direct naar inhoud van Artikel 18 Verkeer - Railverkeer
Plan: Cuijk Centrum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.07BPcuijkcentrum-OH01

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de geleiding, beveiliging en regeling van railverkeersbewegingen;
  • b. parkeer- en stallingsvoorzieningen voor niet-railverkeer;
  • c. ongelijkvloerse kruisingen voor wegen, straten en water;
  • d. de instandhouding van de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

in afwijking van lid a. tot en met c. geldt dat:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' ook horeca-activiteiten zijn toegestaan die vallen in de categorie 1, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels;

en medebestemd voor:

  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. paden, wegen en verkeersvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. geluidreducerende en geluidwerende voorzieningen;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, werken en werkzaamheden. 

18.2 Bouwregels
  • a.  
  • b. Het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag maximaal 100% zijn.
18.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geldt dat:
    • 1. het bebouwingspercentage maximaal 100% mag zijn;
    • 2. de goothoogte maximaal 6 m mag zijn;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 10 m mag zijn.
  • b. voor gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt dat:
    • 1. het bebouwingspercentage maximaal 50% mag zijn;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4 m mag zijn;
    • 3. de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 3 m is. 
18.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. het bebouwingspercentage voor gronden buiten de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 50% mag zijn;
  • b. de bouwhoogte maximaal 4 m mag zijn, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 m mag zijn;
    • 2. geluidreducerende en geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag zijn;
    • 3. bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen, waarvan de bouwhoogte maximaal 7 m gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag zijn;
    • 4. verlichting, draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 15 m mag zijn;
    • 5. signalerings- en telecommunicatiemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 40 m mag zijn. 
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en met inachtneming van het bepaalde lid 35.1, nadere eisen te stellen aan:

  • a. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  • b. de afmetingen van bouwwerken;
  • c. de situering van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

In het geval van nieuwbouw, verbouw en/of uitbreiding van bebouwing van en/of bij karakteristieke en (rijks)monumentale objecten kunnen aanvullend nadere eisen worden gesteld aan:

  • e. de onderlinge situering van bouwwerken;
  • f. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte;
  • g. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm van bouwwerken;

onder de aanvullende voorwaarden dat:

  • h. er een noodzaak is uit het oogpunt van behoud en/of herstel van de aan de bestaande bebouwing te onderkennen cultuurhistorische en historisch stedenbouwkundige waarden;
  • i. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie. 
18.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 36.1, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van hogere geluidreducerende en geluidwerende voorzieningen, onder voorwaarde dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is om aan de eisen te kunnen voldoen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • b. de bouwhoogte maximaal 8 meter mag zijn. 
18.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen, daaronder begrepen het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk of een bedrijfsgebouw als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;
  • b. de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. 
18.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, in het geval dat:

  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm van de bebouwing;
  • d. de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • e. de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven zijn;
  • f. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm plaatsvindt;
  • g. de sloop en herbouw vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijke belangen wenselijker is dan restauratie;
  • h. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.