vergroting is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied evz’.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied –evz’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.3 Vergroting bouwvlak overige agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Voor agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijen of glastuinbouwbedrijven, geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha, met uitzondering van bedrijven gelegen ter plaatse van de aanduiding ´zonering Natura 2000-gebied´.

  2. Voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  3. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3 ha netto glas, uitbreiding is niet toegestaan in gebieden met de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur’ en ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz'.

  4. Voor overige agrarische bedrijven, agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven geldt naast de voorwaarden genoemd in sub e, dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.’

  5. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  2. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  3. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.4 Bouwen eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging is uitsluitend mogelijk indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf.

  2. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

  3. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  4. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  6. Er dient voldaan te worden aan de bouwregels van lid 5.2.4.

  7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.7.5 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ te wijzigen en/of een aanduiding toe te voegen en/of het bouwvlak te vergroten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5 4 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  6. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  9. Ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  10. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  11. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  12. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.6 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - grasland’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’, 'sa-veehouderij', ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - grasland’, dan wel ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ worden verwijderd indien respectievelijk de betreffende intensieve veehouderij is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde veehouderij, het grasland ter plaatse is verdwenen dan wel indien de betreffende veldschuur is verwijderd.

 

5.7.7 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. de levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is;

  2. de bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst;

  3. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

5.7.8 Wijzigen ten behoeve van omschakeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘paardenhouderij’ en ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden.

  1. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  2. Bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha.

  3. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

5.7.9 Wijziging naar Gemengd

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Gemengd’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Als toegestane functie naast wonen is uitsluitend statische opslag in bestaande bebouwing toegestaan, waarbij de oppervlakte aan statische opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m². Indien de bebouwing ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ dan is statische opslag toegestaan tot een oppervlakte van 2.000 m².

  4. Bij behoud/continuering van bestaande nevenfuncties dient overtollige bebouwing gesloopt te worden, waarbij de overtollig gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  6. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. Detailhandel is niet toegestaan.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.10 Wijzigen naar ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging niet is toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  6. De woningen mogen geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

5.7.11 Wijzigen naar ‘Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de uitbreiding van het naastgelegen bestemmingsvlak ‘Wonen’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De uitbreiding van de woonbestemming mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  3. Binnen het uitgebreide bestemmingsvlak is slechts één woning toegestaan.

  4. De uitbreiding van de woonbestemming dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

5.7.12 Vergroting bestemmingsvlak en/of bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak en/of het bouwvlak van agrarisch-technisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden tot maximaal 1,5 ha.

  3. Door de uitbreiding mag het bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.7.13 Wijziging naar ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’ of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstrcutuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur', een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz', het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

5.7.14 Wijziging ten behoeve van ruwvoeropslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de realisatie van ruwvoeropslag. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het is niet mogelijk de ruwvoeropslag binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

  3. Uitsluitend ten behoeve van ruwvoeropslag mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 5.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak nooit meer bedraagt dan 2 ha.

  4. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van ruwvoeropslag bedraagt niet meer dan 2,5 m.

  5. Het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer.

  6. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  11. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.

 

 

Artikel 6 Bedrijf

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven, die zijn opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

  2. bedrijfswoningen, voor zover opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’, met dien verstande dat indien aangeduid uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning is toegestaan;

  3. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. erfbeplanting ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - erfbeplanting’;

  9. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  10. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Bedrijven’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijven’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m, met dien verstande dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 18’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 19 en ‘specifieke vorm van bedrijf – 27’, bij nieuw te bouwen gebouwen gelijk mag zijn aan de bestaande goothoogte.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijven’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – 18’, ‘specifieke vorm van bedrijf – 19 en ‘specifieke vorm van bedrijf – 27’, bij nieuw te bouwen gebouwen gelijk mag zijn aan de bestaande bouwhoogte.

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijven’.

  2. Indien aangeduid zijn bedrijfswoningen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 6.2.2 onder a van toepassing is.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 6.2.2 onder b van toepassing is.

  5. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  6. In afwijking van het bepaalde onder e mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

  7. Bij vervangende nieuwbouw mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

6.2.4 Nieuwbouw van bedrijfswoningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

6.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

 

 

 

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a mogen silo’s uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  4. De bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag net meer bedragen dan 40 m.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid:

  1. Lid 6.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 6.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

6.3.2 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder b g voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient voor minimaal 30% plaats te vinden op de bestaande fundering.

  2. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  4. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  5. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

6.3.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid:

  1. Lid 6.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. Lid 6.2.3 c en/of d voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 6.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

6.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid:

  1. Lid 6.2.6 onder c voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 6.2.6 onder f voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 6.2.6 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

6.3.5 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c voor het uitbreiden van de oppervlak aan bedrijfsbebouwing waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal 15% van de in de ‘Tabel Bedrijven’ aangegeven oppervlakte aan bedrijfsbebouwing.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mogen agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven uitbreiden tot maximaal de oppervlakte van het bouwvlak van de in de ‘Tabel Bedrijven’ aangegeven oppervlakte aan bedrijfsbebouwing.

  5. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

6.3.6 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van detailhandel.

 

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Afwijking vestiging ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan dat op basis van de Tabel Bedrijven is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. De vestiging betreft een bedrijf dat is genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 of 2.

  3. Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  4. Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

 

6.5.2 Afwijking ondergeschikte productiegebonden detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het uitoefenen van ondergeschikte productiegebonden detailhandel, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 25 m².

  2. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel niet meer mag bedragen dan 50 m².

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Het gebruik dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

 

 

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.6.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van agrarisch-technisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden tot maximaal 1,5 ha.

  3. Door de uitbreiding mag het bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.7.2 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.7.3 Wijziging ten behoeve van vestiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in een agrarische bestemming (‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden) met bouwvlak ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf (grondgebonden, overig niet grondgebonden of paardenhouderij) waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging heeft betrekking op een reëel agrarisch bedrijf. Dit dient aangetoond te worden door een vooraf ingewonnen AAB - advies.

  2. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.

  3. Wijziging ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij is niet mogelijk.

  4. De omschakeling dient plaats te vinden binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  5. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden wanneer de omliggende gronden bestemd zijn als ‘Agrarisch’ of ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’.

  6. De vestiging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben.

  7. De in de doeleindenomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  9. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.7.4 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

TABEL BEDRIJVEN

 

Code

Adres

Soort bedrijf

Max. aantal bedrijfs- woningen

Max. oppervlakte bedrijfs-

bebouwing (m2)

Oppervlakte detailhandel binnen bedrijfs-

bebouwing

Goot- hoogte bedrijfs- gebouwen (m)

Bouw- hoogte bedrijfs- gebouwen (m)

Bijzonder-heden

Beers

 

 

 

 

 

 

 

 

Sb-1

Vervallen

 

 

 

 

 

 

 

Sb-2

Broekkant 3

Agrarisch-technisch hulpbedrijf (loonbedrijf) met kinderboerderij

1

**

Niet toegestaan

4,5 m

8 m

 

Sb-3

Elstweg 17

Agrarisch verwant bedrijf (hoveniersbedrijf)

1

**

***

4,5 m

8 m

 

Sb-44

Elstweg 19

Agrarisch-technisch hulpbedrijf

1

**

Niet toegestaan

4,5 m

8 m

 

Sb-4

Elstweg 21

Agrarisch-technisch hulpbedrijf (loonbedrijf) en grondverzet

1

**

Niet toegestaan

4,5 m

8 m

 

Sb-5

Graafsedijk 5

Agrarisch-technisch hulpbedrijf (loonbedrijf)

1

**

Niet toegestaan

4,5 m

8 m

 

Sb-6

Hoenderstraat 8

Niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid (aannemersbedrijf)

1

*

***

4,5 m

8 m

 

Sb-7

Keizerstraat 18/20

Agrarisch verwant bedrijf (bloementeelt / handel

2

**

***

4,5 m

8 m

 

Sb-8

Leuvert 5a

Niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid Stucadoorsbedrijf

 

0

*

***

4,5 m

8 m

 

Sb-9

Leuvert 8, 8a, 8b

Niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid Bedrijfsverzamel-

gebouw

0

*

***

4,5 m

8 m

 

Sb-10

Lockkantse-

straat 6

Agrarisch verwant bedrijf (hoveniersbedrijf)

1

**

***

4,5 m

8 m

 

Sb-11

Millseweg 3

Niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid Grondverzetbedrijf / stenenhandel

1

*

***

4,5 m

8 m

 

Sb-12

Verlengde Molenstraat 12

Niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid Schoonmaakbedrijf

1

*

***

4,5 m

8 m

 

Sb-13

Zandweg 1

Agrarisch verwant bedrijf (hoveniersbedrijf)

1

**

***

4,5 m

4,5 m

 

Sb-14

Zandweg 1c

Niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid (Grondwerk, kabels en leidingen)

1

*

***

4,5 m

4,5 m

 

Sb-44

Provincialeweg 2

Agrarisch verwant bedrijf (hoveniersbedrijf)

1

*

**

0

4,5 m

8 m

 

Cuijk

 

 

 

 

 

 

 

 

Sb-15

Hapseweg 18/20a

Agrarisch verwant bedrijf (kattenpension)

1

**

***

4,5 m

4,5 m

 

Haps

 

 

 

 

 

 

 

 

Sb-16

Rijksweg A73 No. 2

Parkeerplaats met verkooppunt motorbrandstoffen LPG

0

**

150 m2

4,5 m

6 m

Bebouwing binnen bouwvlak tot max. 30%

Sb-17

Rijksweg A73 No. 1

Verkooppunt motorbrandstoffen LPG

0

**

150 m2

4,5 m

6 m

Bebouwing binnen bouwvlak tot max. 30%

Sb-18

Beijersbos 4

RWZI

0

 

**

0

 

 

-

14 m

 

 

 

 

Bebouwing binnen bouwvlak tot max. 40%

 

 

Vergistingstank

 

**

0

-

18 m

 

 

 

Groencomposteerinrichting

0

**

 

-

10 m

 

Sb-20

Vervallen

 

 

 

 

 

 

 

Sb-22

Vervallen

 

 

 

 

 

 

 

Sb-23

Haringsestraat 1

Agrarisch technisch hulpbedrijf

1

**

0

4,5 m

8 m

 

Sb-24

Kampsestraat 37a

Agrarisch technisch hulpbedrijf

 

 

1

**

0

4,5 m

8 m

 

Sb-25

Oeffeltseweg 2

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (drankengroothandel/opslag)

1

**

0

4,5 m

8 m

 

Sb-26

Rijkevoortse-

weg 6

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (Riolerings- en bestratingsbedrijf)

1

340 m2

0

4,5 m

8 m

 

Sb-27

Rijksevoortse-weg 1

Hoogspanningsverdeelstation

0

**

0

 

8 m

Hoogte leidingmasten max 40 meter

Sb-28

St. Hubertse-

weg 5a, b, c

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (Cateringbedrijf)

2 1

*

***

4,5 m

8 m

 

Sb-29

St. Hubertuseweg 11

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (Autospuiterij)

1

*

0

4,5 m

8 m

 

Sint Agatha

 

 

 

 

 

 

 

 

Sb-21

Kerkenhuisweg 16

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid

(aardappelhandel en transport- en containerbedrijf)

1

*

0

4,5 m

8 m

 

Sb-30

De Stappert 1

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (Handel / opslag zonnehemels)

1

*

0

4,5 m

8 m

 

Sb-31

Vervallen

 

 

 

 

 

 

 

Sb-32

Hantert 8

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (meubelmakerij, meubelshowroom, verkoop meubelen, kunstexpositie)

1

*

***

4,7 m

8 m

 

Sb-43

Heerstraat 19a

Grondverzetbedrijf

1 bedrijfs-

woning overeen-

komstig de feitelijke situatie

*

 

4,5 m

8 m

 

Vianen

 

 

 

 

 

 

 

 

Sb-33

Akkerweg 23

Agrarisch technisch hulpbedrijf (loonwerkbedrijf)

1

**

0

4,5 m

8 m

 

Sb-34

Berkenkamp 49

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (productie en verkoop tuinhuisjes)

 

 

1

**

ja

4,5 m

8 m

 

Sb-35

Diepestraat 4

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (glashandel)

1

*

***

4,5 m

8 m

 

Sb-36

Louwerenberg 1

Agrarisch verwant bedrijf (hondenpension)

1

**

0

4,5 m

8 m

 

Sb-37

Louwerenberg 15

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (houtbewerking

1

*

0

4,5 m

8 m

 

Sb-38

Rotsestraat 7

Niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid (grondverzetbedrijf)

1

**

0

4,5 m

8 m

 

Sb-42

Berkenkamp 45

 

Tuinparkmachines

 

*

 

4,5 m

8 m

 

Linden

 

 

 

 

 

 

 

 

Sb-39

Vervallen

 

 

 

 

 

 

 

Sb-40

Vervallen

 

 

 

 

 

 

 

Sb-41

De Geest 3

Woning

1

 

***

*

*

*

 

 

Kattenpension

 

314 m2

 

 

 

 

 

 

Bebouwing voor paardenstallen en opslag hooi/stro

 

658 m2

 

 

 

 

 

 

Rijbak

 

800 m2

 

 

 

 

* oppervlakte , goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing welke op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met de daarvoor benodigde vergunning(en) is gerealiseerd.

** bebouwing is alleen binnen het bouwvlak toegestaan met inachtneming van de van toepassing zijnde planregels.

***productiegebonden detailhandel is toegestaan.

 

 

 

Artikel 7 Bedrijf – Nutsvoorziening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsmatige doeleinden in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening;

  2. rioolgemalen;

  3. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. groenvoorzieningen.

 

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf/nutsvoorziening toegestaan.

  3. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.

 

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  3. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 35 m.

  4. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 7.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

7.3.2 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 7.2.3 onder c voor het bouwen van telecommunicatiemasten, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. Lid 7.2.3 onder e voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 7.2.3 onder e voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

7.3.3 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder c voor het uitbreiden van de bebouwde oppervlakte moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

Artikel 8 Bos

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en de bijbehorende bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - bergbezinkvoorziening’;

  9. een veldschuur ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - veldschuur’;

  10. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. Eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

  1. Hekwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  2. Palen ten behoeve van ooievaarsnesten, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m.

  3. Een bergbezinkbassin.

 

8.2.2 Monumentale boom

Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. De herbouw van bestaande bouwwerken.

  2. Hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a voor het realiseren van:

  1. eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;

  3. de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  1. het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

8.3.2 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 8.2.2, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Verboden werkzaamheden

  1. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins wijzigen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is tevens een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  3. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  4. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zij.;

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

8.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 8.4.1 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden van de gronden.

  2. De in lid 8.4.1 onder b genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.5.1 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, zoals opgenomen in de Tabel Cultuur en Ontspanning’;

  2. terras, tuinen, erven en terreinen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één voorziening ten behoeve van cultuur en ontspanning toegestaan.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Cultuur en Ontspanning’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.

 

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - reclamemast’ gelden de volgende regels:

  1. Het aantal reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1.

  2. De bouwhoogte van de reclamemast mag niet meer bedragen dan 10.

  1. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid:

  1. Lid 9.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 9.2.1 onder c.2 voor het bouwen van gebouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

9.3.2 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken het bepaalde in:

  1. Lid 9.2.3 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 9.2.3 onder e voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 9.2.3 onder e voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

9.3.3 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

9.3.4 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 9.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van raamprostitutie.

  2. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor sekswinkels.

 

 

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.5.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

 

 

 

9.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

9.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 9.5.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.6.1 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. de levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is;

  2. de bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst;

  3. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

TABEL CUTUUR EN ONTSPANNING

 

Code

Adres

Soort voorzieningen

Max. aantal bedrijfs- woningen

Max. oppervlakte bedrijfsbe- bouwing (m2)

Oppervlakte detailhandel binnen bedrijfsbe- bouwing

Goothoogte bedrijfs- gebouwen (m)

Bouwhoogte bedrijfs- gebouwen (m)

Haps

 

 

 

 

 

 

 

Sco-1

Kwekersweg 2

Bordeel/ horeca

0

*

geen

5,5 m

10 m

* oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing welke op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met de daarvoor benodigde vergunning(en) is gerealiseerd.

 

 

 

 

Artikel 10 Detailhandel

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Detailhandel’;

  2. bedrijfswoningen, voor zover opgenomen in de ‘Tabel Detailhandel’;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen.

 

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Detailhandel’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

10.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Detailhandel’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Detailhandel’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.

 

10.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Detailhandel’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 10.2.2 onder a van toepassing is.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 10.2.2 onder b van toepassing is.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

10.2.4 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

10.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

10.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid:

  1. Lid 10.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 10.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

10.3.2 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 10.2.4 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient voor minimaal 30% plaats te vinden op de bestaande fundering.

  2. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  4. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  5. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

10.3.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 10.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. Lid 10.2.3 b en/of c voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 10.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

10.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 10.2.6 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 10.2.6 onder f voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 10.2.6 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

10.3.5 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal 15% van de in de ‘Tabel detailhandel’ aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

 

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.4.1 Afwijking vestiging ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder a voor het vestigen van een andere soort detailhandel dan dat op basis van de Tabel Detailhandel is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. De nieuw te vestigen detailhandel mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  3. De nieuw te vestigen detailhandel mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane detailhandel.

 

 

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.5.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, met dien verstande dat wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

 

TABEL DETAILHANDEL

 

Code

Adres

Soort voorzieningen

Maximum aantal bedrijfs- woningen

Maximum oppervlakte bedrijfs- bebouwing (m2)

Goothoogte gebouwen (m)

Bouwhoogte gebouwen (m)

Haps

 

 

 

 

 

 

Sdh-1

Haringsestraat 12

Kledingzaak (met bijbehorende accessoires)

0

*

5, 5 m

10 m

Sdh-2

Oefeltseweg 2c

Tuincentrum

1

**

5.5 m

10 m

* oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing welke op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met de daarvoor benodigde vergunning(en) is gerealiseerd.

** gehele bouwvlak mag worden bebouwd, zulks met inachtneming van de planregels (afstand tot de weg- en perceelsgrens)

 

 

 

Artikel 11 Gemengd

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. één woning per bouwvlak;

  2. statische opslag;

  3. terras, tuinen, erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  10. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één voormalig agrarisch bedrijf toegestaan.

  2. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  3. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  4. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.

 

11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak (m2)’ de oppervlakte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.

 

11.2.3 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  3. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

11.2.5 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

11.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 11.2.1 onder b voor het bouwen van bouwwerken op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. Lid 11.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

 

 

 

11.3.2 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 11.2.5 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient voor minimaal 30% plaats te vinden op de bestaande fundering.

  2. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  4. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  5. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

11.3.3 Afwijking bouwregels bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 11.2.4 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de woning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

11.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 11.2.6 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 11.2.6 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

11.3.5 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 11.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw.

 

 

11.4.2 Statische opslag

Binnen deze bestemming is statische opslag toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De oppervlakte ten behoeve van statische opslag binnen voormalige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 1.000 m2.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte ten behoeve van statische opslag binnen voormalige bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ niet meer bedragen dan 2.000 m²

 

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

11.5.1 Afwijking strijdig gebruik

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het afwijken middels een omgevingsvergunning is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De volgende functies zijn toegestaan:

  1. agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven, waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer mag bedragen dan 400 m²;

  2. sociale en educatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer mag de bedragen dan 400 m²;

  3. recreatieve functies waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer mag bedragen dan 400 m².

  1. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd in sub b onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. Bij cumulatie van meerdere vormen van functies mag de totale omvang van de nevenfuncties inclusief statische opslag zoals bedoeld in lid 11.4.2 niet meer bedragen dan 2.000 m².

  3. In afwijking van het bepaalde onder d mag bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties de totale omvang inclusief statische opslag zoals bedoeld in lid 11.4.2 niet meer bedragen dan 3.000 m² ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’.

  4. De nevenfuncties dienen plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing.

  5. Overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, waarbij de overtollig gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  6. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.

  7. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. De functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  9. De functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  10. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.6.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

11.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

11.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 11.6.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.7.1 Wijziging voor vestiging van een agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ ten behoeve van de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omschakeling dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf. Hierover dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

  2. De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De oppervlakte van de bestemming mag niet meer dan 1,5 ha bedragen.

  4. De vestiging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben.

  5. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  6. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

 

11.7.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging niet is toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  5. De overtollig gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  6. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

11.7.3 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

Artikel 12 Groen

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren;

  3. behoud van paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. nutsvoorzieningen.

 

 

12.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. Eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

  1. Hekwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van bepaalde in lid 12.2 onder b voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.

  3. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  4. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  5. Het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

12.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 12.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats, landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren.

 

 

Artikel 13 Horeca

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecadoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Horeca’;

  2. bedrijfswoningen, voor zover opgenomen in de ‘Tabel Horeca’;

  3. terras, tuinen, erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  10. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Horeca’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

13.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Horeca’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Horeca’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.

 

13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Horeca’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.2 onder a van toepassing is.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.2 onder b van toepassing is.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

13.2.4 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

13.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

13.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid:

  1. Lid 13.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 13.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

13.3.2 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 13.2.4 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient voor minimaal 30% plaats te vinden op de bestaande fundering.

  2. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  4. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  5. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

13.3.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 13.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. Lid 13.2.3 b en/of c voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 13.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

13.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 13.2.6 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 13.2.6 onder d voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 13.2.6 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

13.3.5 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal 15% van de in de ‘Tabel Horeca’ aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

13.3.6 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 13.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

13.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

13.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 13.4.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

13.5.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, met dien verstande dat wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De overtollig gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

13.5.2 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

TABEL HORECA

 

Code

Adres

Soort voorzieningen

Maximum aantal bedrijfs- woningen

Maximum oppervlakte bedrijfs- bebouwing (m2)

Oppervlakte detailhandel binnen bedrijfs- bebouwing

Goothoogte gebouwen (m)

Bouwhoogte gebouwen (m)

Haps

 

 

 

 

 

 

 

Sh-1

Cuijkseweg 29

Café/ hotel

1

*

geen

4,5 m

8 m

Sh-2

Zoetsmeerweg 6

Café/ hotel

1

*

geen

4,5 m

8 m

Sint Agatha

 

 

 

 

 

 

 

Sm-3

Hertraksestraat 22/24

Café/ hotel/ logies

1

*

geen

4,5 m

8 m

Sm-4

Odiliadijk 6

Restaurant/ (binnenspeel- tuin)

1

*

25 m2

4,5 m

8 m

* oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing welke op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met de daarvoor benodigde vergunning(en) is gerealiseerd.

 

 

Artikel 14 Maatschappelijk

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke doeleinden met bijbehorende maatschappelijke en culturele voorzieningen zoals aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’;

  2. bedrijfswoningen, voor zover opgenomen in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’;

  3. erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. natuurontwikkeling ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';

  10. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  11. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Maatschappelijk’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

14.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’ waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.

 

 

14.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.2 onder a van toepassing is.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.2 onder b van toepassing is.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

14.2.4 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

14.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

14.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. In afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – 2’ de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 14.2.1 onder b.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 14.2.1 onder b.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

14.3.2 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 14.2.4 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient voor minimaal 30% plaats te vinden op de bestaande fundering.

  2. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  4. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  5. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

14.3.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 14.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. Lid 14.2.3 b en/of c voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 14.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel

 

14.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 14.2.6 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 14.2.6 onder e voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 14.2.6 onder e voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

14.3.5 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal 15% van de in de ‘Tabel Maatschappelijke voorzieningen’ aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

14.3.6 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 14.2.1 onder c, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

 

14.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 7' mag de maatschappelijke voorziening uitsluitend in gebruik worden genomen indien de natuur- en/ of landschapselementen zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.

 

 

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.5.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

14.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

14.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 14.5.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.6.1 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

TABEL MAATSCHAPPELIJK

 

Code

Adres

Soort voorzieningen

Maximum aantal bedrijfs- woningen

Maximum oppervlakte bebouwing (m2)

Goothoogte gebouwen (m)

Bouwhoogte gebouwen (m)

Beers

 

 

 

 

 

 

Sm-1

Provinciale weg ongenummerd

Monument Beerse Overlaat

0

*

-

10 m

Sm-3

Leuvert 1

Molen

0

*

-

16 m

Cuijk

 

 

 

 

 

 

Sm-2

Hapseweg 26

Begraafplaats

0

1200 m2

6 m

8 m

Sm-7

Hoenderberg 9

Afscheidscentrum/ crematorium/ mortuarium/ recreatief medegebruik

 

0

1.500 m2

4 m

11 m

Haps

 

 

 

 

 

 

Sm-4

Straatkantseweg 1a

Begraafplaats

0

250 m2

4,5 m

8 m

Sm-5

Cuijkseweg 19

Molen

0

*

-

16 m

Sint Agatha

 

 

 

 

 

 

Sm-6

Kloosterlaan 22, 24, 28

Klooster/ kerk/ museum/ bibliotheek/ monumentale tuin/ cultureel centrum/ houden van bijeenkomsten, cursussen/ sociaal educatieve voorzieningen/ toeristisch recreatieve voorzieningen/ ondergeschikte horeca/ ambachtelijke bierbrouwerij

1 (inpandig)

*

10 m

16 m

* oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing welke op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met de daarvoor benodigde vergunning(en) is gerealiseerd.

 

 

Artikel 15 Natuur

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

  3. extensieve beweiding;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – veldschuur’;

  9. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. Eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;

  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

  1. Hekwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;

  2. palen ten behoeve van ooievaarsnesten, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;

  3. Palen ten behoeve van ooievaarsnesten, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m.

 

15.2.2 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

15.2.3 Monumentale boom

Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. De herbouw van bestaande bouwwerken.

  2. Hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

 

15.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder a voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

15.3.2 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 15.2.3, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - veldschuur’ voor de opslag van andere producten dan ten behoeve van de bestemming ‘Natuur’.

 

 

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.5.1 Verboden werkzaamheden

  1. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins verlagen van de waterstand;

  4. het vellen of rooien van bomen;

  5. het verwijderen van landschapselementen;

  6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  7. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is tevens een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  3. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  4. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

15.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.5.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 15.5.1 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurgebied, de landschappelijke en natuurwaarden van de gronden.

  2. De in lid 15.5.1 onder b genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ negatief kunnen beïnvloeden.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

 

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.6.1 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

Artikel 16 Recreatie

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen zoals genoemd in de ‘Tabel Recreatie’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één recreatiebedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

  2. bij de onder a genoemde voorzieningen behorende detailhandel en horeca als ondergeschikte activiteit tot een maximum oppervlakte van respectievelijk 50 m² en 30 m², tenzij in de ‘Tabel Recreatie’ een andere maximum oppervlakte is weergegeven;

  3. evenementen;

  4. bedrijfswoningen voor zover opgenomen in de ‘Tabel Recreatie’;

  5. speelvoorzieningen;

  6. erven en terreinen;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. groenvoorzieningen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. nutsvoorzieningen;

  11. extensief recreatief medegebruik;

  12. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  13. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Recreatie’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. De herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. Hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

 

 

 

 

16.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’, waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.

 

16.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 16.2.2 onder a van toepassing is.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 16.2.2 onder b van toepassing is.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

16.2.4 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

16.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

16.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 16.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 16.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

16.3.2 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 16.2.4 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient voor minimaal 30% plaats te vinden op de bestaande fundering.

  2. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  4. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  5. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

16.3.3 Afwijking bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 16.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. Lid 16.2.3 b en/of c voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 16.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

 

 

 

 

16.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 16.2.6 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 16.2.6 onder d voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 16.2.6 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

16.3.5 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

16.3.6 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 16.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.4.1 Afwijking vestiging ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 16.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan dat op basis van de Tabel recreatie is toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwde oppervlakte mag niet worden vergroot.

  2. De nieuw te vestigen recreatiebedrijf en/of recreatieactiviteit mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

  3. Het nieuw te vestigen bedrijf en/of recreatieactiviteit mag geen grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.

 

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

16.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 16.5.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.6.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, met dien verstande dat de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

16.6.2 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

 
TABEL RECREATIE

Code

Adres

Soort voorziening

Maximum aantal bedrijfs- woningen

Maximum oppervlakte bebouwing (m2)

Oppervlakte horeca/ detailhandel binnen bedrijfsbebouwing

Goothoogte gebouwen (m)

Bouwhoogte gebouwen (m)

Beers

 

 

 

 

 

 

 

Sr-1

Broekkant 11

Groepsaccomodatie

1

280 m2

150 m2 horeca

4 m

6,2 m

 

 

Sanitaire voorziening

 

20 m2

100 m2 detailhandel

3,7 m

7 m

 

 

Studio's

 

325 m2

 

3,7 m

6,5 m

 

 

Zorgboerderij

 

1.060 m2

 

3,7 m

7 m

 

 

Hooiberg

 

36 m2

 

3,7 m

6,5 m

 

 

Bakhuis

 

20 m2

 

2,6 m

4,8 m

 

 

Camping

 

30 standplaatsen

 

niet van toepassing

niet van toepassing

 

 

 

 

 

 

 

 

Sr-2

Grensweg 6

Recreatiepark (tijdelijk verblijf voor kunstenaars met atelierruimte)

 

 

 

 

 

 

 

Kasatelier met 2 shortstay gueststudio's

 

200 m2 excl. overkapping, overstek en/of veranda

 

12 m

12 m

 

 

Schuuratelier met berging

 

200 m2 excl. overkapping, overstek en/of veranda

 

 

 

 

 

6 recreatiepaviljoens

 

100 m2 per paviljoen excl. overkapping, overstek en/of veranda

 

7,5 m

7,5 m

 

 

Zwemvijver

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sr-3

Millseweg 9 -13

Recreatieterrein met dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen waaronder 2 recreatiewoningen met een inhoud van 600 m3 (Millseweg 9 en 13, waarbij nr. 13 tevens de bedrijfswoning is welke ook als gastenverblij mag worden gebruikt) en 10 trekkershutten. Ondergeschikt agrarisch bedrijf met in hoofdzaak veeteelt. Natuurkampeerterrein, uitsluitend binnen het bouwvlak

 

t.b.v. recreatie:

850 m2 *

t.b.v. agrarisch:

200 m2 *

 

4 m

 

 

4 m

8 m

 

 

8 m

sr-12

Kerkeveld ong.

Dagrecreatieterrein met sanitairunit en parkeerterrein

 

 

 

16 m2

 

3 m

3 m

Cuijk

 

 

 

 

 

 

 

Sr-4

Drogesestraat ongenummerd

Volkstuinencomplex met gebouwen.

Oppervlakte van tuinkasten maximaal 10 m2 per volkstuin

0

350 m2 *

Geen

Tuinkast:
3 m

Tuinkast:

3 m

Haps

 

 

 

 

 

 

 

Sr-5

St. Hubertseweg 9

Hotel

1

1850 m2

150 m2 horeca

8 m

8 m

 

 

Dagrecreatieve voorzieningen

 

250 m2

100 m2 detailhandel

6 m

7,5 m

 

 

Dierenverblijf, o.a. voor pluimvee, schapen en paard

 

250 m2

Geen

4,5 m

4,5 m

 

 

Voedersilo

 

9 m2

Geen

5 m

5 m

 

 

Overige gebouwen

 

150 m2

Geen

3,5 m

3,5 m

 

 

 

 

 

 

 

 

Sr-6

Haringsestrat 2a

Tuinencomplex

 

*

25 m2

3 m

5,5 m

 

 

 

 

 

 

 

 

Sr-7

Kampsestraat ong.

Visvijver met ondersteunende bebouwing, zoals een schuilhut, vissteigers met een gezamenlijke lengte van ten hoogste 25 m, banken, erfafscheidingen tot ten hoogste 2 m en lichtmasten met een maximale hoogte van 5 m

 

Schuilhut max: 25 m2

0

Schuilhut max: 3 m

Schuilhut max: 4,5 m

 

 

 

 

 

 

 

 

Sr-11

Steenakkerstraat 5

Huistheater

 

*

*

*

*

Katwijk

 

 

 

 

 

 

 

Sr-8

Gansakker ongenummerd

Volkstuinencomplex met gebouwen.

Oppervlakte van tuinkasten maximaal 10 m2 per volkstuin

0

350 m2 *

0

Tuinkast:
3 m

Tuinkast:

3 m

Sr-9

Gansakker ongenummerd

Volkstuinencomplex met gebouwen.

Oppervlakte van tuinkasten maximaal 10 m2 per volkstuin

0

350 m2 *

0

Tuinkast:
3 m

Tuinkast:

3 m

Sint Agatha

 

 

 

 

 

 

 

Sr-10

Hantert 6

Recreatieterrein met dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen o.a. ten behoeve van groepsbijeenkomsten, waaronder huwelijksvoltrekkingen, afscheidsceremonies bij overlijden, bedrijfs- bijeenkomsten en kookworkshops, met daarbij de volgende functies:

- Atelier;

- Cconcentratieruimte - Gastenverblijf (maximaal 30 m2),

- Medegebruik bedrijfswoning als gastenverblijf

- streekwinkel (30 m2)

 

1

*

Theehuis 30 m2,

Horeca 100 m2

Streekwinkel 30 m2

*

*

* oppervlakte goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing welke op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met de daarvoor benodigde vergunning(en) is gerealiseerd.

** bebouwing is alleen binnen het bouwvlak toegestaan met inachtneming van de van toepassing zijnde planregels.

Artikel 17 Sport

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Sport’;

  2. bedrijfswoningen, voor zover opgenomen in de ‘Tabel Sport’;

  3. terras, tuinen, erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. natuurontwikkeling ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstrcutuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur';

  10. de bescherming cq. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  1. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

  3. Het bouwvlak mag tot de in de ‘Tabel Sport’ aangegeven oppervlakte worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  1. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

17.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de ‘Tabel Sport’ waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de ‘Tabel Sport’. waarbij voor nieuw te bouwen gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m.

 

17.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijven’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 17.2.2 onder a van toepassing is.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 17.2.2 onder b van toepassing is.

  4. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

 

17.2.4 Nieuwbouw van woningen

Voor het bouwen van nieuwe woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

 

17.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van verlichtingsmasten mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De bouwhoogte van schietpalen mag niet meer bedragen dan 17 m. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 13' mogen schietpalen voor een gildeterrein uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schietpalen'.

  5. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

 

17.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 17.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 17.2.1 onder c.2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

17.3.2 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 17.2.4 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient voor minimaal 30% plaats te vinden op de bestaande fundering.

  2. Herbouw op een andere locatie is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  4. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  5. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

17.3.3 Afwijking bouwregels bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 17.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 6 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. Lid 17.2.3 b en/of c voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  3. Lid 17.2.5 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

17.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 17.2.6 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 17.2.6 onder f voor het bouwen van installaties en kleine windmolens met een bouwhoogte tot maximaal 15 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  3. Lid 17.2.6 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

17.3.5 Afwijking uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder c voor het uitbreiden van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.

  2. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.

  3. Bedrijven mogen eenmalig uitbreiden met maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

17.3.6 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 17.2.1 onder d, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Ondergeschikte horeca voor zover deze niet middels een omgevingsvergunning wordt toegelaten dan wel onmiddellijk is toegelaten via de ‘Tabel Sport’.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 13' (Rotsestraat) mag het aantal schoten per doel per uur niet meer bedragen dan 120.

 

 

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.5.1 Afwijking ondergeschikte horeca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 17.4 onder a en toestaan dat ondergeschikte horeca wordt ingericht, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.

 

 

 

 

 

 

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.6.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

17.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 17.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

17.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 17.6.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.7.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen, met dien verstande dat de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat maximaal 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3, en/of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m². Hierbij dienen de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd te blijven.

  4. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  7. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  8. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

17.7.2 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

17.7.3 Wijziging naar ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Water’ of ‘Water - Natuurwaarden’ of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en/of waternatuur en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS) ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur', het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.

  2. De wijziging vindt plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

 

TABEL SPORT

Code

Adres

Soort voorzieningen

Maximum aantal bedrijfs- woningen

Maximum oppervlakte bebouwing (m2)

Maximum oppervlakte ondergeschikte horeca binnen bedrijfsbebouwing

Goothoogte bedrijfs- gebouwen (m)

Bouwhoogte bedrijfs- gebouwen (m)

Beers

 

 

 

 

 

 

 

Ss-1

Graafsedijk ongenummerd

Paardensportterrein

0

*

geen

3,5 m

5 m

Ss-2

Heuf 3

Sportvelden/ ondergeschikte horeca

0

600 m2

50 m2

5 m

8 m

Ss-3

Vianenstraat ongenummerd

Schietvereniging (vogelschietterrein)/ handboogschietbaan/ ondergeschikte horeca

0

300 m2

50 m2

3,5 m

5 m

Ss-4

Vianenstraat 6

Manege/ onder- geschikte horeca

1

**

50 m2

4,5 m

8 m

Haps

 

 

 

 

 

 

 

Ss-5

Haringsestraat 7

Sportvelden/ ondergeschikte horeca

0

800 m2

50 m2

4,5 m

8 m

Ss-6

Lokkantseweg ongenummerd

Gildeschietterein

0

*

geen

3,5 m

5 m

Ss-7

Steenakkerstraat 1a

Ruiterhal/ ondergeschikte horeca/ kleindierenmarkt

0

**

50 m2

4,5 m

8 m

Ss-8

Zoetsmeerweg 15

Tennisvelden/ ondergeschikte horeca

0

300 m2

50 m2

3,5 m

5 m

Sint Agatha

 

 

 

 

 

 

 

Ss-9

Hertraksestraat ongenummerd

Gildeschietterein

0

300 m2

geen

3,5 m

3,5 m

Ss-10

Hertraksestraat ongenummerd

Motorcrossterrein

0

300 m2

geen

3,5 m

5 m

Ss-11

Kuilen ongenummerd

Gildeschietterein

0

*

geen

4,5 m

8 m

Vianen

 

 

 

 

 

 

 

Ss-12

Diepestraat 16

Hondensportterrein/ Gildeschietterrein met verenigingsgebouw

0

300 m2

geen

3,5 m

5 m

Ss-13

Rotsestraat

Paardensportterrein/ gildeschietterrein met verenigingsgebouw

0

*, ***

geen

3,85 m ****

5 m ****

* oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing welke op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met de daarvoor benodigde vergunning(en) is gerealiseerd.

** bebouwing is alleen binnen het bouwvlak toegestaan met inachtneming van de van toepassing zijnde planregels. De maximale oppervlakte van een rijhal in een bebouwingsconcentratie is 2000 m2, buiten een bebouwingsconcentratie is een maximale oppervlakte van 1000 m2 toegestaan.

*** de maximale oppervlakte mag niet uitbreiden.

**** bij (vervangende) nieuwbouw bedraagr de maximale nok- en goothoogte 3,5 m respectievelijk 6 m.

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegvoorzieningen;

  2. wegen en straten;

  3. ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;

  4. geluidsreducerende voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. geluidschermen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen’

  9. extensief recreatief medegebruik.

 

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.

  2. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 30 m2.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 7 m ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.

  4. De bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.

  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

 

18.3.1 Hogere bouwhoogte geluidschermen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 onder d voor het bouwen van hogere geluidschermen, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De afwijking is noodzakelijk om aan de eisen te kunnen voldoen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

 

Artikel 19 Verkeer- Wegverkeer

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Wegverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. geluidsreducerende voorzieningen;

  3. agrarische doeleinden;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. geluidsschermen;

  9. de bescherming cq. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De bouwhoogte van geluidsschermen mag niet meer bedragen dan 4 m.

  3. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

19.2.3 Monumentale boom

Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

 

19.3.1 Hogere bouwhoogte geluidschermen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder bvoor het bouwen van hogere geluidschermen, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De afwijking is noodzakelijk om aan de eisen te kunnen voldoen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

19.3.2 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 19.2.3, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.4.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

19.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

 

19.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 19.4.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.5.1 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

Artikel 20 Water

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en hydrologische waarden van het water;

  3. groenvoorzieningen;

  4. wegen en paden met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

 

20.2.3 Monumentale boom

Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. De herbouw van bestaande bouwwerken.

  2. Hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

 

20.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 onder a voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

 

20.3.2 Afwijking monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 20.2.3, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.4.1 Verboden werkzaamheden

  1. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,50 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

  3. het vellen of rooien van bomen;

  4. het verwijderen van landschapselementen;

  5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  6. het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is tevens een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

  2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  3. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;

  4. het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

20.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

 

 

20.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 20.4.1 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden van de gronden.

  2. De in lid 20.4.1 onder b genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ negatief kunnen beïnvloeden.

  3. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

 

20.4.4 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

Artikel 21 Water - Natuurwaarden

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en hydrologische waarden van het water;

  3. groenvoorzieningen;

  4. wegen en paden met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. nutsvoorzieningen.

 

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m².

 

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

 

21.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder a voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

 

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

  4. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  5. Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage m.u.v. grondwateronttrekkingen.

  6. Het vellen of rooien van bomen en/of het verwijderen van houtopstanden.

  7. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen.

  8. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.

  9. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

21.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

21.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden en hydrologische kwaliteit van het water.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

 

 

Artikel 22 Water – Vaarweg

 

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de plezier en beroepscheepvaart;

  2. groenvoorzieningen;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden.

 

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bouwwerk.

 

 

Artikel 23 Wonen

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. waarbij niet meer dan één woning aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  3. terras, tuinen, erven en terreinen;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’;

  9. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  10. de bescherming c.q. instandhouding van de groeiplaats van (potentieel) monumentale bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

 

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  2. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  3. Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:

  1. de herbouw van bestaande bouwwerken;

  2. hekwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

23.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

  3. In afwijking van het bepaalde onder b mag de woning binnen het bouwvlak worden gesitueerd, indien een bouwvlak is aangegeven.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  6. In afwijking van het bepaalde onder e mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

  7. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  8. In afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende inhoudsmaat’ de inhoud van een woning niet minder bedragen dan 600 m³ en niet meer bedragen dan 1.000 m³.

  9. In afwijking van het bepaalde onder f mag de inhoud van boerderijgebouwen niet groter zijn dan het voormalige agrarische bedrijfsgebouw, met dien verstande dan de bestaande vorm (situering, bebouwd oppervlak, hoogten) wordt gehandhaafd.

  10. In afwijking van het bepaalde onder f mag de inhoud van een woning niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)'.

  11. Ter plaatse vande aanduiding 'tuin' geldt dat uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, mits:

  1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;

  2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

  3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;

  4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

 

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  5. De afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

23.2.5 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

 

23.3.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 23.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 23.2.1 onder b voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

23.3.2 Afwijking bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 23.2.2 d en/of e voor het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. Lid 23.2.3 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

23.3.3 Afwijking nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 23.2.2 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het huidige bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Herbouw dient plaats te vinden binnen het huidige bestemmingsvlak 'Wonen'.

  2. Herbouw op een andere locatie binnen het huidige bestemmingsvlak is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

  3. Bij een gesplitste woning mogen de twee woningen niet vervangen worden voor twee vrijstaande woningen.

  4. De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

  5. De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

  6. Er wordt voldaan aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

 

23.3.4 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. Lid 23.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. Lid 23.2.4 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

23.3.5 Afwijking bouwregels monumentale boom

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in de lid 23.2.1 onder c, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Er is aangetoond dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats, conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast.

  2. De overige bouwregels blijven onverminderd van kracht.

 

 

23.4 Specifieke gebruiksregels

 

23.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van verspreid liggende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - veldschuur’ voor de opslag van andere dan agrarische producten.

 

23.4.2 Voorwaardelijke verplichting

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing Broekkant 3' mag de woning uitsluitend in gebruik worden genomen als burgerwoning indien de natuur- en/ of landschapselementen zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting Zandweg' mag omgevingsvergunning voor bouwen uitsluitend worden verleend indien de oorspronkelijke woning is gesloopt.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing Heerstraat 3' mag de woning uitsluitend in gebruik worden genomen als burgerwoning indien de natuur- en/ of landschapselementen zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaarde landschappelijke inpassing vd Boschweg' mag de woning uitsluitend in gebruik worden genomen als burgerwoning indien de voormalige agrarische bouwwerken zijn gesloopt en de natuur- en/ of landschapselementen zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels zijn gerealiseerd, worden beheerd en in stand worden gehouden.

 

 

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.5.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld.

  2. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

  3. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.

  4. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  5. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

  6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  7. Het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze.

  8. Het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

23.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

23.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 23.5.1 genoemde vergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de conditie en/of vitaliteit van de te beschermen boom negatief kunnen beïnvloeden.

 

 

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

23.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen en toe te staan dat een woning wordt gesplitst, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.

  2. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.

  3. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 450 m3.

  4. Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en vervangen worden voor twee vrijstaande woningen.

  5. Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

  6. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

  7. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  9. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijbehorende bouwwerken dan de 100 m² die als bijbehorend bouwwerk per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.

  10. De gesloopte bebouwing nimmer mag worden teruggebouwd.

 

23.6.2 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - veldschuur’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - veldschuur’ wordt verwijderd indien de betreffende veldschuur is verwijderd.

 

23.6.3 Wijziging ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘monumentale boom’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'monumentale boom' voor één of meerdere locaties wordt verwijderd, in het geval dat:

  1. De levensverwachting van de monumentale boom door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is.

  2. De bescherming van de monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom wordt verplaatst.

  3. Zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

 

 

Artikel 24 Wonen – Woonwagenstandplaats

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Woonwagens’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonwagens;

  2. terras, tuinen, erven en terreinen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik.

 

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:

  1. Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

  2. De bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  3. De oppervlakte van een woonwagen mag per standplaats niet meer bedragen dan 75 m².

  4. De afstand tussen twee woonwagens mag niet minder bedragen dan 5 m.

  5. Bijbehorende bouwwerken zoals sanitaire units en bergingsruimten mogen worden gebouwd:

  1. tot een totale oppervlakte per woonwagen van niet meer dan 40 m².

  2. tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m.

 

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

24.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden en gebouwen voor detailhandel of andere handels- en/of , uitgezonderd aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven.

  2. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

 

 

Artikel 25 Leiding – Gas

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gastransportleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas’;

  2. groenvoorzieningen.

 

 

25.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dient te zijn gewaarborgd.

  2. Burgemeester en wethouders winnen schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

  6. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage.

 

 

25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid 25.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

Artikel 26 Leiding – Hoogspanningsverbinding

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;

  2. groenvoorzieningen.

 

 

26.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 55 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

 

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dienen te zijn gewaarborgd.

  2. Burgemeester en wethouders winnen schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

26.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 26.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding, zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

Artikel 27 Leiding – Rioolpersleiding

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse riooltransportleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – riool’;

  2. groenvoorzieningen.

 

 

27.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse riooltransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding dient te zijn gewaarborgd.

  2. Burgemeester en wethouders winnen schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

  6. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage;

 

 

27.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 27.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid 27.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

Artikel 28 Waarde – Archeologie 4

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

 

28.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

 

 

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.3.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.

  2. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.

  3. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.

  4. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.

  5. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 mm bedraagt.

  6. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  7. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  8. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  9. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  10. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m2 of meer bedraagt.

 

28.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 28.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 28.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

  2. Voor zover de in lid 28.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

 

 

 

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden binnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie 4’.

  2. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 28.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 50 cm vanaf 30 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

  3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

 

 

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door :

  1. de bestemming ‘Waarde Archeologie 4’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. de bestemming ‘Waarde Archeologie 4’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

 

Artikel 29 Waarde – Archeologie 5

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

 

29.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sub b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

 

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.3.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.

  2. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.

  3. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.

  4. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.

  5. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

  6. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  7. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  8. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  9. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

  10. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.

 

29.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 29.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

  2. Voor zover de in lid 29.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden binnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie 5’.

  2. Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 29.1, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden dat de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm vanaf 30 cm boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

  3. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

 

 

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door :

  1. de bestemming ‘Waarde - Archeologie 5’, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. de bestemming ‘Waarde - Archeologie 5’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

 

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. het behoud van ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, onder andere bestaande uit:

  1. (historische) ensemble-waarde;

  2. groen- en landschapsstructuren;

  3. bijzondere landschappelijke elementen.

 

 

30.2 Bouwregels

Op de in de 30.1 bedoelde gronden mag in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen, aan de bestaande bebouwing geen verandering worden aangebracht.

 

 

30.3 Nadere eisen

 

30.3.1 Afmeting en vormgeving bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ter waarborging van de cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. omvang van de bouwmassa;

  2. opbouw van de bouwmassa

  3. (gezamenlijk) bouwoppervlak;

  4. minimale of maximale goot- en bouwhoogte;

  5. kapvorm.

 

30.3.2 Situering bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ter waarborging van de cultuurhistorische waarden en/of de beeldkwaliteit, waar onder de ensemble-waarde en groen- en landschapsstructuren, nadere eisen stellen ten aanzien van de siteuering van bouwwerken.

 

 

30.4 Afwijken van de bouwregels

 

30.4.1 Toestaan bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 30.2, onder de volgende voorwaarden:

  1. bouwregels overeenkomstig ter plaatse voorkomende bestemming, met dien verstande dat nadere eisen gesteld kunnen worden voor het borgen van de cultuurhistorische waarden;

  2. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;

  3. de beeldkwaliteit niet onevenredig word aangetast;

  4. inwinnen van schriftelijk advies van deskundige op het gebied van cultuurhistorie.

 

 

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.5.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het diepploegen, diepwoelen of uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,5 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.

  3. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  4. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.

  5. Het aanleggen en/of verharde van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

 

30.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 30.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden.

 

30.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 30.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats, landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren.

 

 

Artikel 31 Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

 

 

31.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

 

 

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

 

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m².

  2. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.

  3. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

  4. Het ophogen van gronden, aanleggen en/of wijzigen van kaden.

 

31.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

31.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 31.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

 

 

Artikel 32 Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van water.

 

 

32.2 Bouwregels

  1. In of op de voor stroomvoerend rivierbed bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in sub b genoemde riviergebonden en de in sub c genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.

  2. De riviergebonden activiteiten zijn:

  1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;

  2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;

  3. de bouw of wijziging van scheepswerven;

  4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;

  5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;

  6. de realisatie van natuur;

  7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;

  8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of

  9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.

  1. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:

  1. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;

  2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;

  3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of

  4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.

  1. De activiteiten genoemd in sub b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk gewaarborgd blijft;

  2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapacitei;.

  3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;

  4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;

  5. en specifiek voor het bepaalde in sub d onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:

  1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;

  2. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;

  3. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer- of -verruiming;

  4. tijdelijke activiteiten,

  5. een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in sub d onder punt 1 tot en met 3.

  1. Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.

 

 

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.3.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

32.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 32.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

32.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 32.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige functie van de gronden.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij Rijkswaterstaat.

 

 

32.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage van de 'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 15 december 2009.

 

 

Artikel 33 Waterstaat – Waterkering

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat – Waterkering’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;

  2. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;

  3. behoud en bescherming van de kazematten;

  4. verhardingen;

  5. groenvoorzieningen.

 

 

33.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.

 

 

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 33.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering.

  2. Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.

 

 

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

33.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

  6. Het aanbrengen van drainage of andere leidingen.

 

33.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 33.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

33.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 33.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

 

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 35 Algemene bouwregels

 

35.1 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m één bouwlaag.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

35.2 Karakteristieke bebouwing

  1. Het slopen van karakteristieke bebouwing, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is niet toegestaan.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De sloop en herbouw dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt meer gewenst te zijn dan restauratie.

  2. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.

 

35.3 Onoverdekte zwembaden

Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:

  1. Onoverdekte zwembaden zijn uitsluitend toegestaan in de bestemming waarbinnen de (bedrijfs) woning is gelegen.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  3. De afstand tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

 

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

 

36.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9.

  2. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

  3. Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken.

  4. Het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.

  5. Permanente bewoning van voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie en kleinschalig kamperen.

  6. Het gebruik van de gronden buiten het agrarisch bouwvlak voor de opslag van mest, zoals mestzakken en foliebassins.

 

36.2 Beroep- en bedrijf-aan-huis

In de bestemmingen waarin een (bedrijfs)woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze bestemmingen de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als medegebruik, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Het betreft een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven.

  2. Het medegebruik blijft van ondergeschikte betekenis en de woonfunctie blijft in ruimtelijke en visuele zin primair.

  3. Het betreft geen beroep of bedrijf waarvoor een milieuvergunning verleend moet worden of een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet milieubeheer.

  4. Er is geen sprake van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektronische betaling.

  5. Het beroep of bedrijf heeft geen structurele verkeersbewegingen tot gevolg, veroorzaakt door bezoekers en laden en lossen.

  6. De benodigde parkeervoorzieningen voor de (bedrijfs)woning en het beroep of bedrijf worden op eigen terrein gerealiseerd.

  7. Het medegebruik blijft beperkt tot de bewoners van de woning.

  8. Het medegebruik blijft beperkt tot maximaal 35% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m².

  9. De reclame-uitingen zijn onverlicht, hebben een maximale oppervlakte van 0,2 m² en een maximale bouwhoogte van 1,2 m.

 

 

Artikel 37 Algemene aanduidingregels

 

37.1 dassencorridor

Ter plaatse van de aanduiding ‘dassencorridor’/ 'overige zone - dassencorridor' is het buiten het bouwvlak niet toegestaan hekwerken en rasters te bouwen of aan te brengen die de doorgang van dassen beperken.

 

37.2 funnel

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de aanduiding ‘funnel’/ 'overige zone - funnel' ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan:

  1. 150 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'funnel 1'/ 'overige zone - funnel 1' ; in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

 

37.3 geluidzone – industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing gebouwen worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

37.4 geluidzone – vliegveld

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – vliegveld’, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht.

 

37.5 geluidzone – lawaaisporten

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – lawaaisporten’, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht.

 

37.6 radarverstoringsgebied

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, geldt ter plaatse van de aanduiding ‘radarverstoringsgebied’/ 'overige zone - radarverstoringsgebied' een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 65 m boven NAP.

 

37.7 veiligheidszone – Bevi

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - bevi’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

 

37.8 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ gelden de volgende regels:

  1. Op de gronden met de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ is het niet toegestaan gebouwen te bouwen in verband met de veiligheid van personen en objecten bij calamiteiten ter plaatse.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mits;

  1. de veiligheid van personen en objecten in het kader van externe veiligheid kan worden gegarandeerd;

  2. vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

37.9 bebouwingsvrije zone A73

Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsvrije zone A73’/ 'overige zone - bebouwingsvrije zone A73' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van de met snelweg verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen.

 

37.10 overlegzone A73

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘overlegzone A73’/ 'overige zone - overlegzone A73' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van de met snelweg verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding ‘overlegzone A73’, mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.

 

37.11 boom- en vaste plantenteelt categorie 1

Ter plaatse van de aanduiding ‘boom- en vaste planteelt categorie 1’/ 'overige zone - ‘boom- en vaste planteelt categorie 1’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen boom- en vaste plantenteelt plaatsvinden.

 

37.12 boom- en vaste plantenteelt categorie 2

 

37.12.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ter plaatse van de aanduiding ‘boom- en vaste planteelt categorie 2’ boom- en vaste plantenteelt te laten plaatsvinden.

 

37.12.2 Uitzondering

Het in lid 37.12.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

37.12.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.12.1 genoemde omgevingsvergunning, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hierna genoemde waarden:

  1. struweelvogels.

  2. dassenleefgebied.

  3. openheid, historische groenstructuren en archeologische waarden.

  4. aardkundig waardevol gebied.

  5. ecologische hoofdstructuur.

 

 

 

 

37.13 Zoekgebied – evz / overige zone - zoekgebied - evz

 

37.13.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied - evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen wegen of paden worden aangelegd en/of verhard dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2.

 

37.13.2 Uitzondering

Het in lid 37.13.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

37.13.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.13.1 genoemde omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de verwezenlijking, het behoud en/of het beheer van de ecologische verbindingszone aantast.

 

 

37.14 Zoekgebied – voor behoud en herstel watersystemen / overige zone zoekgebied – voor behoud en herstel watersystemen

 

37.14.1 Verboden werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied – voor behoud en herstel watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen’ mogen ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen:

  1. geen wegen of paden worden aangelegd en/of verhard dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;

  2. geen gronden worden opgehoogd.

 

37.14.2 Uitzondering

Het in lid 37.14.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Binnen het bouwvlak plaats vinden, met uitzondering van de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’.

 

37.14.3 Toelaatbaarheid

De in lid 37.14.1 genoemde omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien het werk of de werkzaamheden de verwezenlijking, het behoud en/of het beheer van het watersysteem aantast.

 

 

37.15 Accentgebied boom- en vaste plantenteelt

Binnen het agrarisch bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘boom- en vaste plantenteelt’/ 'overige zone - boom- en vaste plantenteelt' zijn, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, hoge teeltondersteunende voorzieningen toegestaan mits de afstand tot (bedrijfs)woningen op naast gelegen percelen niet minder bedraagt dan 25 meter en de hoogte niet meer bedraagt dan 5 m.

 

 

37.16 Vervallen aanduidingsregels

 

37.16.1 Reconstructiewetzone

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - extensiveringsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - extensiveringsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - verwevingsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - verwevingsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

 

37.16.2 Ecologische hoofdstructuur

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur vervallen' is de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' uit het moederplan vervallen en vervangen door de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstrucuur' zoals aangegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, Herziening 2016'.

 

37.16.3 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg vervallen' is de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' uit het moederplan vervallen en vervangen door de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zoals aangegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, Herziening 2016'.

 

37.16.4 Monumentale boom

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - monumentale boom vervallen' is de aanduiding 'monumentale boom' vervallen.

 

37.16.5 Boom- en vaste plantenteelt vervallen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - boom- en vaste plantenteelt 2 vervallen' is de aanduiding 'boom- en vasteplantenteelt 2' met bijbehorende regels vervallen.

 

 

37.16.6 Overlegzone A73

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - overlegzone A73 vervallen' is de aanduiding 'overlegzone A73' met bijbehorende regels vervallen.

 

 

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

 

38.1 Algemene afwijking

 

38.1.1 Kleinschalig logeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van kleinschalig logeren bij agrarische bedrijven en woningen, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. De logeerplaatsen dienen een plek te krijgen binnen de bestaande bebouwing.

  2. Het aantal logeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 5.

  3. De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van het kleinschalig logeren mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum oppervlakte van 150 m2.

  4. Voldaan wordt aan het bepaalde in lid 38.1.8.

 

38.1.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, gemengd, en woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het aantal kampeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.

  2. De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van het kleinschalig kamperen, mag niet meer bedragen dan 0,2 ha.

  3. De gronden die gebruikt worden voor het kleinschalig kamperen dienen direct te grenzen aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van het agrarische bedrijf of woning.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. Het kleinschalig kamperen dient te passen binnen het toeristisch/recreatief beleid van de gemeente.

  6. Voldaan wordt aan het bepaalde in lid 38.1.8.

 

38.1.3 Bouwen van (bedrijfs)woningen en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van (bedrijfs)woningen en bijbehorende bouwwerken, waarbij geldt dat:

  1. Bij sloop van overtollige bedrijfsbebouwing, ofwel 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 en/of 15% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m².

  2. Bij in te richten of te beplanten gronden als natuur mag 5% van de oppervlakte worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 en/of 5% van de oppervlakte mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 250 m².

  3. Voldaan wordt aan het bepaalde in lid 38.1.8.

 

38.1.4 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van paardenbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak waarbij de paardenbak wordt gerealiseerd.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.

  3. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m, met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

  4. Bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan.

  5. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

  6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  7. Voldaan wordt aan het bepaalde in lid 38.1.8.

 

38.1.5 Bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en voldaan wordt aan het bepaalde in lid 38.1.8.

 

38.1.6 Openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. De oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen.

  2. De (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.

  3. Voldaan wordt aan het bepaalde in lid 38.1.8.

 

38.1.7 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. Ten behoeve van kunstwerken (zoals beelden, etc.), geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m.

  2. Ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

  3. Voldaan wordt aan het bepaalde in lid 38.1.8.

 

 

 

 

38.1.8 Algemene voorwaarden

De onder 38.1.1 tot en met 38.1.7 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de milieusituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en

  6. de aanwezige waarden.

 

 

38.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 36.1 sub b, en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;

  2. bewoning van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;

  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

  1. Het bevoegd gezag trekken de omgevingsvergunning in, verleend op grond van het bepaalde onder a, in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

 

38.3 Afwijken beroep- en bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken het bepaalde in lid 36.2 en toestaan dat:

  1. Een volgens de Wet milieubeheer meldingplichtige beroep of bedrijf wordt uitgeoefend, onder voorwaarde dat:

  1. het beroep of bedrijf voldoet aan de regels omtrent meldingplichtige inrichtingen van de Wet milieubeheer;

  2. aan de overige voorwaarden uit lid 36.2 is voldaan.

  1. Detailhandel mogelijk is, onder voorwaarde dat:

  1. het om producten gaat die specifiek ten dienste staan of voortkomen uit het beroep of bedrijf en daarmee direct verband houden;

  2. de detailhandel in economische en ruimtelijke zin ondergeschikt is aan het beroep of bedrijf;

  3. aan de overige voorwaarden uit lid 36.2 is voldaan.

  1. Op de openbare weg wordt geparkeerd ten behoeve van het beroep of bedrijf, onder voorwaarde dat:

  1. het fysiek niet mogelijk is te parkeren op eigen terrein;

  2. het stedenbouwkundig niet verantwoord is te parkeren op eigen terrein;

  3. uit de verkeerssituatie ter plaatse is af te leiden dat de verkeersaantrekkende werking en het parkeren niet tot structurele problemen in de verkeersafwikkeling zal leiden;

  4. aan de overige voorwaarden uit lid 36.2 is voldaan.

  1. Maximaal één personeelslid niet als bewoner staat ingeschreven, onder voorwaarde dat:

  1. aan de overige voorwaarden uit lid 36.2 is voldaan.

 

 

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

 

39.1 Wijziging naar ‘Bos’, ‘Natuur’ en ‘Water’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofdstructuur’/ 'overige zone - ecologische hoofdstructuur', de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ en ‘zoekgebied – evz’/ 'overige zone - zoekgebied - evz' te wijzigen in de bestemming ‘Bos’, ‘Natuur’ en/of ’Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  2. De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.

 

39.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1: uitbreiding rwzi

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van de uitbreiding van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van vergistingstank mag niet meer bedragen dan 18 m

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 14 m.

  3. Bij het projecteren van de rwzi moet rekening worden gehouden met de vereiste afstanden tot woonbebouwing inzake geurhinder en geluid.

  4. De economische uitvoerbaarheid moet gewaarborgd zijn.

  5. De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  6. De uitbreiding van de rwzi mag geen onevenredige aantasting van de woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben.

  7. Er dient sprake te zijn van ene goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen op basis van een erfbeplantingsplan, waarbij rekening wordt gehouden met de in het gebied voorkomende waarden.

  8. De wijziging dient stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.

 

 

 

 

 

 

Artikel 40 Overige regels

 

40.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

40.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

40.3 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw of van een functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  2. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Cuijk, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

  3. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a dienen in stand te worden gehouden.

 

 

Artikel 41 Overgangsrecht

 

41.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

41.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

41.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’ is het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw en/of de gronden gebruikt of gebruiken ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik, zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.

 

Met betrekking tot de illegale woningen wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de persoon/personen die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Cuijk als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het adres zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.

 

Met betrekking tot de illegale bedrijfsmatige activiteiten wordt als bestaande gebruiker aangemerkt de rechtspersoon of de natuurlijk persoon die de inrichting drijft op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan op het adres zoals opgenomen in de ‘Tabel persoonsgebonden overgangsrecht’.

 

TABEL PERSOONSGEBONDEN OVERGANGSRECHT

Code

Adres

Inhoud illegale activiteit

Beers

sw-por-6

Graafsedijk 2

Wonen; 1 woning

sb-por-13

Zandweg 1

Wonen; 1 woning

Cuijk

sw-por-1

Overhage 9

Bedrijfsmatige activiteiten

Haps

sa-por-14

Beerseweg 22a

Wonen; 1 woning

sw-por-12

Burg. Moorenstraat

Bedrijfsmatige activiteiten

sw-por-8

Cuijkseweg 6

Bedrijfsmatige activiteiten

saw-por-19

Hoefseweg ong.

Bedrijfsmatige activiteiten

sw-por-10

Kampsestraat 39

Wonen; 2 woningen

sw-por-11

Oeffeltseweg 2c

Wonen; 1 woning

sa-por-15

Zoetsmeerweg 10

Wonen; 1 woning

sgd-por-16

Klaasstokseweg 1

Bedrijfsmatige activiteiten

Sint Agatha

saw-por-17

Drogesestraat 5

Wonen; 1 woning

Vianen

sw-por-3

Boskamp 19

Bedrijfsmatige activiteiten

sb-por-18

Diepestraat 4

Wonen; 1 woning

sw-por-5

Graafsedijk 40

Wonen; 1 woning

sw-por-2

Louwerenberg 3

Wonen; 1 w

 

 

Artikel 42 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2010’.

 

 

 

 

 

Rosmalen, september 2011 / Vaststelling: 19 september 2011

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

 

Artikel D Overgangsrecht

 

D.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

D.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel E Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan

Buitengebied, Herziening 2016'.

 

Vastgesteld: 3 april 2017

 

Bestuurlijke lus: 24 juni 2019