direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: perspectiefplan Boeren Nieuw Buinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.05BP0005-VG01

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen. De provincie doet dit vanuit een basishouding 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en op basis van gelijkwaardigheid met en vertrouwen in onze partners, waaronder de twaalf Drentse gemeenten.

De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan.

In de Omgevingsvisie staat dat de provincie Drenthe de Drentse agribusiness in staat willen stellen haar positie op de Europese en wereldmarkt te versterken. Ook voor de landbouw wordt gestreefd naar een robuust systeem. Onder andere door gebieden aan te wijzen waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, innovatie in de landbouw te stimuleren en minder beperkingen op te leggen. De landbouw wordt maximale speelruimte geboden in de gebieden die op de visiekaart als landbouwgebieden zijn aangeduid, binnen de kaders van de kernkwaliteiten. De Visiekaart 2020 is opgenomen in Bijlage 1.

Op deze visiekaart staat aangegeven dat het plangebied moet worden gezien als proefgebied landbouw. Dit wil zeggen dat nieuwe ontwikkelingen op landbouwgebied kunnen als eerste hier worden geïntroduceerd, wat actief wordt ondersteund. Het kan hierbij gaan om innovaties op het gebied van huisvesting, nieuwe teelten, verduurzaming en duurzame energie.

Het initiëren van deze nieuwe mogelijkheden loopt via de 'Agenda voor de Veenkoloniën' (een gezamenlijke gebiedsopgave van gemeenten en provincie, in Groningen en Drenthe).

De provincie Drenthe wil geen verdere groei van niet-grondgebonden landbouw in Drenthe. Intensieve veehouderijbedrijven tasten de belevingswaarde van het buitengebied aan en leiden tot een grotere milieudruk. Nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven wordt daarom uitgesloten. Dat geldt ook voor het starten van een neventak intensieve veehouderij en voor het omschakelen van een grondgebonden landbouwbedrijf naar een intensief veehouderijbedrijf. De provincie biedt alleen ontwikkelkansen aan bestaande intensieve veehouderijbedrijven in Drenthe, onder de voorwaarde dat de ontwikkeling plaatsvindt:

  • door een zorgvuldige maatwerkbenadering passend bij de kernkwaliteiten
  • door sanering en samenvoegen van kleinere bedrijven (bijvoorbeeld uit gebieden waar verdere groei niet of nauwelijks mogelijk is).

Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen, waardoor de grootte van het bouwvlak toeneemt. Uitbreiding van het bouwvlak hoort gepaard te gaan met de toepassing van de SER systematiek en ruimtelijke inpassing. Hierbij moeten de kernkwaliteiten in acht moeten worden genomen. Voor de gebieden met de functie landbouw is het vaststellen van een maximale oppervlaktemaat de verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor de multifunctionele gebieden geldt dat de maximale grootte van het bouwblok 1,5 ha is, met mogelijkheden tot een verdere vergroting onder voorwaarde van ruimtelijke inpassing.

De provincie onderzoekt waar clustering van verschillende agroproductieketens mogelijk is. Het doel is om grootschalige industriële ontwikkelingen te concentreren op locaties waar dit kan. In deze afweging spelen vooral de impact op het landschap en op het verkeer- en vervoersnetwerk een rol. Op diverse locaties zijn inmiddels initiatieven met verschillende schaalgroottes gestart. Het project in Nieuw Buinen is er hier één van. Ook zijn er plannen om functies te koppelen en kringlopen te sluiten. Er wordt aansluiting gezocht bij deze initiatieven en gekeken welke aanvullende mogelijkheden (nodig) zijn. Het sluiten van kringlopen past in het streven naar een 'biobased economy', waarin biomassa uit landbouw(rest)producten onder meer wordt gebruikt voor de productie van energie.

Op grond van bovenstaande wordt geconcludeerd dat de verplaatsing van de agrarische bedrijven binnen het plangebied aansluit op de doelstellingen zoals aangegeven in de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe.

3.3.2 Verordening

Artikel 4.1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geeft de provincie de bevoegdheid voor ruimtelijk relevante onderwerpen van provinciaal belang een verordening vast te stellen. Provinciale Staten van Drenthe hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hebben op 9 maart 2011 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld (besluit 2011-464-1). De verordening wordt als hoofdstuk 3 ingevoegd in de Provinciale Omgevingsverordening. De Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, aan dienen te voldoen. Bij de totstandkoming van de Verordening is het beleid uit de Provinciale Omgevingsvisie Drenthe en de Structuurvisie Ondergrond als uitgangspunt genomen. De verordening behelst een juridische vertaling van dit beleid; er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.

De onderwerpen die van provinciaal belang worden geacht en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit (waaronder kernkwaliteiten, leefomgevingskwaliteit en zorgvuldig ruimtegebruik);
  • bestaand stedelijk gebied;
  • ondergrond;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • verblijfsrecreatie;
  • agrarische bedrijvigheid/glastuinbouw
  • ruimte-voor-ruimte regeling;
  • mobiliteit;
  • radioastronomie;
  • water;
  • windenergie;
  • Nationaal Landschap Drentsche Aa;
  • ecologische hoofdstructuur.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente en voorziet in een intensieve agrarische bedrijfsontwikkeling. De provincie voorziet dat een te sterke groei van de intensieve veehouderij de milieuruimte voor de landbouw in zijn totaliteit onder druk zet. Om deze reden willen wij de niet-grondgebonden landbouw beperkt laten groeien. Het betreft de hokdierbedrijven (CBS/LEI) met varkens, pluimvee, vleeskalveren of pelsdieren. Nieuwe vestigingen en de omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven worden in principe uitgesloten. Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen en een neventak intensieve veehouderij bij bestaande grondgebonden bedrijven worden wel toegestaan.

Het bouwblok bij uitbreiding bedraagt beleidsmatig maximaal 1,5 hectare, dat bij winst voor milieu/dierenwelzijn en landschappelijke inpassing mag worden vergroot tot 2 hectare. Het bouwblok bij verplaatsing bedraagt 1,5 hectare, dat bij maatwerk en landschappelijk inpassing mag worden vergroot tot 2 hectare. Bij verplaatsing gaat de voorkeur uit naar de Veenkoloniën vanwege de plaatsingsruimte voor veehouderijen en het bestaande mesttekort.

Proefgebied landbouw

Het plangebied maakt deel uit van het gebied De Veenkolonieën. De Veenkoloniën is aangewezen als proefgebied landbouw. Nieuwe ontwikkelingen op landbouwgebied kunnen als eerste hier worden geïntroduceerd. Dit wordt actief ondersteunt door de provincie. Het kan hierbij gaan om innovaties op het gebied van huisvesting, nieuwe teelten, verduurzaming en duurzame energie. Het initiëren van deze nieuwe mogelijkheden loopt via de ‘Agenda voor de Veenkoloniën’ (een gezamenlijke gebiedsopgave van gemeenten en provincies in Groningen en Drenthe).

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.05BP0005-VG01_0001.png"

Uitsnede uit het kaartmateriaal behordende bij de Omgevingsvisie.

Voor het onderhavige project is het aspect ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de afmeting van het bouwblok aan de 2/3e weg Zuid van belang. Voor de bedrijfsvoering en om te voldoen aan de recente huisvestingsnormen is een bouwblok van 4,7 ha noodzakelijk. Derhalve is het college van Gedeputeerde Staten gevraagd ontheffing te verlenen van maximale maat voor een bouwblok. Bij besluit van 4 oktober 2011 is de gevraagde ontheffing verleend.