Inhoudsopgave
Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij
Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 9 Bedrijf – Openbaar nut
Artikel 10 Bedrijf – Zandwinning
Artikel 12 Cultuur en ontspanning
Artikel 13 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 23 Recreatie – Verblijfsrecreatie 1
Artikel 24 Recreatie – Verblijfsrecreatie 2
Artikel 25 Recreatie – Verblijfsrecreatie 3
Artikel 30 Wonen - Voormalige boerderij
Artikel 32 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 33 Waarde - Archeologie 1
Artikel 34 Waarde - Archeologie 2
Artikel 35 Waarde - Archeologie 3
Artikel 36 Waarde - Archeologie 4
Artikel 38 Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1
Artikel 39 Waarde – Landschap en cultuurhistorie 2
Artikel 40 Waarde – Landschap en cultuurhistorie 3
Artikel 41 Waarde - Nationaal landschap
Artikel 43 Anti-dubbeltelregel
Artikel 44 Algemene gebruiksregels
Artikel 45 Algemene aanduidingsregels
Artikel 46 Algemene afwijkingsregels
Artikel 47 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.1681.00BP0030-VG01 van de gemeente Borger-Odoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan woning gebonden beroep of bedrijf:
het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op juridisch, medisch, therapeutisch, administratief of kunstzinnig gebied, als ondergeschikt onderdeel in een woning of bijbehorend bouwwerk, waarbij de woonfunctie centraal staat.
Commerciële dienstverlening als bankfilialen, uitzendbureaus, makelaardij en reisbureaus, alsmede detailhandel en horeca worden niet begrepen onder een aan een woning gebonden beroep of bedrijf;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aardkundige waarden:
landvormen en aardlagen met een informatiewaarde (over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied), een belevingswaarde (omdat zij identiteit en variatie aan het landschap geven) en een ecologische waarde (als aiotische basis van de biodiversiteit);
1.7 afsluiterlocatie:
een (eventueel fysiek) afgebakend terrein waarop/waarin zich een voorziening bevindt waarmee, in geval van onderhoudswerkzaamheden en/of calamiteiten, een gastransportleiding kan worden afgesloten;
1.8 agrarisch aanverwant bedrijf:
een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven of aan groene en recreatieve functies in het buitengebied, zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur, en agrarisch loonwerk, al dan niet in combinatie met onderhoud en/of reparatie van werktuigen of apparatuur;
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, inclusief een productiegebonden paardenhouderij;
1.10 agrarisch bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan;
1.11 agrarisch loonwerkbedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverlening;
1.12 agrarische hobbyactiviteit:
het houden van dieren op een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige wijze, waarop het Activteitenbesluit niet van toepassing is;
1.13 akkerbouw:
de vorm van grondgebonden agrarisch bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de grootschalige teelt van veldgewassen op of in de open grond;
1.14 ambacht:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of het leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
1.15 archeologisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;
1.16 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek, booronderzoek, gravend onderzoek, begeleiding van bodemingrepen) verricht door een daartoe bevoegde instantie of onderneming;
1.17 archeologische verwachtingswaarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend op basis van de kans op het voorkomen van archeologische resten, ook wel archeologische verwachting genoemd. De archeologische verwachting zegt iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen binnen een landschappelijke eenheid voorkomen of worden verwacht. Hoe hoger de archeologische verwachting, hoe groter de verwachte dichtheid aan archeologische resten. Hoe groter de dichtheid aan archeologische resten, hoe groter de (verwachte) archeologische waarde van een bepaalde landschappelijke eenheid. Met de termen hoge, middelhoge en lage verwachting wordt dit tot uitdrukking gebracht;
1.18 archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarde zal telkens de Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Borger-Odoorn toetsingskader zijn;
1.19 bebouwde oppervlakte:
de som van de oppervlakte van alle gebouwen op een bouwperceel;
1.20 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.21 bed & breakfastvoorziening:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt met maximaal 6 kamers en maximaal 10 personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw en die geen zelfstandige eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige eenheid;
1.22 bedrijf:
een inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid;
1.23 bedrijfsbebouwing:
één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de uitoefening van een bedrijf, waaronder niet wordt begrepen een bedrijfswoning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
1.24 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.25 belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;
1.26 beperkt kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.27 bestaande:
-
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
Bestaande situatie als bedoeld in lid 4.4.2:
-
de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming;
-
indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik;
1.28 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.29 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.30 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.31 biovergisting (co-vergisting)
het vergisten van dierlijke mest en andere organische (afval)stromen waardoor biogas wordt opgewekt, dat daarna wordt verwerkt tot groen gas of groene stroom;
1.32 bos:
vlakvormig element met bosbeplanting van minimaal 1 ha;
1.33 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, landschap, milieu en recreatie;
1.34 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.35 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.40 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:
een bouwwerk dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie en een plaatsgebonden karakter, hiertoe worden gerekend chalets, trekkershutten, stacaravans en dergelijke;
1.41 chalet:
een demontabel bouwwerk, ten behoeve van recreatief verblijf, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond;
1.42 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- of tuingronden (waaronder de houtteelt), met uitzondering van bos;
1.43 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
1.44 dagrecreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; de inrichting van de gronden is beperkt tot voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.45 delfstof:
uit de aardkorst gewonnen nuttige stof waaronder fossiele brandstof, zout, zand, grind en klei;
1.46 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.47 dienstverlening:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten;
1.48 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;
1.49 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.50 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden en het bieden van (pension)stalruimte voor paarden; maneges zijn hierin niet begrepen;
1.51 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.54 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.55 horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, hieronder niet begrepen discotheken en dancings;
1.56 horeca, categorie I:
horeca die wat betreft exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg spoort en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie, cafetaria, snackbar en shoarmazaak;
1.57 horeca, categorie II:
horeca die wat betreft de exploitatievorm behoort bij en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van een bestemming, zoals een kantine;
1.58 horeca, categorie III:
horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die (deels) ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension, pizzeria, Chinese restaurants;
1.59 houtteelt:
het telen van hout gericht op uitsluitend de productie als onderdeel van een agrarisch bedrijf;
1.60 intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en die gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij en het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet;
1.61 mobiel kampeermiddel:
een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter; hiertoe worden gerekend tenten, toercaravans en campers; onder 'zonder een plaatsgebonden karakter' wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan het zomerseizoen;
1.62 kampeerplaats:
een afgeschermd terrein van circa 100 m2, waarop één tot ten hoogste drie kampeermiddelen voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;
1.63 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.64 kleinschalig kampeerterrein:
een verblijfsrecreatieterrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 25 kampeerplaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, hieronder niet begrepen chalets, trekkershutten en stacaravans;
1.65 kantoor:
een inrichting voor het op commerciële basis verlenen van diensten, zonder een baliefunctie;
1.66 karakteristieke gebouwen:
gebouwen die behoren tot het cultureel erfgoed vanwege hun cultuurhistorische waarde, architectonische en/of kunsthistorische waarde, situationele en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid of zeldzaamheid;
1.67 kil- of zakgoot:
de schuin aflopende goten die zich bevinden in de overgang (kil) tussen twee naar binnen gerichte dakvlakken;
1.68 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.69 landgoed:
een openbaar toegankelijk (bos)complex, al dan niet met overige gronden, met daarin een woongebouw 'van allure' met maximaal twee à drie wooneenheden en een minimale omvang van de bebossing van minimaal 5 hectares; bovendien vormt het woonhuis een architectonische eenheid met het omringende grond;
1.70 landschappelijk inpassingsplan
plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;
1.71 landschappelijke waarden:
de essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, zoals beschreven in het 'kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn';
1.72 LOFAR-radiotelescoop
een over het plangebied verspreide ontvangstinrichting, hoofdzakelijk gericht op de ontvangst van signalen uit de ruimte en daarnaast te gebruiken voor ander wetenschappelijk onderzoek, bestaande uit diverse antenne- en sensorgroepen, die door middel van glasvezelkabels zijn verbonden met een centrale computer;
1.73 logies:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf bieden aan een recreant of tijdelijke werknemer, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.74 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen op het gebied van educatie, waaronder begrepen peuterspeelzaal, kinderopvang en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, museale, sociaal-culturele en sociaal-medische en publieksgerichte voorzieningen;
1.75 manege:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, gericht op het bieden van gelegenheid voor het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze activiteiten;
1.76 mestbassin:
een voorziening, niet zijnde een opslagtank of verpakking, die bestemd en geschikt is voor het bewaren van drijfmest;
1.77 mestsilo:
een opslagplaats voor dierlijke mest, niet zijnde mestbassin, mestzak of mestkelder en geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein;
1.78 monovergisting:
het kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen tot een hoeveelheid van maximaal 25.000 m3 per jaar;
1.79 Natura 2000-gebied:
een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden ‘Natura 2000’;
1.80 natuurlijke waarden:
biotische en abiotische waarden van een gebied;
1.81 nevenactiviteiten:
activiteiten die ruimtelijk in aard en omvang ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie ter plekke;
1.82 neventak agrarisch bedrijf:
activiteiten die niet rechtstreeks tot de bedrijfsvoering van de agrarische hoofdactiviteit behoren en die op basis van de standaardopbrengst (SO) norm daaraan ondergeschikt zijn, hierbij kan worden gedacht aan glastuinbouw, intensieve veehouderij of biovergisting (co-vergisting);
1.83 ondergeschikte horeca:
horeca die ondergeschikt en in hoofdzaak ten dienste staat van en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken;
1.84 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.85 oorspronkelijk agrarisch gebouw:
-
bebouwing die de afgelopen 15 jaar nog feitelijk agrarisch is gebruikt of die in het vorige bestemmingsplan een agrarische bestemming had en
-
waarvan het hoofdgebouw het uiterlijk van een boerderij heeft;
1.86 openbaar toegankelijk gebied:
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.87 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en dat met een of twee wanden is omgeven; hieronder wordt in elk geval een carport verstaan;
1.88 peil:
-
peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
-
peil ander bouwwerk:de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
1.89 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.90 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf; de bedrijfswoning blijft juridisch-planologisch deel uitmaken van het agrarisch bedrijf (zie Wet Plattelandswoningen);
1.91 productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden; hiertoe behoren onder andere hengstenstations, KI-stations, opfokbedrijven en stoeterijen;
1.92 publieksgerichte dienstverlening:
het al dan niet op commerciële basis verlenen van publieksgerichte diensten in de vorm van technische, administratieve en persoonlijke dienstverlening met een publieksgericht karakter, inclusief (sociaal-) culturele, medische en maatschappelijke dienstverlening met of zonder baliefunctie en de daarbij ondersteunende voorzieningen;
1.93 recreatiewoning:
een woonverblijf bestemd voor recreatief gebruik door gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.94 rijstrook:
het deel van een rijbaan dat de breedte heeft van een voertuig, plus enige speling aan beide zijden;
1.95 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.96 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.97 sierteelt:
de teelt van siergewassen, zoals bloemen en struiken, in de volle grond (open teelt);
1.98 stacaravan:
een caravan, die als een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf dient te worden aangemerkt;
1.99 stalvloeroppervlakte:
de gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden op de wijze van een intensieve veehouderij, alsmede de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden;
1.100 stikstofdepositie:
het neerslaan van stikstof uit de lucht op een oppervlakte; de depositie wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar (mol/ha/jaar);
1.101 trekkershut:
een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf van eenvoudige (houten) constructie met slaap- en kookgelegenheid, maar zonder verwarming of sanitaire voorzieningen, dat dienst doet in plaats van een zelf meegenomen tent of caravan;
1.102 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.103 verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter:
het houden van een kampeerterrein van kleinschalige omvang waarop mobiele kampeermiddelen kunnen worden geplaatst;
1.104 volwaardig agrarisch bedrijf:
een duurzaam agrarisch bedrijf waarvan het aannemelijk is dat het aan ten minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid biedt of op termijn zal bieden;
1.105 voorgevel:
de naar de weg, het voetpad of andere openbare ontsluiting toegekeerde gevel van een gebouw, met dien verstande dat slechts één gevel als zodanig kan worden aangemerkt;
1.106 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.107 vrijkomende agrarische bebouwing:
bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel dat door (gedeeltelijke) beëindiging van het agrarisch bedrijf vrijkomt voor invulling met een niet-agrarische functie, dan wel gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een voormalige overeenkomstige bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest, maar inmiddels een niet-agrarische functie hebben;
1.108 windturbine:
een door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van electriciteit;
1.109 woning:
een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin;
1.110 zomerseizoen:
de periode van 1 maart tot 1 november;
1.94 zorgboerderij:
een voorziening waar mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, psychiatrische cliënten of zorgbehoevende ouderen met een zorg- of hulpvraag terechtkunnen voor dagbesteding, dagopvang of arbeidstraining.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 perceelgrensafstand:
de afstand van de perceelgrens tot het zijgevelvlak van een gebouw, daaronder niet begrepen bouwonderdelen, voor zover deze minder dan 0,5 m buiten het zijgevelvlak uitsteken en mits bedoeld onderdeel geen grotere lengte verkrijgt dan een derde van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw, gemeten daar waar de afstand het kleinst is.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Afsluiterlocatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Afsluiterlocatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de aanleg en instandhouding van een afsluiterlocatie ten behoeve van een gastransportleiding;
-
ondergrondse en bovengrondse leidingen;
met de daarbij behorende:
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten dienste van de afsluiterlocatie worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de afsluiterlocatie;
-
de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,5 m.
Artikel 4 Agrarisch
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
-
ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' uitsluitend grondgebonden (melk)veehouderijbedrijven zijn toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' uitsluitend akkerbouwbedrijven zijn toegestaan;
-
de uitoefening van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
de uitoefening van een neventak intensieve veehouderij bij een grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij’;
-
agrarische cultuurgrond;
-
het kleinschalig vergisten van dierlijke mest (monovergisting);
-
bestaande (vergunde) mestbassins buiten de bouwvlakken;
-
bestaande houtteelt, bosbouw en opgaande boom- en fruitteelt;
-
een agrarisch loonwerkbedrijf als ondergeschikt bedrijfsonderdeel;
en tevens voor:
-
het behoud en het herstel van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
-
een agrarisch loonwerkbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
-
een boomkwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';
-
een drafbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'drafbaan';
-
een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
-
het telen van struiken, ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt';
-
een mestsilo, ter plaatse van de aanduiding 'silo';
-
een demonstratieterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - demonstratieterrein';
-
een karpervijver, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - karpervijver';
-
een kweekinstituut, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kweekinstituut';
-
een paardenbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak/paardenhouderij';
-
sleufsilo's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sleufsilo';
-
een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
-
een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
-
een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
-
bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van wegen, paden en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bestaande schuilstallen;
-
de stalvloeroppervlakte ten behoeve van een neventak intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' bedraagt ten hoogste de bestaande staloppervlakte;
-
de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd ten behoeve van het daar gevestigde agrarische bedrijf;
-
bij het bouwen van nieuwe gebouwen en overkappingen met een inhoud van meer dan 500 m3 dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrichtingsschets en een beplantingsplan, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; het gebruik van de nieuwe bebouwing is uitsluitend toegestaan indien de erfinrichting en de beplanting is uitgevoerd en in stand gehouden conform de erfinrichtingsschets en het beplantingsplan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 m en 14 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de agrarische bedrijfsgebouwen bestaan uit één bouwlaag;
-
de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, dan wel niet meer dan het aantal bedrijfswoningen dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden', met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ waar geen bedrijfswoning is toegestaan
-
bebouwing die is verbonden door middel van de aanduiding 'relatie' wordt aangemerkt als behorend tot één agrarisch bedrijf;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
4.2.3 Overige gebouwen
Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' mogen gebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 200 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
alle bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van perceelafscheidingen, de waterhuishouding en de geleiding of beveiliging van het verkeer;
-
de bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt:
-
van torensilo's ten hoogste 12 m;
-
van sleufsilo's ten hoogste 3 m;
-
van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan worden opgericht en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
-
van overige bouwwerken ten hoogste 8 m;
-
de bouwhoogte buiten het bouwvlak bedraagt:
-
van perceelafscheidingen ten hoogste 1 m;
-
van overige bouwwerken ten hoogste 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
natuur en landschap,
worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 4.1, sub f, voor het bouwen van een mestbassin buiten het bouwvlak, mits:
-
de inhoud niet meer dan 2.500 m3 bedraagt;
-
de hoogte van een mestbassin ten hoogste 5 m, inclusief afdekking, zal bedragen;
-
er wordt voldaan aan de afstandseisen zoals genoemd in het Activiteitenbesluit;
-
er maximaal twee mestbassins met elk een inhoud van niet meer dan 2.500 m3 bij elkaar staan, deze moeten dan aan één zijde van de weg worden gesitueerd; dit wordt beschouwd als één opslaglocatie;
-
het mestbassin alleen bestemd is voor de agrarische bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf op wiens gronden de vergunningaanvraag betrekking heeft;
-
objectief wordt aangetoond dat de mestopslag op grond van milieuhygiënische belemmeringen binnen het bouwperceel of daarop aansluitend niet mogelijk is of noodzakelijk is om aantoonbare structurele verkeersoverlast te voorkomen, dan wel te beperken als reële alternatieve ontsluitingsroutes ontbreken;
-
een opstelplaats voor lossen en laden wordt aangelegd;
-
het verzoek om verlening van de omgevingsvergunning gepaard gaat met een voorstel tot landschappelijke inpassing van het mestbassin, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; het gebruik van de mestopslag is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan;
-
geen mestbassins worden gebouwd ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1' en 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 2', ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Openheid' en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied natuur';
-
lid 4.2.1, sub b, voor de vergroting van de stalvloeroppervlakte van een bestaande neventak intensieve veehouderij, mits:
-
de neventak op basis van de SO-benadering ondergeschikt blijft aan de grondgebonden hoofdactiviteit;
-
lid 4.2.1, sub e, voor het bouwen van boog- of serrestallen, mits:
-
de bouwhoogte van boogstallen niet meer bedraagt dan 12 m;
-
de bouwhoogte van serrestallen niet meer bedraagt dan 8 m;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onaanvaardbare lichthinder voor de omgeving;
-
lid 4.2.2, sub b, voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning, mits:
-
is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er voldoende bedrijfsomvang aanwezig is in verband met de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
-
de noodzaak is aangetoond met behulp van een bedrijfsontwikkelingsplan;
-
de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak, in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen, wordt gesitueerd;
-
er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
-
de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
-
de bouwregels van lid 4.2.2 van toepassing zijn;
-
lid 4.2.1 sub a en c, voor het bouwen van een voorzieningengebouw voor kleinschalig kamperen, zoals bedoeld in lid 4.5.2, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
-
lid 4.2.4 sub a, voor voor het bouwen van een sleufsilo buiten het bouwvlak, mits:
-
de bouwhoogte van sleufsilo's ten hoogste 3 m bedraagt;
-
het verzoek om verlening van de omgevingsvergunning gepaard gaat met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de sleufsilo, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; het gebruik van de mestsilo is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toegestaan gebruik
Ondergeschikte nevenactiviteiten
Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor ondergeschikte nevenactiviteiten, zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Lijst nevenactiviteiten bij recht bij agrarische bedrijven' is toegestaan, mits:
-
de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsvoering;
-
de activiteiten geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
er geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaatsvindt buiten de bedrijfsgebouwen.
4.4.2 Strijdig gebruik
Bewoning bedrijfsgebouwen, verblijfsrecreatie en reclamedoeleinden
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen, voor permanente bewoning;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen;
-
het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden, anders dan voor het op de gronden gevestigde agrarisch bedrijf;
Toename stikstofdepositie
-
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit, ten opzichte van de bestaande situatie, leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
-
Het bepaalde onder a geldt niet voor het gebruik, waarbij het aantal stuks vee op gronden en in bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie en deze toename van de veestapel, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dat deze, in de periode waarvoor het Programma Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, de grenswaarde overschrijdt zoals vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming.
Houtteelt, bosbouw, boom- en sierteelt
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
nieuwe boom- en fruitteelt, met uitzondering van de teelt van niet-opgaande gewassen;
-
houtteelt en bosbouw, met uitzondering van bestaand productiebos.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Biovergisting
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub e voor het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf in combinatie met de biovergisting ((co)vergisting) van mest, mits:
-
het bedrijf in hoofdzaak eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt; de co-vergiste mest wordt in hoofdzaak gebruikt op de gronden die tot het bedrijf behoren of wordt naar derden afgevoerd; of:
-
het bedrijf in hoofdzaak aangevoerde mest verwerkt, geproduceerd door derden en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt; de co-vergiste mest wordt in hoofdzaak gebruikt op de tot het bedrijf behorende gronden;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
-
is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, waarbij er minimaal een afstand van 50 meter van de vergistingsinstallatie tot geurgevoelige objecten moet worden aangehouden, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de biovergisting niet wordt gecombineerd met andere nevenactiviteiten binnen het agrarisch bedrijf waarbij personen binnen de risicocontour van de biogasopslag verblijven (zoals kinderopvang, zorgboerderij, verblijfsrecreatie);
-
het verzoek om verlening van de omgevingsvergunning gepaard gaat met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de biovergistingsinstallatie, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'. Het gebruik van de biovergistingsinstallatie is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan.
4.5.2 Kleinschalig kampeerterrein
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder Bewoning bedrijfsgebouwen, verblijfsrecreatie en reclamedoeleinden sub b voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 25 standplaatsen.
Voor de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
-
het perceel waarop het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd, heeft een oppervlakte van minimaal 5.000 m2;
-
de oppervlakte van het kleinschalig kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
-
de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot andere woningen en/of andere geluidgevoelige bebouwing bedraagt minimaal 50 m;
-
de onderlinge afstand tussen kleinschalige kampeerterreinen en de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot andere kampeerterreinen bedraagt minimaal 500 m;
-
het kleinschalig kampeerterrein grenst aan de woning van de betreffende eigenaar/beheerder;
-
de aanvraag voor een omgevingsvergunning gaat gepaard met een voorstel tot landschappelijke inpassing van het kleinschalig kampeerterrein, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; indien het kampeerterrein binnen het bouwperceel is gesitueerd volstaat een erfinrichtingsschets met beplantingsplan; indien het kampeerterrein buiten het bouwperceel ligt moet een landschappelijk inpassingsplan worden opgesteld; het gebruik van het terrein is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform de erfinrichtingsschets respectievelijk het landschappelijk inpassingsplan;
-
het gebruik van het kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november; buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan;
-
sanitaire voorzieningen en andere voorzieningen, zoals een kantine, mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bedrijven hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
-
ter plaatse van de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1' zijn geen nieuwe kleinschalige kampeerterreinen toegestaan.
4.5.3 Omzetten bedrijfswoning naar plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van de (tweede) bedrijfswoning voor wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf waarvan de woning deel uitmaakte, mits:
-
het aantal woningen binnen het bouwvlak niet toeneemt;
-
omliggende bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering;
-
er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Na het toestaan van de afwijking blijft de bestemming 'Agrarisch' en zijn de bouwregels van lid 4.2.2 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de woning, inclusief de bijbehorende bouwwerken, niet wordt meegerekend met de oppervlakte van het bouwvlak en met dien verstande dat de bouw van een nieuwe bedrijfswoning ten behoeve van het agrarisch bedrijf niet is toegestaan.
4.5.4 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijven
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan, na bedrijfsbeëindiging, van de volgende functies in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen:
-
wonen, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 29 Wonen of Artikel 30 Wonen - Voormalige boerderij met dien verstande dat twee inpandige woningen met ondergeschikte bedrijvigheid zijn toegestaan, mits:
-
ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, een kinderboerderij, een kampeerboerderij, een zorgboerderij, dan wel naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen functies, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 17 Maatschappelijk, mits:
-
bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
-
ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
-
de woonfunctie van de vrijkomende agrarische bebouwing gehandhaafd blijft;
-
de uitoefening van de nieuwe functie hoofdzakelijk inpandig plaatsvindt;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
-
bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009), dan wel wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 8 Bedrijf - 2, mits:
-
bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
-
ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
-
de woonfunctie van de vrijkomende agrarische bebouwing gehandhaafd blijft;
-
de bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:
-
Karakteristiek: Naarmate een boerderij met een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor het veenkoloniale landschap of een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken.
-
Verkeer: De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader.
-
Externe veiligheid: De functiewijziging mag geen strijd opleveren met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
-
Landschap: Om een negatieve uitstraling op de omgeving te voorkomen, dient het onbebouwde erf niet te worden gebruikt voor opslag van goederen en materialen en/of voor het stallen van voertuigen en/of machines.
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Uitbreiding agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf tot ten hoogste een bouwvlak van 2 hectare, mits:
-
is aangetoond dat binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
-
de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
-
dit, voor zover het een intensieve veehouderij betreft, samengaat met winst voor het milieu en het dierenwelzijn;
-
er geen sprake is van omschakeling van een grondgebonden bedrijf met neventak intensieve veehouderij naar een intensieve veehouderij;
-
met de vormgeving van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke structuur;
-
er een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn' en dat de aanleg en instandhouding hiervan in het wijzigingsplan wordt geborgd; wat betreft de vóór de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan vastgestelde wijzigingsplannen blijven de voor deze wijzigingsplannen opgestelde landschappelijke inpassingsplannen van kracht;
-
is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de waterhuishoudkundige situatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven.
4.7.2 Uitbreiding van agrarische bedrijven die buiten plangebied liggen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf in de gemeente Borger-Odoorn, dat buiten het plangebied van dit bestemmingsplan Buitengebied ligt en waarvan het bouwvlak aan de achterzijde grenst aan het plangebied van dit bestemmingsplan Buitengebied, tot een bouwvlak van maximaal 2 hectare, mits:
-
is aangetoond dat binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
-
de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
-
dit, voor zover het een intensieve veehouderij betreft, samengaat met winst voor het milieu en het dierenwelzijn;
-
er geen sprake is van omschakeling van een grondgebonden bedrijf met neventak intensieve veehouderij naar een intensieve veehouderij;
-
de uitbreiding achter en aansluitend aan het bestaande bouwvlak wordt gerealiseerd;
-
met de vormgeving van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke structuur;
-
er een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn' en dat de aanleg en instandhouding hiervan in het wijzigingsplan wordt geborgd;
-
is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de waterhuishoudkundige situatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven;
-
voor het overige blijven de regels van de agrarische bestemming in respectievelijk het bestemmingsplan Nieuw Buinen - Buinerveen, 1e Exloërmond, Valthermond en Odoornerveen van toepassing.
4.7.3 Ruimte voor ruimte-regeling
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in een woonbestemming in het kader van de Ruimte-voor-ruimte-regeling, mits:
-
de regeling alleen wordt toegepast voor (voormalige) agrarische bedrijfbebouwing die op 2 juni 2010 al aanwezig was;
-
op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 750 m2 (voor één compensatiewoning) en 2.000 m2 (voor twee compensatiewoningen) aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt; het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen is mogelijk is om te komen tot de sloopnorm van 750 m2; saldering geeft slechts recht op de bouw van één compensatiewoning;
-
aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
de ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woning direct achter of naast het voormalige boerderijpand moet worden gebouwd, met dien verstande dat de compensatiewoning niet worden gebouwd op gronden die in de provinciale omgevingsvisie zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland en niet op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Openheid' en 'Waarde - Beekdal;
-
er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit;
-
er een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn' en dat de aanleg en instandhouding hiervan in het wijzigingsplan wordt geborgd;
-
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
-
aangetoond is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
de nieuwe woning op deze locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten.
Indien op het perceel voormalige agrarische bebouwing behouden blijft, voor dit deel van het perceel de voormalige boerderij bestemd als 'Wonen - Voormalige boerderij' waarvoor de regels van Artikel 30 Wonen - Voormalige boerderij van toepassing zijn. De aanduidingen 'grondgebonden veehouderij', 'akkerbouw', 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' worden verwijderd;
Voor de nieuwe woonbesteming zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 29 Wonen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een kwekerij;
en tevens voor:
-
een trainingscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - trainingscentrum';
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
In de bestemming is de verkoop van artikelen ten behoeve van tuininrichting en -onderhoud en/of de verzorging van planten inbegrepen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd ten behoeve van het bedrijf;
-
de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de oppervlakte aan kassen eenmalig met 20% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de bouwhoogte van kassen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Toegestaan gebruik
Ondergeschikte nevenactiviteiten
Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor ondergeschikte nevenactiviteiten, zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Lijst nevenactiviteiten bij recht bij agrarische bedrijven' is toegestaan, mits:
-
de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsvoering;
-
de activiteiten geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwengevoelige objecten en/of bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
er geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaatsvindt buiten de bedrijfsgebouwen;
5.3.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen, voor permanente bewoning;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie;
-
het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden, anders dan voor het op de gronden gevestigde agrarisch bedrijf.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Omzetten bedrijfswoning naar plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van de bedrijfswoning voor wonen, anders dan ten behoeve van de kwekerij waarvan de woning deel uitmaakte, mits:
-
het aantal woningen binnenhet bestemmingsvlak niet toeneemt;
-
omliggende bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering;
-
er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Na het toestaan van de afwijking blijft de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' en zijn de bouwregels van lid 5.2.2 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de woning, inclusief de bijbehorende bouwwerken, niet wordt meegerekend met de oppervlakte van het bestemmingsvlak en met dien verstande dat de bouw van een nieuwe bedrijfswoning ten behoeve van de kwekerij niet is toegestaan.
5.4.2 Hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan, na bedrijfsbeëindiging, van de volgende functies in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen:
-
wonen, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 29 Wonen of Artikel 30 Wonen - Voormalige boerderij met dien verstande dat twee inpandige woningen met ondergeschikte bedrijvigheid zijn toegestaan;
-
sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, een kinderboerderij, een kampeerboerderij, een zorgboerderij, dan wel naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen functies, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 17 Maatschappelijk;
-
bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) dan wel wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 8 Bedrijf - 2, mits:
-
bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
-
ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
-
de woonfunctie van de vrijkomende agrarische bebouwing gehandhaafd blijft;
-
de bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het parkerenop eigen erf plaatsvindt.
Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:
-
Karakteristiek: Naarmate een boerderij met een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor het veenkoloniale landschap of een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken.
-
Verkeer: De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader.
-
Externe veiligheid: De functiewijziging mag geen strijd opleveren met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
-
Landschap: Om een negatieve uitstraling op de omgeving te voorkomen, dient het onbebouwde erf niet te worden gebruikt voor opslag van goederen en materialen en/of voor het stallen van voertuigen en/of machines.
Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderij
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gebruiksgerichte paardenhouderij;
en tevens voor:
-
een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
-
bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen;
-
de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd ten behoeve van het bedrijf;
-
de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte eenmalig met 10% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 en 9 m , dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd.
6.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik
Bewoning bedrijfsgebouwen, verblijfsrecreatie en reclamedoeleinden
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen, voor permanente bewoning;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie met uitzondering van bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen;
-
het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden, anders dan voor het op de gronden gevestigde agrarisch bedrijf.
Toename stikstofdepositie
-
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit, ten opzichte van de bestaande situatie, leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
-
Het bepaalde onder a geldt niet voor het gebruik, waarbij het aantal stuks vee op gronden en in bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie en deze toename van de veestapel, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dat deze, in de periode waarvoor het Programma Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, de grenswaarde overschrijdt zoals vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Kleinschalig kampeerterrein
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.3.1 sub b, voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 25 standplaatsen.
Voor de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
-
het perceel waarop het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd, heeft een oppervlakte van minimaal 5.000 m2;
-
de oppervlakte van het kleinschalig kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
-
de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot andere woningen en/of andere geluidgevoelige bebouwing bedraagt minimaal 50 m;
-
de onderlinge afstand tussen kleinschalige kampeerterreinen en de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot andere kampeerterreinen bedraagt minimaal 500 m;
-
het kleinschalig kampeerterrein grenst aan de woning van de betreffende eigenaar/beheerder;
-
de aanvraag voor een omgevingsvergunning gaat gepaard met een voorstel tot landschappelijke inpassing van het kleinschalig kampeerterrein, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; indien het kampeerterrein binnen het bouwperceel is gesitueerd, volstaat een erfinrichtingsschets met beplantingsplan; indien het kampeerterrein buiten het bouwperceel ligt, moet een landschappelijk inpassingsplan worden opgesteld; het gebruik van het terrein is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform de erfinrichtingsschets respectievelijk het landschappelijk inpassingsplan;
-
het gebruik van het kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november; buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan.
-
sanitaire voorzieningen en andere voorzieningen, zoals een kantine, mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bedrijven hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
-
ter plaatse van de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1' zijn geen nieuwe kleinschalige kampeerterreinen toegestaan.
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 7 Bedrijf - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch aanverwante bedrijven;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
risicovolle inrichtingen;
-
detailhandel, met uitzondering van de bestaande, aan het bedrijf gerelateerde detailhandel.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte eenmalig met 20% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de gronden ter plaaste van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)', waarvoor geldt dat het bebouwde oppervlak niet meer dan het aangegeven oppervlak mag bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 5 m en 10 m;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 5 m;
7.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 7.2.3, onder c, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
detailhandel, met uitzondering van aan het bedrijf gerelateerde ondergeschikte detailhandel;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ten dienste van de bestemming.
Artikel 8 Bedrijf - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven, voor zover deze zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, als bedoeld in de brochure Bedrijven en Milieuzonering;
-
de op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bedrijvigheid;
-
een ontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
-
een opslagvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
-
een composteringsbedrijf voor tuinafval, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - compostopslag';
-
uitsluitend vloeivelden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vloeivelden';
en tevens voor:
-
de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
risicovolle inrichtingen;
-
detailhandel, met uitzondering van de bestaande, aan het bedrijf gerelateerde detailhandel.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte eenmalig met 10% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 5 m;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd.
8.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 8.2.3, onder c, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
detailhandel, met uitzondering van bestaande aan het bedrijf gerelateerde detailhandel;
-
de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ten dienste van de bestemming.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
natuur en landschap,
worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 8.4, onder a, voor het toestaan van vormen van detailhandel die in directe relatie staan met de aanwezige bedrijfsvoering. De vloeroppervlakte aan detailhandel mag niet meer bedragen dan 50% van de bestaande bebouwing;
-
lid 8.4, onder b, voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld;
-
lid 8.4 onder b, voor bedrijven, genoemd in een naast hogere milieucategorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m) en bedrijven die niet zijn genoemd in milieucategorie 3.1, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met bedrijven, genoemd in milieucategorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven, kunnen worden gelijkgesteld.
Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
-
er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
-
het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in een maatschappelijke of verblijfsrecreatieve bestemming, met inachtneming van het bepaalde in respectievelijk Artikel 17 Maatschappelijk of Artikel 23 Recreatie – Verblijfsrecreatie 1, mits:
-
is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de waterhuishoudkundige situatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Bedrijf – Openbaar nut
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf – Openbaar nut' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
een gasontvangstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation';
met de daarbij behorende:
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation';
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
Artikel 10 Bedrijf – Zandwinning
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf – Zandwinning'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de winning, bewerking, verwerking, op- en overslag en afvoer van zand, grind en teelaarde;
-
een depot voor teelaarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning - teelaarde depot';
-
in- en uitrit, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - in-/uitrit zandwinning';
-
een zeilschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zeilactiviteiten';
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
Artikel 11 Bedrijventerrein
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven, voor zover deze zijn genoemd in de milieucategorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van bedrijven, als bedoeld in bij deze regels behorende bijlage;
-
de op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bedrijvigheid;
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
risicovolle inrichtingen;
-
detailhandel, met uitzondering van de bestaande, aan het bedrijf gerelateerde detailhandel.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt ten hoogste 50%; dan wel het bestaande percentage indien dit meer bedraagt;
-
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 5 m;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
11.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bouwperceel mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 11.2.3, onder c, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
detailhandel, met uitzondering van bestaande, aan het bedrijf gerelateerde detailhandel;
-
de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ten dienste van de bestemming.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
natuur en landschap,
worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 11.4, onder a, voor het toestaan van vormen van detailhandel die in directe relatie staan met de aanwezige bedrijfsvoering. De vloeroppervlakte aan detailhandel mag niet meer bedragen dan 50% van de bestaande bebouwing;
-
lid 11.4, onder b, voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijven, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld;
-
lid 11.4, onder b, voor bedrijven, genoemd in een naast hogere milieucategorie (categorie 3.2, grootste afstand 100 m) en bedrijven die niet zijn genoemd in milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrjven, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met bedrijven, genoemd in de milieucategorie 3.1, kunnen worden gelijkgesteld.
Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
-
er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
-
het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
Artikel 12 Cultuur en ontspanning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
uitsluitend een seksinrichting, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte eenmalig met 10% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
12.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
er mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 12.2.3, onder c, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan.
Artikel 13 Detailhandel - Tuincentrum
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een tuincentrum;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte mag eenmalig met 10% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlak (m2)', waarvoor geldt dat het bebouwde oppervlak niet meer dan het aangegeven oppervlak mag worden vergroot;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 5 m;
13.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, dan wel niet meer dan het aantal bedrijfswoningen dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden';
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 13.2.3, onder c voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan.
Artikel 14 Groen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
en tevens voor:
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
autowasplaatsen;
met de bijbehorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
-
er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
14.2.2 Overige bouwwerken, geen bouwwerken en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 15 Groen - Opgaand
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Opgaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen, opgaande beplanting;
met de bijbehorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
-
er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
15.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 16 Horeca
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een horecabedrijf van categorie I, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
-
een horecabedrijf van categorie III, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte eenmalig met 10% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 5 m;
16.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoningof het verlengde ervan te worden gebouwd.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 16.2.3, onder c, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan.
Artikel 17 Maatschappelijk
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen op het gebied van educatie, waaronder begrepen peuterspeelzaal, kinderopvang en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, sociaal-culturele voorzieningen, sociaal-medische voorzieningen en publieksgerichte dienstverlening;
-
een kinderopvang en buitenschoolse opvang, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang';
-
een bijzondere woonvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm';
-
een opslag, administratie en dagbesteding, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opslag, administratie en dagbesteding';
-
een stalling en opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - stalling en opslag';
-
een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
en tevens voor:
-
de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
met de daarbij behorende:
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
In de bestemming is aan de bestemming gerelateerde ondergeschikte horeca van categorie II toegestaan.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte eenmalig met 10% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
indien een bouwvlak is opgenomen, mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 5 m;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat indien aangeduid, de bedrijfswoning uitsluitend ter plaaste van de aanduiding 'bedrijfswoning' is toegestaan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 17.2.3, onder c, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan.
17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
17.5 Specieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van de gronden en gebouwen ter plaatse van het adres Brammershoopweg 4 te Eeserveen ten behoeve van:
-
continue opvang ter plaatse voor meer dan 8 kamers voor 8 volwassenen of 16 kinderen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm';
-
dagopvang of dagbesteding van personen die elders verblijven;
-
kampeer- en/of kampactiviteiten;
-
bewoning, met uitzondering van de onder 1 genoemde kamers, alsmede de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een begraafplaats met strooiveld/urnenmuur;
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 25 m2;
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
Artikel 19 Natuur - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een natuurgebied;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
de bescherming van het Natura-2000-gebied 'Drouwenerzand' en het voorkomen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied;
en tevens voor:
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
bestaande wegen, paden en parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
er mogen geen gebouwen enoverkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen en overkappingen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
-
het gebruik voor recreatiedoeleinden, met uitzondering van extensief recreatief medegebruik;
-
het beoefenen van lawaaisporten;
-
het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke en natuurlijke kenmerken wezenlijk worden veranderd.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen, parkeervorzieningen en de inrichting van visoevers;
-
het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
-
het rooien of planten van bomen en andere opgaande opgaaande houtige gewassen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanbrengen en verwijderen van oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft:
-
die het normale onderhoud tot doel hebben;
-
die al in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
-
die op grond van het vastgestelde beheerplan plaatsvinden ten behoeve van de instandhouding van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied of de soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
-
De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 19.1 omschreven waarden.
Artikel 20 Natuur - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bestaande bos- en natuurgebieden;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
-
bosbeheer en houtproductie;
en tevens voor:
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
-
extensief agrarisch medegebruik;
-
dagrecreatie, ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
-
een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
-
de bestaande mestsilo, ter plaatse van de aanduiding 'silo';
-
een natuurkampeerterrein voor maximaal 70 (mobiele) kampeermiddelen, waarvan er maximaal 10 trekkershutten mogen zijn, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein';
-
een uitkijktoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren';
-
een visvijver met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - visvijver';
-
een hondenschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondenschool';
-
een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
-
ondergeschikte horeca, uitsluitend binnen de bouwvlakken;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
bestaande wegen, paden en parkeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bestaande veldschuren;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' gebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 200 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
sanitaire voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 150 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
-
10 trekkershutten met een oppervlakte van niet meer dan 30 m2 per trekkershut en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m;
-
de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' mogen sport- of speeltoestellen worden gebouwd, mits uitsluitend functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van perceel- en/of erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
-
het gebruik voor recreatiedoeleinden, met uitzondering van het in lid 20.1 toegestane recreatieve gebruik;
-
het gebruik van een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor permanente bewoning;
-
het beoefenen van lawaaisporten;
-
het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke en natuurlijke kenmerken wezenlijk worden veranderd.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
-
het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
-
het rooien of planten van bomen en andere opgaande opgaaande houtige gewassen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanbrengen en verwijderen van oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft:
-
die het normale onderhoud tot doel hebben;
-
die al in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit plan.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
-
De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 20.1 omschreven waarden.
Artikel 21 Natuur - Landgoed
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een landgoed dat openbaar toegankelijk is;
-
wonen;
-
agrarische cultuurgrond;
met daaraan ondergeschikt:
-
dagrecreatief medegebruik;
-
kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van recreatieappartementen en/of bed & breakfastvoorzieningen, mits wordt voldaan aan het bepaalde in respectievelijk artikel 46.2 en artikel 46.3;
-
een aan een woning gebonden beroep of bedrijf;
-
sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, natuur- en milieueducatie, rondleidingen, museum;
-
dienstverlening;
-
horeca van categorie I;
-
ambachtelijke be- en verwerking van (agrarische) producten;
-
verkoop van streekeigen (agrarische) producten;
met de daarbij behorende:
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
bestaande ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
het aantal hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan één per landgoed;
-
het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan één;
-
de inhoud van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, bedraagt niet minder dan 1.000 m3 en niet meer dan 3.000 m3;
-
de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m;
-
de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 150 m2;
-
de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m en 6 m;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 3,5 m.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 2 m, mits de erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel of in het verlengde daarvan, overwegend doozichtig worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m.
21.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van het hoofdgebouw voor meer dan één woning;
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
-
het gebruik voor recreatiedoeleinden, met uitzondering van extensief recreatief medegebruik, zoals genoemd in lid 21.1 sub c en kleinschalige verblijfsrecreatie, zoals genoemd in lid 21.1 sub d;
-
detailhandel, tenzij deze in rechtstreekse relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf of dat het detailhandel betreft, zoals genoemd in lid 21.1 sub i en j;
-
het beoefenen van lawaaisporten;
-
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
-
het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke en natuurlijke kenmerken wezenlijk worden veranderd.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanbrengen en verwijderen van oppervlakteverhardingen.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft:
-
die het normale onderhoud tot doel hebben;
-
die al in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit plan.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Artikel 22 Radiotelescoop
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Radiotelescoop' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de LOFAR-radiotelescoop;
-
agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat het aanbrengen van houtopstanden, alsmede boom- en fruitteelt en het oprichten en/of aanbrengen van mestopslagplaatsen niet in de bestemming zijn begrepen;
en tevens voor:
-
de behoud en herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
dagrecreatie, met dien verstande dat dit is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickvoorzieningen en naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
er mogen geen gebouwen enoverkappingen worden gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2 m.
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het landschapsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken met een grotere verticaal oppervlak dan 4 m2 en een bouwhoogte hoger dan 1,5 m of de vormgeving van erfafscheidingen (open hekwerken).
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van houtopstanden of lijnvormige beplanting;
-
het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en visoevers;
-
het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
-
de aanleg of het verwijderen van ondergrondse leidingen.
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
Artikel 23 Recreatie – Verblijfsrecreatie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een groepsaccommodatie voor de verblijfsrecreatie;
-
een groepsaccommodatie voor de verblijfsrecreatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2';
-
een kampeerboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
-
een kampeerboerderij met ondergeschikte horeca van categorie I, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1';
-
een gebouw voor dagrecreatieve activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3';
-
een sanitairgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4';
en tevens voor:
-
een kampeerterrein voor 25 kampeermiddelen op het adres Ellertsweg 6 in Ellertshaar;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
ter plaatse van het adres Ellertsweg 6 in Ellertshaar mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met een maximale totale oppervlakte van 1.250 m2;
-
de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
23.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding 2' ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
23.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als een bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfscheiding bedraagt ten hoogste 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van de gebouwen voor verblijfsrecreatie voor permanente bewoning;
-
het gebruik van de groepsaccommodaties zoals toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2' door meer dan 30 personen.
Artikel 24 Recreatie – Verblijfsrecreatie 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(solitaire) recreatiewoningen;
en tevens voor:
-
de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
het aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan één, dan wel niet meer dan het aantal recreatiewoningen dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal';
-
de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 100 m2, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 3,5 m en 8 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfscheiding bedraagt ten hoogste 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.
24.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 25 Recreatie – Verblijfsrecreatie 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een verblijfsrecreatieterrein met voorzieningen in de vorm van staanplaatsen voor mobiele kampeermiddelen en standplaatsen voor bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, uitsluitend in de vorm van trekkershutten;
-
centrale voorzieningen;
-
sanitaire voorzieningen;
en tevens voor:
-
een restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
-
een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
-
een overnachtingsplaats voor campers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen', met dien verstande dat het aantal camperplaatsen niet meer bedraagt dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'aantal';
-
een zeilschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zeilactiviteiten';
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m;
-
de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
-
het aantal trekkershutten bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
25.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
25.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als een bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfscheiding bedraagt ten hoogste 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
25.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor permanente bewoning.
Artikel 26 Sport
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
een golfbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
-
een manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege';
-
een modelvliegtuigbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan';
-
een skatebaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - skatebaan';
-
een tennisbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
-
een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
-
een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
met de daarbij behorende:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
In de bestemming is aan de bestemming gerelateerde horeca van categorie II toegestaan.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke bebouwde opervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 5% van het bestemmingsvlak, dan wel het bestaande bebouwingspercentage indien dit meer bedraagt;
-
indien een bouwvlak is opgenomen, mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 10 m;
-
in afwijking van het bepaalde in sub c gelden voor de sportvelden Borger de volgende bouwregels:
-
de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m;
-
de dakhelling bedraagt niet meer dan 30 graden;
-
het bouwvlak mag met niet meer dan 80% worden bebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub a tot en met sub d mogen ter plaatse van de aanduidingen 'modelvliegtuigbaan', 'tennisbaan', 'ijsbaan' en 'zwembad' gebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 200 m2 per aanduidingsvlak en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
-
de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
26.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
ter plaatse van de aanduidingen 'golfbaan' en 'manege' mag één bedrijfswoning per aanduidingsvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
26.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m²;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de bedrijfswoning in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde ervan te worden gebouwd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
26.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfscheiding bedraagt ten hoogste 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
natuur en landschap,
worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 26.2.1, sub b en d voor het bouwen van kleinschalige gebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van 150 m2 en en bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
-
lid 26.2.1, sub d voor een platte afdekking tot maximaal 25% van de oppervlakte van een hoofdgebouw.
26.4 Specifieke gebruiksregels
26.4.1 Strijdig gebruik
Toename stikstofdepositie
-
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'manege' voor het houden van vee, indien dit, ten opzichte van de bestaande situatie, leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
-
Het bepaalde onder a geldt niet voor het gebruik, waarbij het aantal stuks vee op gronden en in bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie en deze toename van de veestapel, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dat deze, in de periode waarvoor het Programma Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, de grenswaarde overschrijdt zoals vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming.
Artikel 27 Verkeer
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, met daarbij inbegrepen paden, bermen, bushaltes, parkeervoorzieningen en dergelijke;
en tevens voor:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
Het aantal rijstroken bedraagt ten hoogste twee.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
er mogen geen gebouwen enoverkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.
Artikel 28 Water
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water;
en tevens voor:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 29 Wonen
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
en tevens voor:
-
een dierenpension, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dierenpension';
-
een horecabedrijf van categorie I, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
-
de bestaande (vergunde) aan huis gebonden beroepen en bedrijven;
-
bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen;
-
de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven en parkeervoorzieningen.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgend regels:
-
het aantal woningen bedraagt niet meer dan bestaand;
-
de woningen worden vrijstaand gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
-
'twee aaneen' de woningen twee aaneen mogen worden gebouwd;
-
'aaneengebouwd' de woningen als rijenwoningen mogen worden gebouwd;
-
de maximale bouwdiepte van de woningen bedraagt 15 m, dan wel de bestaande bouwdiepte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
-
de dakhelling van de gebouwen bedraagt ten minste 35°;
-
de afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde de aangebouwde zijgevels of geschakelde zijden van de woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afwijkende maat;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
29.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel bedraagt niet meer dan 150 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van het hoofdgebouw in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde ervan van het hoofdgebouw gebouwd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw toegestaan' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
natuur en landschap,
worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 29.2.1, sub e, voor een platte afdekking tot maximaal 25% van de oppervlakte van een hoofdgebouw;
-
lid 29.2.2 sub a, voor de uitbreiding van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 250 m2 voor een agrarische hobbyactiviteit, met dien verstande dat:
-
er sprake is van eigendom van gronden ter grootte van minimaal 20.000 m2 (agrarische) cultuurgrond), direct aansluitend aan het bouwperceel;
-
deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van de eigen gronden.
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
lid 29.2.2 sub d, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel van een woning of het verlengde ervan;
-
lid 29.2.2, voor het bouwen van een voorzieningengebouw voor kleinschalig kamperen, zoals bedoeld in lid 29.5.2, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
29.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
29.5.1 Beroep of bedrijf aan huis
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.1 voor een aan een woning gebonden beroep of bedrijf tot een oppervlakte van maximaal 100 m². Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
-
de woonfunctie van de woning dient in overwegende mate te worden gehandhaafd;
-
er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan, waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zouden zijn;
-
detailhandel is uitsluitend aanvaardbaar, voor zover dit in rechtstreekse relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf;
-
het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
29.5.2 Kleinschalig kampeerterrein
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.4 sub b voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 25 standplaatsen.
Voor de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
-
het perceel waarop het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd, heeft een oppervlakte van minimaal 5.000 m2;
-
de oppervlakte van het kleinschalig kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
-
de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot andere woningen en/of andere geluidgevoelige bebouwing bedraagt minimaal 50 m;
-
de onderlinge afstand tussen kleinschalige kampeerterreinen en de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot andere kampeerterreinen bedraagt minimaal 500 m;
-
het kleinschalig kampeerterrein grenst aan de woning van de betreffende eigenaar/beheerder;
-
de aanvraag voor een omgevingsvergunning gaat gepaard met een voorstel tot landschappelijke inpassing van het kleinschalig kampeerterrein met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; indien het kampeerterrein binnen het bouwperceel is gesitueerd, volstaat een erfinrichtingsschets met beplantingsplan; indien het kampeerterrein buiten het bouwperceel ligt, moet een landschappelijk inpassingsplan worden opgesteld; het gebruik van het terrein is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform de erfinrichtingsschets respectievelijk het landschappelijk inpassingsplan;
-
het gebruik van het kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november; buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan;
-
sanitaire voorzieningen en andere voorzieningen, zoals een kantine, mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bedrijven hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
-
ter plaatse van de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1' zijn geen nieuwe kleinschalige kampeerterreinen toegestaan.
29.5.3 Voormalige agrarische gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.1 voor het toestaan van de volgende functies in oorspronkelijk agrarische gebouwen, die zijn bestemd voor 'Wonen':
-
splitsing in twee inpandige woningen met ondergeschikte bedrijvigheid;
-
sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, een kinderboerderij, een kampeerboerderij, een zorgboerderij, dan wel naar de aard en de omvang daarmee gelijk te stellen functies;
-
bedrijven behorende tot de milieu categorieën 1 en 2 van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009), dan wel wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven, mits:
-
bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
-
de woonfunctie gehandhaafd blijft;
-
de bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:
-
Karakteristiek:
Naarmate een boerderij met een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor het veenkoloniale landschap of een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken. -
Verkeer:
De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader. -
Landschap:
Om een negatieve uitstraling op de omgeving te voorkomen, dient het onbebouwde erf niet te worden gebruikt voor opslag van goederen en materialen en/of voor het stallen van voertuigen en/of machines.
29.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 30 Wonen - Voormalige boerderij
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Voormalige boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
en tevens voor:
-
bestaande (vergunde) aan huis gebonden beroepen en bedrijven;
-
bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen;
-
de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven en parkeervoorzieningen.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgend regels:
-
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
-
de woningen worden vrijstaand gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' de woningen twee aaneen worden gebouwd;
-
de maximale bouwdiepte van de woningen bedraagt 15 m, dan wel de bestaande bouwdiepte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
-
de dakhelling van de gebouwen bedraagt ten minste 35°;
-
de afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde de aangebouwde zijgevels of geschakelde zijden van de woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afwijkende maat;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd.
30.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd;
-
de afstand tot de zijdelingse grens van een bouwperceel bedraagt ten minste 1 m tenzij op de grens van het bouwperceel wordt gebouwd;
-
ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen de hoogtematen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van het hoofdgebouw in acht wordt genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
-
de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan gebouwd.
30.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een perceel- en erfscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
natuur en landschap,
worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 30.2.1, sub e, voor een platte afdekking tot maximaal 25% van de oppervlakte van een hoofdgebouw;
-
lid 30.2.2 sub a, voor de uitbreiding van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 250 m2 voor een agrarische hobbyactiviteit, met dien verstande dat:
-
er sprake is van eigendom van gronden ter grootte van minimaal 20.000 m2 (agrarische) cultuurgrond), direct aansluitend aan het bouwperceel;
-
deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van de eigen gronden.
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
lid 30.2.2, sub d, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan
-
lid 30.2.2, voor het bouwen van een voorzieningengebouw voor kleinschalig kamperen, zoals bedoeld in lid 30.5.2, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
30.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen.
30.5 Afwijken van de gebruiksregels
30.5.1 Beroep of bedrijf aan huis
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.1 voor een aan een woning gebonden beroep of bedrijf tot een oppervlakte van maximaal 100 m². Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
-
de woonfunctie van de woning dient in overwegende mate te worden gehandhaafd;
-
er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan, waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zouden zijn;
-
detailhandel is uitsluitend aanvaardbaar, voor zover dit in rechtstreekse relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf;
-
het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
30.5.2 Kleinschalig kampeerterrein
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.4 sub b, voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 25 standplaatsen.
Voor de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
-
het perceel waarop het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd, heeft een oppervlakte van minimaal 5.000 m2;
-
de oppervlakte van het kleinschalig kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
-
de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot andere woningen en/of andere geluidgevoelige bebouwing bedraagt minimaal 50 m;
-
de onderlinge afstand tussen kleinschalige kampeerterreinen en de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot andere kampeerterreinen bedraagt minimaal 500 m;
-
het kleinschalig kampeerterrein grenst aan de woning van de betreffende eigenaar/beheerder;
-
de aanvraag voor een omgevingsvergunning gaat gepaard met een voorstel tot landschappelijke inpassing van het kleinschalig kampeerterrein, met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'; indien het kampeerterrein binnen het bouwperceel is gesitueerd, volstaat een erfinrichtingsschets met beplantingsplan; indien het kampeerterrein buiten het bouwperceel ligt, moet een landschappelijk inpassingsplan worden opgesteld; het gebruik van het terrein is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform de erfinrichtingsschets respectievelijk het landschappelijk inpassingsplan;
-
het gebruik van het kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november; buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
-
chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan;
-
sanitaire voorzieningen en andere voorzieningen, zoals een kantine, mogen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bedrijven hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
-
ter plaatse van de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1' zijn geen nieuwe kleinschalige kampeerterreinen toegestaan.
30.5.3 Voormalige agrarische gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.1 voor het toestaan van de volgende functies in oorspronkelijk agrarische gebouwen, die zijn bestemd voor 'Wonen - Voormalige boerderij':
-
splitsing in twee inpandige woningen met ondergeschikte bedrijvigheid;
-
sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, een kinderboerderij, een kampeerboerderij, een zorgboerderij, dan wel naar de aard en de omvang daarmee gelijk te stellen functies;
-
bedrijven behorende tot de milieu categorieën 1 en 2 van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009), dan wel wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven, mits:
-
bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
-
de woonfunctie gehandhaafd blijft;
-
de bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:
-
Karakteristiek:
Naarmate een boerderij met een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor het veenkoloniale landschap of een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken. -
Verkeer:
De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader. -
Landschap:
Om een negatieve uitstraling op de omgeving te voorkomen, dient het onbebouwde erf niet te worden gebruikt voor opslag van goederen en materialen en/of voor het stallen van voertuigen en/of machines.
30.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 31 Leiding - Gas
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge ander artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
31.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
op of in de lid 31.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
-
op of in de lid 31.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) en/of het gasontvangststation worden gebouwd;
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
31.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik;
-
het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in lid 31.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
31.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het verbod als bedoeld in lid 31.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
-
het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
-
graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
31.5.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
31.5.4 Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke maatregelen moeten worden genomen ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 32 Leiding - Hoogspanningsverbinding
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding‘ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een bovengrondse hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
-
belemmeringenstrook;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen
-
Op of in de in lid 32.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen;
-
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, zoals masten en/of andere steunpunten.
32.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in lid 32.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgrondin of ophoging;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het aanleggen van zonneparken;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen en egaliseren;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het permanent of tijdelijk opslaan van goederen of brandbare stoffen.
32.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het verbod als bedoeld in lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
-
het normale onderhoud van de verbinding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
32.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding niet schaden.
32.4.4 Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en welke maatregelen moeten worden genomen ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 33 Waarde - Archeologie 1
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voor zover de gronden betreft met een archeologische waarde, een hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde.
33.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
33.2.1 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de in lid 33.1 genoemde gronden, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
33.2.2 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 33.2.1 genoegzaam blijkt dat de schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
33.2.3 Voorwaarden
-
Voor zover de in lid 33.2.2 genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
33.2.4 Uitzondering onderzoeksplicht
De leden 33.2.1, 33.2.2 en 33.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bodemingreep die niet dieper reikt dan 0,3 m beneden maaiveld in een terrein;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 33.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden of dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het diepploegen, mengwoelen of afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, het egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, en het aanleggen of rooien van bos en boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
de aanleg van drainage, waarbij tevens de waterhuishoudkundige noodzaak dient te worden aangetoond.
33.3.2 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een in lid 33.3.1 genoemde omgevingsvergunning, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
33.3.3 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 33.3.2 genoegzaam blijkt dat de schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
33.3.4 Voorwaarden
-
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in lid 33.3.2, onder a genoemde omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
33.3.5 Uitzonderingen vergunningplicht c.q. onderzoeksplicht
Het in lid 33.3.1 tot en met lid 33.3.4 is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:
-
normaal onderhoud;
-
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
-
werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen wordt uitgevoerd, mits vericht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor.
33.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
-
deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 34 Waarde - Archeologie 2
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voor zover het gronden betreft met een hoge verwachtingswaarde (dekzandkoppen in beekdal).
34.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
34.2.1 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de in lid 34.1 genoemde gronden, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
34.2.2 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 34.2.1 genoegzaam blijkt dat de schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
34.2.3 Voorwaarden
-
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in lid 34.2.2, onder a genoemde omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
34.2.4 Uitzondering onderzoeksplicht
De leden 34.2.1, 34.2.2 en 34.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bodemingreep die niet dieper reikt dan 0,3 m beneden maaiveld in een terrein;
-
een bouwwerk dat een oppervlakte beslaat van ten hoogste 100 m2;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 34.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden of dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het diepploegen, mengwoelen of afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, het egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, en het aanleggen of rooien van bos en boomgaard waarbij stobben worden verwijderd.
34.3.2 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een in lid 34.3.1 genoemde omgevingsvergunning, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
34.3.3 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 34.3.2 genoegzaam blijkt dat de schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
34.3.4 Voorwaarden
-
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in lid 34.3.3 onder a genoemde omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
34.3.5 Uitzonderingen vergunningplicht c.q. onderzoeksplicht
Het in lid 34.3.1 tot en met lid 34.3.4 is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:
-
normaal onderhoud;
-
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
-
werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen wordt uitgevoerd, mits vericht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor (bouwvoordikte 0,3 m);
-
het aanbrengen van drainage;
-
een bodemingreep die een oppervlakte beslaat van ten hoogste 100 m2.
34.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
-
deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 35 Waarde - Archeologie 3
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voor zover het gronden betreft met een hoge verwachtingswaarde (essen en celtic fields).
35.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
35.2.1 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de in lid 35.1 genoemde gronden, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
35.2.2 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 35.2.1 genoegzaam blijkt dat de schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
35.2.3 Voorwaarden
-
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in lid 35.2.2 onder a genoemde omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
35.2.4 Uitzondering onderzoeksplicht
De leden 35.2.1 , 35.2.2 en 35.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk dat een oppervlakte beslaat van ten hoogste 500 m2;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 35.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden of dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het diepploegen, mengwoelen of afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, het egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, en het aanleggen of rooien van bos en boomgaard waarbij stobben worden verwijderd.
35.3.2 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een in lid 35.3.1 genoemde omgevingsvergunning, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
35.3.3 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 35.3.2 genoegzaam blijkt dat de schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
35.3.4 Voorwaarden
-
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in lid 35.3.3, onder a genoemde omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
35.3.5 Uitzonderingen vergunningplicht c.q. onderzoeksplicht
Het in lid 35.3.1 tot en met lid 35.3.4 is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:
-
normaal onderhoud;
-
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
-
werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen wordt uitgevoerd, mits vericht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor (bouwvoordikte 0,3 m);
-
het aanbrengen van drainage, met dien verstande dat voor het aanbrengen van drainage op een es wel archeologisch onderzoek en een vergunningsaanvraag vereist zijn, waarbij tevens de waterhuishoudkundige noodzaak dient te worden aangetoond;
-
een bodemingreep die een oppervlakte beslaat van ten hoogste 500 m2.
35.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
-
deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 36 Waarde - Archeologie 4
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voor zover het gronden betreft met een een hoge of middelhoge verwachtingswaarde (stuifzandgebieden en beekdalen).
36.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
36.2.1 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de in lid 36.1 genoemde gronden, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
36.2.2 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 36.2.1 genoegzaam blijkt dat de schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
36.2.3 Voorwaarden
-
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in lid 36.2.2 onder a genoemde omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
36.2.4 Uitzondering onderzoeksplicht
De leden 36.2.1 , 36.2.2 en 36.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk dat een oppervlakte beslaat van ten hoogste 1.000 m2;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
-
een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 36.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden of dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
het diepploegen, mengwoelen of afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, het egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, en het aanleggen of rooien van bos en boomgaard waarbij stobben worden verwijderd.
36.3.2 Onderzoeksplicht
De aanvrager van een in lid 36.3.1 genoemde omgevingsvergunning, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
36.3.3 Afwegingskader
-
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 36.3.2 genoegzaam blijkt dat de schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
-
In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vragen burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
36.3.4 Voorwaarden
-
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in lid 36.3.3, onder a genoemde omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
-
Indien het gestelde sub a, onder 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
36.3.5 Uitzonderingen vergunningplicht c.q. onderzoeksplicht
Het in lid 36.3.1 tot en met lid 35.3.4 is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:
-
normaal onderhoud;
-
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
-
werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen wordt uitgevoerd, mits vericht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor (bouwvoordikte 0,3 m);
-
het aanbrengen van drainage;
-
een bodemingreep die een oppervlakte beslaat van ten hoogste 1.000 m2.
36.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
-
deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 37 Waarde - Beekdal
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van het waterbergend vermogen van het beekdal.
37.2 Bouwregels
Buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen en overkappingen.
37.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen die de toekomstige vegroting van de afvoer- en begingscapaciteit van het regionale watersysteem van het beekdal belemmeren.
Artikel 38 Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke, en cultuurhistorische waarden van de Hondsrug, alsmede de bescherming van de aardkundige waarden.
De waarden en kenmerken van het landschap zijn:
-
hoger gelegen rug met vergezichten naar lager gelegen Hunzedal en Veenkoloniën;
-
aanwezigheid van microreliëf (bollende essen en steilranden);
-
snoer van esdorpen die met een stervormig wegenpatroon aan elkaar verbonden zijn; oude doogaande weg over de Hondsrug (van Gasselte naar Odoorn) rijgt dorpen aan elkaar;
-
ruimtelijke samenhang van es en esdorp, wat zich uit in het wegenverloop, de ligging en opzet van dorpen en in beplantingselementen als esrandbosjes en houtsingels die esdorp en es verbinden;
-
besloten karakter met laanbeplanting, esrandbeplantingen, houtsingels en bosstroken op perceelsgrenzen;
-
zandpaden en klinkerwegen;
-
onregelmatige opzet van erven en verkaveling.
De waarden en kenmerken van de erven zijn:
-
veel oude erven met historische boerderijen in een onregelmatige opzet;
-
duidelijk verschil tussen het voorerf waar wordt gewoond en het achtererf waar de schuren en bijgebouwen staan;
-
afwisseling van bebouwing en beplanting waardoor een rafelig silhouet ontstaat;
-
erfbeplanting die doorloopt in het landschap;
-
rond het voorerf vaak een beukenhaag, op het achtererf boomgroepen en houtsingels.
De waarden van het landschap en de erven zijn beschreven in het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'.
38.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het egaliseren of afvlakken van natuurlijk reliëf;
-
het ophogen van de bodem;
-
het diepploegen, mengwoelen of afgraven, dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en het ontginnen
-
het afvoeren van keien groter dan 50 cm doorsnede;
-
het kappen en rooien van waardevolle esrandbeplantingen, houtsingels en -wallen, bosstroken en laanbeplanting;
-
het verharden van zandpaden;
-
het vervangen van klinkerwegen door andersoortige bestrating (zoals asfalt of beton).
38.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in lid 38.1 genoemde waarden, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 38.2, sub e, indien de noodzaak kan worden aangetoond en compensatie plaatsvindt;
-
lid 38.2, sub f, indien dit nodig is ter voorkoming van onevenredige hinder voor het landbouwverkeer;
-
lid 38.2, sub g, indien dit nodig is voor een veilige verkeersafwikkeling.
38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken en geen werkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
-
het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen van gronden;
-
het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd;
-
het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
-
het aanleggen van lijnvormige beplantingen;
-
het dempen, graven en verleggen van sloten;
-
het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieonderzoek);
-
het inplanten van de gronden ten behoeve van boom- en fruitteelt.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op:
-
werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichting)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.
-
De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 38.1 omschreven waarden.
Artikel 39 Waarde – Landschap en cultuurhistorie 2
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de randveenontginningslinten van het Hunzedal, alsmede de bescherming van de aardkundige waarden.
De waarden en kenmerken van het landschap zijn:
-
Hunzedal als open en weids beekdal ingeklemd tussen de hoger liggende en beplante Hondsrug en lange licht slingerende randveenontginningslint Drouwenerveen-Exloërveen;
-
slingerend verloop van de Hunze met haaks slotenpatroon;
-
ruimtelijke samenhang tussen esdorpen op de Hondsrug en bijbehorend randveenontginningsdorp, wat zich uit in dwarsverbindingen tussen beide (voorbeeld Buinen-Buinerveen);
-
klinkerweg en laanbeplanting geeft het lint beslotenheid en eigenheid;
-
lintbebouwing variërend in dichtheid met doorzichten.
De waarden en kenmerken van de erven zijn:
-
variatie aan erven in bouwstijl en oriëntatie;
-
duidelijk verschil tussen het voorerf waar wordt gewoond en het achtererf waar de schuren en bijgebouwen staan;
-
boerderijen of woningen volgen het verloop van de weg en staan op de kop van de kavel;
-
rond het voorerf vaak een beukenhaag, op het achtererf boomsingels.
De waarden van het landschap en de erven zijn beschreven in het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'.
39.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het egaliseren of afvlakken van natuurlijk reliëf;
-
het ophogen van de bodem;
-
het diepploegen, mengwoelen of afgraven, dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en het ontginnen;
-
het afvoeren van keien groter dan 50 cm doorsnede;
-
het verharden van zandpaden;
-
het vervangen van klinkerwegen door andersoortige bestrating (zoals asfalt of beton).
39.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in lid 39.1 genoemde waarden, worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 39.2, sub e, indien dit nodig is ter voorkoming van onevenredige hinder voor het landbouwverkeer;
-
lid 39.2, sub f, indien dit nodig is voor een veilige verkeersafwikkeling.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken en geen werkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
-
het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen van gronden;
-
het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd;
-
het kappen en rooien van houtwallen en -singels;
-
het aanleggen, verwijderen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
-
het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
-
het aanleggen van lijnvormige beplantingen;
-
het dempen, graven en verleggen van sloten;
-
het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieonderzoek);
-
het inplanten van de gronden ten behoeve van boom- en fruitteelt.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op:
-
werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichting)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.
-
De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 39.1 omschreven waarden.
Artikel 40 Waarde – Landschap en cultuurhistorie 3
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Landschap en cultuurhistorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de Veenkoloniën, alsmede de bescherming van de aardkundige waarden.
De waarden en kenmerken van het landschap zijn:
-
rationeel verkavelingspatroon als resultaat van het onginningssysteem van kanalen en wijken;
-
stelsel van (inmiddels gedempte) 'diepen' haaks op het Stadskanaal; zowel een enkel- als dubbelkanaalsysteem (Valthermond en Nieuw-Buinen);
-
haaks op de diepen een duidelijk ritmiek van 'wijken' (sloten) die de kavels scheiden;
-
lange bebouwingslinten langs de (voormalige) diepen met boerderijen en beplante erven zogen voor verdichting en beslotenheid;
-
grote mate van openheid tussen de bebouwingslinten;
-
doorzichten vanuit het bebouwingslint richting het weidse achterliggende land.
De waarden en kenmerken van de erven zijn:
-
boerderijen ligen op de kop van de kavel binnen de verkavelingsstructuur;
-
van oudsher een duidelijk onderscheid tussen een voor- en een achtererf;
-
royale erfbeplanting, vaak aan weerszijden van het erf in de richting van de verkaveling;
-
diverse grote, vaak fraai gedetailleerde boerderijen in een ruime opzet met fors voorerf.
De waarden van het landschap en de erven zijn beschreven in het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn'.
40.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het egaliseren of afvlakken van natuurlijk reliëf;
-
het ophogen van de bodem;
-
het diepploegen, mengwoelen of afgraven, dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en het ontginnen;
-
het afvoeren van keien groter dan 50 cm doorsnede.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken en geen werkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
-
het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd;
-
het aanleggen, verwijderen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
-
het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
-
het aanleggen van lijnvormige beplantingen;
-
het dempen, graven en verleggen van sloten die dienen als kenmerkende kavelscheiding, haaks op de ontginningsas;
-
het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieonderzoek).
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op:
-
werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichting)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.
-
De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 40.1 omschreven waarden.
Artikel 41 Waarde - Nationaal landschap
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Nationaal landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het Nationaal landschap Drentsche Aa.
Hieronder worden het behoud, herstel en ontwikkeling van de volgende essentiële kenmerken begrepen:
-
grote mate van kleinschaligheid;
-
vrij meanderende beken;
-
een samenhangend complex van essen, bossen, heides en moderne ontginningen.
Ruimtelijke ontwikkelingen die op basis van andere voorkomende bestemmingen mogelijk zijn, mogen niet strijdig zijn met de doelstellingen, kwaliteiten en kenmerken in de Landschapsvisie Drentsche Aa of het BIO -plan Drentsche Aa 2.0.
41.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere meerjarige opgaande teeltvormen.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken en geen werkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
-
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
-
het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van kunstwerken, zoals dammen en stuwen;
-
het aanbrengen van opgaande beplanting;
-
ophogen, ontgronden, egaliseren en diepploegen;
-
het wijzigen van het greppelsysteem en het aanbrengen van drainage;
-
het verharden van wegen en paden;
-
het verharden of verwijderen van onverharde wegen.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op:
-
werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen.
-
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichting)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.
-
De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 41.1 omschreven waarden.
Artikel 42 Waarde - Openheid
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Openheid' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de openheid van het landschap.
42.2 Bouwregels
Buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen en overkappingen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 43 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 44 Algemene gebruiksregels
Het is verboden gronden te gebruiken in strijd met de in het plan aan de grond en/of bouwwerken gegeven bestemmingsomschrijving.
Als strijdig gebruik wordt in elk geval aangemerkt:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
-
het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen voor permanente bewoning;
-
het gebruik van (een deel van) de (agrarische) (bedrijfs)woning voor een bed & breakfastvoorziening, met uitzondering van bed & breakfastvoorzieningen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als recreatieappartement, met uitzondering van recreatieappartementen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
-
het gebruik van gronden voor kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van de kleinschalige kampeerterreinen die met een omgevingsvergunning zijn vergund.
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:
-
het gebruik van gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels gebouwen mogen worden gebouwd, ten behoeve van grondgebonden actieve zonnesystemen, zoals zonnepanelen en zonneboilers.
Artikel 45 Algemene aanduidingsregels
45.1 Geluidzone - industrie
45.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn mede aangewezen voor een zone waarbinnen beperkingen gelden voor geluidsgevoelige bestemmingen.
45.1.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt de volgende aanvullende regel:
-
op grond van de bestemming toelaatbare geluidsgevoelige gebouwen mogen slechts worden gebouwd, als de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, de verkregen hogere grenswaarde of de vastgestelde maximaal toegestane geluidsbelasting.
45.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
45.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn aangewezen voor de bescherming van het grondwater met het oog op de winning van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
45.2.2 Afstemming
Voor deze gebieden is de Provinciale Omgevingsverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater, met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.
45.3 Milieuzone - hydrologie
45.3.1 aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - hydrologie' zijn aangewezen voor het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van het Natura 2000-gebied Drouwenerzand.
45.3.2 specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
grondbewerkingen dieper dan 0,4 m, zoals diepploegen en het aanbrengen van drainage;
-
het wijzigen van het greppel- en slotenpatroon.
45.4 milieuzone - waterwingebied
45.4.1 aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn aangewezen voor de bescherming van het grondwater met het oog op de winning van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
45.4.2 bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' tevens ten behoeve van:
-
de drinkwaterwinning;
-
de drinkwaterproductie;
-
de bescherming van de grondwaterkwaliteit;
mag worden gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
45.4.3 Afstemming
Voor deze gebieden is de Provinciale Omgevingsverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater, met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.
45.5 Overige zone - radiotelescoop 1
45.5.1 aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - radiotelescoop 1' zijn aangewezen voor de LOFAR-radiotelescoop, met dien verstande dat:
-
de antennes worden gegroepeerd in ten hoogste 200 gebieden met een oppervlakte van ten hoogste 1 ha per gebied. De opstelling zal op een zo gunstig mogelijke wijze gebeuren ten behoeve van het behoud en herstel van de natuurlijke waarden;
-
de antennegebieden worden afgeschermd door open hekwerken en waar mogelijk door natuurlijke barrières;
-
bij de keuze van de locaties voor antennes rekening wordt gehouden met bestaande natuurlijke en landschappelijke waarden. Beplanting kan niet worden aangebracht als dit de ontvangst van de LOFAR antennes kan storen en kan worden gesnoeid indien deze in de loop van de jaren een belemmering kan oplevering voor een goede ontvangst.
45.5.2 bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
er mag uitsluitend één gebouw worden opgericht ten behoeve van de LOFAR-radiotelescoop. De oppervlakte van het gebouw bedraagt ten hoogste 200 m2 en de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 8 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van LOFAR-radiotelescoop bedraagt niet meer dan 2 m.
45.5.3 specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt verstaan:
-
nieuwe gebruiksmogelijkheden ten behoeve van voor deze gronden geldende bestemming(en) als hierbij elektromagnetische straling ontstaat die een storend effect heeft op de waarnemingen van de LOFAR-radiotelescoop.
45.5.4 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het landschapsbeeld en de in het gebied aanwezige archeologische waarden, nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van het gebouw, zoals genoemd onder lid 45.5.2 sub a;
-
de plaats van de antennegebieden.
45.6 Overige zone - radiotelescoop 2
45.6.1 aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - radiotelescoop 2' zijn aangewezen voor de de LOFAR radiotelescoop.
45.6.2 bouwregels
Voor het bouwen geldt de volgende regel:
-
er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de LOFAR-radiotelescoop, met uitzondering van de bestaande antennelocaties met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
45.6.3 specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt verstaan:
-
bedrijfsvestiging, -uitbreiding, intensivering van verkeer en andere activiteiten als hierbij elektromagnetische straling ontstaat die een storend effect heeft op de waarnemingen van de LOFAR-radiotelescoop.
45.7 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
45.7.1 aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' zijn aangewezen voor het aanhouden van veiligheidsafstanden rondom het gasontvangststation, om te voorkomen dat er kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseeerd.
45.7.2 bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' de volgende regels:
-
er mogen ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten worden gebouwd;
-
er mogen ter plaatse van de aanduiding 'Veiilgheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
45.7.3 specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' voor beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' voor kwetsbare objecten;
45.7.4 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' wordt verwijderd, mits de betreffende activiteiten ter plaatse zijn beëindigd.
45.8 Vrijwaringszone - laagvliegroute
45.8.1 aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - laagvliegroute' zijn aangewezen voor een militaire laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen.
45.8.2 bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - laagvliegroute' de volgende regel:
-
de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 40 m.
45.8.3 specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen:
-
het gebruik van het luchtruim ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - laagvliegroute' voor het vliegen met een drone of ander onbemand luchtvaartuig, voor zover dit een hoogte van 40 m overstijgt.
45.8.4 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'Vrijwaringszone - laagvliegroute' wordt verwijderd, mits de betreffende activiteiten ter plaatse zijn beëindigd.
Artikel 46 Algemene afwijkingsregels
46.1 Maatvoering
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, daaronder niet begrepen de oppervlakte voor bijgebouwen en aan- en/of uitbouwen;
-
het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;
-
het bepaalde in het plan voor het houden van kortdurende evenementen.
46.2 Bed & breakfastvoorziening
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat in de woning of (agrarische) bedrijfswoning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken logies worden verstrekt in de vorm van een bed and breakfast. Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
-
gebruik dient te worden gemaakt van de hoofdentree en andere voorzieningen van de woning of (agrarische) bedrijfswoning;
-
de bed and breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige eenheid;
-
de omvang van het verstrekken van logies dient ten opzichte van de huidige bestaande functie van de woning of (agrarische) bedrijfswoning van ondergeschikte betekenis te zijn tot maximaal 50% van het vloeroppervlak van de woning of bedrijfswoning met een maximale oppervlakte van 75 m²;
-
de bed and breakfastvoorziening biedt ruimte aan maximaal zes personen in maximaal twee slaapkamers;
-
er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
-
het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
-
er mag geen extra inrit worden gemaakt als gevolg van de realisatie van een bed and breakfastvoorziening;
-
een bed and breakfastvoorziening is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie van de woning of (agrarische) bedrijfswoning;
-
de initiatiefnemer van de bed and breakfastvoorziening dient zelf de hoofdbewoner van de woning of bedrijfswoning te zijn.
46.3 Recreatieappartementen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat een recreatieappartement wordt gerealiseerd in een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk. Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
-
de oppervlakte van het recreatieappartement bedraagt niet meer dan 50 m2;
-
er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
-
het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
-
er mag geen extra inrit worden gemaakt voor het recreatieappartement;
-
een recreatieappartement is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie van de woning of (agrarische) bedrijfswoning;
-
de initiatiefnemer van het recreatieappartement dient zelf de hoofdbewoner van de woning of bedrijfswoning te zijn.
46.4 Gereguleerde overnachtingsplaats voor campers
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor de realisatie van een gereguleerde overnachtingsplaats voor campers.
Voor de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
-
de overnachtingsplaats mag uitsluitend worden gebruikt voor campers;
-
het totaal aantal camperplaatsen in de gemeente mag niet meer dan 50 bedragen;
-
er worden voorzieningen aangelegd voor drinkwater, afval(water) en elektriciteit;
-
de bouw van nieuwe gebouwen voor voorzieningen is niet toegestaan;
-
de afstand van de overnachtingsplaats tot woningen van derden en/of andere geluidgevoelige bebouwing bedraagt minimaal 50 m;
-
de overnachtingsplaats is zodanig gesitueerd dat er sprake is van een goede sociale veiligheid, zoals nabijheid van en zichtbaarheid vanaf bebouwing en wegen;
-
er wordt voorzien in een goede openbare verlichting;
-
het gebruik van de overnachtingsplaats is gedurende het hele jaar toegestaan;
-
de aanvraag voor een omgevingsvergunning gaat gepaard met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de gereguleerde overnachtingsplaats; het gebruik van het terrein is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan.
46.5 Voorwaarden
De in lid 46.1 tot en met 46.4 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven;
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
natuur en landschap.
Artikel 47 Algemene wijzigingsregels
47.1 Plaatsing radiotelescopen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van de LOFAR-radiotelescoop, mits;
-
de noodzaak hiervoor is aangetoond;
-
is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de waterhuishoudkundige situatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van Artikel 22 Radiotelescoop van overeenkomstige toepassing.
47.2 Toevoegen woningen
Het bevoegd gezag kan de bestemming wijzigen ten behoeve van de incidentele bouw van woningen in het buitengebied, met dien verstande dat:
-
het totaal aantal te bouwen woningen gedurende de planperiode niet meer bedraagt dan vijf;
-
de woningen vrijstaand worden gebouwd, met inachtneming van het ter zake bepaalde in dit artikel;
-
het gebruik voor wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is en uit een akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB hiervoor door het College van Burgemeester en Wethouders hogere grenswaarden zijn verleend;
-
is aangetoond dat door de wijziging de flora en fauna en de waterhuishouding ter plaatse niet onevenredig worden verstoord;
-
rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Wet natuurbescherming. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de (bouw)werkzaamheid pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming is verkregen;
-
er overleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zal plaatsvinden met het betrokken waterschap;
-
er archeologisch onderzoek wordt verricht als er archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;
-
er rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische, landschappelijke en geomorfologische waarden;
-
er een stedenbouwkundig en landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld met inachtneming van het 'Kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn' en dat de aanleg en instandhouding hiervan in het wijzigingsplan wordt geborgd;
-
de functiewijziging geen strijd oplevert met het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
-
is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de wijzigingsbevoegdheid alleen kan worden toegepast indien de locatie is gelegen aan een toegangsweg van een esdorp;
-
de woningen in verband met de geluidsnormen uitsluitend mogen worden gebouwd langs wegen waar de maximum snelheid van 50 km/uur geldt.
47.3 Natuur
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied natuur' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur - 2', met dien verstande dat:
-
de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in hun geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn aangewezen en verworven;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van de bestemming Natuur - 2 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 48 Overige regels
48.1 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting, met uitzondering van de seksinrichting die als zodanig is bestemd en aangeduid.
48.2 Afstemming Wet natuurbescherming
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Wet natuurbescherming. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat vrijstelling, dan wel ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is verkregen.
48.3 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
-
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 en dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
-
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
-
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 49 Overgangsrecht
49.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de daarvoor geldende beheersverordening of het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van deze beheersverordening of dit bestemmingsplan.
49.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening of het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van deze beheersverordening of dit bestemmingsplan.
Artikel 50 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied '.