direct naar inhoud van 7.3 Vooroverleg
Plan: perspectiefplan Boeren Nieuw Buinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.05BP0005-VG01

7.3 Vooroverleg

De plannen zijn in het kader van het voor-overleg voorgelegd aan het inspectoraat Vrom, de provincie en het waterschap Hunze en Aa's.

7.3.1 Inspectie VROM

De genoemde inspectie heeft te kennen gegeven dat bij het plan geen nationale belangen zijn betrokken en dat het de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

7.3.2 Waterschap Hunze en Aa's

Het waterschap Hunze en Aa's is in een eerder stadium bij de planvorming betrokken en heeft bij brief van 29 september meegedeeld in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan, zie Bijlage 3.

7.3.3 Provincie Drenthe

De provincie heeft het plan getoetst aan de volgende aspecten van provinciaal belang:

  • proefgebied landbouw (innovatie; nieuwe teelten; duurzame energie)
  • onderscheid grondgebonden en niet grondgebonden landbouw
  • kernkwaliteiten als landschap, cultuurhistorie; openheid en lintbebouwing)
  • zorgvuldigheid / toepassing SER-ladder (herbestemming op te heffen agrarische bestemmingen);

Er is een drietal aspecten van provinciaal belang benoemd die nadrukkelijk aandacht behoeven en moeten leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het gaat om de volgende:

1) Onderscheid moet worden gemaakt tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven.

Reactie gemeente:

Het onderscheid is alsnog aangebracht. Met betrekking tot de mogelijkheden voor het houden van dieren is een verdergaande specificatie aangebracht in verband met uit te voeren berekeningen in het kader van de milieu effect rapportage. Gekozen is voor de volgende oplossing, waarbij voor intensieve veehouderij wordt aangesloten op de provinciale omgevingsverordening.

In de begripsomschrijvingen wordt verstaan onder:

  • Agrarisch bedrijf, een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder niet begrepen)
  • Grondgebonden agrarisch bedrijf, een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundvee, varkens-, vleeskalver-, of pluimveehouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  • Grondgebonden veehouderijbedrijf, een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundvee, varkens-, vleeskalver-, of pluimveehouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  • Intensieve veehouderij, een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

Vervolgens zijn in artikel 4 van de planregels en in combinatie met aanduidingen op de verbeelding per bouwperceel de mogelijkheden aangegeven. Geen aanduiding betekent derhalve dat de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan, zonder de mogelijkheid van het houden van dieren. Ter plaatse van de aanduiding grondgebonden veehouderij kan het melkveebedrijf worden uitgeoefend en ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij kan het pluimveebedrijf worden uitgeoefend. Tenslotte kan ook worden opgemerkt dat de bio-vergister aan het project blijft gekoppeld door deze als een agrarische activiteit te bestemmen. Op de verbeelding is daartoe de aanduiding bvi opgenomen binnen de bestemming agrarisch bedrijf.

Deze wijze van bestemmen gaat verder dan alleen het onderscheid van grond- en niet- grondgebonden maar doet recht aan het project en biedt een goede basis voor het uitvoeren van berekeningen t.b.v. het plan- en projectmer.

2) Het beeldkwaliteitplan moet formeel-juridisch worden gekoppeld aan het bestemmingsplan.

Reactie gemeente:

Er is een beeldkwaliteitplan gemaakt om te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Dat plan bevat naast architectonische regels, voorwaarden m.b.t. toe te passen materialen en kleurstelling en daarnaast voorwaarden die betrekking hebben op de inrichting van de bouwpercelen en het aanbrengen van beplanting. Het plan verkeert nu nog in ontwerpvorm, maar wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd. Daarbij wordt eveneens vastgelegd dat het beeldkwaliteitplan wordt toegevoegd aan de gemeentelijk welstandsnota. In dat kader vormt het beeldkwaliteitplan de basis voor de welstandsbeoordeling. Als extra voorwaarde is artikel 4.3 in de planregels opgenomen, waarin is bepaald dat “burgemeester en wethouders ten behoeve van de beeldkwaliteit en representativiteit, nadere eisen kunnen stellen aan de plaats, situering en afmetingen van de bebouwing en de weg-, water,- en beplantingsstructuur. Hiervoor is een apart beeldkwaliteitplan opgesteld (kenmerk x1110312000238 d.d. 20 november 2010), welke als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan is opgenomen.

Tenslotte hebben alle initiatiefnemers middels ondertekening van een verklaring aangegeven bereid te zijn uitvoering te zullen geven aan het beeldkwaliteitplan.

Conclusie kan dan ook zijn dat de uitvoering voldoende is verzekerd.

3) Het herbestemmen van de achter te laten locaties heeft in de planvorming veel aandacht gekregen, maar de uitwerking in de regels en op de verbeelding is onvoldoende. Deze herbestemming kan niet los worden gezien van de recent verleende ontheffing van de provinciale omgevingsverordening t.b.v. de opname van een bouwblok van 4,7 ha het te verplaatsen pluimveebedrijf. Ook moet in de planregels worden vastgelegd dat de bedrijfsbebouwing uit één bouwlaag mag bestaan.

Reactie gemeente:

Een uniforme bestemmingsregeling voor de achter te laten locaties is op dit moment niet meer mogelijk. De achter te laten locaties van het akkerbouwbedrijf en het melkveebedrijf zijn namelijk al opgenomen in de zogenoemde mini-bestemmingsplannen die voor de verplaatsing van deze bedrijven zijn gemaakt. Deze plannen zijn inmiddels onherroepelijk. Daarin is zowel voor het melkveebedrijf, als voor het akkerbouwbedrijf gekozen voor de bestemming A-AB-VRL (Agrarisch -Agrarisch Bedrijf-Voorlopige Bestemming). Deze bestemming is van toepassing maximaal 5 jaar na de inwerkingtreding van de bestemmingsplannen (medio september 2011). Daarna krijgen de percelen de bestemming “Wonen”. Voor deze locaties is derhalve reeds vastgelegd dat de agrarische bestemming vervalt.

Voor de vier locaties die het pluimveebedrijf achterlaat is in het voorliggende plan een regeling opgenomen. Voor één locatie (Zuiderdiep 102) vervalt de agrarische bestemming op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en voor de overige drie locaties (Zuiderdiep 14A, Noorderdiep 101 en 1e Exloërmond 86) kan de agrarische functie nog niet op korte termijn worden opgeheven, maar is gekozen voor een voorlopige bestemming waarbij de agrarische bestemming 5 jaar, na inwerkingtreding van het plan, vervalt (zulks conform de regeling voor het akkerbouw- en melkveebedrijf).

De achter te laten locaties zijn opgenomen in het voorliggende plan en herbestemd, op een zodanige wijze dat geen uitbreiding kan plaatsvinden.

In de planregels is onder 3.2.2.2 c gevolg gegeven aan de verzochte regeling voor

1 bouwlaag.