direct naar inhoud van 5.2 Waarden
Plan: Kraaijenbergse Plassen, Waterpark Dommelsvoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.17BPwpdommelsvoort-VA01

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie en cultuurhistorie

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart 2005 van de provincie Noord-Brabant weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.17BPwpdommelsvoort-VA01_0020.jpg"

uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

5.2.1.1 Archeologie

In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Cuijk haar eigen archeologiebeleid vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.17BPwpdommelsvoort-VA01_0021.jpg"

uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Cuijk

In het kader van de ontwikkeling van het waterpark is in 2022 door onderzoeksbureau RAAP een inventariserend veldonderzoek door middel van proefboringen uitgevoerd (RAAP-rapport 819). Hieruit zijn binnen onderhavig plangebied acht archeologische vindplaatsen aangetroffen (zie onderstaande afbeelding). De overige gronden worden thans niet meer aangemerkt als archeologisch waardevol.

afbeelding "i_NL.IMRO.1684.17BPwpdommelsvoort-VA01_0022.jpg"

overzicht vindplaatsen archeologie

Van de genoemde acht vindplaatsen zijn twee vindplaatsen reeds nader onderzocht, liggen vier vindplaatsen binnen de ontwikkelingslocatie Waterpark Dommelsvoort en twee vindplaatsen op een locatie waar thans geen ontwikkelingen zijn voorzien. Voor de vier vindplaatsen binnen de ontwikkelingslocatie is nader onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk.

Ten behoeve van het proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. Het PvE is opgenomen als bijlage 12. Het proefsleuvenonderzoek zal plaatsvinden voorafgaand aan de grondwerkzaamheden in het kader van de ontwikkeling van het waterpark. Mogelijk is te zijner tijd in verband met veranderde regelgeving een aanpassing van het PvE aan de orde.
Voor de nog te onderzoeken vindplaatsen (inclusief de vindplaats buiten de ontwikkelingslocatie) is hieromtrent in dit plan een dubbelbestemming opgenomen.

De omvang van de nog te onderzoeken vindplaatsen is ten opzichte van de omvang van het plangebied dusdanig beperkt dat het aspect archeologie geen belemmering zal vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Conclusies

  • 1. Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan als geheel.
  • 2. Voor enkele locaties is voorafgaand aan de grondwerkzaamheden nader onderzoek vereist, hetgeen veiliggesteld is in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

5.2.1.2 Cultuurhistorie

Het gehele plangebied heeft de aanduiding 'historische geografie van redelijk hoge waarde'. Dit gold echter voor het totale gebied van de Kraaijenbergse Plassen. Voorliggend plangebied vormt een 'rest' van het voormalige overlaatgebied de Beerse Overlaat. De aantasting van de historische geografie heeft thans geen doorslaggevende betekenis meer.

Binnen het plangebied ligt een rijksmonument. Het betreft de woning Kerkeveld 9. De woning ligt echter buiten het gebied waar de ontwikkelingen tot het waterpark plaatsvinden, zodat het plan geen gevolgen heeft voor het monument.

De bescherming van monumenten is voldoende verzekerd via de Monumentenwet 1988. Derhalve is geen aanleiding nadere regels in voorliggend bestemmingsplan op te nemen.

Conclusie
Het plan is cultuurhistorisch aanvaardbaar.

5.2.2 Flora en fauna

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle gebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.

In paragraaf 4.7 van het MER zijn de thans aanwezige beschermde gebieden beschreven alsmede een onderzoek naar de feitelijk waargenomen beschermde soorten, en de potentie van het gebied als habitat van die soorten. Paragraaf 6.6 van het MER bevat de beoordeling van de gevolgen van de voorgestane ontwikkelingen voor de beschermde soorten.

Hierna zijn de relevante passages uit het MER overgenomen en vindt waar nodig hierop een aanvulling plaats.

Beschermde gebieden
Het plangebied is geen onderdeel van de beschermde gebieden zoals opgenomen in Natura 2000, de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de provinciale groenblauwe structuur.

Gezien de grote afstand tussen het plangebied en de Natura 2000-gebieden is het onwaarschijnlijk dat extreme effecten optreden op deze natuurgebieden als gevolg van de aanleg en het gebruik van het waterpark. Tevens zal de uitstraling van effecten, zoals geluidsoverlast en lichtoverlast, op de natuurlijke oevers aan de westzijde van de Kraaijenbergse Plassen beperkt zijn.

Beschermde soorten
Binnen het plangebied zijn merendeels algemeen voorkomende soorten aanwezig, die hun leefgebied hebben in agrarisch gebied. Voor deze soorten zal tijdens de aanleg van het waterpark leefgebied verloren gaan. Voor een deel van deze soorten ontstaat echter binnen het plangebied weer nieuw leefgebied. In de directe omgeving van het plangebied blijft daarnaast voldoende agrarisch gebied behouden voor hervestiging.

In het plangebied komen minder algemene planten- en diersoorten voor:

  • Rapunzelklokje: De groeiplaatsen van deze plant gaan verloren. Voor deze vernietiging wordt een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd.
  • Diverse vogelsoorten Rode Lijst: Het huidige broedgebied zal verdwijnen. Om te voorkomen dat broedsels worden vernietigd, wordt de bestaande vegetatie binnen het plangebied buiten het broedseizoen verwijderd.
  • Das: Als gevolg van de ontgrondingen wordt een dassenburcht vernietigd. Ter compensatie wordt de dassenfamilie verplaatst naar het Gassels Broek ten zuidwesten van Beers.
  • Diverse vleermuissoorten: Mogelijk komen in het plangebied ook enkele vleermuissoorten voor.
  • Steenmarter: Mogelijk biedt het huidige plangebied ook ruimte aan de steenmarter.


Vleermuisdeskundige Peter Twisk uit 's-Hertogenbosch heeft een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen en de steenmarter: rapport "Onderzoek vleermuizen en steenmarters Dommelsvoort" (oktober 2011). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 13.

Twisk concludeert dat de gevolgen van het plan voor vleermuizen waarschijnlijk gering zullen zijn. Bij sloop van de gebouwen kunnen vleermuizen gedood worden en zullen verblijfplaatsen verloren gaan. De nieuwe bebouwing biedt mogelijk nieuwe verblijfplaatsen. Behoud van de bestaande eikenlaan betekent tevens behoud van het fourageergebied en een verbindingsroute.
Voor de steenmarter zullen verblijfplaatsen verloren gaan. In hoeverre voedselgebied verloren gaat is onzeker. In het recreatiepark zal in drukke perioden geen of nauwelijks ruimte zijn voor de steenmarter, maar in rustige tijden wel.

Voorts doet Twisk de volgende aanbevelingen:

  • behoud eikenlaan indien mogelijk;
  • sloop gebouwen op vleermuisvriendelijke manier;
  • biedt vleermuizen tijdelijke verblijfplaatsen;
  • biedt verblijfruimten in nieuwe bebouwing;
  • nader onderzoek naar de steenmarter is gewenst.

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van vleermuizen en de steenmarter geen planologische belemmering vormt voor het plan. De aanbevelingen worden betrokken bij de verdere uitwerking van het plan, maar zijn niet van invloed op voorliggend bestemmingsplan.

Conclusie
Het plan ligt niet binnen een beschermd gebied en is evenmin van invloed op de omliggende beschermde gebieden.

Op basis van de thans beschikbare gegevens komt binnen het plangebied een aantal beschermde soorten (Rode Lijst) voor, waarvoor ontheffing van de Flora- en faunawet wordt aangevraagd.

5.2.3 Aardkunde

Het gehele plangebied is onderdeel van het grote, aardkundig waardevolle gebied van de Maasterrassen. Het Maasterrassengebied bevat een groot aantal in het landschap goed zichtbare reliëfvormen opgebouwd door de Maas sinds het einde van de laatste ijstijd.

In het kader van de verlening van de ontgrondingsvergunningen voor de Kraaijenbergse Plassen is een verstoring van de aanwezige aardkundige waarden aanvaard.

Voorliggend plan is in het gebiedspaspoort Maasvallei opgenomen als een afronding van de Kraaijenbergse Plassen als bovenregionaal watersportcentrum. Daarbij worden een aantal geomorfologische waarden aangetast. Deze worden echter niet onderscheidend geacht ten opzichte van de referentiesituatie of de autonome ontwikkeling.

Conclusie
De aantasting van de aardkundige waarden is aanvaardbaar.