direct naar inhoud van Artikel 14 Maatschappelijk
Plan: Cuijk Centrum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.07BPcuijkcentrum-OH01

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, sportgerelateerde en levensbeschouwelijke activiteiten;
  • b. openbare dienstverlening;
  • c. openbare speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • d. de instandhouding van de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • e. de instandhouding van bouwwerken die als rijksmonument zijn aangewezen en beschermd zoals bedoeld in de Monumentenwet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';

in afwijking van lid a. tot en met c. geldt dat:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'religie' alleen levensbeschouwelijk activiteiten zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' alleen een begraafplaats is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' alleen parkeren met de daarbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen is toegestaan en laden en lossen ten behoeve van de aanduiding 'theater' in de bestemming 'Cultuur en ontspanning';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ook wonen op de verdiepingslagen is toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'' ook zakelijke dienstverlening is toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' ook kantoren zijn toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' ook praktijkruimten zijn toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' ook een maatschappelijke woonvoorziening is toegestaan voor mensen met een bepaalde zorgafhankelijkheid van een zorginstelling;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2':
    - ook een kinderdagverblijf met een speelplaats aan de noordzijde is toegestaan;
    - het realiseren van een jongerencentrum en/of opvanghuis voor jongeren is uitgesloten;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ook het wonen in een bedrijfswoning is toegestaan, onder voorwaarde dat:
    • 1. de bedrijfswoning en haar hoofdbewoner functioneel onderdeel uitmaakt van de naastgelegen kerkelijke bebouwing en de levensbeschouwelijke activiteiten aldaar;
    • 2. na beëindiging van de levensbeschouwelijke activiteiten mag de bedrijfswoning als één woning bewoond blijven;

en medebestemd voor:

  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. paden, wegen en verkeersvoorzieningen;
  • s. nutsvoorzieningen;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden. 

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geldt dat:
    • 1. het bebouwingspercentage maximaal 100% mag zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', waar het weergegeven maximum bebouwingspercentage geldt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 10 m mag zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' waar de weergegeven maximale bouwhoogte geldt;
  • b. voor gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt dat:
    • 1. het bebouwingspercentage maximaal 50% mag zijn;
    • 2. de gezamenlijk bebouwde oppervlakte per bouwperceel maximaal 100 m² mag zijn;
    • 3. de goothoogte maximaal 3 m mag zijn; 
14.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte op het voorerf maximaal 1 m mag zijn, met uitzondering van:
    • 1. speelvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag zijn;
    • 2. vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn.
  • b. de bouwhoogte op het achtererf maximaal 3 m mag zijn, met uitzondering van:
    • 1. erf- en bouwperceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag zijn;
    • 2. vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn. 
14.2.3 Aanduidingen

In afwijking van lid 14.2.1 geldt dat ter plaatse van:

  • a. de aanduiding 'begraafplaats' het bouwen van gebouwen is toegestaan, onder voorwaarde dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 m mag zijn;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 5 m mag zijn;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 50 m² mag zijn;
  • b. de aanduiding 'parkeerterrein' het bouwen van fietsenstallingen en nutsvoorzieningen is toegestaan, onder voorwaarde dat de bouwhoogte maximaal 3,5 m mag zijn;
  • c. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan bestaande maatvoering maximaal is toegestaan. 
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid 35.1, nadere eisen te stellen aan:

  • a. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  • b. de afmetingen van bouwwerken;
  • c. de situering van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

In het geval van nieuwbouw, verbouw en/of uitbreiding van bebouwing van en/of bij karakteristieke en (rijks)monumentale objecten kunnen aanvullend nadere eisen worden gesteld aan:

  • e. de onderlinge situering van bouwwerken;
  • f. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte;
  • g. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm van bouwwerken;

onder de aanvullende voorwaarden dat:

  • h. er een noodzaak is uit het oogpunt van behoud en/of herstel van de aan de bestaande bebouwing te onderkennen cultuurhistorische en historisch stedenbouwkundige waarden;
  • i. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie. 
14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden;
  • b. horeca-activiteiten. 
14.5 Afwijking van de gebruikregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 36.1 bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor:

  • a. horeca-activiteiten uit categorie VI, zoals opgenomen in bijlage 5 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels worden uitgeoefend, alsmede horeca-activiteiten die naar de aard en de invloed op de omgeving hieraan gelijk te stellen zijn, onder voorwaarde dat de oppervlakte maximaal 10% van het totaal bebouwde oppervlakte mag zijn, met een maximum van 50 m²;
  • b. detailhandel als nevenactiviteit in goederen die direct gerelateerd zijn aan de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteit, onder voorwaarde dat de oppervlakte van de ondergeschikte nevenactiviteit maximaal 10% van het totaal bebouwde oppervlakte mag zijn, met een maximum van 50 m². 
14.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.

 Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, in het geval dat:

  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm van de bebouwing;
  • d. de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • e. de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven zijn;
  • f. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke kenmerken en hoofdvorm plaatsvindt;
  • g. de sloop en herbouw vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijke belangen wenselijker is dan restauratie;
  • h. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie. 
14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 36.1 bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1” geheel of gedeeltelijk gewijzigd kunnen worden naar de bestemming 'Wonen' en/of 'Verkeer' onder voorwaarde dat:
    • 1. ten hoogste 6 grondgebonden woningen gebouwd dienen te worden, in tenminste twee en ten hoogste drie bouwlagen, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 10,00 m mag bedragen;
    • 2. de woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
    • 3. met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
      • water, in verband waarmee zonodig advies wordt gevraagd aan aan de waterbeheerder (Waterschap Aa en Maas);
      • bodemverontreiniging;
      • geluidshinder;
      • milieuzonering (uitgaande van de richtlijnen in de meest recente VNG handreiking "bedrijven en milieuzonering");
      • externe veiligheid;
      • luchtkwaliteit;
      • archeologie;
      • flora en fauna;
      • financieel-economische uitvoerbaarheid;
    • 4. de stedenbouwkundige structuur in acht moet worden genomen, waarbij de schaal en de bouwmassa van de directe omgeving herkenbaar moet blijven.
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 2” geheel of gedeeltelijk gewijzigd kunnen worden naar de bestemming 'Centrum' onder voorwaarde dat:
    • 1. uit een daartoe op te stellen deskundigenrapport met betrekking tot distrubutie-planologische aspecten blijkt, dat geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen zal optreden;
    • 2. het bebouwingspercentage in het wijzigingsgebied maximaal 60% mag zijn;
    • 3. minimaal 10 en maximaal 30 woningen in de tweede bouwlaag moeten worden gebouwd;
    • 4. de bebouwing in maximaal twee bouwlagen mag worden gebouwd, waarbij evenwel een terug liggende derde bouwlaag is toegestaan;
    • 5. deze bebouwing een geveloriëntatie/presentatie krijt op de Kaneelstraat en de Fraterstraat;
    • 6. de te bouwen woningen moeten passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma.